ECLI:NL:RBLIM:2021:9731

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
C/03/296358 / HA ZA 21-469
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident van vrijwaring in civiele procedure tussen besloten vennootschappen

Op 15 december 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis gewezen in een incident van vrijwaring tussen twee besloten vennootschappen. De eiseres in de hoofdzaak, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.S. de Gram, heeft een metselaar ter beschikking gesteld aan de gedaagde in de hoofdzaak, die op haar beurt stelt dat de kosten van deze metselaar al zijn verdisconteerd in een eerdere vaststellingsovereenkomst. De gedaagde in de hoofdzaak, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.L.J. Pfeil, heeft een incidentele vordering tot vrijwaring ingediend, waarbij zij stelt dat de kosten van de metselaar niet door haar hoeven te worden gedragen omdat deze al zijn meegenomen in de overeenkomst met de bestuurder van de eiseres.

De rechtbank heeft vastgesteld dat voor toewijzing van de incidentele vordering tot vrijwaring vereist is dat de gedaagde zich beroept op een rechtsverhouding met een derde, die meebrengt dat deze derde verplicht is om de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak te dragen. De rechtbank oordeelt dat er voldoende gronden zijn om de vordering tot vrijwaring toe te wijzen, aangezien niet kan worden uitgesloten dat de gedaagde regres kan nemen op de bestuurder van de eiseres. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de uitspraak in de hoofdzaak.

De rechtbank heeft in het incident toegestaan dat de bestuurder van de eiseres door de gedaagde in de hoofdzaak wordt gedagvaard en heeft de zaak op de rol gezet voor verdere behandeling op 26 januari 2022. De rechtbank heeft ook bepaald dat de zaak opnieuw op de rol zal komen voor conclusie van antwoord en opgave van verhinderdata voor een mondelinge behandeling in de periode van 1 mei 2022 tot en met 30 september 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/296358 / HA ZA 21-469
Vonnis in incident van 15 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 2] en kantoorhoudend te [plaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.S. de Gram,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident],
statutair gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A.J.L.J. Pfeil.
Partijen zullen hierna [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 12,
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring met producties 1 t/m 4.
1.2.
Vervolgens is de zaak naar de rol verwezen van 17 november 2021 voor conclusie van antwoord in het incident.
1.3.
Op de rol van 17 november 2021 is deze conclusie door [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] niet genomen, waarna de zaak naar de rol van 1 december 2021 is verwezen voor “uitlaten ex. Art. 2.16 procesreglement”.
1.4.
Nadat mr. De Gram schriftelijk om uitleg had gevraagd, is gebleken dat voornoemde rolverwijzing een foutieve registratie betrof welke inmiddels is gecorrigeerd, inhoudende:
- op de rol van 17 november 2021 is aan [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] akte niet dienen verleend,
- de zaak naar de rol is verwezen van 15 december 2021 voor vonnis in het incident.

2.Het geschilin de hoofdzaak2.1. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] stelt dat zij als intermediair een metselaar aan [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] ter beschikking heeft gesteld. Volgens [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] betwist [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] de inzet van de metselaar niet, maar stelt [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zich op het standpunt dat de kosten van de metselaar reeds zijn meegenomen in een vaststellingsovereenkomst die [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] met [naam bestuurder met echtgenote] heeft gesloten. [naam bestuurder] was de bestuurder van [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] (productie 7 bij dagvaarding). [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] te betalen:
a. a) € 66.193,05, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen
bedrag ter zake schending relatiebeding;
b) € 1.436,93, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen
bedrag, ter zake buitengerechtelijke incassokosten;
c) de wettelijke handelsrente over de bedragen zoals genoemd onder a vanaf het
moment dat het verzuim (telkens) is ingetreden, althans vanaf de dag der
dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, een bedrag aan salaris van de
advocaat van [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] daaronder begrepen, onder de bepaling dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] de wettelijke rente
over de proceskosten verschuldigd wordt vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het
te dezen te wijzen vonnis, indien [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] deze proceskosten dan nog niet heeft betaald.
in het incident
2.2.
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] vordert dat haar wordt toegestaan [naam bestuurder] (hierna: [naam bestuurder] ) wonend te [woonplaats] , [gemeente] in vrijwaring op te roepen. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] stelt een overeenkomst te hebben gesloten met [naam bestuurder] pro se, niet met [naam bestuurder] als vertegenwoordiger van [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] . [naam bestuurder] heeft vervolgens [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] ingeschakeld. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] stelt dat de kosten van de ingeschakelde metselaar zijn verdisconteerd in de vaststellingsovereenkomst die zij met [naam bestuurder] heeft gesloten.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot vrijwaring is vereist dat de gewaarborgde zich beroept op een rechtsverhouding met een derde (hierna: waarborg) die meebrengt dat de waarborg verplicht is om de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak tegen de gewaarborgde te dragen. Daarbij behoeft het bestaan van die rechtsverhouding in het vrijwaringsincident als zodanig nog niet komen vast te staan. Of die rechtsverhouding tussen de gewaarborgde en de waarborg daadwerkelijk bestaat, is een onderwerp dat eventueel in de afzonderlijke procedure in vrijwaring tussen de gewaarborgde en de waarborg aan de orde kan worden gesteld.
3.2.
Gelet op de door [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] aangevoerde grond voor de oproeping in vrijwaring van [naam bestuurder] , valt naar het oordeel van de rechtbank op voorhand niet uit te sluiten dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] geheel of gedeeltelijk regres zal kunnen nemen op [naam bestuurder] . Dat is voor toewijzing van het verzoek voldoende.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, nu de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen.
3.4.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
staat toe dat [naam bestuurder] door [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 26 januari 2022,
4.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
26 januari 2022voor conclusie van antwoord alsmede voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen voor een mondelinge behandeling in de periode 1 mei 2022 tot en met 30 september 2022.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH