In deze zaak heeft de kantonrechter op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting ZOwonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De procedure volgde op een eerder verstekvonnis van 30 juni 2021, waarin de vordering van ZOwonen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning was toegewezen. ZOwonen stelde dat [gedaagde] ernstige overlast veroorzaakte, wat in strijd was met haar verplichtingen als huurder. De overlast bestond uit herhaalde klachten van omwonenden over geluidsoverlast, drugsgerelateerde activiteiten en andere verstoringen van de openbare orde. Ondanks waarschuwingen en pogingen tot gesprek, bleef [gedaagde] haar gedrag voortzetten.
In het verzet betwistte [gedaagde] de beschuldigingen en vroeg om ontheffing van de veroordeling. De kantonrechter oordeelde dat de overlast van voldoende gewicht was om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De belangenafweging viel in het voordeel van ZOwonen uit, aangezien de woonbelangen van de omwonenden zwaarder wogen dan die van [gedaagde]. De kantonrechter besloot het verstekvonnis grotendeels te bekrachtigen, maar stelde de ontruimingstermijn vast op drie maanden, zodat [gedaagde] meer tijd had om een nieuwe woning te vinden. De kosten van de verzetprocedure werden aan [gedaagde] opgelegd.