ECLI:NL:RBLIM:2021:9405

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
03.046543.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 16 februari 2020 vond er een verkeersongeval plaats op de Sint Wirosingel te Roermond, waarbij een passagier om het leven kwam en een bijrijder zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte, die met een snelheid van minstens 103 kilometer per uur reed, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 kilometer per uur was, verloor de controle over zijn voertuig door onvoorzichtig rijgedrag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn zorgplicht als automobilist niet had nageleefd, vooral gezien de omstandigheden van krachtige wind en de verantwoordelijkheid voor twee inzittenden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden en een rijontzegging van 3 jaar. De uitspraak vond plaats op 14 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.046543.21
Verstek
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1983,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 november 2021. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte met zijn auto door zich zeer, dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend te gedragen een ongeval heeft veroorzaakt, waarbij zijn passagier werd gedood en zijn bijrijder zwaar lichamelijk letsel opliep, dan wel dat de verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het primaire feit wordt bewezenverklaard. In het bijzonder heeft hij aangevoerd dat de verdachte veel te hard heeft gereden waarbij de berekende snelheid van 103 kilometer per uur de indicatieve minimumsnelheid is en overeenkomt met de verklaring van de bijrijder. De snelheid van de verdachte lag in werkelijkheid waarschijnlijk hoger. Met zijn snelheidsoverschrijding heeft de verdachte grote risico’s genomen op een weg die op zulke snelheden niet is ingericht. Een fout is in een dergelijk geval moeilijker te herstellen. Daarbij wist de verdachte dat het stevig waaide. De verdachte heeft verzuimd zich aan zijn zorgplicht als automobilist te houden. Hij reed veel te hard en is mede daardoor de controle over het stuur verloren. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte zeer onvoorzichtig gereden.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
De onderstaande bewijsmiddelen zijn in dit vonnis zakelijk weergegeven, tenzij anders is vermeld.
Verbalisant [naam 1] relateerde als volgt: [2]
Het ongeval vond plaats op 16 februari 2020, omstreeks 10:47 uur, op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, zijnde de Sint Wirosingel te Roermond. Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Betrokken was een personenauto, merk BMW, voorzien van exportkenteken [kenteken] , met drie inzittenden waarvan bestuurder [verdachte] . Bij het ongeval is [slachtoffer 1] overleden en heeft [slachtoffer 2] letsel opgelopen. Zij waren passagiers van de personenauto.
De verdachte verklaarde tegenover de politie als volgt: [3]
Ik kan mij herinneren dat die dag een harde wind stond. (…) Ik ben met de achterwielen in het gras gekomen waarna ik geen controle meer had over het sturen van het voertuig.
Slachtoffer [slachtoffer 2] verklaarde als volgt: [4]
Ik heb pijn in mijn benen en in mijn rug. Ik zat op de bijrijdersstoel. De man die is overleden lag op de achterbank. De bestuurder reed minstens 100 kilometer per uur, vlak voordat het ongeluk gebeurde.
De heer [slachtoffer 2] is op 16 februari 2020 opgenomen in het Universitair Medisch Centrum te Maastricht. Volgens de geneeskundige verklaring heeft [slachtoffer 2] die dag, alsmede op 18 februari 2020, een operatie ondergaan. Vastgesteld is een acetabulumfractuur (de rechtbank begrijpt: heupkomfractuur), een heupfractuur links, een femurfractuur (de rechtbank begrijpt: dijbeenfractuur) en een zygomafractuur links (de rechtbank begrijpt: jukbeenfractuur). [5]
Uit het schouwverslag blijkt dat bij [slachtoffer 1] sprake is van niet natuurlijk overlijden. Een eenzijdig ongeval heeft plaatsgevonden waarbij slachtoffer [slachtoffer 1] als passagier achterin de auto zat. De auto kwam frontaal tegen een boom aan. Bij de schouw is multipele trauma vastgesteld, passend bij de toedracht. Oorzaak van het overlijden is een open fractuur schedel met forse hersenschade. [6]
In het kader van de VerkeersOngevallenAnalyse (hierna: VOA) relateerden verbalisanten [naam 2] en [naam 3] als volgt: [7]
Wij, [naam 2] en [naam 3] , hebben een onderzoek ingesteld naar de aanleiding/oorzaak/vermijdbaarheid van een verkeersongeval dat op 16 februari 2020 omstreeks 10.47 uur heeft plaatsgevonden op de Sint Wirosingel te Roermond.
Doordat de bestuurder van de BMW, voorzien van exportkenteken [kenteken] , in een flauwe bocht naar links, al dan niet uitsluitend door een te hoge rijsnelheid, niet in staat bleek het verloop van de rijbaan te volgen kwam hij met de rechterwielen van zijn voertuig in de onverharde berm. In reactie hierop stuurde hij (fors) naar links. Uit het verloop van de bandensporen op het wegdek bleek dat hij hierop tenminste nog een (forse) stuurbeweging naar rechts heeft moeten maken. Ten gevolge van deze stuurbeweging bewoog de BMW weer naar de rechts gelegen berm toe en kwam daar achtereenvolgens in botsing met de lichtmast en de boom.
Op basis van het aangetroffen sporenbeeld en het schadebeeld aan het betrokken voertuig zijn wij van mening dat de betrokken bestuurder van de personenauto in ieder geval harder gereden heeft dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur.
Vanaf de kruising tussen de Sint Wirosingel en de Ambachtsingel tot aan de rotonde met de Sint Wirosingel en de Faunasingel verloopt de Sint Wirosingel in een lange bocht naar links. De rijbaan is ter hoogte van de plaats van het ongeval verdeeld in twee rijstroken door middel van een dubbele doorgetrokken middenasbelijning, elk bestemd voor één van de respectievelijke rijrichtingen. Aan weerszijden van de onderbroken kantbelijning is een smalle redresseerstrook gelegen. Aan de linkerzijde van de rijbaan is een watergoot aangebracht. Aan de buitenzijde van de rijbaan is aan weerzijden een groenstrook gelegen, in de rechter groenstrook zijn meerdere lichtmasten geplaatst. De totale breedte van de rijbaan bedraagt 7,5 meter.
Ten tijde van het ongeval was het droog weer met een zeer krachtige wind. Het wegdek was ten tijde van het ongeval droog.
De blokkeervertraging van personenauto’s op een wegdek verhard door middel van dicht asfalt beton, onder de omstandigheden van een droog wegdek, is gelegen tussen 6 en 8 m/s2 . Een dwars schuivende band kan daarbij een vertragingswaarde van 100% tot 140 % van de blokkeerwaarde ondervinden. (…) Bij het toepassen van een blokkeervertraging van 6 m/s2 bedraagt de minimale indicatieve naderingssnelheid van de betrokken BMW, ongeveer 28,74 m/s ≈ 103 km/u. Voordat het boogvormig bandenspoor op het wegdek werd afgetekend, heeft de bestuurder met zijn voertuig deels door de rechter groenstrook (grasberm) gereden. De snelheidsafname ten gevolge van het rijden door deze groenstrook kon niet worden vastgesteld i.c. niet worden bepaald. Gezien bovenstaande kan gesteld worden dat de werkelijke naderingssnelheid van de betrokken BMW, hoger is geweest dan de berekende indicatieve naderingssnelheid van minimaal 103 km/u.
Indien de bestuurder van de BMW zijn voertuig op de rijbaan had gehouden, was het voertuig niet met de rechter wielen in de rechter groenstrook gekomen. Hierdoor had de bestuurder geen stuurcorrectie hoeven uitvoeren en was het voertuig niet in een drift gekomen. De bestuurder van de BMW had het ongeval kunnen voorkomen door zich te houden aan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Hierdoor had de bestuurder meer tijd gehad om te reageren en was de impact minder hoog geweest.
Daar in het VOA-rapport is opgenomen dat de bewuste rijbaan is verhard middels zeer open asfalt beton, terwijl de snelheid in dat rapport is berekend aan de hand van dicht asfalt beton, heeft verbalisant [naam 2] nader gerelateerd. In een email van 30 november 2021 aan de officier van justitie relateerde de verbalisant als volgt: [8]
Het wegdek vertoont de karakteristiek van dicht asfalt beton. Ik ga er dus van uit dat bij het samenstellen van het proces-verbaal, een knippen-en-plakken-fout is gemaakt.
Ik heb wel nog een stroefheidsonderzoek van het NFI gevonden omtrent dicht asfalt beton versus zeer open asfalt beton, met als conclusie dat de stroefheid van dicht asfalt beton naar 8,0 m/s2 gaat en de stroefheid van zeer open asfalt beton varieert tussen 6,0 en 7,0 m/s2. Dus ook in geval van zeer open asfalt beton zou de gehanteerde 6,0 m/s2 in de berekening overeind kunnen blijven, ook gelet op het droge wegdek.
Overweging primaire feit
Bij de vraag of sprake is van 'schuld' aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat de verdachte, als bestuurder van het betreffende voertuig, het ongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed in een flauwe bocht met een snelheid van minstens 103 kilometer per uur, terwijl ter plaatse 50 kilometer per uur is toegestaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze snelheid op basis van het VOA-rapport en de aanvullende informatie van de relaterende verbalisant worden vastgesteld, daargelaten of het wegdek bestond uit dicht of zeer open asfalt beton. Mede doordat de verdachte veel te hard reed voor de aldaar bestaande weginrichting en snelheidsbeperkende maatregelen, belandden de rechterwielen van zijn auto in de onverharde berm en verloor de verdachte de controle over het stuur. Hierop stuurde hij hevig naar links en kwam de auto in een drift. Na een forse stuurbeweging naar rechts, kwam de verdachte opnieuw in de berm terecht en raakte hij in botsing met een lichtmast en vervolgens frontaal met een boom. De verdachte heeft hiermee zijn zorgplicht om als automobilist de verkeersregels na te leven, zijn auto onder controle te houden en te anticiperen op voorziene verkeerssituaties, niet in acht genomen. Bovendien stond er een zeer krachtige wind - waarvan de verdachte zich bewust was – en had hij de verantwoordelijkheid over twee inzittenden waardoor extra voorzichtigheid diende te worden betracht. De rechtbank is van oordeel dat onder deze concrete omstandigheden sprake is geweest van zodanige verkeersfouten dat gesproken kan worden van zeer onvoorzichtig rijgedrag.
Ten gevolge van het ongeval is passagier [slachtoffer 1] overleden en heeft bijrijder [slachtoffer 2] ernstig letsel opgelopen. De rechtbank kwalificeert het lichamelijk letsel van [slachtoffer 2] , gelet op de aard en de gevolgen daarvan zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt, als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair
op 16 februari 2020 in de gemeente Roermond als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Sint Wirosingel, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] werd gedood en [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, welke gedragingen zeer onvoorzichtig waren en hieruit hebben bestaan dat hij, de verdachte, heeft gereden met een minimale snelheid van ongeveer 103 kilometer per uur, een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en daarbij niet het verloop van de rijbaan van voornoemde weg heeft gevolgd en de controle over het door hem bestuurde motorrijtuig is verloren, immers is hij, verdachte, met de rechterwielen van zijn motorrijtuig in de onverharde berm terechtgekomen en heeft hij, verdachte, vervolgens fors naar links en naar rechts gestuurd, waarna hij, verdachte, met zijn motorrijtuig achtereenvolgens in botsing is gekomen met een in voornoemde berm gelegen lichtmast en boom.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het strafbare feit op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 10 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van drie jaren. Volgens de officier van justitie is het rijden met een dergelijk hoge snelheid, een langdurige verkeersfout. Die vorm van opzet heeft de officier van justitie betrokken in zijn strafeis. Voorts heeft hij rekening gehouden met het eigen letsel van de verdachte en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft met zijn auto een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij zijn passagier is gedood en zijn bijrijder zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft ter plaatse, met zeer krachtige wind, minstens het dubbele van de toegestane maximumsnelheid gereden terwijl hij de verantwoordelijkheid droeg over twee inzittenden. Hij is de controle over het stuur verloren en uiteindelijk frontaal in botsing gekomen met een boom. De rechtbank neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij zich zo in het verkeer heeft gedragen. Door het laakbaar handelen van de verdachte is slachtoffer [slachtoffer 1] overleden en heeft slachtoffer [slachtoffer 2] zwaar letsel op gelopen en medische ingrepen moeten ondergaan.
Voor de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten (LOVS). De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van de verdachte grenst aan de categorie ‘zeer hoge mate van schuld’. Voor het in die categorie veroorzaken van een verkeersongeval met een dodelijk slachtoffer als gevolg, geldt als oriëntatiepunt oplegging van een gevangenisstraf van acht maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van drie jaren. In het geval van zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer als gevolg geldt als oriëntatiepunt oplegging van een gevangenisstraf van vier maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaren.
De rechtbank weegt ten nadele van de verdachte mee dat hij ter terechtzitting niet is verschenen en de reden daarvan niet kenbaar heeft gemaakt. Evenmin is de rechtbank gebleken dat de verdachte na het ongeval contact heeft gezocht met slachtoffer [slachtoffer 2] of de nabestaanden van slachtoffer [slachtoffer 1] . Dit alles getuigt van gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef bij de verdachte.
De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde straf passend en zal de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 10 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte voor het primaire feit tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Ontzegging rijbevoegdheid
-
ontzegt de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor een periode van
drie jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. van de Pasch, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en mr. S.A.M.C. van de Winkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Dijkhoff, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Primair:
hij op of omstreeks 16 februari 2020 in de gemeente Roermond als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Sint Wirosingel, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [slachtoffer 1] , werd gedood en/of een ander, te weten: [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, heeft gereden met een minimale snelheid van ongeveer 103 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en/of
(daarbij) niet het verloop van de rijbaan van voornoemde weg heeft gevolgd en/of de controle over het door hem bestuurde motorrijtuig is verloren, immers is hij, verdachte, met de rechterwielen van zijn motorrijtuig in de (onverharde) berm terechtgekomen en/of heeft hij, verdachte, (vervolgens) (fors) naar links en naar rechts gestuurd, waarna hij, verdachte, met zijn motorrijtuig (achtereenvolgens) in botsing is gekomen met een in voornoemde berm gelegen lichtmast en/of boom;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 16 februari 2020 in de gemeente Roermond als bestuurder van
een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Sint Wirosingel,
heeft gereden met een minimale snelheid van ongeveer 103 kilometer per uur,
althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid
van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te
hoge snelheid en/of (daarbij) niet het verloop van de rijbaan van voornoemde weg heeft gevolgd en/of de controle over het door hem bestuurde motorrijtuig is verloren, immers is hij, verdachte, met de rechterwielen van zijn motorrijtuig in de (onverharde) berm
terechtgekomen en/of heeft hij, verdachte, (vervolgens) (fors) naar links en naar
rechts gestuurd, waarna hij, verdachte, met zijn motorrijtuig (achtereenvolgens) in
botsing is gekomen met een in voornoemde berm gelegen lichtmast en/of boom,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2471-2020025812, gesloten d.d. 5 oktober 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 113.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf van verbalisant [naam 1] d.d. 5 oktober 2020, p. 2-8
3.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 9 juli 2020, p. 25-31.
4.Proces-verbaal verhoor slachtoffer d.d. 20 maart 2020, p. 32-34.
5.Een geschrift, inhoudende een schrijven aan de behandelend geneesheer van het UMC Maastricht, d.d. 24 februari 2020, opgemaakt door verbalisant [naam 4] met als bijlage een ingevulde geneeskundige verklaring door arts P.H. Breedveld d.d. 16 juli 2020, p. 35-37.
6.Een geschrift, inhoudende een verslag betreffende een niet natuurlijke dood van [slachtoffer 1] d.d. 16 februari 2020 met als bijlage het schouwverslag van I. van Heugten, forensisch arts.
7.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse van verbalisanten [naam 2] en [naam 3] d.d. 24 augustus 2020, p. 45-113.
8.Een geschrift, inhoudende een email van [naam 2] van politie Limburg aan officier van justitie R. van Dartel d.d. 30 november 2021 met als bijlage een geschrift getiteld ‘de meetresultaten van het gerechtelijk laboratorium’.