ECLI:NL:RBLIM:2021:9360

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
ROE 21/2981
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor bouw stalling

Op 10 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen een besluit van de gemeente Echt-Susteren. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning aan [belanghebbende] voor de bouw van een stalling op een locatie in de gemeente. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, stelde dat hij belanghebbende was en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de vergunninghouder van plan was om direct met de bouw te beginnen zonder de beslissing op bezwaar af te wachten.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien de bouw naar verwachting binnen drie maanden zou worden afgerond. Echter, de rechter kwam tot de conclusie dat verzoeker geen belanghebbende was bij het bestreden besluit. Dit oordeel was gebaseerd op de afstand van ongeveer 250 meter tussen de woning van verzoeker en de geplande stalling, alsook op de aanwezigheid van beplanting die het zicht op de stalling zou beperken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevolgen van de bouw voor verzoeker niet van enige betekenis waren, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, in aanwezigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2981
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 december 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren, verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [belanghebbende] , te [woonplaats] .

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 oktober 2021 (het bestreden besluit) van verweerder waarbij aan [belanghebbende] een omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van een stallingsruimte op het adres [adres] te [woonplaats] . Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft [belanghebbende] als derde-partij in de gelegenheid gesteld om aan het geding deel te nemen. Hij heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2021. Verzoeker is door middel van een Skype-verbinding verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [belanghebbende] is in persoon verschenen.

Overwegingen

Is sprake van spoed?
1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. De voorzieningenrechter overweegt dat [belanghebbende] heeft medegedeeld zo snel mogelijk te zullen starten met de bouw van de stalling zonder de beslissing op bezwaar af te wachten en dat deze stalling naar verwachting over drie maanden klaar zal zijn. Verweerder heeft medegedeeld dat de hoorzitting in het kader van de beslissing op bezwaar is gepland op 16 januari 2022 en dat naar verwachting in februari 2022 de beslissing op bezwaar zal worden genomen. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter heeft dat niet bindend is voor de beslissing in de bodemprocedure.
Is verzoeker belanghebbend?
3. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat verzoeker geen belanghebbende is. Volgens verzoeker is dit wel het geval en dient een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van het besluit te worden ingenomen.
3.1.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 7:1, eerste lid, en artikel 6:4, eerste lid, van deze wet, kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en vervolgens beroep instellen bij de rechtbank.
3.2.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3.3.
Bij de beantwoording van de vraag of verzoeker belanghebbende is stelt de voorzieningenrechter voorop dat verzoeker belanghebbende is als hij rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van de activiteit die het bestreden besluit toestaat. Dat is anders als deze gevolgen voor verzoeker niet van enige betekenis zijn. Dan is verzoeker geen belanghebbende. Het moet dus aannemelijk zijn dat verzoeker ter plaatse van zijn woning als gevolg van de verleende vergunning gevolgen van enige betekenis kan ondervinden.
Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het betrokken besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. [1]
3.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat uit de stukken volgt dat de stallingsruimte zal worden gerealiseerd op een afstand van circa 250 meter van de woning van verzoeker. De locatie van de stalling wordt (deels) aan het zicht van verzoeker onttrokken doordat er struwelen, houtopstanden en fruitbomen zijn geplant c.q. aangelegd of nog zullen worden geplant als gevolg van het volledig realiseren van het landschapsplan. Verder is ter zitting komen vast te staan dat het zicht op de stallingsruimte ook nog wordt beperkt door een haag die vóór de woning van verzoeker staat. Gelet op de afstand in combinatie met de houtopstanden en (reeds aangeplante) beplantingen in de zichtlijn, acht de voorzieningenrechter de gevolgen van het zicht op de beoogde stallingsruimte te beperkt om nog te kunnen spreken van gevolgen van enige betekenis. Gelet hierop wordt verzoeker door het bestreden besluit niet rechtstreeks in zijn belangen geraakt. Hieruit volgt dat verzoeker naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen belanghebbende is bij het bestreden besluit en het bezwaar naar verwachting door verweerder niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Wat is de conclusie?
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2021.
Griffier De rechter is verhinderd te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 10 december 2021.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2175).