ECLI:NL:RBLIM:2021:9404

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
03/324627-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak met bedreiging van politieambtenaren tijdens achtervolging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 3 december 2021, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder bedreiging van politieambtenaren en rijden tijdens een rijontzegging. De zaak kwam voort uit een achtervolging op 23 december 2020, waarbij de verdachte, onder invloed van alcohol, met hoge snelheid probeerde te ontsnappen aan de politie. Tijdens deze achtervolging voerde hij risicovolle manoeuvres uit, wat leidde tot de verdenking van poging tot doodslag en bedreiging van de verbalisanten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de poging tot doodslag en sprak de verdachte vrij van deze feiten. Echter, de bedreiging van de politieambtenaren werd wel bewezen geacht, omdat de verdachte met opzet gas gaf terwijl de verbalisanten zich in de nabijheid van zijn voertuig bevonden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaar. De verdachte was eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat meegewogen werd in de strafoplegging. De benadeelde partij, een van de verbalisanten, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van de meest ernstige feiten was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/324627-20, 03/166759-21 (gevoegd) en 20/001812-16 (vordering tenuitvoerlegging)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
uit andere hoofde gedetineerd in P.I. Sittard te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S. Marjanovic, advocaat kantoorhoudende te ’s-Gravenhage.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 november 2021. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na vordering nadere omschrijving, - kort en feitelijk weergegeven -op neer dat de verdachte:
parketnummer 03/324627-20:
feit 1:heeft geprobeerd [Slachtoffer 1] te doden dan wel heeft geprobeerd om aan die [Slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel die [Slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 2:heeft geprobeerd om aan [Slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel die [Slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 3:[Slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 4:[Slachtoffer 3] heeft bedreigd;
parketnummer 03/166759-21:
feit 1, feit 2 en feit 3:heeft gereden tijdens een rijontzegging dan wel heeft gereden met een ongeldig verklaard rijbewijs.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten, met dien verstande dat ten aanzien van het onder parketnummer 03/324627-20 onder 1 ten laste gelegde sprake is van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [Slachtoffer 1] alsmede de onder 2 subsidiair ten laste gelegde bedreiging van [Slachtoffer 1] , zodat de verdachte van de primair ten laste gelegde varianten van deze feiten dient te worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de onder parketnummer 03/324627-20 ten laste gelegde feiten gevraagd, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsvrouw – zoals vervat in de overgelegde pleitnota – kort samengevat het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten is het belastende bewijs uitsluitend afkomstig uit één enkele bron, te weten: verbalisant [Slachtoffer 1] . Zijn verklaring is een weergave van zijn beleving in een stressvolle situatie en zodoende gekleurd door emotie. De cruciale punten in zijn verklaring vinden echter geen steun in andere bewijsmiddelen. Hoewel aan een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar in beginsel bijzondere bewijskracht toekomt op grond van artikel 344, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, is dat in deze zaak niet aangewezen. Niet alleen omdat [Slachtoffer 1] als aangever en benadeelde partij in deze zaak niet als een objectieve verbalisant heeft te gelden, maar ook en voornamelijk omdat zijn relaas op enkele cruciale punten (het remmen en de uitwijkmanoeuvre) geen bevestiging vindt in de data van het PlaatsBepalingsSysteem (PBS) van de dienstauto van de betreffende verbalisant. Gelet hierop dient de verklaring van het bewijs te worden uitgesloten dan wel dient artikel 344, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering buiten beschouwing te worden gelaten. Omdat het dossier geen andere bewijsmiddelen bevat, volgt daaruit de conclusie dat niet voldaan is aan het wettelijke bewijsminimum.
Subsidiair heeft de raadsvrouw ten aanzien van de verweten gedragingen van feit 1 aangevoerd dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de dood van [Slachtoffer 1] (1 primair) dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [Slachtoffer 1] (1 subsidiair en 2 primair). Immer de handelingen van verdachte leveren geen aanmerkelijke kans op het overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel op, nu niet bekend is met welke snelheid de verdachte heeft gereden en de door [Slachtoffer 1] beschreven manoeuvres, met name het rijden in de richting van de dienstauto van die [Slachtoffer 1] , niet blijken uit de objectieve bewijsmiddelen. Als wel sprake zou zijn geweest van een aanmerkelijke kans als hier bedoeld, dan blijkt nergens uit dat de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard.
Op basis van hetzelfde gebrek aan informatie over de snelheid en de uitgevoerde manoeuvres kan ook niet worden bewezen dat bij de verbalisant de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zou overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Met betrekking tot de onder 3 en 4 ten laste gelegde bedreigingen, ontkent de verdachte dat hij gas heeft gegeven en gas is blijven geven nadat zijn auto in de berm tot stilstand is gekomen. Dit vindt bevestiging in het relaas van de verbalisanten die ter plaatse waren. Voorts is behoorlijk veel geweld toegepast tegen de verdachte, hetgeen tot ernstig letsel heeft geleid en waardoor onaannemelijk is dat de verdachte onder die omstandigheden het gas is blijven indrukken. De belastende verklaringen van de verbalisanten zijn in de visie van de verdediging bovendien tegenstrijdig en vinden geen steun in ander bewijsmateriaal.
Subsidiair kan, gelet op posities van de verbalisanten ten opzichte van de auto van de verdachte en het feit dat gelet op de omstandigheden ter plaatse voor hen duidelijk moet zijn geweest dat de auto niet in beweging kon komen, niet worden vastgesteld dat bij hen de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zouden overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Ten aanzien van de onder parketnummer 03/166759-21 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Parketnummer 03/324627-20
3.3.1.1
Vrijspraakoverwegingen met betrekking tot feit 1 en feit 2
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank overweegt daartoe als volgt:
Op 23 december 2020 reed de verdachte – naar eigen zeggen onder invloed van alcohol – in de Opel Astra van zijn moeder. Bij de politie was bekend dat zijn rijbewijs al enkele jaren eerder ongeldig was verklaard. Op het moment dat de politie hem vervolgens staande wilde houden, probeerde de verdachte daaraan te ontkomen en ontstond een achtervolging door Landgraaf en Heerlen. Hierbij waren meerdere politieauto’s betrokken, waaronder ook het dienstvoertuig met verbalisant [Slachtoffer 1] . De verdachte zou tijdens deze achtervolging bewust meerdere risicovolle manoeuvres hebben uitgevoerd. Aan de verdachte wordt verweten dat hij (met relatief hoge snelheid) in de richting van het dienstvoertuig van verbalisant [Slachtoffer 1] is gereden, waardoor die [Slachtoffer 1] een uitwijkmanoeuvre moest maken teneinde een frontale aanrijding te voorkomen (het onder 1 ten laste gelegde) alsmede dat hij met hoge snelheid remacties heeft uitgevoerd en/of felle stuurbewegingen richting [Slachtoffer 1] heeft gemaakt, terwijl deze naast hem reed, waardoor [Slachtoffer 1] hard moest remmen of uitwijken (het onder 2 ten laste gelede).
De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet vaststellen dat deze specifieke handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank stelt voorop dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan het feit dat verbalisant [Slachtoffer 1] hetgeen hij gerelateerd heeft in zijn processen-verbaal, ook daadwerkelijk zo beleefd heeft. De rechtbank constateert echter ook dat de beschreven waarnemingen van deze impactvolle achtervolging op belangrijke punten geen ondersteuning vinden in de forensische analyse die op basis van het PlaatsBepalingsSysteem (PBS) van zijn dienstvoertuig is gemaakt. Immers zijn er op de specifieke momenten geen stuurbewegingen en remacties geregistreerd die passen bij de beschreven manoeuvres. Dat hetgeen beschreven is niet correspondeert met het technische bewijs, is vermoedelijk te verklaren door de onmiskenbare impact die dit soort van situaties kan hebben. Zelfs op goed getrainde en ervaren politiemensen.
Nu de waarneming zoals vastgelegd in de processen-verbaal geen bevestiging vindt in het forensisch tegenbewijs en het dossier ook geen ander (steun)bewijs bevat dat de verdachte de hem verweten gedragingen heeft uitgevoerd, komt de rechtbank op grond van voormelde bewijsmiddelen niet tot de overtuiging dat verdachte de als feit 1 en feit 2 aan hem tenlastegelegde feiten heeft begaan, zodat de rechtbank hem daarvan vrijspreekt.
3.3.1.2
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 3 en feit 4
Bewijsmiddelen:
De achtervolging van de verdachte eindigt uiteindelijk, doordat zijn auto richting de berm wordt gedwongen en in een weiland tot stilstand komt.
Verbalisanten [Slachtoffer 2] en [verbalisant] relateren daarover als volgt: [2]
Op 23 december 2020 reden wij op de N281 te Heerlen als tweede voertuig achter de auto van de verdachte. (…). Wij zagen dat de hondengeleider met zijn dienstvoertuig naast het voertuig van de verdachte ging rijden en hem zo richting de berm dwong. Toen de verdachte in de berm stil stond, zagen wij dat de verlichting om achteruit te rijden aan ging. (…) Toen ik, verbalisant [verbalisant] , was uitgestapt, hoorde ik dat de personenauto waarin de verdachte zat, veel toeren bleef maken. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat de voorbanden van de verdachte rond bleven draaien. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat hierdoor modder vanaf de berm op bleef spatten. Ik, verbalisant [verbalisant] , hoorde meerdere collega's schreeuwen: “Stop met gas geven, stop met gas geven!”.
Ik, verbalisant [Slachtoffer 2] , stapte uit het dienstvoertuig en rende naar de verdachte die
nog op de bestuurderstoel zat. (…) Ik zag dat een andere collega deze ruit insloeg en de verdachte uit het voertuig probeerde te halen. Op dit moment hing ik met beide armen over het portier door de opening van de ruit van de bestuurderskant en met mijn lichaam stond ik ter hoogte van de linker voorband. Ik opende het bestuurders-portier door met mijn rechterarm door de ruitopening naar binnen te gaan en met mijn hand aan de portiersklink aan de binnenzijde te trekken. (…) Ik hoorde dat de motor van het voertuig heel veel toeren en geluid maakte. Ik herkende dit geluid als het geluid dat een motor maakt wanneer men heel veel gas geeft. Ik keek in het voertuig en zag dat de verdachte zijn rechterbeen gestrekt had, met zijn voet ter hoogte van het gaspedaal zat en dat hij het stuur van het voertuig stevig vasthield. Ik was erg bang dat het voertuig zou gaan rijden. Ik kon op dit moment geen kant op. Ik stond tussen het portier en een hekwerk waar de verdachte zich in klemgereden had. De afstand tussen het hek en het portier bedroeg minder dan één meter.
Ook verbalisant [Slachtoffer 3] was ter plaatse toen het voertuig van de verdachte in de berm tot stilstand was gebracht en relateert daarover als volgt: [3]
Toen het voertuig tot stilstand was gekomen ben ik, [Slachtoffer 3] , onmiddellijk uitgestapt.
(…) Ik zag dat de verdachte in zijn middenconsole ‘aan het zoeken was’. Hierop heb ik met de uitschuifbare wapenstok het voorraam aan de bestuurderszijde ingeslagen. Ik heb hierop getracht de verdachte middels een armfixatie onder controle te brengen. Ik hoorde dat de motor van de verdachte herrie maakte en veel toeren bleef maken. Ik hoorde dat de motor van het voertuig bleef accelereren. Ik heb de verdachte toegeschreeuwd dat hij moest stoppen met gas geven. Ik merkte dat de bestuurder hier niet op reageerde. Hierop heb ik getracht de motor in zijn neutraal te zetten. Toen ik in de auto hing merkte ik dat de motor veel toeren bleef maken. Ik heb de verdachte nogmaals toegeschreeuwd dat hij het gas moest loslaten. Ik merkte dat de wielen bleven doordraaien. Daar ik het gevoel kreeg dat ik gevaar liep omdat de verdachte gas bleef geven en ik in de auto hing, heb ik de verdachte tot twee maal
toe een klap op zijn gezicht gegeven. Hierop kon ik bij de sleutel, die in het contact zat, en deze eruit trekken waardoor de motor stopte.
Overwegingen:
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 23 december 2020 nadat hij met zijn auto in de berm van de N281 te Heerlen tot stilstand was gebracht, fors gas heeft gegeven en zijn rechtervoet op het gaspedaal is blijven houden. Op dat moment stond verbalisant [Slachtoffer 2] ter hoogte van de linker voorband van de auto van de verdachte en hing hij met zijn armen in het bestuurdersportier. [Slachtoffer 2] bevond zich daarbij in de ruimte van nog geen meter tussen de auto van de verdachte en een hekwerk. Eveneens hing op dat moment verbalisant [Slachtoffer 3] met het lichaam in de auto van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat wanneer in een klemgereden vluchtauto een verdachte niet meewerkt aan zijn aanhouding, maar zich blijft verzetten, fors gas geeft en daarbij de voet op het gaspedaal houdt, er sprake is van handelingen die bij de betreffende verbalisanten de gerechtvaardigde vrees kunnen doen ontstaan dat zij ten gevolge van een mogelijke aanrijding dan wel het meesleuren, op zijn minst genomen ernstig gewond zouden kunnen raken. Daaraan doet niet af dat de auto van de verdachte door de politieauto’s ingeklemd was en op drassige ondergrond stond. Immers bestond nog steeds de mogelijkheid dat de auto in beweging zou komen met mogelijk zeer ernstige gevolgen voor de veiligheid en gezondheid van de betrokken verbalisanten. Uit deze handelingen leidt de rechtbank voorts af dat de verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de betreffende verbalisanten door zijn handelen bedreigd worden met zware mishandeling of enig misdrijf waardoor gevaar voor de veiligheid van personen ontstaat.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank de onder 3 en 4 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen
3.3.2
Parketnummer 03/166759-21
De rechtbank acht het onder parketnummer 03/166759-21 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte dit feit ter terechtzitting van 19 november 2021 heeft bekend en door de raadsvrouw geen bewijsverweer is gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 augustus 2021;
- het proces-verbaal artikel 9 WVW d.d. 1 september 2021: [5]
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2020; [6]
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2020; [7]
- het arrest van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch d.d. 21 maart 2021.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
parketnummer 03/324627-20
3
op omstreeks 23 december 2020 te Heerlen [Slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling immers heeft verdachte opzettelijk hard gas gegeven en de rechtervoet op het gaspedaal gehouden, terwijl
- de armen, van die [Slachtoffer 2] zich op dat moment in het voertuig bevonden en
- die [Slachtoffer 2] ter hoogte van de linker voorband van het voertuig (waarin de verdachte zat) stond en
- nog geen meter tussen het voertuig en het hekwerk zat, waartussen die [Slachtoffer 2] zich bevond;
4
op 23 december 2020 te Heerlen [Slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling immers heeft verdachte opzettelijk hard gas gegeven terwijl het bovenlichaam van die [Slachtoffer 3] zich op dat moment in het voertuig van de verdachte bevond en de rechtervoet op het gaspedaal gehouden;
parketnummer 03/166759-21
1 primair
hij op of omstreeks 26 augustus 2020 te Heerlen terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Vullingsweg te Heerlen, een motorrijtuig van het type/merk Volkswagen Golf (met kenteken [kenteken] ), heeft bestuurd;
2 primair
op 31 augustus 2020 te Heerlen terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, Julianusstraat te Heerlen, een motorrijtuig van het type/merk Opel Astra (kenteken [Kenteken 2] ), heeft bestuurd;
3 primair
op 23 december 2020 te Heerlen en Landgraaf, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op meerdere wegen, te weten de Ampèrestraat te Landgraaf en Voltastraat te Landgraaf en Minckelerstraat te Landgraaf en Einsteinstraat te Landgraaf en Mensheggerweg te Landgraaf en autoweg N300 te Heerlen en autoweg N281 te Heerlen en Euregioweg te Landgraaf, een motorrijtuig van het type/merk Opel Astra (kenteken [Kenteken 2] ), heeft bestuurd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 03/324627-20
feit 3 en feit 4:bedreiging met zware mishandeling
parketnummer 03/166759-21
feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair:overtreding van artikel 9, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Door psycholoog J.C.L.M. Duijckers en psychiater V.J. Le Maire zijn rapportages opgemaakt over verdachte. De psycholoog concludeert dat er bij verdachte sprake is van psychische stoornissen in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een ernstige stoornis in alcoholgebruik. Volgens de psychiater is er bij verdachte sprake van ernstige alcoholverslavingsproblematiek, te weten een stoornis in het alcoholgebruik, ernstig, in vroege remissie in een gereguleerde omgeving. Ook is er sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Beide deskundigen rapporteren dat dit ook zo was ten tijde van het ten laste gelegde en dat deze stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde zodanig hebben beïnvloed, dat deze mede daaruit kunnen worden verklaard. Geadviseerd wordt om de verdachte het plegen van de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank komt op basis van genoemde bevindingen en adviezen niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van het voorarrest alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in het kader van de strafoplegging verwezen naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn ernstige alcoholverslaving waarvoor hij thans gemotiveerd is tot behandeling, de verminderde toerekeningsvatbaarheid, de inhoud van het reclasseringsrapport en de lopende maatregel van terbeschikkingstelling almede het letsel van de verdachte ten gevolge van het onnodige en buitenproportionele geweld dat is toegepast bij zijn aanhouding. Uit de rapportages van alle deskundigen komt naar voren dat behandeling van de verdachten noodzakelijk is om recidive te voorkomen. Het is dan ook van belang dat deze zo spoedig mogelijk kan worden gestart, zeker nu de verdachte de afgelopen tijd heeft laten zien dat hij inzicht in zijn problematiek heeft en zich inzet voor gedragsverandering. Gelet op deze omstandigheden heeft de raadsvrouw verzocht te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van twee politieambtenaren in functie door met zijn auto hard gas te geven en zijn voet op het gaspedaal te houden, terwijl de betreffende agenten met hun armen of bovenlichaam door het bestuurdersportier hingen en één van de verbalisanten zich ter hoogte van de voorwielen bevond. Dit heeft plaatsgevonden na een lange achtervolging, waarbij de verdachte – naar hij zelf ook ter zitting heeft verklaard – onder invloed van alcohol aan de politie probeerde te ontkomen en daarbij al spookrijdend gevaarlijk en onacceptabel verkeersgedrag heeft vertoond. Dit heeft op de betreffende agenten, maar ook bij de andere betrokken collega’s, forse impact gehad. De verdachte heeft zich daar kennelijk geen rekenschap van gegeven. Zijn persoonlijk belang om niet aangehouden te worden, heeft hij zwaarder laten wegen.
De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. De maatschappij verwacht van politiemensen dat zij optreden tegen strafbaar gedrag. Dag en nacht. Onder alle omstandigheden. Ook in gevaarlijke situaties zoals deze. Zij verdienen om die reden bijzondere bescherming en geweld of bedreiging met geweld tegen politiemensen wordt dan ook niet getolereerd. Naar het oordeel van de rechtbank dient dit tot uitdrukking te komen in de aan verdachte op te leggen straf.
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige bedreiging, gezien de ernst daarvan een gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij blijkens zijn strafdocumentatie eerder al meerdere malen is veroordeeld ter zake van poging tot zware mishandeling en bedreiging, welke feiten eveneens waren gericht tegen verbalisanten en zijn uitgevoerd met een voertuig. Voorts is de verdachte veroordeeld voor meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet en is hem de bevoegdheid tot het besturen en van een motorrijtuig voor de nodige jaren ontzegd. Hij wist dat hem op het moment van het plegen van de strafbare feiten, de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen was ontzegd en heeft toch besloten om met teveel drank op te gaan rijden. Daarnaast liep de verdachte niet alleen in een proeftijd van een voorwaardelijke straf, maar was hem ook de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. Deze veroordelingen en daarbij ingezette behandeltrajecten hebben hem er echter niet van weerhouden de thans bewezen verklaarde feiten te begaan.
Dit alles rechtvaardigt oplegging van een vrijheidsbenemende straf voor enige duur. Daarbij overweegt de rechtbank dat zij zich kan voorstellen dat de bewezenverklaarde handelingen ook als een poging tot zware mishandeling gekwalificeerd zouden kunnen worden met bijbehorende hogere straffen, maar zij is in dit geval gebonden aan de inhoud van de tenlastelegging.
Voorts houdt de rechtbank bij de strafoplegging in strafmatigende zin rekening met de adviezen van de deskundigen Duijckers en Le Maire, hiervoor onder 5 besproken, om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde strafmodaliteit, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, passend is. Nu de rechtbank minder feiten bewezen heeft geacht dan die aan de eis van de officier van justitie ten grondslag liggen en die twee verweten gedragingen tegen verbalisant [Slachtoffer 1] een groot gewicht hebben gehad in deze eis, zal de strafoplegging lager zijn. In dat licht zal de rechtbank volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering
De benadeelde partij [Slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van 550 euro aan immateriële schade ter zake de onder parketnummer 03/324627-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering volledig dient te worden toegewezen onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de verdachte volgens haar van de onderliggende feiten dient te worden vrijgesproken. Subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat uit het dossier kan worden afgeleid dat de benadeelde partij zelf de aanrijding met de verdachte heeft veroorzaakt dan wel omdat de onderbouwing van het gestelde psychische letsel ontbreekt.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder parketnummer 03/324627-20 onder 1 en 2 ten laste is gelegd, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat de verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

Verdachte is bij arrest van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch d.d. 21 maart 2017 met parketnummer 20/001812-16 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De proeftijd is ingegaan op 20 maart 2018.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijke straf gevorderd.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen dan wel de proeftijd te verlengen. Subsidiair heeft de raadsvrouw gedeeltelijke toewijzing daarvan bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten ‑ de vordering tot tenuitvoerlegging toewijsbaar is. De rechtbank zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het de onder
parketnummer 03/324627-20 onder 1 en 2ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de onder p
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Rijontzegging
- ontzegt de verdachte voor het onder
parketnummer 03/166769-21 onder 3 primairten laste gelegde feit de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor
5 jaren;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer 1]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 20/001812-16
- gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 maanden, alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.M.G. Rulkens, voorzitter, mr. N.P.J. van der Pasch en mr. F.J.W.M. Tas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 december 2021.
Mr. F.J.W.M. Tas is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na vordering nadere omschrijving – ten laste gelegd dat
Parketnummer 03/324627-20
1
hij op of omstreeks 23 december 2020 te Heerlen, in elk geval in Limburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [Slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet (met relatief hoge snelheid) in de richting van het dienstvoertuig van die [Slachtoffer 1] is gereden, waardoor die [Slachtoffer 1] al dan niet een uitwijkmanoeuvre moest maken teneinde een frontale aanrijding te voorkomen, en/of (alsnog) tegen het dienstvoertuig van die [Slachtoffer 1] is gebotst en/of aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2020 te Heerlen, in elk geval in Limburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ambtenaar, hoofdagent van politie [Slachtoffer 1] , gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met relatief hoge snelheid) in de richting van het dienstvoertuig van die [Slachtoffer 1] is gereden, waardoor die [Slachtoffer 1] al dan niet een uitwijkmanoeuvre moest maken teneinde een frontale aanrijding te voorkomen, en/of (alsnog) tegen het dienstvoertuig van die [Slachtoffer 1] is gebotst en/of aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2020 te Simpelveld en/of Heerlen, in elk geval in Limburg,
[Slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers is verdachte (met relatief hoge snelheid) in de richting van het dienstvoertuig van die [Slachtoffer 1] gereden, waardoor die [Slachtoffer 1] al dan niet een uitwijkmanoeuvre moest maken teneinde een frontale aanrijding te voorkomen, en/of (alsnog) tegen het dienstvoertuig van die [Slachtoffer 1] is gebotst en/of aangereden;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 23 december 2020 te Kerkrade en/of Heerlen, althans in Limburg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, hoofdagent van politie [Slachtoffer 1] , gedurende en/of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet
- met hoge snelheid, althans (veel) harder dan de aldaar toegestane snelheid van 100 km/u, zonder dat daartoe aanleiding was (meermalen) hard op de rem heeft getrapt en/of heeft uitgeweken en/of
- ( vervolgens) met hoge snelheid (ongeveer 140 km/u), terwijl deze [Slachtoffer 1] naast hem reed, (meermalen) felle stuurbewegingen in de richting van die [Slachtoffer 1] heeft gemaakt waardoor die [Slachtoffer 1] (meermalen) hard moest remmen en/of uitwijken teneinde een aanrijding te voorkomen,met het kennelijke doel om zich aan een aanhouding te onttrekken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2020 te Kerkrade en/of Heerlen, in elk geval in Limburg,
[Slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte
- met hoge snelheid of (veel) harder dan de aldaar toegestane snelheid van 100 km/u (meermalen) hard op de rem getrapt en/of
- ( vervolgens) met hoge snelheid of (veel) harder dan de aldaar toegestane snelheid van 100 km/u, terwijl deze [Slachtoffer 1] naast hem reed, (meermalen) stuurbewegingen in de richting van die [Slachtoffer 1] gemaakt;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 23 december 2020 te Simpelveld en/of Heerlen, in elk geval in Limburg,
[Slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk (meermalen) hard gas gegeven en/of de rechtervoet op het gaspedaal heeft gehouden, terwijl
- het bovenlichaam, althans de armen, van die [Slachtoffer 2] zich op dat moment in het voertuig bevond(en) en/of
- die [Slachtoffer 2] ter hoogte van de linker voorband van het voertuig (waarin de verdachte zat) stond en/of
- nog geen meter tussen het voertuig en het hekwerk zat, waartussen die [Slachtoffer 2] zich bevond;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 23 december 2020 te Simpelveld en/of Heerlen, in elk geval in Limburg,
[Slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk (meermalen) hard gas gegeven terwijl
het bovenlichaam van die [Slachtoffer 3] zich op dat moment in het voertuig van de verdachte bevond en/of (vervolgens) de rechtervoet op het gaspedaal heeft gehouden;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
parketnummer 03/166759-21
1
hij op of omstreeks 26 augustus 2020 te Heerlen, in elk geval Limburg, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Vullingsweg te Heerlen, een motorrijtuig van het type/merk Volkswagen Golf (met kenteken
[kenteken] ), heeft bestuurd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 augustus 2020 te Heerlen, in elk geval Limburg, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Vullinqsweq te Heerlen, als bestuurder een motorrijtuig van het type/merk Volkswagen Golf (met kenteken [kenteken] ), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2
hij op of omstreeks 31 augustus 2020 te Heerlen, in elk geval Limburg, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, Julianusstraat te Heerlen, een motorrijtuig van het type/merk Opel Astra (kenteken [Kenteken 2] ), heeft bestuurd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 augustus 2020 te Heerlen, in elk geval Limburg, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Julianusstraat te Heerlen, als bestuurder een motorrijtuig van het type/merk Opel Astra (kenteken [Kenteken 2] ), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
3
hij op of omstreeks 23 december 2020 te Heerlen en/of Landgraaf, in elk geval Limburg, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen
was ontzegd, (telkens) gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op een of meerdere wegen, te weten de Ampèrestraat te Landgraaf en/of Voltastraat te Landgraaf en/of Minckelerstraat te Landgraaf en/of Einsteinstraat te Landgraaf en/of Mensheggerweg te Landgraaf en/of autoweg N300 te Heerlen en/of autoweg N281 te Heerlen en Euregioweg te Landgraaf, een motorrijtuig van het type/merk Opel Astra (kenteken [Kenteken 2] ), heeft bestuurd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2020 te Heerlen en/of Landgraaf, in elk geval Limburg, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B,
ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, (telkens) op een of meerdere wegen, te weten de Ampèrestraat te Landgraaf en/of
Voltastraat te Landgraaf en/of Minckelerstraat te Landgraaf en/of Einsteinstraat te Landgraaf en/of Mensheggerweg te Landgraaf en/of autoweg N300 te Heerlen en/of autoweg N281 te Heerlen en Euregioweg te Landgraaf, als bestuurder een motorrijtuig van het type/merk Opel Astra (kenteken [Kenteken 2] ), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer PL2347-2020206768, gesloten d.d. 23 februari 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 44.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2020, pagina 5-7.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. , pagina 8-9.
4.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen PL2300-2020137278-4, d.d. 27 augustus 2020.
5.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen PL2300-2020137278-6, d.d. 31 augustus 2020.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2021, pagina 8-9.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2020, pagina 10-13.