ECLI:NL:RBLIM:2021:9403

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
03.017439.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, bedreiging, vernieling, woninginbraak en bezit van hennep door een 28-jarige man uit Geleen

Op 14 december 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 28-jarige man uit Geleen. De verdachte werd veroordeeld voor een poging tot doodslag, bedreiging, vernieling, woninginbraak en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 2 jaar op, met aftrek van het voorarrest. De man werd vrijgesproken van huiselijk geweld. De zaak kwam voort uit een incident op 18 januari 2020, waarbij de verdachte met messen dreigde en stekende bewegingen maakte richting het slachtoffer, [slachtoffer 1]. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, gezien de stekende bewegingen die de verdachte maakte, en dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat hij het slachtoffer zou doden of zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en voor het vernielen van een ruit van de woning van het slachtoffer. De rechtbank achtte de woninginbraak en het bezit van hennep ook wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03.017439.20 + 03.217087.20 (ttzgev) + 03.291636.20 (ttzgev)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 14 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1993,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 november 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03.017439.20
Feit 1: heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door meerdere malen met messen richting die [slachtoffer 1] te steken, dan wel heeft geprobeerd die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
Feit 3: een ruit heeft vernield;
Feit 4: messen heeft gedragen om te gebruiken bij geweld, althans bedreiging met geweld;
03.217087.20
op 23 augustus en 24 augustus 2020 zijn levensgezel [slachtoffer 3] heeft mishandeld;
03.291636.20
Feit 1: in een woning heeft ingebroken en geld/goederen heeft gestolen;
Feit 2: opzettelijk ongeveer 74 gram hasjiesj in zijn bezit had.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
03.017439.20
De officier van justitie acht feit 1 primair (poging tot doodslag) wettig en overtuigend bewezen. In het dossier bevinden zich drie getuigenverklaringen waarin de getuigen verklaren dat de verdachte met messen stekende bewegingen richting [slachtoffer 1] heeft gemaakt. Het heeft niet veel gescheeld of [slachtoffer 1] was op een vitaal onderdeel van zijn lichaam geraakt. De officier van justitie acht feit 2 (de bedreiging) ook wettig en overtuigend bewezen. Hij verwijst hierbij naar de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaring van de verdachte dat hij aan [slachtoffer 1] messen heeft getoond en met die messen heeft gezwaaid en daarmee op de autoruit heeft getikt/geslagen. De officier van justitie acht tevens bewezen dat de verdachte bedreigende woorden heeft geuit. De aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaring van de getuige [naam 1] zijn ter zake duidelijk. De officier van justitie acht de feiten 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft de vernieling van de ruit bekend en hij heeft ook verklaard dat hij messen bij zich droeg om mensen weg te jagen.
03.217087.20
De officier van justitie acht niet bewezen dat er op 23 augustus 2020 te Maastricht een mishandeling heeft plaatsgevonden. Daarvoor bevat het dossier onvoldoende bewijs. De officier van justitie acht wel bewezen dat er op 24 augustus 2020 een mishandeling heeft plaatsgevonden te Lomm. Hij verwijst hierbij naar de aangifte van [slachtoffer 3] (de partner van de verdachte) en de letselbeschrijving in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2020 met de foto van het letsel.
03.291636.20
De officier van justitie acht feit 1 (inbraak) en feit 2 (bezit van hasjiesj) wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft deze feiten bekend.
3.2
Het standpunt van de verdediging
03.017439.20
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte van feit 1 primair en subsidiair dient te worden vrijgesproken. De verdediging acht de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar. De raadsman meent dat de door hem beschreven gang van zaken telkens verandert, niet realistisch is en op punten feitelijk onmogelijk. De verklaringen van [slachtoffer 1] stroken verder niet met de verklaringen van de getuigen [naam 2] en [naam 1] , welke verklaringen overigens naar de mening van de verdediging ook meer vragen oproepen dan antwoorden geven.
Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging zich op het standpunt dat er partieel vrijspraak dient te volgen voor het verweten verbale gedeelte, omdat daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De verdachte ontkent die bewoordingen te hebben geuit. Voor het overige kan voor dit feit een bewezenverklaring volgen.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 stelt de verdediging zich op het standpunt dat een bewezenverklaring kan volgen. De verdachte bekent deze feiten, al dient bij feit 4 rekening te worden gehouden met de hoeveelheid messen. De verdachte droeg twee messen en niet meer.
03.217087.20De verdediging stelt zich op het standpunt dat vrijspraak dient te volgen voor de verweten mishandeling op 23 augustus 2020 te Maastricht. Daarvoor bevindt zich onvoldoende wettig bewijs in het dossier. Ten aanzien van de verweten mishandeling op 24 augustus 2020 te Lomm is er wel voldoende wettig bewijs, echter bij de beoordeling van dit feit dient zwaar rekening te worden gehouden met de persoon van het slachtoffer, die aan zelfkastijding doet. Verder ontkent de verdachte de verweten gedragingen te hebben gepleegd; in elk geval is het letsel niet met opzet toegebracht, maar mogelijk deels het gevolg van duwen en trekken tussen de verdachte en het slachtoffer.
03.291636.20
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat ‘een hoeveelheid geld’ niet bewezen kan worden geacht wanneer dit doelt op de door de aangever genoemde grote geldbedragen, omdat de verdachte alleen een potje met kleingeld heeft meegenomen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
03.017439.20 Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer 1] heeft als volgt verklaard [2] :
Op 18 januari 2020 te 11:00 uur ging mijn vriendin [slachtoffer 2] op bezoek bij haar ouders aan de [adres 2] in Lomm, gemeente Venlo. Om 12:00 uur belde [slachtoffer 2] mij op en legde uit wat er zojuist was gebeurd met [verdachte] ( [verdachte] , verdachte). Ik reed samen met een vriend, [naam 3] , naar Lomm om te kijken of ik de situatie met [verdachte] kon oplossen. Om 13:00 uur kwam ik samen met [naam 3] aan op de [adres 2] . Ik stapte uit de auto en zag dat [verdachte] uit zijn woning aan de [adres 3] kwam. [verdachte] schreeuwde: "Niet meer voor mijn woning parkeren kankerlijer, anders steek ik jou ook dood!" De afstand tussen de voordeur van [verdachte] en mijn auto was op dat moment ongeveer 2 meter. [verdachte] rende op mij af en trok ondertussen twee messen uit de voorzijde van zijn broeksband. [verdachte] had één mes vast in zijn rechterhand en één mes in zijn linkerhand.
Op het moment dat [verdachte] op mij afrende en ik de messen zag, draaide ik me meteen om en rende terug naar mijn auto. Ik sprong achter het stuur van mijn auto en probeerde het portier dicht te trekken, maar [verdachte] trok het portier terug open en begon te steken. Ik startte de auto en reed de auto achteruit de weg op. Op dat moment rende [verdachte] achter mij aan, trok de deur open en begon met beide messen stekende bewegingen in mijn richting te maken. Hij haalde ongeveer 3 à 4 keer uit met beide handen/messen. Er zat nog geen 30 centimeter tussen mij en de messen van [verdachte] . Ik hing helemaal naar de passagierszijde van mijn auto om te voorkomen dat ik gestoken werd. Ik hoorde dat [verdachte] meerdere keren schreeuwde: "Ik maak je dood!" Daarop lukte het mij om met beide handen mijn portier dicht te trekken en op slot te doen. Ik ben snel weggereden naar huis aan de [adres 4] in Lomm. Vijf à zes minuten later stond [verdachte] plotseling bij mij voor de deur. Ik zag dat [verdachte] uit zijn auto stapte en naar mijn voordeur liep. Tevens zag ik dat [verdachte] nog altijd een mes vasthield. Ik hoorde vervolgens gebonk op de voordeur. Vervolgens zag ik dat [verdachte] terug rende naar zijn auto en wegreed. Door de klappen op mijn voordeur heeft [verdachte] het glas in de deur vernield. Mijn woning betreft een huurwoning van woningstichting Woonwenz.
Aangever heeft voorts verklaard [3] :
Ik was de auto met 1 hand aan het starten en met mijn 2de hand probeerde ik het portier dicht te trekken. Ik zag dat [verdachte] stekende bewegingen maakte met de messen tegen het raam van het portier. Toen zag ik dat [verdachte] het bestuurdersportier aan de bovenzijde vast had met zijn linkerhand en aan de zijkant met zijn rechterhand. Op dat moment had hij ook in iedere hand een mes vast. Ik merkte dat ik het portier niet dicht kon trekken omdat [verdachte] met 2 handen aan het trekken was. Ik zag dat het portier circa 30-40 centimeter open was terwijl ik deze nog probeerde dicht te trekken. Ik zag toen dat [verdachte] met zijn rechterhand met hierin een van de messen stekende bewegingen maakte door de opening in mijn richting. Ik moest naar rechts gaan hangen in de auto, naar [naam 3] toe, om te voorkomen dat hij mij in mijn nek zou raken met dat mes. Ik zag en voelde dat de auto ondertussen startte. Ondertussen bleef [verdachte] proberen om het portier open te trekken met 1 hand en met de andere probeerde hij in mijn richting te steken via de opening van het portier. Ik hoorde dat [verdachte] ondertussen van alles aan het roepen was zoals: "Ik steek je dood, kankerkop."
De getuige [naam 1] heeft het volgende verklaard [4] :
Ik woon op de [adres 5] in Lomm. Op 18 januari 2020 had mijn tante, [slachtoffer 2] , een conflict met [verdachte] . Ik was boven op de eerste etage van de woning. Via mijn slaapkamerraam heb ik uitzicht op de straat. Ik heb gedurende het hele conflict daar gestaan. Ik zag dat [verdachte] echt heel erg opgefokt was. Ik dacht nog bij mezelf, ik rook mijn sigaret op en dan loop ik even naar beneden om de boel te sussen. Ik heb namelijk op zich nog prima contact, voornamelijk met [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 3] , de partner van de verdachte). Nog voordat ik mijn sigaret op had, zag ik dat mijn oom [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] , de aangever), de oprit van onze woning kwam oprijden. Ik zag dat [slachtoffer 1] samen was met [naam 3] . Ik zag dat [slachtoffer 1] uitstapte vanaf de bestuurderszijde. Ik zag dat [verdachte] naar buiten kwam met messen. Ik denk dat er tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] ongeveer 2 à 3 meter was. Toen [slachtoffer 1] die messen zag,
wilde hij terug naar zijn auto. [verdachte] was echter sneller, dus [slachtoffer 1] kreeg zijn portier
niet geheel gesloten. Ik zag dat [verdachte] met de messen tussen de deur, in de richting
van [slachtoffer 1] stekende bewegingen maakte. Ik zag dat de messen richting de nek van [slachtoffer 1]
gingen. Uiteindelijk is het [slachtoffer 1] gelukt, om de auto in zijn achteruit te zetten
en weg te rijden.
De verdachte heeft het volgende verklaard [5] :
[slachtoffer 2] , de vrouw van [slachtoffer 1] , parkeert constant haar auto voor onze oprit terwijl haar vader, moeder en zus naast ons wonen. Naast mij woont de zus van [slachtoffer 2] . Telkens als zij bij haar vader en moeder komt parkeert zij haar auto dus twee deuren verder bij mij voor de deur. Gisteren had [slachtoffer 2] weer de auto voor onze deur geparkeerd. Dat was wel op de openbare weg, maar voor mijn huis. Ik was een beetje geïrriteerd en heb daarom wat alcohol gedronken. Hierna zag ik dat [slachtoffer 2] naar buiten kwam. Het was in eerste instantie over en weer schelden. Op een gegeven moment begon zij te dreigen. Ik hoorde dat zij zei: "Wacht maar dadelijk heb je problemen. Dadelijk komt [slachtoffer 1] !". Toen werd ik paranoia en heb twee vleesmessen gepakt.
De verdachte heeft verder verklaard [6] :
[slachtoffer 1] kwam met piepende banden aanrijden. De deur had ik al open. Ik stond in de gang. Toen hoorde ik hun aankomen met de auto. Ik zag toen dat zij alle twee wilden uitstappen en toen ben ik daarnaartoe gegaan. Er zat misschien 2 meter tussen mij en de auto. Ik sloeg met het mes tegen het raam. Toen ben ik erachteraan gegaan naar zijn huis. Ik sloeg een barst in het raam van de deur. Ik heb niet op [slachtoffer 1] ingestoken, alleen in die richting gedaan met de messen. Niet echt naar hem maar richting de ruit. Toen hij in de auto zat heb ik wel aan het portier getrokken. [slachtoffer 1] trok het portier meteen weer dicht. Toen heb ik alleen met het mes richting de ruit geslagen. Het zwaaien met het mes was om hen weg te jagen.
De verdachte heeft ten slotte verklaard dat hij de messen uiteindelijk heeft weggegooid. [7] De messen zijn door verbalisant [naam 4] aangetroffen en in beslag genomen. [8] Verder is op 19 januari 2020 in het dashboard vak aan de bestuurderszijde van de auto van [verdachte] een schilmes aangetroffen. Dit mes werd in beslag genomen. [9] De messen zijn onderzocht. [10]
Van de vernieling van het raam van de deur heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan mede namens de rechtspersoon Woonwenz. [11]
Tussenconclusie feit 1
Op basis van de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaring van de getuige [naam 1] stelt de rechtbank vast dat de verdachte met messen meermalen stekende bewegingen heeft gemaakt door een deels geopend portier richting de nek van [slachtoffer 1] , terwijl [slachtoffer 1] in zijn auto zat. De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat deze verklaringen betrouwbaar zijn. De essentie van beide verklaringen zijn namelijk identiek en [naam 1] heeft lang getwijfeld of zij een verklaring zou afleggen, omdat zij familie is van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een redelijk goede band had met de verdachte en zijn partner. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat de relatie met [naam 1] na het incident nog steeds redelijk is gebleven.
De vraag die aan de rechtbank vervolgens voorligt is of de stekende bewegingen die de verdachte met de messen heeft gemaakt richting [slachtoffer 1] , een poging tot doodslag of een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oplevert.
Daarbij is beslissend of de verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig, indien de verdachte bewust de
aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. Enkele wetenschap van die kans volstaat niet. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Het moet daarbij gaan om de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
In dit geval heeft de verdachte, staand naast de auto, met messen (met een lemmet van 15 respectievelijk 20 centimeter) neerwaartse stekende bewegingen gemaakt door een deels geopend portier in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] die op dat moment weerloos in zijn auto zat en trachtte het portier van de auto te sluiten. Het is niet aan de verdachte te danken dat [slachtoffer 1] niet is geraakt. Blijkens de verklaring van [slachtoffer 1] en de verklaring van de getuige [naam 1] heeft hij de messen weten te ontwijken door weg te duiken richting de bijrijdersstoel, om niet in zijn nek geraakt te worden. Naast de nek had de verdachte andere vitale delen kunnen raken, zoals het hoofd, de longen en het hart. De rechtbank is van oordeel dat daarmee de aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop aanwezig was. Uit het gegeven dat de verdachte onder deze omstandigheden meermaals heeft gestoken, concludeert de rechtbank dat de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Hiermee is sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] .
Conclusie
De verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, zoals ten laste is gelegd onder 1 primair.
Conclusie feiten 2, 3 en 4
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd (feit 2). De verdachte bekent het feit met uitzondering van de verbale bedreigingen die hij geuit zou hebben. De rechtbank acht echter bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde dan wel soortgelijke bedreigende bewoordingen heeft geuit, gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , bezien in de context waarbinnen de gewelddadige gebeurtenissen zich hebben afgespeeld.
De rechtbank acht gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van de verdachte de vernieling van het raam van de voordeur (feit 3) wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de bewezenverklaring betrekking heeft op twee messen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard van de voorwerpen en de omstandigheden waaronder deze messen werden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze voor geen ander doel bestemd waren dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Deze voorwerpen zijn daarom wapens in de zin van artikel 2, lid 1, Categorie IV onder 7° van de Wet wapens en munitie.
Nu de officier van justitie de tenlastelegging heeft toegesneden op de messen die waren meegenomen om te gebruiken bij geweld, althans bedreiging met geweld, zal de rechtbank geen rekening houden bij de bewezenverklaring of strafmaat met het mes dat in het dashboardkastje van de auto is aangetroffen. Hoewel bij dit mes wel is voldaan aan de eisen voor het dragen, ontbreken voldoende bewijsmiddelen voor de gestelde doelstelling.
03.217087.20
Vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijsmateriaal voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van de verweten mishandeling op 23 augustus 2020 te Maastricht. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank acht ten aanzien van de verweten mishandeling op 23 en 24 augustus 2020 te Lomm voldoende wettig bewijs aanwezig, echter bij de rechtbank ontbreekt de overtuiging dat de verweten gedragingen door de verdachte zijn gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. De verdachte heeft verklaard dat er een ruzie is geweest en dat er over en weer aan elkaar is getrokken en tegen elkaar is geduwd en dat aangeefster is gestruikeld. Daardoor zou volgens de verdachte het letsel bij aangeefster zijn ontstaan. Aangeefster heeft verklaard dat ze meerdere keren met gebalde vuist is geslagen tegen haar gezicht, een kopstoot heeft gekregen, over de vloer is getrokken en is gewurgd. De rechtbank stelt aan de hand van de foto’s in het dossier vast dat er sprake is van enig letsel Dit letsel past echter niet goed bij de gebeurtenissen die de aangeefster beschrijft en de gedragingen die op basis van haar aangifte aan de verdachte worden verweten. De rechtbank zal de verdachte van dit feit vrijspreken.
03.291636.20 [12]
Feit 1
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de bewezen verklaarde hoeveelheid geld ziet op een relatief klein bedrag uit een potje en niet op de andere in de aangifte genoemde bedragen. De rechtbank zal, nu de verdachte tegenover de politie en ter terechtzitting heeft bekend in de woning te hebben ingebroken en een muntencollectie en geld te hebben gestolen uit een potje en door of namens hem ter zake geen vrijspraak is bepleit, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
  • Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 15 november 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 8 en 9;
  • Het proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer 4] , doorgenummerde dossierpagina 12;
  • Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 17 november 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 94 t/m 99.
Feit 2
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal, nu de verdachte tegenover de politie het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
  • Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2020, doorgenummerde dossierpagina 51;
  • Het geschrift, zijnde een kennisgeving inbeslagneming, doorgenummerde dossierpagina 74;
  • Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 17 november 2020, doorgenummerde dossierpagina 108.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht in de zaak met parketnummer
03-017439-20bewezen dat de verdachte
Feit 1 primair:
op 18 januari 2020 te Lomm, gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met messen in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
op 18 januari 2020 te Lomm, gemeente Venlo, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte, toen aldaar opzettelijk dreigend:
- die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Niet meer voor mijn woning parkeren kankerlijer, anders steek ik jou ook dood!" en "Ik maak je dood!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en daarbij messen aan die [slachtoffer 1] getoond en met die messen gezwaaid en met die messen in zijn, verdachtes, handen, achter die [slachtoffer 1] aangerend en vervolgens met die messen tegen het portier van de auto geslagen/getikt, terwijl [slachtoffer 1] zich in de auto bevond, en
- met die messen tegen de ruit van de voordeur van de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geslagen;
Feit 3:
op 18 januari 2020 te Lomm, gemeente Venlo, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] en Woonwenz toebehoorde, heeft vernield;
Feit 4:
op 8 januari 2020 te Lomm, gemeente Venlo, wapens van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten messen, zijnde voorwerpen waarvan, gelet op de aard en de omstandigheden waaronder die voorwerpen werden aangetroffen - te weten meegenomen om te gebruiken bij geweld, althans bedreiging met geweld, - redelijkerwijs kon worden aangenomen dat die voorwerpen bestemd waren om letsel aan personen toe te brengen en te dreigen, heeft gedragen;
De rechtbank acht in de zaak met parketnummer
03-291636-20bewezen dat de verdachte
Feit 1:
op 15 november 2020 te Velden, in de gemeente Venlo, een hoeveelheid geld en een muntencollectie, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] ,
heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen hoeveelheid geld en muntencollectie onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 2:
op 15 november 2020 in de gemeente Venlo, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 74 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 03-017439-20
Feit 1 primair:
poging tot doodslag
Feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling
Feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Feit 4:
overtreding van het bepaalde in artikel 27 lid 1 Wet wapens en munitie, tweemaal gepleegd
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 03-291636-20
Feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De GZ-psycholoog, Carin Classens, heeft over de geestvermogens van de verdachte op
18 mei 2020 een rapport uitgebracht met betrekking tot de zaak onder parketnummer 03.017439.20. Uit het rapport blijkt dat de verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met anti-sociale tendensen alsook wat meer vermijdende en afhankelijke trekken. Ook is er sprake van een matige stoornis in cannabisgebruik en een lichte stoornis in alcoholgebruik, beide in vroege remissie.
De psychische stoornissen waren ten tijde van het aan hem ten laste gelegde feit onder 2 (de bedreiging) aanwezig en deze stoornissen hebben zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van dat ten laste gelegde feit beïnvloed. De psycholoog adviseert het ten laste gelegde onder 2 in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De psycholoog heeft geen uitspraken gedaan met betrekking tot een verband tussen de gepleegde diagnostiek en het onder 1 ten laste gelegde feit. De psycholoog heeft geen inzicht gekregen in eventuele gedachten, gevoelens en motieven met betrekking tot dat feit.
De rechtbank neemt de conclusie met betrekking tot de verminderde toerekeningsvatbaarheid over. De rechtbank acht - ook al heeft de psycholoog zich daar niet expliciet over uitgelaten - de verminderde toerekeningsvatbaarheid ook van toepassing op het onder 1 ten laste gelegde, daar het de rechtbank in dit geval evident voorkomt dat de stoornissen ook die verweten handelingen hebben beïnvloed. De rechtbank wijst hierbij expliciet naar de omstandigheid dat de feiten onder 1 en 2 zich in een kort tijdsbestek hebben afgespeeld in een complex van opeenvolgende feiten, terwijl de verdachte onder spanning stond en onder invloed was van alcohol en cannabis.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Ten aanzien van de overtreding onder feit 4 in de zaak met parketnummer 03.017439.20 vordert de officier van justitie de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Verder dient aan de verdachte ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een contactverbod met de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opgelegd te worden. Ten slotte dient in de zaak met parketnummer 03.017439.20 de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis te worden opgeheven.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring van de feiten kan worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf waarvan in ieder geval het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het voorarrest. Aan het voorwaardelijke gedeelte kunnen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, die zijn neergelegd in het rapport van de reclassering. Verder dient bij de straftoemeting rekening te worden gehouden met het feit dat de feiten aan de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door meermalen stekende bewegingen met een mes in de richting van het slachtoffer te maken. Een onbeduidend incident over een parkeersituatie heeft op 19 januari 2020 geleid tot een -van de zijde van de verdachte- explosie van geweld. Onder invloed van alcohol en softdrugs en al zwaaiend met grote keukenmessen stormde de verdachte af op het slachtoffer [slachtoffer 1] , die ternauwernood zijn vege lijf heeft weten te redden door in zijn auto te stappen, dat een schild vormde tussen hem en de razende verdachte. Nu het portier van de auto niet geheel kon worden dichtgetrokken door toedoen van de verdachte, kon de verdachte stekende bewegingen maken richting de nek en andere vitale lichaamsdelen van [slachtoffer 1] . Dat hij niet is geraakt, is niet aan de verdachte te danken. Als hij wel was geraakt, had hij een gerede kans gelopen te overlijden.
Daarnaast heeft de verdachte zich verbaal laten gaan door zeer dreigende bewoordingen te uiten jegens het slachtoffer. Nadat het slachtoffer is weten weg te komen, vond de verdachte het nog niet genoeg. Hij stapte in zijn auto en reed naar de woning van het slachtoffer en zijn gezin. Met messen in de hand is hij op de woning afgestapt en heeft hij een ruit van de voordeur ingeslagen. De impact van deze gebeurtenissen op het slachtoffer en zijn gezin zijn niet mis te verstaan, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring. De beschreven gebeurtenissen zijn voor slachtoffers moeilijk te verwerken en in het algemeen creëren deze incidenten maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verder heeft de verdachte een woninginbraak gepleegd. Hieruit blijkt enerzijds een gebrek aan normbesef en anderzijds een gebrek aan enig respect voor andermans eigendommen. Daar komt nog bij dat een inbraak in een woning een grote impact heeft op de bewoners, omdat zij zich nu juist daar veilig moeten kunnen voelen. Ten slotte heeft de verdachte een verboden hoeveelheid hasjiesj in bezit gehad.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 19 oktober 2021. Daaruit blijkt dat hij niet eerder voor geweldshandelingen is veroordeeld, maar wel voor vermogensdelicten. De rechtbank zal de veroordelingen ter zake bij de strafmaat niet als strafverhogend meewegen, nu deze veroordelingen langer dan vijf jaren geleden hebben plaatsgevonden.
De rechtbank zal bij de straftoemeting in strafverminderende zin rekening houden met het feit dat de verdachte ten aanzien van de poging tot doodslag en de bedreigingen als verminderd toerekeningsvatbaar wordt beschouwd. De rechtbank zal verder bij de hoogte van de straf rekening houden met de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 03.217087.20 wordt vrijgesproken.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten, in het bijzonder de poging tot doodslag, de bedreigingen en de woninginbraak, is naar het oordeel van de rechtbank alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank ziet niets in een voorwaardelijke gedeelte waaraan bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals geadviseerd door de reclassering, omdat uit de stukken is gebleken dat het nakomen van de afspraken met de reclassering tijdens de schorsingsperiode zeer moeizaam is verlopen. Met grote regelmaat kwam de verdachte zijn afspraken niet na, waardoor behandelingen ook niet konden worden opgestart. Dat de verdachte lijdt aan de ziekte Huntington is op zichzelf beschouwd verdrietig, echter deze ziekte maakt niet dat hij zich niet kon laten begeleiden en zijn medewerking kon verlenen aan de trajecten die hem werden geboden. De verdachte lijkt selectief in de hulp die hij accepteert. Wanneer het in zijn straat paste was het prima, maar meer ook niet. De reclassering heeft vermeld dat het recidiverisico als hoog dient te worden beschouwd.
Alles overwegend zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van
24 maanden,
met aftrek van het voorarrest. De rechtbank zal de opheffing bevelen van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
De rechtbank zal het bewezen verklaarde feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 03-017439-20 apart beoordelen, nu het overtredingen betreft (kort gezegd: het dragen van twee messen op de wijze als omschreven onder feit 4). De rechtbank zal gelet op de straf die de verdachte voor de misdrijven opgelegd krijgt, geen andere straf of maatregel opleggen, nu zij dit niet opportuun acht. Zij zal de verdachte voor dit feit dan ook schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
De rechtbank ziet gelet op de gekozen strafmodaliteit en de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis overigens geen reden om een maatregel als omschreven in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.444,90 ingediend tegen verdachte, bestaande uit materiële en immateriële schade, die hij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit:
- aanschaf beveiligingscamera en monitor: € 444,90;
- ‘ voorschot’ immateriële schade: € 1.000,00
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten [kort gezegd: poging tot doodslag en bedreiging], door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Deze schadepost, die door de raadsman niet onderbouwd is weersproken, zal dan ook worden toegewezen met uitzondering van de op de nota’s genoemde bedragen die betrekking hebben op administratiekosten ‘herinnering’, groot € 12,00 (2 x € 6,00).
Vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,00 komt de rechtbank redelijk en billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting, als zijnde het bedrag waarop de schade minst genomen kan worden begroot. Deze schadepost is overigens door de raadsman niet onderbouwd weersproken.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 1.432,90, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De rechtbank zal daarbij het maximum aantal dagen gijzeling bepalen.
7.2
De vordering van de benadeelde partij Woonwenz
De benadeelde partij Woonwenz heeft een vordering tot schadevergoeding van € 431,51 ingediend tegen verdachte, bestaande uit materiële schade, die Woonwenz als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit:
- materiële schade (herstel ruit): € 431,51
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde feit [kort gezegd: vernieling], door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Deze schadepost, die door de raadsman niet onderbouwd is weersproken, zal dan ook worden toegewezen met uitzondering van het op de factuur genoemde BTW-bedrag, groot € 74,89. Woonwenz is een stichting die het genoemde bedrag niet verschuldigd is.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 356,62, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De rechtbank zal daarbij het maximum aantal dagen gijzeling bepalen.

8.Het beslag

03.017439.20
De hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen twee messen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, immers de messen behoren aan de verdachte toe en met die messen heeft de verdachte de feiten onder 1 primair, 2 en 4 begaan. Het in de auto aangetroffen mes zal aan hem moeten worden teruggegeven nu dat niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
03.291636.20
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de verdachte van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
- Trui, merk Black Bananas (kvi: p. 63 van het procesdossier) ;
- Broek en broekriem, merk Desquared2 (kvi: p. 63 van het procesdossier);
- Het mes dat in het dashboardkastje van de auto is aangetroffen (kvi: p. 102 van het procesdossier).
De rechtbank zal ten aanzien van de overige inbeslaggenomen goederen geen beslissing nemen, nu zij zich daartoe niet in staat acht gelet op de grote hoeveelheid en gelet op het ontbreken van een overzichtelijke beslaglijst.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57, 285, 287, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 27 en 54 van de Wet Wapens en Munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit in de zaak onder parketnummer 03.217087.20;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten onder 1 primair, 2 en 3 (03.017439.20) en onder 1 en 2 (03.291636.20) tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak onder parketnummer 03.017439.20,
    met ingang van heden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
  • wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
  • bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
  • bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
  • wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
  • wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Woonwenz, ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
  • bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
  • bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- 2 messen;
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
- Trui, merk Black Bananas (kvi: p. 63 van het procesdossier);
- Broek en broekriem, merk Desquared2 (kvi: p. 63 van het procesdossier);
- 1 mes aangetroffen in het dashboardkastje (kvi: p. 102 van het procesdossier).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M.C. van de Winkel, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2021.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is in de zaak onder parketnummer 03-017439-20 ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2020 te Lomm, gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met (een) mes(sen) in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 januari 2020 te Lomm, gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, met (een) mes(sen) in de richting van die [slachtoffer 1]
heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2020 te Lomm, gemeente Venlo, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft/is hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk dreigend:
- die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Niet meer voor mijn woning parkeren kankerlijer, anders steek ik jou ook dood!" en/of "Ik maak je dood!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of (daarbij) (een) mes(sen) aan die [slachtoffer 1] voorgehouden/getoond en/of met dat/die mes(sen) gezwaaid en/of met dat/die mes(sen) in zijn, verdachtes, hand(en), achter die [slachtoffer 1] aangerend en/of (vervolgens) met dat/die mes(sen) op/tegen het portier van de auto geslagen/getikt, terwijl [slachtoffer 1] zich in de auto bevond, en/of
- met dat/die mes(sen) op/tegen de ruit van de voordeur van de woning van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geslagen/getikt;
3.
hij op of omstreeks 18 januari 2020 te Lomm, gemeente Venlo, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of Woonwenz toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 18 januari 2020 te Lomm, gemeente Venlo, (een) wapen(s) van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten (een) mes(sen), zijnde (een) voorwerp(en) waarvan, gelet op de aard en/of de omstandigheden waaronder dat/die voorwerp(en) werd(en) aangetroffen - te weten meegenomen om te gebruiken bij geweld, althans bedeiging met geweld, - redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat/die voorwerp(en) bestemd was/waren om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen;
Aan de verdachte is in de zaak onder parketnummer 03-217087-20 ten laste gelegd dat
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 augustus 2020 tot en met 24 augustus 2020 in de gemeente Maastricht en/of gemeente Venlo, zijn levensgezel, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- met gebalde vuist in het gezicht te slaan, en/of
- aan de haren te trekken, en/of
- op de grond te gooien, en/of
- een kopstoot te geven, en/of
- bij de keel te grijpen en (vervolgens) de keel dicht te knijpen, en/of
- over de vloer te trekken;
Aan de verdachte is in de zaak onder parketnummer 03-291636-20 ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 15 november 2020 te Velden, in de gemeente Venlo
een hoeveelheid geld en/of een geldkistje, bevattende geld en/of een muntencollectie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen hoeveelheid geld en/of geldkistje, bevattende geld en/of muntencollectie onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 15 november 2020 te Velden, in de gemeente Venlo opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 74 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Venlo/Beesel, zaaknummer: 2020009969, gesloten d.d. 6 februari 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 107.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 18 januari 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 61 t/m 63.
3.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] d.d. 1 februari 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 66 t/m 67.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] d.d. 7 oktober 2020, niet doorgenummerd.
5.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 19 januari 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 30 en 31.
6.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 20 januari 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 34 en 35.
7.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 20 januari 2020, doorgenummerde dossierpagina 30.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2020, doorgenummerde dossierpagina 58 en kennisgeving van inbeslagneming doorgenummerde dossierpagina 104.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2020, doorgenummerde dossierpagina 70 en kennisgeving van inbeslagneming doorgenummerde dossierpagina 102.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 86-87.
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 18 januari 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 96 en 97.
12.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Venlo/Beesel, registratienummer: PL2321/2020184613, gesloten d.d. 30 december 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 114.