3.1.[eiseres] vordert om bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad, BJZ c.s. te veroordelen:
primair
I. in iedere lopende of toekomstige gerechtelijke procedure betreffende de minderjarige kinderen: [kind 1] , geboren op [geboortedag] 2011 in [plaats] , [kind 2] , geboren op [geboortedag] 2012 in [plaats] en [kind 3] , geboren op [geboortedag] 2014 in [plaats] , waarin door BJZ c.s. een standpunt ter zake ouderverstoting is of wordt ingenomen, een kopie van dit vonnis en van het deskundigenrapport van Plinthos d.d. oktober 2021 aan de rechter over te leggen,
begeleid door de volgende tekst:
“RECTIFICATIE
Stichting Bureau Jeugdzorg alsook de gecertificeerde professionals [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben in het verzoekschrift dd ……… en nadien onrechtmatig gehandeld door, betreffende de minderjarige kinderen: [kind 1] , geboren op [geboortedag] 2011 in [plaats] , [kind 2] , geboren op [geboortedag] 2012 in [plaats] en [kind 3] , geboren op [geboortedag] 2014 in [plaats] , het standpunt in te nemen en te handhaven dat sprake is van ouderverstoting aan de zijde van mevrouw [eiseres] . Dat had zij niet mogen doen zonder voldoende onderbouwing van haar standpunt, des te meer nu een schriftelijke rapportage van Plinthos dd ……… beschikbaar was waarin een kinderpsycholoog, een psychiater, een trauma- en systeemtherapeut en een ……… tot een tegengesteld standpunt zijn gekomen.
De voorzieningenrechter in de Rechtbank Limburg, zittingsplaats [plaats] , heeft Stichting
Bureau Jeugdzorg alsook de gecertificeerde professionals [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op vordering van de moeder van de minderjarige kinderen bij vonnis in kort geding dd ……… veroordeeld om deze rectificatie schriftelijk in het geding te brengen, vergezeld van het vonnis in kort geding en genoemde Plinthos rapportage, in iedere lopende en toekomstige procedure waarin door haar betreffende die minderjarige kinderen een standpunt terzake ouderverstoting is of wordt ingenomen”;
- waar het lopende procedures betreft: in een brief aan de rechter, binnen twee werkdagen
na betekening van het in deze te wijzen vonnis;
- waar het toekomstige procedures betreft: in haar eerste processtuk of per brief, niet later
dan bij het innemen van dat standpunt;
II. uiterlijk binnen 48 uur na wijzen van vonnis per e-mail aan [eiseres] een bericht te sturen met daarin de navolgende tekst, althans een vergelijkbare in goede justitie te bepalen tekst:
“RECTIFICATIE
Stichting Bureau Jeugdzorg alsook de gecertificeerde professionals [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben in het verzoekschrift dd ……… en nadien onrechtmatig gehandeld door, betreffende de minderjarige kinderen: [kind 1] , geboren op [geboortedag] 2011 in [plaats] , [kind 2] , geboren op [geboortedag] 2012 in [plaats] en [kind 3] , geboren op [geboortedag] 2014 in [plaats] , het standpunt in te nemen en te handhaven dat u zich schuldig maakt aan ouderverstoting. Dat hadden wij niet mogen doen zonder voldoende onderbouwing van ons standpunt, des te meer nu een schriftelijke rapportage van Plinthos dd ……… beschikbaar was waarin een kinderpsycholoog, een psychiater, een trauma- en systeemtherapeut en een ……… tot een tegengesteld standpunt zijn gekomen.
Met deze rectificatie bieden wij onze welgemeende excuses aan voor deze onterechte beschuldiging”;
III. BJZ c.s. te verbieden in afwijking van het deskundigenoordeel van Plinthos en zonder nadere onderbouwing, [eiseres] in het vervolg te beschuldigen van ouderverstoting en
BJZ c.s. te verbieden om actieve ouderverstoting, met [eiseres] als actieve ouderverstoter
nog te vermelden in processtukken, andere schriftelijke stukken en mondelinge uitlatingen;
IV. BJZ c.s. te gebieden gedurende de tijd dat zij zijn belast met het uitvoeren van de
kinderbeschermingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 3.2 Jeugdwet te doen aan
waarheidsvinding zoals artikel 3.3 Jeugdwet voorschrijft en een duidelijk onderscheid te
maken tussen vaststaande feiten en morele en persoonlijke interpretaties zoals ook
voorgeschreven door de geldende gedragsregels;
V. tot betaling van een dwangsom van € 2.500,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere overtreding van het
hierboven gevorderde;
VI. BJZ c.s. te veroordelen in de proceskosten (waaronder ook de (na)kosten en rente) van onderhavige procedure;
subsidiair
VII. iedere beslissing te nemen die de voorzieningenrechter in goede justitie wenselijk acht.