3.3Het oordeel van de rechtbank
03.017439.20 Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 1] heeft als volgt verklaard:
Op 18 januari 2020 te 11:00 uur ging mijn vriendin [slachtoffer 2] op bezoek bij haar ouders aan de [adres 2] in Lomm, gemeente Venlo. Om 12:00 uur belde [slachtoffer 2] mij op en legde uit wat er zojuist was gebeurd met [verdachte] ( [verdachte] , verdachte). Ik reed samen met een vriend, [naam 3] , naar Lomm om te kijken of ik de situatie met [verdachte] kon oplossen. Om 13:00 uur kwam ik samen met [naam 3] aan op de [adres 2] . Ik stapte uit de auto en zag dat [verdachte] uit zijn woning aan de [adres 3] kwam. [verdachte] schreeuwde: "Niet meer voor mijn woning parkeren kankerlijer, anders steek ik jou ook dood!" De afstand tussen de voordeur van [verdachte] en mijn auto was op dat moment ongeveer 2 meter. [verdachte] rende op mij af en trok ondertussen twee messen uit de voorzijde van zijn broeksband. [verdachte] had één mes vast in zijn rechterhand en één mes in zijn linkerhand.
Op het moment dat [verdachte] op mij afrende en ik de messen zag, draaide ik me meteen om en rende terug naar mijn auto. Ik sprong achter het stuur van mijn auto en probeerde het portier dicht te trekken, maar [verdachte] trok het portier terug open en begon te steken. Ik startte de auto en reed de auto achteruit de weg op. Op dat moment rende [verdachte] achter mij aan, trok de deur open en begon met beide messen stekende bewegingen in mijn richting te maken. Hij haalde ongeveer 3 à 4 keer uit met beide handen/messen. Er zat nog geen 30 centimeter tussen mij en de messen van [verdachte] . Ik hing helemaal naar de passagierszijde van mijn auto om te voorkomen dat ik gestoken werd. Ik hoorde dat [verdachte] meerdere keren schreeuwde: "Ik maak je dood!" Daarop lukte het mij om met beide handen mijn portier dicht te trekken en op slot te doen. Ik ben snel weggereden naar huis aan de [adres 4] in Lomm. Vijf à zes minuten later stond [verdachte] plotseling bij mij voor de deur. Ik zag dat [verdachte] uit zijn auto stapte en naar mijn voordeur liep. Tevens zag ik dat [verdachte] nog altijd een mes vasthield. Ik hoorde vervolgens gebonk op de voordeur. Vervolgens zag ik dat [verdachte] terug rende naar zijn auto en wegreed. Door de klappen op mijn voordeur heeft [verdachte] het glas in de deur vernield. Mijn woning betreft een huurwoning van woningstichting Woonwenz.
Aangever heeft voorts verklaard:
Ik was de auto met 1 hand aan het starten en met mijn 2de hand probeerde ik het portier dicht te trekken. Ik zag dat [verdachte] stekende bewegingen maakte met de messen tegen het raam van het portier. Toen zag ik dat [verdachte] het bestuurdersportier aan de bovenzijde vast had met zijn linkerhand en aan de zijkant met zijn rechterhand. Op dat moment had hij ook in iedere hand een mes vast. Ik merkte dat ik het portier niet dicht kon trekken omdat [verdachte] met 2 handen aan het trekken was. Ik zag dat het portier circa 30-40 centimeter open was terwijl ik deze nog probeerde dicht te trekken. Ik zag toen dat [verdachte] met zijn rechterhand met hierin een van de messen stekende bewegingen maakte door de opening in mijn richting. Ik moest naar rechts gaan hangen in de auto, naar [naam 3] toe, om te voorkomen dat hij mij in mijn nek zou raken met dat mes. Ik zag en voelde dat de auto ondertussen startte. Ondertussen bleef [verdachte] proberen om het portier open te trekken met 1 hand en met de andere probeerde hij in mijn richting te steken via de opening van het portier. Ik hoorde dat [verdachte] ondertussen van alles aan het roepen was zoals: "Ik steek je dood, kankerkop."
De getuige [naam 1] heeft het volgende verklaard:
Ik woon op de [adres 5] in Lomm. Op 18 januari 2020 had mijn tante, [slachtoffer 2] , een conflict met [verdachte] . Ik was boven op de eerste etage van de woning. Via mijn slaapkamerraam heb ik uitzicht op de straat. Ik heb gedurende het hele conflict daar gestaan. Ik zag dat [verdachte] echt heel erg opgefokt was. Ik dacht nog bij mezelf, ik rook mijn sigaret op en dan loop ik even naar beneden om de boel te sussen. Ik heb namelijk op zich nog prima contact, voornamelijk met [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 3] , de partner van de verdachte). Nog voordat ik mijn sigaret op had, zag ik dat mijn oom [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] , de aangever), de oprit van onze woning kwam oprijden. Ik zag dat [slachtoffer 1] samen was met [naam 3] . Ik zag dat [slachtoffer 1] uitstapte vanaf de bestuurderszijde. Ik zag dat [verdachte] naar buiten kwam met messen. Ik denk dat er tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] ongeveer 2 à 3 meter was. Toen [slachtoffer 1] die messen zag,
wilde hij terug naar zijn auto. [verdachte] was echter sneller, dus [slachtoffer 1] kreeg zijn portier
niet geheel gesloten. Ik zag dat [verdachte] met de messen tussen de deur, in de richting
van [slachtoffer 1] stekende bewegingen maakte. Ik zag dat de messen richting de nek van [slachtoffer 1]
gingen. Uiteindelijk is het [slachtoffer 1] gelukt, om de auto in zijn achteruit te zetten
en weg te rijden.
De verdachte heeft het volgende verklaard:
[slachtoffer 2] , de vrouw van [slachtoffer 1] , parkeert constant haar auto voor onze oprit terwijl haar vader, moeder en zus naast ons wonen. Naast mij woont de zus van [slachtoffer 2] . Telkens als zij bij haar vader en moeder komt parkeert zij haar auto dus twee deuren verder bij mij voor de deur. Gisteren had [slachtoffer 2] weer de auto voor onze deur geparkeerd. Dat was wel op de openbare weg, maar voor mijn huis. Ik was een beetje geïrriteerd en heb daarom wat alcohol gedronken. Hierna zag ik dat [slachtoffer 2] naar buiten kwam. Het was in eerste instantie over en weer schelden. Op een gegeven moment begon zij te dreigen. Ik hoorde dat zij zei: "Wacht maar dadelijk heb je problemen. Dadelijk komt [slachtoffer 1] !". Toen werd ik paranoia en heb twee vleesmessen gepakt.
De verdachte heeft verder verklaard:
[slachtoffer 1] kwam met piepende banden aanrijden. De deur had ik al open. Ik stond in de gang. Toen hoorde ik hun aankomen met de auto. Ik zag toen dat zij alle twee wilden uitstappen en toen ben ik daarnaartoe gegaan. Er zat misschien 2 meter tussen mij en de auto. Ik sloeg met het mes tegen het raam. Toen ben ik erachteraan gegaan naar zijn huis. Ik sloeg een barst in het raam van de deur. Ik heb niet op [slachtoffer 1] ingestoken, alleen in die richting gedaan met de messen. Niet echt naar hem maar richting de ruit. Toen hij in de auto zat heb ik wel aan het portier getrokken. [slachtoffer 1] trok het portier meteen weer dicht. Toen heb ik alleen met het mes richting de ruit geslagen. Het zwaaien met het mes was om hen weg te jagen.
De verdachte heeft ten slotte verklaard dat hij de messen uiteindelijk heeft weggegooid.De messen zijn door verbalisant [naam 4] aangetroffen en in beslag genomen.Verder is op 19 januari 2020 in het dashboard vak aan de bestuurderszijde van de auto van [verdachte] een schilmes aangetroffen. Dit mes werd in beslag genomen.De messen zijn onderzocht.
Van de vernieling van het raam van de deur heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan mede namens de rechtspersoon Woonwenz.
Tussenconclusie feit 1
Op basis van de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaring van de getuige [naam 1] stelt de rechtbank vast dat de verdachte met messen meermalen stekende bewegingen heeft gemaakt door een deels geopend portier richting de nek van [slachtoffer 1] , terwijl [slachtoffer 1] in zijn auto zat. De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat deze verklaringen betrouwbaar zijn. De essentie van beide verklaringen zijn namelijk identiek en [naam 1] heeft lang getwijfeld of zij een verklaring zou afleggen, omdat zij familie is van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een redelijk goede band had met de verdachte en zijn partner. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat de relatie met [naam 1] na het incident nog steeds redelijk is gebleven.
De vraag die aan de rechtbank vervolgens voorligt is of de stekende bewegingen die de verdachte met de messen heeft gemaakt richting [slachtoffer 1] , een poging tot doodslag of een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oplevert.
Daarbij is beslissend of de verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig, indien de verdachte bewust de
aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. Enkele wetenschap van die kans volstaat niet. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Het moet daarbij gaan om de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
In dit geval heeft de verdachte, staand naast de auto, met messen (met een lemmet van 15 respectievelijk 20 centimeter) neerwaartse stekende bewegingen gemaakt door een deels geopend portier in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] die op dat moment weerloos in zijn auto zat en trachtte het portier van de auto te sluiten. Het is niet aan de verdachte te danken dat [slachtoffer 1] niet is geraakt. Blijkens de verklaring van [slachtoffer 1] en de verklaring van de getuige [naam 1] heeft hij de messen weten te ontwijken door weg te duiken richting de bijrijdersstoel, om niet in zijn nek geraakt te worden. Naast de nek had de verdachte andere vitale delen kunnen raken, zoals het hoofd, de longen en het hart. De rechtbank is van oordeel dat daarmee de aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop aanwezig was. Uit het gegeven dat de verdachte onder deze omstandigheden meermaals heeft gestoken, concludeert de rechtbank dat de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Hiermee is sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] .
Conclusie
De verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, zoals ten laste is gelegd onder 1 primair.
Conclusie feiten 2, 3 en 4
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd (feit 2). De verdachte bekent het feit met uitzondering van de verbale bedreigingen die hij geuit zou hebben. De rechtbank acht echter bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde dan wel soortgelijke bedreigende bewoordingen heeft geuit, gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , bezien in de context waarbinnen de gewelddadige gebeurtenissen zich hebben afgespeeld.
De rechtbank acht gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van de verdachte de vernieling van het raam van de voordeur (feit 3) wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de bewezenverklaring betrekking heeft op twee messen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard van de voorwerpen en de omstandigheden waaronder deze messen werden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze voor geen ander doel bestemd waren dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Deze voorwerpen zijn daarom wapens in de zin van artikel 2, lid 1, Categorie IV onder 7° van de Wet wapens en munitie.
Nu de officier van justitie de tenlastelegging heeft toegesneden op de messen die waren meegenomen om te gebruiken bij geweld, althans bedreiging met geweld, zal de rechtbank geen rekening houden bij de bewezenverklaring of strafmaat met het mes dat in het dashboardkastje van de auto is aangetroffen. Hoewel bij dit mes wel is voldaan aan de eisen voor het dragen, ontbreken voldoende bewijsmiddelen voor de gestelde doelstelling.
03.217087.20
Vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijsmateriaal voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van de verweten mishandeling op 23 augustus 2020 te Maastricht. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank acht ten aanzien van de verweten mishandeling op 23 en 24 augustus 2020 te Lomm voldoende wettig bewijs aanwezig, echter bij de rechtbank ontbreekt de overtuiging dat de verweten gedragingen door de verdachte zijn gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. De verdachte heeft verklaard dat er een ruzie is geweest en dat er over en weer aan elkaar is getrokken en tegen elkaar is geduwd en dat aangeefster is gestruikeld. Daardoor zou volgens de verdachte het letsel bij aangeefster zijn ontstaan. Aangeefster heeft verklaard dat ze meerdere keren met gebalde vuist is geslagen tegen haar gezicht, een kopstoot heeft gekregen, over de vloer is getrokken en is gewurgd. De rechtbank stelt aan de hand van de foto’s in het dossier vast dat er sprake is van enig letsel Dit letsel past echter niet goed bij de gebeurtenissen die de aangeefster beschrijft en de gedragingen die op basis van haar aangifte aan de verdachte worden verweten. De rechtbank zal de verdachte van dit feit vrijspreken.
03.291636.20
Feit 1
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de bewezen verklaarde hoeveelheid geld ziet op een relatief klein bedrag uit een potje en niet op de andere in de aangifte genoemde bedragen. De rechtbank zal, nu de verdachte tegenover de politie en ter terechtzitting heeft bekend in de woning te hebben ingebroken en een muntencollectie en geld te hebben gestolen uit een potje en door of namens hem ter zake geen vrijspraak is bepleit, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 15 november 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 8 en 9;
- Het proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer 4] , doorgenummerde dossierpagina 12;
- Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 17 november 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 94 t/m 99.
Feit 2
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal, nu de verdachte tegenover de politie het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2020, doorgenummerde dossierpagina 51;
- Het geschrift, zijnde een kennisgeving inbeslagneming, doorgenummerde dossierpagina 74;
- Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 17 november 2020, doorgenummerde dossierpagina 108.