ECLI:NL:RBLIM:2021:9531

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
C/03/295206 / HA ZA 21-404
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de geldigheid van een testament en erfgenaamschap

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 8 december 2021, heeft eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J. Drost, een vordering ingediend tegen gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.G.L. Bremen. De vordering betreft de geldigheid van een testament van erflater, gedateerd 10 februari 1992. Eiseres stelt dat dit testament is vervallen en dat gedaagde hieraan geen rechten kan ontlenen, waardoor eiseres van rechtswege de erfgename van erflater is.

De procedure is gestart met een dagvaarding, vergezeld van elf producties. Gedaagde heeft gereageerd met een brief van 17 november 2021, waarin wordt aangegeven dat partijen met succes overleg hebben gevoerd. De gewijzigde vordering van eiseres wordt niet betwist door gedaagde, wat betekent dat de rechtbank de vordering als niet betwist toewijst. De rechtbank merkt op dat de subsidiaire vordering, zoals geformuleerd door eiseres, niet hoeft te worden beoordeeld omdat de primaire vordering wordt toegewezen.

In de beslissing verklaart de rechtbank voor recht dat het testament van erflater van 10 februari 1992 is vervallen, waardoor gedaagde geen rechten kan ontlenen aan dit testament. Tevens wordt bepaald dat de kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma op 8 december 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/295206 / HA ZA 21-404
Vonnis van 8 december 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. M.J. Drost
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.G.L. Bremen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met elf producties,
  • de brief van de gemachtigde van gedaagde van 17 november 2021,
  • de antwoordakte tevens akte vermindering van eis,
  • de antwoordakte wijziging eis van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert, na wijziging eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat het testament van erflater van 10 februari 1992 is vervallen, althans dat het testament van erflater geen effect sorteert, zodat [gedaagde] aan het testament van erflater geen rechten kan ontlenen en [eiseres] van rechtswege de erfgename van erflater is, althans een zodanige beslissing als de rechtbank in goede justitie juist acht.
2. de kosten van de procedure compenseert.
2.2.
De vordering wordt niet betwist.

3.De beoordeling

3.1
Bij brief van 17 november 2021 (door [eiseres] kennelijk als antwoord beschouwd nu zij in haar antwoordakte schrijft “Gedaagde heeft op 17 november 2021 geantwoord op de dagvaarding”) heeft de gemachtigde van [gedaagde] laten weten dat partijen met succes overleg hebben gevoerd. In de daarna door partijen genomen aktes blijkt dat de gewijzigde vordering niet wordt weersproken, zodat deze als niet betwist wordt toegewezen. De rechtbank begrijpt dat met het woord “althans” in vordering 1 een subsidiaire vordering is bedoeld, die niet hoeft te worden beoordeeld, nu de primaire vordering wordt toegewezen.
Voor de goede orde wordt nog opgemerkt dat de rechtbank begrijpt dat met erflater is bedoeld [erflater] , overleden op [overlijdensdatum] (randnr. 4.1 dagvaarding).
Het recht laat niet toe een verklaring voor recht uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Verder ligt de vordering voor toewijzing gereed zoals hierna is bepaald.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart voor recht dat het testament van erflater van 10 februari 1992 is vervallen, zodat [gedaagde] aan het testament van erflater geen rechten kan ontlenen en [eiseres] van rechtswege de erfgename van erflater is;
4.2.
compenseert de kosten van dit geding aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021.