ECLI:NL:RBLIM:2021:9387

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
C/03/296035 / HA ZA 21-450
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in geschil over grafrecht en arbitrageovereenkomst

Op 8 december 2021 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in een incident betreffende de bevoegdheid van de rechtbank in een geschil over grafrecht. De eiseres in de hoofdzaak, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.H.C. Glenz, heeft een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Natuurrust Eygelshof B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.E. Verschuren. De eiseres vordert onder andere dat Natuurrust niet langer gebruik maakt van het pad vóór het graf van haar kind en dat zij het recht krijgt om bloemen op het graf te leggen. Natuurrust heeft in het incident een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat er een arbitrageovereenkomst bestaat op basis van artikel 7 van de grafakte die partijen hebben gesloten.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat partijen kunnen overeenkomen dat geschillen aan arbitrage worden onderworpen, maar dat een dergelijke overeenkomst tot arbitrage bewezen moet worden door een geschrift. De rechtbank heeft geoordeeld dat uit de tekst van de grafakte niet blijkt dat arbitrage exclusief is overeengekomen. De rechtbank heeft de incidentele vordering van Natuurrust afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 22 december 2021 weer op de rol komen voor opgave van verhinderdata voor een mondelinge behandeling in de periode van 1 februari 2022 tot en met 30 juni 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/296035 / HA ZA 21-450
Vonnis in incident van 8 december 2021
in de zaak van
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident],
wonend te [woonplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.J.H.C. Glenz,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NATUURRUST EYGELSHOF B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Eygelshoven, gemeente Kerkrade,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A.J.E. Verschuren.
Partijen zullen hierna [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en Natuurrust genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 en 2
  • de conclusie van antwoord alsmede de incidentele conclusie houdende exceptie van
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

in de hoofdzaak
2.1.
Natuurrust heeft bij akte van 25 november 2019 grafrecht verleend aan [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] (productie 1 bij dagvaarding). Dit grafrecht heeft betrekking op het graf van de [kind] van [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] .
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] vordert bij dagvaarding dat de rechtbank bij vonnis zal bevelen dat Natuurrust niet langer met voertuigen gebruik maakt van het pad vóór het graf van de [kind] van [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en voorts Natuurrust te verbieden om binnen een straal van 25 meter van het betreffende graf voertuigbewegingen van welke straal dan ook uit te voeren. Daarnaast wordt gevorderd om te bepalen dat het [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] is toegestaan om voor opvolgende perioden van drie dagen bloemen op het graf te leggen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 met een maximum van € 10.000,00 voor iedere keer dat Natuurrust in gebreke is om aan het vonnis te voldoen.
in het incident
2.2.
Natuurrust vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de zaak kennis te nemen, nu onder artikel 7 van de in het geding gebrachte grafakte tussen partijen is overeengekomen dat partijen een eventueel geschil voorleggen in de vorm van arbitrage ex art. 1026 Rv.
2.3.
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] voert verweer en stelt dat de arbitrage niet dwingend is voorgeschreven, nu er is vermeld dat partijen een eventueel geschil bij wijze van arbitrage
kunnenvoorleggen. Daarnaast stelt zij dat de akte geen rechtsgeldige overeenkomst tot arbitrage bevat omdat het te vaag is opgesteld.

3.3. De beoordeling in het incident

3.1.
Vooropgesteld zij dat partijen kunnen overeenkomen dat geschillen aan arbitrage worden onderworpen (art. 1020 Rv). Een dergelijke overeenkomst tot arbitrage wordt bewezen door een geschrift (art. 1021 Rv). Indien een arbitragebeding is overeengekomen, kan dit leiden tot onbevoegdheid van de overheidsrechter.
3.2.
Tussen partijen staat vast dat op 25 november 2019 een grafakte is gesloten, deze akte is bij dagvaarding overgelegd.
3.3.
Artikel 7 van de grafakte luidt:
“Geschillen
Op deze overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing.
Partijen komen overeen dat een eventueel geschil door partijen kunnen worden voorgelegd bij wijze van arbitrage zoals bedoeld in artikel 1026 en volgende Wetboek van Rechtsvordering aan een scheidsgerecht, bestaande uit drie arbiters.
Ieder van partijen is bevoegd één arbiter te benoemen, de aldus benoemde arbiters benoemen tezamen de derde arbiter.
Indien en voor zover het scheidsgerecht zich onbevoegd verklaart op grond van het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst is de gewone rechter, alsdan de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht bevoegd.
3.4.
Een arbitrageovereenkomst impliceert afstand van het recht op toegang tot het bij de wet ingestelde gerecht. Volgens vaste rechtspraak moet die afstand, evenals de afstand van andere fundamentele rechten,
vrijwillig en ondubbelzinniggeschieden. Alleen ondubbelzinnige aanknopingspunten voor een afstand van toegang tot de overheidsrechter zijn voldoende voor het oordeel dat de wederpartij die afstand mocht begrijpen en verwachten. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit art. 7 van onderhavige grafakte niet dat arbitrage exclusief is overeengekomen, nu is overeengekomen dat partijen een eventueel geschil bij wijze van arbitrage
kunnenvoorleggen.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
3.6.
Natuurrust zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt Natuurrust in de kosten van het incident, aan de zijde van Natuurrust Eygelshof B.V. tot op heden begroot op € 563,00,
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
22 december 2021voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen voor een mondelinge behandeling in de periode 1 februari 2022 tot en met 30 juni 2022.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH