Uitspraak
RECHTbANK Limburg
1.Onderzoek van de zaak
2.De vordering van de officier van justitie
3.De beoordeling
- deelneming aan een criminele organisatie (1 oktober 2010 tot en met 14 augustus 2012);
- deelneming aan een criminele organisatie (1 mei 2012 tot en met 4 december 2012);
- gewoonteheling (22 januari 2022 tot en met 13 november 2012);
- opzetheling (14 juni 2012 tot en met 4 december 2012);
- opzetheling (2 mei 2016).
- uitgaven die de veroordeelde heeft gedaan in een periode van zes jaren voorafgaand aan het plegen van dat misdrijf, wederrechtelijk verkregen voordeel belichamen, tenzij aannemelijk is dat deze uitgaven zijn gedaan uit een legale bron van inkomsten, of;
- voorwerpen die in een periode van zes jaren voorafgaand aan het plegen van dat misdrijf aan de veroordeelde zijn gaan toebehoren voordeel belichamen als bedoeld in het eerste lid, tenzij aannemelijk is dat aan de verkrijging van die voorwerpen een legale bron van herkomst ten grondslag ligt,
- dat de berekening van de recherche ziet op het hele gezin van [verdachte] , zonder dat de inkomsten/uitgaven per persoon zijn gespecificeerd;
- dat het beginsaldo op nul is gesteld, terwijl het dossier daarvoor onvoldoende grondslag zou bieden, integendeel;
- dat sprake is van een enorm tijdsverloop;
- dat nog rekening moet worden gehouden met de draagkracht van [verdachte] .
4.Het wettelijke voorschrift
5.De beslissing
- stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
- legt [verdachte] de verplichting op tot
gijzelingdie met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
1.080 dagen.