Op 6 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een vrijstaande woning. De verzoekers, bewoners van een naastgelegen woning, hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning voor de bouw van twee aanbouwen aan de woning van de vergunninghouder. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, ondanks dat de aanbouwen grotendeels gerealiseerd waren. De rechter stelde vast dat de reguliere voorbereidingsprocedure correct was gevolgd en dat er geen verplichting was voor de gemeente om de verzoekers de gelegenheid te geven hun zienswijze in te brengen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de aanbouw aan de zijkant van de woning vergunningvrij was en dat de gestelde belangen van de verzoekers, zoals privacy en uitzicht, onvoldoende onderbouwd waren. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter benadrukte dat de belangen van de vergunninghouder en de voortgang van de bouw zwaarder wogen dan de belangen van de verzoekers. De uitspraak werd gedaan door mr. G. Leijten, in aanwezigheid van griffier mr. A.G.P.M. Zweipfenning.