Uitspraak
Rechtbank Limburg
1.Het verdere verloop van de procedure
- de uitspraak van de rechtbank van 1 september 2021, waarbij een bijzondere curator is benoemd;
- het op 10 september 2021 ingekomen verweerschrift van de moeder;
- het op 22 oktober 2021 binnengekomen verslag van de bijzondere curator;
- de mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 9 november 2021 en waarbij zijn verschenen:
2.De vaststellingen en overwegingen
- ten aanzien van de erkenning moet tot uitgangspunt worden genomen dat verzoeker en [minderjarige] er beiden belang bij hebben dat hun familierechtelijke betrekking juridisch wordt erkend als een familierechtelijke rechtsbetrekking;
- dit belang moet worden afgewogen tegen de belangen van verweerster en [minderjarige] bij niet-erkenning, te weten het belang van [minderjarige] en het belang van verweerster bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige] . Niet kon worden vastgesteld dat de belangen van verzoeker en [minderjarige] bij erkenning samenvallen. Gezien de forse beperkingen van [minderjarige] en de daardoor bepaalde verhouding tussen de moeder en het kind is de bijzondere curator van mening dat daarin contra indicaties liggen, waardoor de bijzondere curator niet tot de overtuiging is gekomen dat een erkenning haalbaar is.
juridische ouderzonder gezag bedoeld. Nu de rechtbank geen vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige] aan verzoeker zal verlenen, kwalificeert verzoeker niet als juridisch ouder. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek tot het vaststellen van een informatieregeling niet-ontvankelijk verklaren. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat uit de ingediende verzoeken blijkt dat verzoeker, als biologische vader / verwekker van [minderjarige] , geïnteresseerd is in hoe het met hem gaat. In dat verband zou verweerster kunnen overwegen periodiek de ontwikkelingsperspectieven van [minderjarige] aan verzoeker toe te sturen. Zij kan hiertoe op grond van de wet echter niet worden verplicht.
juridische oudersbedoeld. Nu de rechtbank geen vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige] zal verlenen, kwalificeert verzoeker niet als juridisch ouder. De rechtbank moet daarom beoordelen of sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de vader en [minderjarige] in de zin van artikel 8 EVRM. Dat verzoeker de biologische vader/ verwekker is van [minderjarige] , is niet voldoende om aan te nemen dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. Hiertoe moeten bijzondere of bijkomende omstandigheden worden gesteld. De rechtbank overweegt dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van dergelijke bijzondere of bijkomende omstandigheden. Er is slechts zeer sporadisch contact geweest tussen verzoeker en [minderjarige] . Verweerster betwist dat verzoeker meermaals heeft geprobeerd contact met haar en [minderjarige] op te nemen. Verzoeker was ook niet (volledig) op de hoogte van de ernst van de beperkingen van [minderjarige] . Nu er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen verzoeker en [minderjarige] , zal de rechtbank het verzoek tot het vaststellen van een opbouwende zorg-/omgangsregeling en een regeling voor telefonisch contact of contact via videobellen niet-ontvankelijk verklaren.