ECLI:NL:RBLIM:2021:9172

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
03.169338.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf met dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden wegens beroving met geweld

Op 6 december 2021 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van beroving. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beroving van twee slachtoffers, omdat niet bewezen kon worden dat hij wetenschap had van de beroving. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte samen met anderen een derde slachtoffer, [slachtoffer 3], met geweld heeft beroofd van 1.600 euro. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en chatgesprekken tussen de medeverdachten, die wezen op een nauwe samenwerking en betrokkenheid van de verdachte bij de beroving. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 420 dagen, waarvan 41 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen en de ernst van het feit, een gevangenisstraf passend was. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop deze vorderingen waren gebaseerd. De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere taakstraf toegewezen, omdat de verdachte zich aan een nieuw strafbaar feit had schuldig gemaakt tijdens de proeftijd van die taakstraf.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.169338.20 (ttz.gev.)
Parketnummer : 03.167844.18 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
verblijvende bij [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. Cinar, advocaat kantoorhoudende te Beek.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 november 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 22 november 2021.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet samen met (een) ander(en):
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft beroofd van vier kilogram hennep, dan wel daaraan medeplichtig is geweest;
[slachtoffer 3] heeft beroofd van 1.600 euro, dan wel daaraan medeplichtig is geweest.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale vrijspraak van feit 1 en tot bewezenverklaring van feit 2 primair.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak: beroving [slachtoffer 2] / [slachtoffer 1] (feit 1)
Net als de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte medepleger van dan wel medeplichtige aan de vermeende beroving van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] was.
Verdachte heeft als chauffeur voor zijn medeverdachten opgetreden. Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, kan echter niet worden afgeleid dat de verdachte wetenschap, al dan niet in de vorm van voorwaardelijk opzet, had van een mogelijke beroving.
Daarom zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van feit 1 primair en feit 1 subsidiair.
Beroving [slachtoffer 3] (feit 2)
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen [slachtoffer 3] met geweld heeft bestolen van 1.600 euro.
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 3]deed aangifte van diefstal met geweld, gepleegd op 30 april 2020 in Meerssen, en verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt: [2]
Ik wilde een bedrag naar mijn moeder sturen in Iran. Op Facebook is een groep Iraniërs die kunnen helpen om geld naar Iran te sturen. Het ging om 1.600 euro. Een van die mensen in die groep stuurde mij een persoonlijk bericht. Hij stelde zich voor als [medeverdachte 1] en belde mij met het nummer [telefoonnummer 1] (opmerking rechtbank: de politie heeft gerelateerd dat dit telefoonnummer aan [medeverdachte 1] toebehoort [3] ). Rond 20.30 uur zouden wij elkaar zien. Hij belde mij om 20.30 uur op dat hij op de [adres 2] in Meerssen, tegenover de [naam bedrijf] , was met een rode [automerk] , bouwjaar 2009 of 2010.
Ik arriveerde bij de auto; alleen hij zat in de auto. Ik ging in de auto zitten aan de bijrijderszijde rechtsvoor. Ik ging bij hem zitten. Vanaf het eerste moment voelde ik mij angstig, want hij vroeg aan mij of hij het geld kon tellen. Ik had angst want hij zag er heel raar uit. Hij zag eruit alsof hij heel veel messteken had. Ik heb het geld aan hem gegeven, hij begon het geld te tellen. Tijdens het tellen van het geld gingen de deuren van de auto open en werd ik door twee mensen uit de auto gegooid. Zij trokken mij uit de auto en gooiden mij op de weg. Mijn kleding was daardoor gescheurd. De twee mensen zijn vervolgens ingestapt in de auto en weggereden. Ik heb geschreeuwd dat zij mijn spullen moesten teruggeven. Zij gooiden de portemonnee en telefoon uit de auto naar mij. Toen zat er geen geld meer in de portemonnee.
De politie deed onderzoek naar
chatgesprekken in de telefoon van [medeverdachte 2], tussen [medeverdachte 2] en een contact genaamd [naam] met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (opmerking rechtbank: de politie heeft gerelateerd dat dit telefoonnummer aan [medeverdachte 1] toebehoort [4] ). De politie relateert hierover het volgende: [5]
Uit de belgegevens in de telefoon blijkt dat de telefoon van contact ‘ [naam] ’ en de telefoon van [medeverdachte 2] regelmatig telefonisch contact hadden, ook op 30 april 2020.
Op 30 april 2020 tussen 15.04.41 uur en 15.15.10 uur zegt [naam] tegen [medeverdachte 2] : “wil je iets verdienen?", “kun je auto regelen?”, “Ik heb iets in de burt. Maklijk paar tousand”. [medeverdachte 2] zegt “ff kijken”, “wacht”. [naam] zegt: “Kijk voor auto”, “als je hebt auto ik kun vandag afispreken in de burt”, “maklijk jonge”. [medeverdachte 2] zegt: “Rond hoelaat broer”, “Jongr met auto vraag me". [naam] zegt dat het bedrag totaal 3000 is. Iedereen krijgt 1000. [medeverdachte 2] zegt op enig moment: ”ik kijk wat hij doet.”
Om 16.46.04 uur zegt [naam] : “Ik maak afisperak”. “8:30”, “Ik heb de adres ook”, “Wij ga bijtcje eerder. Kijk naar burt”, "7:30 ik wacht op je hier”, “is goed?”
Om 16.53.14 uur zegt [medeverdachte 2] : “Miss gaan we met die rooie auto zelf”. [naam] vraagt vraagt of [medeverdachte 2] deze dingen eerder heeft gedaan of dat het zijn eerste keer is en vraagt of [medeverdachte 2] kan doen wat hij hem heeft gezegd.
Om 16.55.10 uur zegt [naam] : “Ik en je en wie nog?”. [medeverdachte 2] antwoord: “Ik jij en d9e blanke”, “Hij heeft auto tog”. [medeverdachte 2] zegt later dat de blanku boy wel waggie heeft, dus hij moet ook in ganga geloven tog.
De politie deed ook onderzoek aan de
telefoondie onder
[verdachte]in beslag werd genomen. Daarover relateerde de politie dat [verdachte] zichzelf in chatgesprekken ‘
[naam] ’noemt en dat hij contact heeft met [medeverdachte 1] . [6]
Een
rode [automerk], voorzien van kenteken [kenteken] , bouwjaar 2009, stond op naam van [verdachte] . Deze werd op 29 juni 2020 onder [verdachte] in beslag genomen. [7]
De
analyse van de historische telecomgegevensvan [medeverdachte 2] en [verdachte] vermeldt dat zowel de telefoons van [medeverdachte 2] als van [verdachte] op 30 april 2020 om 21.08.35 uur respectievelijk 21.09.15 uur contact maken met de zendmast gelegen aan het [adres 3] te Brunssum.
Overwegingen van de rechtbank
Op 30 april 2020 is [slachtoffer 3] door drie personen beroofd van 1.600 euro. Onderzoek van de politie wees in de richting van [verdachte] als een van de drie vermoedelijke daders.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat – kort gezegd – het dossier bewijs ontbeert van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachten alsmede van een significante bijdrage van [verdachte] . Zo kan [verdachte] volgens de verdediging niet op de plaats delict worden geplaatst en zijn alleen de omschrijving van een rode [automerk] en chatgesprekken tussen medeverdachten onvoldoende daarvoor.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt daartoe als volgt.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op de dag van de beroving chatten over een persoon die een auto heeft en mee zal gaan, te weten ‘blanku boy.’ [verdachte] zelf heeft, weliswaar later, ook contact met [medeverdachte 1] gehad en noemde zichzelf daarbij ‘ [naam] .’ [verdachte] blijkt bovendien in het bezit te zijn van een rode [automerk] , net zoals omschreven door de aangever. Tot slot blijken [verdachte] en [medeverdachte 2] zich slechts zo’n 40 minuten na de beroving onder dezelfde zendmast in [geboorteplaats] te bevinden.
Het is inderdaad zo dat voormelde omstandigheden enigszins ‘circumstancial’ zijn, zoals de verdediging ook heeft bepleit. Maar juist de combinatie maakt naar het oordeel van de rechtbank dat deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien de conclusie rechtvaardigen dat de verdachte met zijn auto aanwezig was op de plaats delict. De kale stelling dat [verdachte] zijn auto wel eens uitleende, is volstrekt onvoldoende om die conclusie in twijfel te trekken. [verdachte] heeft, verder dan die opmerking, geen enkele verklaring afgelegd die de genoemde belastende omstandigheden in een ander daglicht kunnen stellen. De rechtbank is er dus van overtuigd dat [verdachte] wel degelijk de persoon is die met de rode [automerk] , samen met [medeverdachte 1] en [verdachte] , naar de afspraak met [slachtoffer 3] is gegaan.
Door bovendien ook uitvoeringshandelingen te verrichten, te weten het met geweld uit de auto trekken/gooien van [slachtoffer 3] , heeft [verdachte] ook een wezenlijke bijdrage geleverd aan de diefstal. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank eveneens het opzet aan de zijde van [verdachte] .
Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met anderen [slachtoffer 3] heeft beroofd van 1.600 euro, zoals primair ten laste gelegd.
De verdediging heeft nog met een beroep op de Vidgen-jurisprudentie bepleit dat de rechtbank de ter terechtzitting als getuige afgelegde verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] niet mag gebruiken voor het bewijs. Nu de rechtbank die verklaring ook niet heeft gebruikt, behoeft dat verweer geen nadere bespreking.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten laste van de verdachte bewezen dat:
feit 2 primair:hij op 30 april 2020 in de gemeente Meerssen, tezamen en in vereniging met anderen, 1.600 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door het geldbedrag (van die [slachtoffer 3] ) aan te nemen/pakken om te tellen en (vervolgens) die [slachtoffer 3] uit te auto te gooien en/of trekken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
feit 2 primair: diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld tegen personen, met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 450 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan het onvoorwaardelijke deel van gelijke duur is als het voorarrest, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de op te leggen straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een beroving. Het slachtoffer was een persoon van Iraanse afkomst. Vanwege internationale sancties kon hij geen geld overboeken naar zijn naasten in Iran en was hij afhankelijk van derden om geld te sturen. De verdachte en zijn mededaders maakten daarvan op zeer brutale wijze misbruik. Een van de mededaders wekte het vertrouwen van het slachtoffer om als tussenpersoon bij transacties op te treden, waarna het slachtoffer met geweld bestolen werd van een contant geldbedrag van 1.600 euro.
De verdachte heeft hierin geen enkele verantwoordelijkheid genomen. Daarbij neemt de rechtbank ook in overweging dat een eerdere opgelegde voorwaardelijke taakstraf de verdachte kennelijk niet heeft weerhouden tot het plegen van een nieuw feit.
Net als de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat voor dit ernstige feit geen andere straf passend en geboden is dan een gevangenisstraf.
Gelet op de ernst van het onderhavige feit en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van 14 maanden gerechtvaardigd.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het reclasseringsadvies omtrent de verdachte d.d. 25 oktober 2021. De reclassering ziet een beperkte jongeman die onvoldoende vaardigheden heeft om zichzelf staande te houden in de maatschappij. Daarnaast ziet de reclassering aanwijzingen voor psychische en verslavingsproblematiek, alsmede risicofactoren in huisvesting, financiën, sociaal netwerk, middelengebruik en een gokverslaving. Volgens de reclassering is de verdachte door zijn beïnvloedbaarheid en naïeve houding waarschijnlijk een makkelijke prooi voor mensen die misbruik van hem willen maken. Een en ander maakt dat de reclassering adviseert tot een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod en meewerken aan bewindvoering en dagbesteding.
De rechtbank kan zich vinden in het advies en zal dat daarom, en ter beteugeling van het gevaar op herhaling, volgen en bepalen dat een deel van de gevangenisstraf van 14 maanden voorwaardelijk zal zijn, zodat hij op dit moment niet terug hoeft naar de gevangenis.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 420 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 41 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen / maatschappelijke opvang, een drugsverbod en meewerken aan bewindvoering en dagbesteding.
Voorlopige hechtenis
De verdediging heeft verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis bij gebrek aan ernstige bezwaren en gronden dan wel gelet op artikel 67 lid 3 van het Wetboek van strafvordering. Nu de rechtbank aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zal leggen van langere duur dan het reeds ondergane voorarrest, zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis op grond van art. 72 lid 3 Sv opheffen. Aldus wordt daarmee het verzoek van de verdediging, zij het op iets andere grond, toegewezen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Evenwel zal de rechtbank, nu zij van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, bevelen dat de bijzondere voorwaarden en hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De benadeelde partijen

Het slachtoffer
[slachtoffer 2]heeft (d.t.v. mr. A. Sarkis) zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding tot een bedrag van
49.071,80 euroter zake van feit 1.
Het slachtoffer
[slachtoffer 1]heeft (d.t.v. mr. A. Sarkis) zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding tot een bedrag van
28.800 euroter zake van feit 1.
De verdachte zal worden vrijgesproken van het aan de hiervoor genoemde vorderingen ten grondslag liggende feit. Daarom zal de rechtbank deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten verklaren in hun vordering.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De zaak met parketnummer 03.167844.18 is aangebracht bij vordering van 21 mei 2021. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter van de rechtbank Limburg d.d. 8 november 2018. Daarbij is de verdachte – kort gezegd – wegens overtreding van de Opiumwet veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de bij voormelde uitspraak vastgestelde proeftijd aan het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit heeft schuldig gemaakt. Daarmee is de vordering van de officier van justitie in beginsel vatbaar voor toewijzing. De rechtbank ziet ook geen bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Daarom zal de rechtbank de vordering toewijzen en gelasten dat de verdachte de hem voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 40 uren alsnog zal moeten uitvoeren.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 2 primair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 2 primair tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende
dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd
meldtbij SVG Mondriaan op het telefoonnummer 088-5068888 en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich laat
behandelendoor het Forensisch Fact team van Radix Mondriaan of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na opname binnen de begeleide woonvorm van Radix. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, of overmatig middelengebruik ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De
kortdurende klinische opnameduurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
dat de veroordeelde verblijft in stichting Moveoo of een andere instelling voor
beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
at de veroordeelde
geen harddrugsgebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod met
urineonderzoek, zo vaak de reclassering bepaalt;
dat de veroordeelde meewerkt aan
bewindvoering, indien en voor zover de reclassering dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde meewerkt aan het verkrijgen van een zinvolle
dagbesteding;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden, alsmede het door de reclassering uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 03.167844.18
  • gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Loof, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en mr. D. Osmic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2021.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na nadere omschrijving van de tenlastelegging ex art. 314a Sv – ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 15 mei 2020 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning, gelegen aan de [adres 4] te Hoensbroek, (ongeveer) 4 kilogram hennep, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • een vuurwapen uit zijn tas te pakken en/of (vervolgens)
  • met dat vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd/in zijn gezicht te slaan en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 1] , onder bedreiging van dat vuurwapen, te dwingen op de grond te gaan liggen en/of (vervolgens) - die [slachtoffer 1] aan zijn haren te trekken en/of (vervolgens)
  • tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "If you move I kill you", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of (vervolgens)
  • dat vuurwapen tegen het voorhoofd van die [slachtoffer 2] te houden/drukken en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 2] , onder bedreiging van dat vuurwapen, te dwingen mee te lopen naar de voordeur;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] op 15 mei 2020 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning, gelegen aan de [adres 4] te Hoensbroek, (ongeveer) 4 kilogram hennep, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • een vuurwapen uit zijn tas te pakken en/of (vervolgens)
  • met dat vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd/in zijn gezicht te slaan en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 1] , onder bedreiging van dat vuurwapen, te dwingen op de grond te gaan liggen en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 1] aan zijn haren te trekken en/of (vervolgens)
  • tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "If you move I kill you", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of (vervolgens)
  • dat vuurwapen tegen het voorhoofd van die [slachtoffer 2] te houden/drukken en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 2] , onder bedreiging van dat vuurwapen, te dwingen mee te lopen naar de voordeur,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 mei 2020 in de gemeente Heerlen, in elk geval in de provincie Limburg, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] met een (personen)auto naar de woning aan de [adres 4] te vervoeren en/of (vervolgens) aldaar heeft gewacht tot die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) uit de woning kwamen en/of (vervolgens) in de auto zijn gestapt en/of (vervolgens) met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] is weggereden/gevlucht;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

2.

hij op of omstreeks 30 april 2020 in de gemeente Meerssen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (ongeveer) Euro 1600,-, in elk geval een hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door het geldbedrag (van die [slachtoffer 3] ) aan te nemen/pakken om te tellen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 3] uit te auto te gooien en/of trekken en/of duwen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] op of omstreeks 30 april 2020 in de gemeente Meerssen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (ongeveer) Euro 1600,-, in elk geval een hoeveelheid geld, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 april 2020 in de gemeente Meerssen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn, verdachtes, auto ter beschikking te stellen en/of die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] naar de [adres 2] heeft vervoerd;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer [nummer] , gesloten d.d. 28 maart 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1306.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] d.d. 12 juni 2020, pg. 451-460.
3.Proces-verbaal van bevindingen IMEI-nummers en telefoonnummers d.d. 24 december 2020, 1273-1274.
4.Proces-verbaal van bevindingen IMEI-nummers en telefoonnummers d.d. 24 december 2020, 1273-1274.
5.Proces-verbaal van bevindingen analyse data gsm [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2021, pg. 532-533
6.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek gsm [verdachte] d.d. 5 oktober 2020, pg. 1144-1149.
7.Proces-verbaal (relaas) d.d. 28 maart 2021, pg. 13-14 i.c.m. kennisgeving van inbeslagneming d.d. 22 juni 2020, pg. 106-107.