ECLI:NL:RBLIM:2021:9312

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
C/03/298734 / BZ RK 21/2508
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van onvoldoende medische verklaring en onderzoek

Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek om zorgmachtiging voor een betrokkene, ingediend door de officier van justitie. Het verzoekschrift werd op 16 november 2021 ontvangen, met bijlagen waaronder een medische verklaring, zorgplan en eerdere machtigingen. Vanwege COVID-19 werd de mondelinge behandeling op 25 november 2021 via telehoren gehouden, waarbij de betrokkene niet aanwezig was. De rechtbank constateerde dat de onafhankelijke psychiater de betrokkene niet had gesproken, wat in strijd is met de vereisten van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelde dat de psychische stoornis niet met voldoende zekerheid was vastgesteld, aangezien de diagnose enkel op dossierstudie was gebaseerd en er geen actuele gezondheidstoestand was onderzocht. De rechtbank weegt mee dat de betrokkene niet in persoon is gezien door de deskundige en dat er onvoldoende pogingen zijn ondernomen om haar te onderzoeken. Gezien deze tekortkomingen werd het verzoek om zorgmachtiging afgewezen. De rechtbank benadrukt de noodzaak van een goede diagnose en het belang van het welzijn van de betrokkene, die kwetsbaar is en met verslavingsproblematiek kampt. De beslissing werd genomen door mr. C.M.J. van den Acker, voorzitter, en de rechters mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. M.T.A.C. Russel, met I.W.F. Gordijn-Özacar als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/298734 / BZ RK 21/2508
Afwijzing machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van
9 december 2021van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
ten aanzien van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonend te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.H.M. Geraedts.

1.Procesverloop

1.1.
Het verzoekschrift is ontvangen ter griffie van deze rechtbank op 16 november 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring d.d. 12 november 2021;
  • het zorgplan d.d. 11 november 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur d.d. 12 november 2021;
  • het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 oktober 2021;
  • het informatierapport Wvggz met politiegegevens;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
  • een mailwisseling omtrent woonplaats van betrokkene.
1.2.
Vanwege het Coronavirus (COVID-19) en de beperkte mogelijkheden om tijdens een fysieke zitting ter plaatse afstand te houden behandelt de rechtbank urgente zaken zoals deze zaak door middel van telehoren. Dat wil zeggen dat betrokkene, de advocaat en de andere procesdeelnemers via een video/telefoonverbinding worden gehoord, om besmettingsrisico tegen te gaan. Door of namens betrokkene is hiertegen geen bezwaar gemaakt.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 november 2021 door middel van telehoren.
De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • mr. C.H.M. Geraedts, advocaat van betrokkene;
  • [naam psychiater] , psychiater;
  • [naam arts-assistent] , arts-assistent.
1.4.
De officier van justitie is niet gehoord.
1.5.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. De arts-assistent heeft ter zitting toegelicht dat de politie de oproepbrief van de zitting persoonlijk heeft overhandigd aan betrokkene. Hoewel betrokkene dus op de hoogte was van datum en tijdstip van de mondelinge behandeling, is ze niet verschenen. Daarom heeft de mondelinge behandeling in afwezigheid van betrokkene plaatsgevonden.

2.Beoordeling

2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden.
2.2.
In de Wvggz, in het bijzonder artikel 5:8 lid 1 Wvggz in verbinding met artikel 5:17 lid 3 Wvggz en art. 6:4 Wvggz, volgt dat een rechter slechts een zorgmachtiging mag verlenen indien uit een medische verklaring van een psychiater over de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene blijkt dat uit diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis ernstig nadeel voortvloeit. Voor de psychiater die de medische verklaring opstelt, gelden de in artikel 5:7 Wvggz genoemde voorwaarden. Die voorwaarden dienen als waarborg voor een onafhankelijke, onpartijdige en behoorlijke besluitvorming over verplichte zorg.
2.3.
De rechtbank constateert dat uit de medische verklaring is gebleken dat de onafhankelijke psychiater betrokkene niet heeft gesproken. In de medische verklaring staat vermeld dat de psychiater heeft geprobeerd haar te bellen maar dat betrokkene lag te slapen volgens haar vriend. De psychiater stelt verder dat er eerder kortdurend telefonisch contact is geweest vanuit Mondriaan. Betrokkene heeft toen aangegeven niet te willen meewerken en ze wilde geen bemoeienis vanuit Mondriaan.
Er is gepoogd overleg te plegen met Bemoeizorg en stichting Levenskracht, beide betrokken bij betrokkene, maar deze hebben aangegeven niet inhoudelijk mee te willen werken aan het zorgplan in verband met de goede verstandhouding die zij vooralsnog met betrokkene hebben.
2.4.
Volgens de wetsgeschiedenis moet voor de verlening van een zorgmachtiging, de psychische stoornis met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld. Uit de medische verklaring blijkt dat de psychiater betrokkene niet heeft gesproken. Op de vraag van de rechtbank hoe de diagnose is vastgesteld licht de arts-assistent toe dat dit is gebeurd op basis van dossierstudie. Betrokkene is vanaf 2015 bekend binnen de geestelijke gezondheidszorg. Verder licht de arts-assistent toe dat er geen toestandsbeeld uitspringt. De psychiater verklaart dat het een bijzonder moeilijke kwestie is. Er bestaat de mogelijkheid dat na detoxificatie blijkt dat betrokkene niet voldoet aan de criteria van de Wvggz en dan zal ze naar buiten (moeten) gaan omdat er dan geen titel is om in de instelling te verblijven. Op dat moment zijn de zorgen zeer groot omdat het risico op terugval bij GHB zeer groot is waardoor een overdosis dreigt. De opname moet doelmatig zijn en betrokkene zou eigenlijk opgenomen moeten worden in het kader van de Wzd. Maar ook daarvoor is een goede diagnose noodzakelijk die – zolang betrokkene weigert om met de hulpverlening in contact te treden – niet gesteld kan worden. De hulpverlening wil betrokkene redden omdat duidelijk is dat er grote zorgen zijn over deze kwetsbare jonge vrouw. De vraag is of en hoe dat kan.
2.5.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Artikel 5 EVRM bepaalt dat niemand zijn vrijheid mag worden ontnomen, behalve in het geval van (onder andere) rechtmatige detentie van geesteszieken volgens een wettelijk voorgeschreven procedure. Naar het oordeel van de rechtbank is niet voldaan aan de wettelijk voorgeschreven procedure omdat betrokkene niet in persoon is gezien door de onafhankelijk deskundige en dus ook niet de actuele gezondheidstoestand van betrokkene is onderzocht. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de psychiater heeft aangegeven dat er is getracht haar te bellen maar dat de vriend aangaf dat ze lag te slapen. Er is eerder kortdurend contact geweest maar betrokkene heeft aangegeven niets met Mondriaan te maken willen hebben en niet te willen meewerken. Daarna zijn geen pogingen meer ondernomen om haar te onderzoeken. Dat nu is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Betrokkene heeft geen vaste woon- of verblijfplaats maar duidelijk is wel dat de politie haar kan vinden omdat de oproep voor deze zitting door haar in ontvangst is genomen. Onduidelijk is dan ook waarom niet voor deze weg – via de politie – is gekozen om toch met betrokkene het gesprek aan te gaan.
2.6.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen. Dat betekent dat de vraag of de voorgestelde zorg voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit op dit moment niet aan de orde is. Daarover zal in een eventueel vervolgtraject worden besloten.
Gelet op de zorgen die uit het dossier naar voren komen, een verslaafde jonge vrouw met LVB-problematiek, PTSS en een depressie, gaat de rechtbank er van uit dat een poging ondernomen zal worden om een duidelijker beeld van betrokkene te krijgen na medisch onderzoek door een psychiater.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.J. van den Acker, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. M.T.A.C. Russel, rechters, bijgestaan door I.W.F. Gordijn-Özacar als griffier en uitgesproken op 9 december 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.