ECLI:NL:RBLIM:2021:9228

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
ROE 21/2975
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestuursdwang op basis van de Opiumwet in verband met persoonlijke omstandigheden van verzoeker

Op 1 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een huurder van een loods, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Maastricht om de loods te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de ontdekking van een aanzienlijke hoeveelheid hennep in de loods, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van een handelshoeveelheid. De burgemeester had besloten om de loods voor zes maanden te sluiten, met ingang van 11 november 2021.

Tijdens de zitting op 1 december 2021 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester had aangegeven te wachten met de sluiting totdat de voorzieningenrechter uitspraak had gedaan. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen de persoonlijke omstandigheden van verzoeker meegewogen, waaronder psychische problematiek en de impact van de sluiting op zijn woonsituatie. Hij heeft besloten het primaire besluit te schorsen, zodat verzoekers gemachtigde de gelegenheid kreeg om de persoonlijke omstandigheden van verzoeker nader te onderbouwen met medische gegevens.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het primaire besluit geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar, en de burgemeester opgedragen het griffierecht en de proceskosten van verzoeker te vergoeden. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. De hoorzitting bij de burgemeester is gepland op 16 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2975

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

1 december 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. B.H.M. Nijsten),
en

De Burgemeester van de gemeente Maastricht, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Goessens).

Procesverloop

In het primaire besluit heeft verweerder op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd in de vorm van sluiting van de lokaal, gelegen aan de [straatnaam] [huisnummer 1] , te [plaats] voor de duur van zes maanden vanaf 11 november 2021.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de rechtbank telefonisch laten weten dat verweerder wacht met sluiten totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 december 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Feiten
3. Verzoeker, wonend [adres 1] te [woonplaats] , is huurder van een (gedeelte van een) loods gelegen aan de [straatnaam]
[huisnummer 1]te [plaats] . Verzoekers vader, [naam vader] ( [naam vader] ), geboren [geboortedatum 1] en wonend [adres 2] te [woonplaats] , is eigenaar van een autogaragebedrijf, geheten [bedrijfsnaam] , aan de
[straatnaam]
[huisnummer 2], te [plaats] . Zowel de (het gedeelte van de) loods die verzoeker huurt als het garagebedrijf van verzoekers vader bevindt zich in een loods die eigendom is van [naam eigenaar] ( [naam eigenaar] ), wonend [adres 3] te [woonplaats] .
4. In de sluitingsrapportage van de politie, gedateerd 30 december 2020, is samengevat vermeld dat de politie op woensdag 23 december 2020 in een ruimte, afgescheiden door een rolluik in de garage gelegen aan de [straatnaam] [huisnummer 2] te [plaats] , 3 kilogram hennep heeft aangetroffen. Het binnentreden vond plaats naar aanleiding van een TCI-rapport met de melding dat er volop zou worden gedeald vanuit het garagebedrijf [bedrijfsnaam] van [naam vader] en dat het dealen plaats vond vanuit een ruimte in de garage gelegen achter een wit rolluik.
Twee politieagenten zijn op 23 december 2020 het garagebedrijf binnengegaan en zagen aan de linkerzijde een wit rolluik dichtgaan. In de garage waren twee mannen aanwezig, waarvan één verzoekers vader, [naam vader] , was. Deze verklaarde, nadat de politie de reden van binnentreden heeft medegedeeld, dat hij niets van afwist van het dealen in verdovende middelen in een ruimte achter een rolluik. De politie heeft met een afstandsbediening, die in een kast in de garage lag, het rolluik met de afstandsbediening geopend. Daar was een ruimte met een deur. Na opening van deze deur heeft de politie nog een ruimte aangetroffen van ongeveer twee bij vier meter groot. In deze ruimte waren twee mannen aanwezig die opgaven te zijn [naam 1] ( [naam 1] ), geboren [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 1] en [naam 2] ( [naam 2] ), geboren [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 2] . Op een tafel in deze ruimte lagen twee grote zakken met henneptoppen. De politie heeft de genoemde personen aangehouden en de hennep in beslaggenomen. Ter plaatse werden 3 zakken van elk 1 kilogram hennep in beslag genomen. Bij een gehouden MMC verdovende middelen test reageerden monsters van de hennep positief. [naam vader] heeft verklaard dat hij in de veronderstelling was dat beide mannen klanten waren en weg waren. [naam 2] heeft verklaard dat hij met de drie kilogram ter plaatse is gegaan om ze aldaar voor iemand anders te verkopen aan [naam 1] . [naam 1] heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht.
5. Bij brieven van 6 januari 2021 heeft verweerder [naam vader] en [naam eigenaar] in kennis gesteld van het voornemen tot sluiting van het lokaal gelegen aan de [straatnaam] [huisnummer 2] te [plaats] voor zes maanden. Verweerder heeft vervolgens bij brieven van
16 september 2021 [naam vader] en [naam eigenaar] bericht dat niet wordt overgegaan tot sluiting van het lokaal gelegen aan de [straatnaam] [huisnummer 2] omdat naar aanleiding van de zienswijze van [naam vader] van 29 januari 2021 en na onderzoek in september 2021 is gebleken dat hetgeen in het politierapport wordt gerapporteerd ziet op het gedeelte van de loods/het complex dat wordt aangeduid als [huisnummer 1] , dat, zoals uit de huurovereenkomsten blijkt, niet behoort bij de loods op [huisnummer 2] die door [naam vader] wordt gehuurd. Verweerder heeft vervolgens bij brieven van 24 september 2021 verzoeker en [naam eigenaar] in kennis gesteld van het voornemen tot sluiting van het lokaal gelegen aan de [straatnaam] [huisnummer 1] te [plaats] voor zes maanden.
Standpunten partijen
6. Verweerder heeft bij het primair besluit sluiting van het lokaal gelegen aan de [straatnaam] [huisnummer 1] te [plaats] gelast voor de duur van zes maanden met ingang van
11 november 2021. Verweerder heeft overwogen dat gelet op de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen, die aanzienlijk meer is dan de voor eigen gebruik veronderstelde hoeveelheid, sprake is van een handelshoeveelheid en dat het daarmee aannemelijk is dat sprake is van het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben van verdovende middelen. Verweerder acht zich daarom bevoegd als bedoeld in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Verweerder heeft ten aanzien van het tijdsverloop naar voren gebracht dat dit te maken heeft gehad met enerzijds onduidelijkheid over de exacte huisnummering en anderzijds met de strenge coronamaatregelen waarvan lange tijd sprake is geweest. Verweerder acht de sluiting noodzakelijk en evenredig en heeft geen bijzondere omstandigheden gezien om af te zien van sluiting.
7. Verzoeker heeft kort samengevat aangevoerd dat vanwege het tijdsverloop van bijna elf maanden en het stilzitten van verweerder het niet meer opportuun is de loods te sluiten, dat verzoeker door het tijdsverloop er bovendien op mocht vertrouwen dat geen sluiting meer zou plaatsvinden en dat de persoonlijke verwijtbaarheid ontbreekt. Ten aanzien van dit laatste heeft verzoeker samengevat gesteld dat hij op het moment van de inval niet in het door hem gehuurde lokaal aanwezig was en dat hij de twee opgepakte personen nooit toestemming heeft gegeven om het lokaal te betreden laat staan aldaar hennep te verkopen. Verzoeker is in deze kwestie nooit gehoord als verdachte en hij is ook nooit als verdacht aangemerkt.
8. Ter zitting heeft verzoeker het volgende naar voren gebracht. Verzoeker heeft de nodige psychische problematiek. Om reden van privacy wil verzoeker daarover ter zitting geen verdere mededelingen doen. Hij woont samen met zijn vriendin. Het kind van zijn vriendin heeft ADHD. De loods is een soort tweede woning voor hem alwaar hij naar toe vlucht om escalatie thuis te voorkomen. In de loods staat een bed, een bank, een playstation en televisie. Verzoeker heeft een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten vanwege psychische problemen.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op de aangetroffen hoeveelheid drugs verweerder bevoegd was om de loods van verzoeker te sluiten en dat er ook een noodzaak was om te sluiten.
De voorzieningenrechter ziet uitsluitend in de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, in de evenredigheid van die omstandigheden ten opzichte van de sluiting, reden om het primair besluit te schorsen teneinde verzoekers gemachtigde in de gelegenheid te stellen verweerder nader te informeren over de persoonlijke omstandigheden van verzoeker. De hoorzitting bij verweerder zal plaatsvinden op 16 december 2021. Het ligt op de weg van verzoekers gemachtigde om de persoonlijke omstandigheden van verzoeker te objectiveren met medische gegevens. Verweerder dient de persoonlijke omstandigheden, mits geobjectiveerd door verzoeker, mee te laten wegen bij de evenredigheidstoets.
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het primaire besluit is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
11. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
12. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (indienen verzoekschrift en bijwonen zitting bij de voorzieningenrechter). Die punten hebben een waarde van € 748,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2021 door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.R.G. Cremers, griffier.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 8 december 2021.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.