3.3.1Parketnummer 03/324627-20
3.3.1.1
Vrijspraakoverwegingen met betrekking tot feit 1 en feit 2
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank overweegt daartoe als volgt:
Op 23 december 2020 reed de verdachte – naar eigen zeggen onder invloed van alcohol – in de Opel Astra van zijn moeder. Bij de politie was bekend dat zijn rijbewijs al enkele jaren eerder ongeldig was verklaard. Op het moment dat de politie hem vervolgens staande wilde houden, probeerde de verdachte daaraan te ontkomen en ontstond een achtervolging door Landgraaf en Heerlen. Hierbij waren meerdere politieauto’s betrokken, waaronder ook het dienstvoertuig met verbalisant [Slachtoffer 1] . De verdachte zou tijdens deze achtervolging bewust meerdere risicovolle manoeuvres hebben uitgevoerd. Aan de verdachte wordt verweten dat hij (met relatief hoge snelheid) in de richting van het dienstvoertuig van verbalisant [Slachtoffer 1] is gereden, waardoor die [Slachtoffer 1] een uitwijkmanoeuvre moest maken teneinde een frontale aanrijding te voorkomen (het onder 1 ten laste gelegde) alsmede dat hij met hoge snelheid remacties heeft uitgevoerd en/of felle stuurbewegingen richting [Slachtoffer 1] heeft gemaakt, terwijl deze naast hem reed, waardoor [Slachtoffer 1] hard moest remmen of uitwijken (het onder 2 ten laste gelede).
De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet vaststellen dat deze specifieke handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank stelt voorop dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan het feit dat verbalisant [Slachtoffer 1] hetgeen hij gerelateerd heeft in zijn processen-verbaal, ook daadwerkelijk zo beleefd heeft. De rechtbank constateert echter ook dat de beschreven waarnemingen van deze impactvolle achtervolging op belangrijke punten geen ondersteuning vinden in de forensische analyse die op basis van het PlaatsBepalingsSysteem (PBS) van zijn dienstvoertuig is gemaakt. Immers zijn er op de specifieke momenten geen stuurbewegingen en remacties geregistreerd die passen bij de beschreven manoeuvres. Dat hetgeen beschreven is niet correspondeert met het technische bewijs, is vermoedelijk te verklaren door de onmiskenbare impact die dit soort van situaties kan hebben. Zelfs op goed getrainde en ervaren politiemensen.
Nu de waarneming zoals vastgelegd in de processen-verbaal geen bevestiging vindt in het forensisch tegenbewijs en het dossier ook geen ander (steun)bewijs bevat dat de verdachte de hem verweten gedragingen heeft uitgevoerd, komt de rechtbank op grond van voormelde bewijsmiddelen niet tot de overtuiging dat verdachte de als feit 1 en feit 2 aan hem tenlastegelegde feiten heeft begaan, zodat de rechtbank hem daarvan vrijspreekt.
3.3.1.2
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 3 en feit 4
Bewijsmiddelen:
De achtervolging van de verdachte eindigt uiteindelijk, doordat zijn auto richting de berm wordt gedwongen en in een weiland tot stilstand komt.
Verbalisanten [Slachtoffer 2] en [verbalisant] relateren daarover als volgt:
Op 23 december 2020 reden wij op de N281 te Heerlen als tweede voertuig achter de auto van de verdachte. (…). Wij zagen dat de hondengeleider met zijn dienstvoertuig naast het voertuig van de verdachte ging rijden en hem zo richting de berm dwong. Toen de verdachte in de berm stil stond, zagen wij dat de verlichting om achteruit te rijden aan ging. (…) Toen ik, verbalisant [verbalisant] , was uitgestapt, hoorde ik dat de personenauto waarin de verdachte zat, veel toeren bleef maken. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat de voorbanden van de verdachte rond bleven draaien. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat hierdoor modder vanaf de berm op bleef spatten. Ik, verbalisant [verbalisant] , hoorde meerdere collega's schreeuwen: “Stop met gas geven, stop met gas geven!”.
Ik, verbalisant [Slachtoffer 2] , stapte uit het dienstvoertuig en rende naar de verdachte die
nog op de bestuurderstoel zat. (…) Ik zag dat een andere collega deze ruit insloeg en de verdachte uit het voertuig probeerde te halen. Op dit moment hing ik met beide armen over het portier door de opening van de ruit van de bestuurderskant en met mijn lichaam stond ik ter hoogte van de linker voorband. Ik opende het bestuurders-portier door met mijn rechterarm door de ruitopening naar binnen te gaan en met mijn hand aan de portiersklink aan de binnenzijde te trekken. (…) Ik hoorde dat de motor van het voertuig heel veel toeren en geluid maakte. Ik herkende dit geluid als het geluid dat een motor maakt wanneer men heel veel gas geeft. Ik keek in het voertuig en zag dat de verdachte zijn rechterbeen gestrekt had, met zijn voet ter hoogte van het gaspedaal zat en dat hij het stuur van het voertuig stevig vasthield. Ik was erg bang dat het voertuig zou gaan rijden. Ik kon op dit moment geen kant op. Ik stond tussen het portier en een hekwerk waar de verdachte zich in klemgereden had. De afstand tussen het hek en het portier bedroeg minder dan één meter.
Ook verbalisant [Slachtoffer 3] was ter plaatse toen het voertuig van de verdachte in de berm tot stilstand was gebracht en relateert daarover als volgt:
Toen het voertuig tot stilstand was gekomen ben ik, [Slachtoffer 3] , onmiddellijk uitgestapt.
(…) Ik zag dat de verdachte in zijn middenconsole ‘aan het zoeken was’. Hierop heb ik met de uitschuifbare wapenstok het voorraam aan de bestuurderszijde ingeslagen. Ik heb hierop getracht de verdachte middels een armfixatie onder controle te brengen. Ik hoorde dat de motor van de verdachte herrie maakte en veel toeren bleef maken. Ik hoorde dat de motor van het voertuig bleef accelereren. Ik heb de verdachte toegeschreeuwd dat hij moest stoppen met gas geven. Ik merkte dat de bestuurder hier niet op reageerde. Hierop heb ik getracht de motor in zijn neutraal te zetten. Toen ik in de auto hing merkte ik dat de motor veel toeren bleef maken. Ik heb de verdachte nogmaals toegeschreeuwd dat hij het gas moest loslaten. Ik merkte dat de wielen bleven doordraaien. Daar ik het gevoel kreeg dat ik gevaar liep omdat de verdachte gas bleef geven en ik in de auto hing, heb ik de verdachte tot twee maal
toe een klap op zijn gezicht gegeven. Hierop kon ik bij de sleutel, die in het contact zat, en deze eruit trekken waardoor de motor stopte.
Overwegingen:
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 23 december 2020 nadat hij met zijn auto in de berm van de N281 te Heerlen tot stilstand was gebracht, fors gas heeft gegeven en zijn rechtervoet op het gaspedaal is blijven houden. Op dat moment stond verbalisant [Slachtoffer 2] ter hoogte van de linker voorband van de auto van de verdachte en hing hij met zijn armen in het bestuurdersportier. [Slachtoffer 2] bevond zich daarbij in de ruimte van nog geen meter tussen de auto van de verdachte en een hekwerk. Eveneens hing op dat moment verbalisant [Slachtoffer 3] met het lichaam in de auto van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat wanneer in een klemgereden vluchtauto een verdachte niet meewerkt aan zijn aanhouding, maar zich blijft verzetten, fors gas geeft en daarbij de voet op het gaspedaal houdt, er sprake is van handelingen die bij de betreffende verbalisanten de gerechtvaardigde vrees kunnen doen ontstaan dat zij ten gevolge van een mogelijke aanrijding dan wel het meesleuren, op zijn minst genomen ernstig gewond zouden kunnen raken. Daaraan doet niet af dat de auto van de verdachte door de politieauto’s ingeklemd was en op drassige ondergrond stond. Immers bestond nog steeds de mogelijkheid dat de auto in beweging zou komen met mogelijk zeer ernstige gevolgen voor de veiligheid en gezondheid van de betrokken verbalisanten. Uit deze handelingen leidt de rechtbank voorts af dat de verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de betreffende verbalisanten door zijn handelen bedreigd worden met zware mishandeling of enig misdrijf waardoor gevaar voor de veiligheid van personen ontstaat.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank de onder 3 en 4 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen
3.3.2Parketnummer 03/166759-21
De rechtbank acht het onder parketnummer 03/166759-21 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte dit feit ter terechtzitting van 19 november 2021 heeft bekend en door de raadsvrouw geen bewijsverweer is gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 augustus 2021;
- het proces-verbaal artikel 9 WVW d.d. 1 september 2021:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2020;
- het arrest van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch d.d. 21 maart 2021.