ECLI:NL:RBLIM:2021:9551

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
9390355 cv expl 21-4133
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake huurovereenkomst en gebruiksvergoeding na sluiting woning door burgemeester

In deze zaak heeft de kantonrechter op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen Stichting ZOwonen en een gedaagde die in een penitentaire inrichting verblijft. De zaak betreft een huurovereenkomst die door de gedaagde vrijwillig is opgezegd na het aantreffen van een hennepplantage in de gehuurde woning. De huurder had de woning gehuurd vanaf 20 november 2018, maar na de ontdekking van de hennepplantage op 14 januari 2020 heeft ZOwonen de huurovereenkomst opgezegd. De gedaagde heeft in verzet gevorderd om ontheven te worden van de veroordeling die bij verstekvonnis op 14 oktober 2020 was uitgesproken, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van huur en gebruiksvergoeding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig is ingesteld en dat de gedaagde de huur per 21 februari 2020 heeft opgezegd, wat door ZOwonen zonder voorbehoud is geaccepteerd. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde tot en met februari 2020 huur verschuldigd is, maar dat er na deze datum geen huur meer verschuldigd is, omdat de woning pas na de opheffing van de sluiting weer ter beschikking kwam. De rechter heeft de vordering van ZOwonen tot betaling van een gebruiksvergoeding over de periode van maart 2020 tot 5 september 2020 toegewezen, omdat de sluiting van de woning het gevolg was van de hennepplantage die in de woning was aangetroffen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verstekvonnis vernietigd en de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 3.879,04 aan huur tot en met februari 2020 en € 3.631,00 aan gebruiksvergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9390355 \ CV EXPL 21-4133
Vonnis van de kantonrechter van 15 december 2021
in de zaak van:
de stichting
STICHTING ZOWONEN,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
eisende partij,
gedaagde partij in verzet,
gemachtigde Vaessen Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
[gedaagde],
thans verblijvende in de penitentaire inrichting
in [plaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde partij,
eisende partij in verzet,
gemachtigde mr. A.J.J. Kreutzkamp,
Partijen zullen hierna “ZOwonen” en “ [gedaagde] ” worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het navolgende:
  • het door de kantonrechter op 14 oktober 2020 tussen ZOwonen als eisende partij en [gedaagde] als gedaagde partij bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 8780336 CV EXPL 20-4914;
  • de verzetdagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord in verzet, met producties;
  • de conclusie van repliek in verzet.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurde van ZOwonen met ingang van 20 november 2018 een woning aan de [adres] in [woonplaats] .
2.2.
Op 14 januari 2020 heeft de politie in de door van [gedaagde] gehuurde woning een hennepplantage aangetroffen.
2.3.
Naar aanleiding daarvan heeft ZOwonen bij brief van 15 januari 2020 aan [gedaagde] laten weten dat hij in strijd met de huurovereenkomst handelt en dat zij voornemens is een gerechtelijke procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst te starten, tenzij [gedaagde] uiterlijk 22 januari 2020 schriftelijk aangeeft de huurovereenkomst per 21 februari 2021 vrijwillig op te zeggen.
2.4.
Bij e-mail van 21 februari 2020 heeft de gemachtigde van [gedaagde] , onder verwijzing naar een eerdere mail van 29 januari 2020 (die niet is overgelegd) aan ZOwonen laten weten dat hij akkoord gaat met vrijwillige opzegging van de huurovereenkomst.
2.5.
ZOwonen heeft daarop bij e-mail van 27 februari 2020, voor zover van belang, als volgt gereageerd:

Uw schrijven (…) heb ik in goede orde ontvangen.
In uw schrijven geeft u aan dat uw cliënt bereid is de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen.
Thans is ZOwonen nog in afwachting van de bestuurlijke rapportage waarbij de gemeente Sittard-Geleen vermoedelijk ook zal overgaan tot sluiting op last van bestuursdwang. De sluitingsperiode komt door de toerekenbare tekortkoming van uw cliënt voor diens rekening. (…)
Voorts heeft uw cliënt een forse huurachterstand. Deze bedraagt tot en met februari 2020 EUR 3.874,21. (…)
2.6.
Op grond van artikel 13b van de Opiumwet is de woning op last van de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen in de periode van 5 juni 2020 tot 5 september 2020 gesloten.

3.Het geschil

3.1.
ZOwonen heeft in de verstekprocedure – samengevat - gevorderd:
  • de huurovereenkomst te ontbinden;
  • [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van de woning;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.218,56 (aan huur/gebruiksvergoeding tot en met juni 2020);
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 584,88 per maand, ingaande 1 juni 2020 tot aan de dag van ontruiming;
  • vermeerderd met de wettelijke rente als vermeld en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Bij verstekvonnis van 14 oktober 2020 is de vordering aan ZOwonen toegewezen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.3.
[gedaagde] vordert in het verzet te worden ontheven van de bij het verstekvonnis uitgesproken veroordeling, met veroordeling van ZOwonen in de proceskosten van beide instanties.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de overgelegde processtukken blijkt dat het verzet tijdig is ingesteld, zodat [gedaagde] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2.
[gedaagde] stelt – samengevat – dat hij de huur heeft opgezegd per 21 februari 2020 en dat ZOwonen daar zonder voorbehoud mee akkoord is gegaan. Uit de e-mail van 27 februari 2020 van ZOwonen volgt volgens [gedaagde] dat hij maximaal een bedrag van € 3.879,04 aan ZOwonen verschuldigd is. (Nb. op pagina 3 van de verzetdagvaarding staat dat de huur is opgezegd per 1 februari 2020, echter gelet op de overige stellingen van [gedaagde] en het ontbreken van iedere onderbouwing daarvoor gaat de kantonrechter er van uit dat 1 februari een typefout is en dat bedoeld is 21 februari 2020.)
4.3.
ZOwonen heeft naar aanleiding van het door [gedaagde] gevoerde verweer haar vorderingen tot ontbinding en ontruiming bij conclusie van antwoord in verzet ingetrokken. Zij vordert thans nog een bedrag van € 3.879,04 aan huur tot en met februari 2020 en een bedrag van € 3.631,00 aan gebruiksvergoeding op grond van artikel 7:225 BW tot 5 september 2020, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, alles te vermeerderen met wettelijke rente als vermeld in de gewijzigde eis. ZOwonen stelt daartoe dat de huurovereenkomst weliswaar is opgezegd, maar dat zij eerst na de opheffing van de sluiting van de woning weer de beschikking heeft gekregen over het gehuurde.
4.4.
Uit het bovenstaande volgt dat partijen het er over eens zijn dat [gedaagde] tot en met februari 2020 huur verschuldigd is, zodat het bedrag van € 3.879,04 toewijsbaar is.
4.5.
Na februari 2020 is geen sprake meer van huur. Op grond van het bepaalde in artikel 7:224 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) diende [gedaagde] de woning bij het einde van de huur weer ter beschikking te stellen aan ZOwonen. [gedaagde] heeft niet weersproken de stelling dat de woning pas na de opheffing van de burgemeesterssluiting weer ter beschikking is gekomen van ZOwonen. De periode dat de woning is gesloten, komt voor rekening van [gedaagde] . De sluiting is immers het gevolg van het feit dat in de woning een hennepplantage is aangetroffen. Dat er een hennepplantage in de woning was, blijkt uit de bestuurlijke rapportage van de politie, opgemaakt op ambtsbelofte. [gedaagde] is als huurder van de woning verantwoordelijk voor hetgeen zich in zijn woning afspeelt, ook als hij van het bestaan van de plantage niet op de hoogte was (artikel 7:219 BW). Een en ander leidt tot de conclusie dat [gedaagde] op de voet van artikel 7:225 BW aan ZOwonen een gebruiksvergoeding verschuldigd is gelijk aan de huur over de periode 1 maart 2020 tot en met 5 september 2020. Het door ZOwonen in verband daarmee gevorderde – en door [gedaagde] op zichzelf niet weersproken – bedrag van € 3.631,00 is daarmee eveneens toewijsbaar. Dat ZOwonen blijkens haar e-mail van 27 februari 2020 (zoals hierboven geciteerd) zou hebben afgezien van een gebruiksvergoeding door geen voorbehoud te maken, zoals [gedaagde] heeft betoogd, kan de kantonrechter niet volgen, nu uit deze e-mail nu juist wel blijkt dat een voorbehoud is gemaakt.
4.6.
Nu sprake is van een gewijzigde toewijsbare vordering, dient het verstekvonnis te worden vernietigd.
4.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verstek- en verzetprocedure worden verwezen. Dat betekent dat de kosten van het uitbrengen van de verzetdagvaarding voor rekening van [gedaagde] blijven. [gedaagde] heeft niet onderbouwd zijn stelling, dat hij ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding stond ingeschreven op zijn detentieadres in [plaats] . Het moet er daarom voor worden gehouden dat deze dagvaarding op de juiste wijze is betekend, zoals nader door ZOwonen toegelicht.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
vernietigt het door de kantonrechter op 14 oktober 2020 onder zaaknummer 8780336 CV EXPL 20-4914 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ZOwonen van een bedrag van € 3.879,04 aan huur tot en met februari 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid, zijnde de eerste van iedere maand, tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ZOwonen van een bedrag van € 3.631,00 aan gebruiksvergoeding over de periode maart 2020 tot 5 september 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid, zijnde de eerste van iedere maand, tot de dag van algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de verstek- en de verzetprocedure, aan de zijde van ZOwonen tot op heden begroot op € 1.218,89, waaronder € 600,00 voor gemachtigdensalaris, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: