ECLI:NL:RBLIM:2021:9171

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
03.031885.21 en 16.170578.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van 8 jaren en 9 maanden wegens meerdere berovingen door verdachte die zich bij kwetsbare slachtoffers voordeed als persoon die geld kon overmaken naar Iran

Op 6 december 2021 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere berovingen, waarbij hij zich voordeed als tussenpersoon voor het overmaken van geld naar Iran. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren en 9 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, verschillende slachtoffers heeft beroofd van aanzienlijke geldbedragen, vaak onder bedreiging met geweld en het tonen van wapens. De feiten vonden plaats tussen januari en mei 2020, waarbij de verdachte gebruik maakte van de kwetsbaarheid van zijn slachtoffers, die geld naar hun familie in Iran wilden sturen. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers en getuigen kritisch beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte in de meeste gevallen wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij sommige vorderingen zijn toegewezen en andere zijn afgewezen. De verdachte is vrijgesproken van enkele feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de gepleegde feiten een lange gevangenisstraf rechtvaardigt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.031885.21 en 16.170578.20 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
gedetineerd in P.I. Middelburg.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S. Ettalhaoui, advocaat, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 november 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 22 november 2021.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet samen met (een) ander(en):
In de zaak 03.031885.21:
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft beroofd van vier kilogram hennep;
[slachtoffer 3] heeft beroofd van 1.600 euro;
[slachtoffer 4] heeft beroofd van 2.500 euro;
In de zaak 16.170578.20:
[slachtoffer 5] heeft beroofd van 700 euro;
[slachtoffer 6] heeft beroofd van onder meer telefoons, een portemonnee, sleutels en 22 kilogram vlees;
[slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft beroofd van 1.400 euro en een telefoon;
heeft geprobeerd [slachtoffer 9] te beroven, dan wel [slachtoffer 9] heeft bedreigd;
[slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] heeft beroofd van onder meer 21.000 euro, sleutels en telefoons.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd:
  • tot vrijspraak van de beroving van [slachtoffer 6] (feit 2 in de zaak 16.170578.20) en
  • tot bewezenverklaring van de overige feiten, met dien verstande dat:
- bij de poging tot beroving van [slachtoffer 9] (feit 4 in de zaak 16.170578.20) de primaire variant wettig en overtuigend bewezen is;
- bij al die feiten telkens sprake is van gekwalificeerde diefstal ex art. 312 Sr en niet van de in de zaak 16.170578.20 telkens cumulatief/alternatief ten laste gelegde afpersing ex art. 317 Sr.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting een deels bekennende verklaring afgelegd. Bij pleidooi heeft de raadsman op grond van de verklaringen van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat:
  • bij de vermeende beroving van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feit 1 in de zaak 03.031885.21) enkel bewezenverklaring kan volgen voor diefstal van hennep ex art. 310 Sr;
  • het dossier geen steun biedt voor het gebruik van een wapen bij de beroving van [slachtoffer 3] (feit 2 in de zaak 03.031885.21);
  • het dossier geen steun biedt voor het gebruik van een wapen bij de beroving van [slachtoffer 4] (feit 3 in de zaak 03.031885.21);
  • het dossier, in het bijzonder de beelden, onvoldoende steun bieden voor een bewezenverklaring van beroving van [slachtoffer 5] (feit 1 in de zaak 16.170578.20);
  • het dossier geen steun biedt voor de aangifte van [slachtoffer 6] (feit 2 in de zaak 16.170578.20);
  • het dossier geen steun biedt voor het gebruik van een wapen bij de beroving van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] (feit 3 in de zaak 16.170578.20);
  • geen sprake is van een begin van uitvoering voor wat betreft de poging tot beroving van [slachtoffer 9] (feit 4 in de zaak 16.170578.20);
  • een bewezenverklaring kan volgen van de beroving van [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] (feit 5 in de zaak 16.170578.20).
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Vanwege internationale sancties is het vrijwel onmogelijk om via de bank geld over te maken naar Iran. Als gevolg daarvan zochten Iraniërs in Nederland naar alternatieven om toch geld naar hun familieleden in Iran te kunnen overmaken. Een oplossing daarvoor bleek de volgende: contant geld wordt in Nederland aan een persoon gegeven, die ervoor zorgt dat een ander in Iran een overeenkomend bedrag overboekt naar de begunstigden.
In de periode van januari tot en met mei 2020 deden diverse personen aangifte van een beroving door (onder meer) een persoon die voor de diverse aangevers geld zou (laten) overboeken naar familieleden in Iran. In plaats van het geld naar die familieleden over te boeken, beroofde deze persoon de aangevers van soms duizenden euro’s contant geld. Onderzoek van de politie leidde tot het vermoeden dat de verdachte een van de daders was van deze berovingen.
Daarnaast zou verdachte een zogenaamde ripdeal van vier kilogram hennep hebben gepleegd en zou hij een slager die een bestelling kwam afleveren beroofd hebben. Deze laatste twee zaken zal de rechtbank als eerste bespreken.
Feit 1 in de zaak 03.031885.21: beroving [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de gekwalificeerde diefstal en afpersing van vier kilogram hennep van [slachtoffer 1] en zijn moeder [slachtoffer 2] . Daartoe overweegt zij als volgt.
Vooropgesteld kan worden dat [verdachte] en [medeverdachte 1] vier kilogram hennep hebben meegenomen uit de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank ziet zich echter ook voor de vraag gesteld op welke wijze dat is gebeurd. De rechtbank heeft geconstateerd dat uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, immers maar liefst (minimaal) drie scenario’s zijn opgeworpen voor hetgeen zich in de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft afgespeeld.
Zo hebben de aangevers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , kort gezegd verklaard met en onder bedreiging van geweld bestolen te zijn van vier kilogram hennep.
[verdachte] verklaarde ter terechtzitting dat er geen sprake was van diefstal met geweld of afpersing, maar van een ‘gewone’ koop van vier kilogram hennep, waarvoor [verdachte] ook 20.000 euro betaald heeft, doch enkel met vals geld. Bij deze transactie zouden voor het overige geen bijzonderheden zijn voorgevallen, aldus [verdachte] .
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met [verdachte] de betreffende woning is binnengegaan voor, voor zover hij wist, de aankoop van vier kilogram hennep. In de hal van de woning zou [medeverdachte 1] een vuurwapen hebben gekregen van [verdachte] . Toen [medeverdachte 1] op enig moment de hennep verpakte, samen met [slachtoffer 2] , ontstond tumult tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] , waarop [medeverdachte 1] op instigatie van [verdachte] met het vuurwapen heeft gezwaaid en waarna ze met de hennep de woning hebben verlaten, zonder daadwerkelijke gebruikmaking van geweld
De overige bevindingen uit het dossier bieden in beginsel ruimte voor alle gestelde scenario’s. Met andere worden: geen van die scenario’s kan zonder meer worden uitgesloten. De rechtbank ziet zich daarbij voor de vraag gesteld hoe betrouwbaar de verklaringen van de diverse betrokkenen in deze zaak zijn. En daarop valt veel aan te merken.
[verdachte] heeft zich tijdens het opsporingsonderzoek telkenmale op zijn zwijgrecht beroepen. Pas ter terechtzitting heeft hij een verklaring afgelegd. Hoewel hij daarmee zichzelf belast voor zover het ging om de aankoop van hennep met vals geld, ontlast die verklaring hem voor zover het gaat om de vermeende beroving. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden behoedzaam dient te worden omgegaan met de verklaring van [verdachte] , te meer nu hij de enige is die een dergelijk scenario schetst.
Datzelfde geldt echter ook voor de verklaring van [medeverdachte 1] . Hoewel ook hij zichzelf in enige mate belast, wekt ook die verklaring de indruk vooral zijn eigen rol te minimaliseren. Hoewel niet onmiddellijk uit te sluiten, moet ook deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank voorzichtig gewogen worden.
Tot slot de verklaringen van de aangevers. Aangiftes en aanvullende verklaringen van aangevers worden normaliter geacht het uitgangspunt te zijn bij de beoordeling van vermeende strafbare feiten. In deze zaak is de rechtbank echter van oordeel dat zulks niet zonder meer het geval is. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] verklaarden in eerste instantie dat [verdachte] over de vloer kwam om goud te kopen. Dat was echter niet zo; [verdachte] kwam hennep kopen. Voor het overige zijn de verklaringen van [slachtoffer 1] echter ook niet consistent en overeenkomstig.
[slachtoffer 1] verklaarde op hoofdlijnen weliswaar telkens dat ze met en onder dreiging van geweld bestolen zijn, maar op diverse onderdelen verklaarde hij niet consistent. Zo verklaarde hij wisselend over de taal waarin de daders onderling en tegen hem spraken (Engels, Nederlands en Nederlands met een mogelijk Limburgs accent) en verklaarde hij ook wisselend over de wijze waarop hij op de grond terecht is gekomen: eerst zou hij op aandringen van [verdachte] zelf op de grond zijn gaan liggen, maar nadien verklaarde hij naar de grond te zijn geslagen.
Ook [slachtoffer 2] verklaarde wisselend. Zo hield zij eerst nog vol dat het om de verkoop van goud ging. Pas in haar derde verklaring, na confrontatie met de verklaring van [slachtoffer 1] , gaf zij toe dat het om drugs ging. Verder verklaarde zij bijvoorbeeld eerst dat [medeverdachte 1] een pistool tegen haar hoofd/slaap drukte, terwijl ze later verklaarde dat hij dit tegen haar voorhoofd tussen haar ogen drukte. Ook verklaarde zij eerste dat de politie niet boven hoefde te kijken, omdat de daders daar niet geweest waren, terwijl ze later verklaarde dat de woning wel degelijk is doorzocht, ook boven.
De rechtbank constateert verder dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet alleen innerlijk inconsistent verklaarden, maar dat zij ook onderling niet overeenkomstig verklaarden. Zo lijkt [slachtoffer 1] slechts over één wapen verklaard te hebben, terwijl [slachtoffer 2] over twee wapens verklaarde. [slachtoffer 1] verklaarde dat [verdachte] hem sloeg met de vlakke hand, terwijl [slachtoffer 2] verklaarde dat [verdachte] [slachtoffer 1] sloeg met (de kolf van) het wapen. Waar [slachtoffer 1] verklaarde dat hij zelf ging liggen en later verklaarde dat hij naar de grond is geslagen, verklaarde [slachtoffer 2] dat haar zoon naar de grond gegooid of aan de haren naar de grond is getrokken. Anders dan [slachtoffer 2] verklaarde [slachtoffer 1] ook niets over het doorzoeken van de woning.
Tot slot acht de rechtbank ook enkele andere omstandigheden relevant. Zo wilde [slachtoffer 1] in eerste instantie geen aangifte doen, doch deed hij dat toch op aandringen van zijn moeder [slachtoffer 2] . Verder heeft de politie geen aanwijzingen gevonden waaruit bleek dat de woning doorzocht zou zijn. Wel troffen zij boven diverse verdovende middelen en contant geld aan, hetgeen niet consistent lijkt met de latere verklaring van [slachtoffer 2] dat de woning ook boven door de daders is doorzocht.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat met alle verklaringen in deze zaak behoedzaam dient te worden omgegaan en dat geen van de verklaringen beduidend meer steun vindt in de rest van het dossier dan andere verklaringen. En daar waar normaliter aangevers de zogenaamde hoeksteen van een zaak behoren te zijn, blijken zij dat in deze zaak verre van te zijn. Dat maakt dat de rechtbank moet concluderen dat zij niet overtuigend kan vaststellen wat zich in de woning heeft afgespeeld alvorens [verdachte] en [medeverdachte 1] met de hennep weg gingen. Hoewel het dossier wel wettig bewijs bevat dat [verdachte] en [medeverdachte 1] die hennep dus uit de woning hebben meegenomen, zijn de innerlijke consistenties in en onderlinge tegenstrijdigheden tussen de diverse verklaringen zo groot, dat bij de rechtbank de overtuiging ontbreekt dat sprake is geweest van een gekwalificeerde diefstal of afpersing zoals ten laste is gelegd.
De rechtbank acht dit feit dus niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte daarom vrijspreken.
Feit 2 in de zaak 16.170578.20: beroving [slachtoffer 6]
Net als de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 6] met geweld heeft beroofd van onder meer 22 kilogram vlees. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Aangever [slachtoffer 6] (pg. 8 dossier “ [naam 1] ”) verklaarde – kort gezegd – dat hij op 11 februari 2020 samen met getuige [getuige 1] een bestelling van 22 kilogram ossenhaas ging afleveren aan de [adres 1] te Amersfoort, maar toen in de woning werd beroofd door drie personen.
Enkele maanden later werd getuige [getuige 1] gehoord (pg. 48 dossier “ [naam 1] ”). Hij sprak tegen dat hij bij de vermeende beroving aanwezig was geweest. Hij verklaarde wel met de aangever samen gereden te hebben tot in de nabijheid, maar is toen bij een vriend genaamd [naam 2] verbleven. De aangever kwam korte tijd later terug naar die [naam 2] en vertelde toen dat hij was beroofd. De getuige [naam 2] bevestigde deze verklaring (pg. 51 dossier “ [naam 1] ”). Aldus vindt de verklaring van de aangever geen steun in de verklaringen van eventuele getuigen.
Voor het overige vindt de verklaring van de aangever enkel enige steun in de medische informatie (pg. 48 dossier “ [naam 1] ”) die een pijnlijke zwelling en een bloeduitstorting vermeldt. Zulks biedt naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende basis om wettig en overtuigend bewezen te achten dat zich in de woning aan de [adres 1] te Amersfoort een beroving heeft plaatsgevonden zoals de aangever schetste en aan de verdachte ten laste is gelegd.
De rechtbank acht dit feit dus niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte daarom vrijspreken.
Feit 2 in de zaak 03.031885.21: beroving [slachtoffer 3]
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, volstaat de rechtbank op grond van art. 359 lid 3 Sv met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 november 2021;
  • de aangifte van [slachtoffer 3] .
Feit 3 in de zaak 03.031885.21: beroving [slachtoffer 4]
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. Voor zover het betreft de diefstal met geweld heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd en volstaat de rechtbank aldus op grond van art. 359 lid 3 Sv met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 november 2021;
  • de aangifte van [slachtoffer 4] .
De verdachte heeft ontkend dat hij een (vuur)wapen had. Desondanks acht de rechtbank ook het dreigen met geweld door het tonen van een wapen wettig en overtuigend bewezen.
Zo verklaarde de aangever
[slachtoffer 4]onder meer: [4]
Ik heb toen mijn hand gelegd op het geld dat de bestuurder van de auto in zijn handen had. Ik wilde het geld uit zijn handen trekken. Toen ik dit deed, hoorde ik dat de bestuurder van de auto zei dat hij bewapend was. Ik zag dat de bestuurder van de auto met zijn linkerhand zijn jas opzij deed. Hij hield het geld in zijn rechterhand. Op zijn rechterhand had ik mijn handen. Ik zag een gedeelte van een wapen, ik zag het wapen tot aan de trekker van het wapen. Ik heb de loop niet gezien. Op het moment dat de bestuurder van de auto het wapen liet zien, werd ik helemaal uit de auto getrokken door de twee andere mannen.
Mede gelet op de gedetailleerdheid van zijn verklaring, acht de rechtbank deze betrouwbaar. Bovendien vindt die verklaring steun in de verklaring van de medeverdachte
[medeverdachte 2], zijnde een van de drie personen die samen met de verdachte naar en van de plaats delict is gereden. [medeverdachte 2] verklaart tegenover de politie immers dat hij, nadat ze waren weggereden, in de auto hoorde dat er een vuurwapen werd doorgeladen. [5]
Feit 1 in de zaak 16.170578.20: beroving [slachtoffer 5]
[slachtoffer 5]deed aangifte van straatroof, gepleegd op 2 januari 2020 op station Lansingerland/Zoetermeer en verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [6]
Op 31 december 2019 om 14.56 uur werd ik benaderd door een persoon met een naam [naam 3] . Deze persoon stuurde een Messenger bericht met het verzoek om iets te regelen met geld via de Western Union bank. De man wilde het contante geld wat ik had, namelijk drieduizend euro storten op de Western Union Bank zodat mijn eigen kind en stiefkind in Iran dit konden ophalen. Ik was te goeder trouw en ik geloofde de man omdat hij mij aansprak in mijn eigen taal Farshi.
Wij spraken (naar de rechtbank begrijpt: op 2 januari 2020) af op station Lansingerland (de rechtbank begrijpt dat dit het station Lansingerland/Zoetermeer is). Bij de man die is genaamd [naam 3] was nog een soort Afrikaanse man. Ik hoorde dat [naam 3] zei: “Geef mij het geld, de drieduizend euro.” Hij wilde dit controleren of het wel goed geld was. Op dat moment telde ik de bankbiljetten aan hem uit, namelijk zevenhonderd euro in twintig euro biljetten en de rest in vijftig euro biljetten. Op het moment dat ik alles had gegeven, namelijk totaal drieduizend euro kwam de Afrikaanse man naar ons toe lopen en griste het geld weg uit de handen van [naam 3] .
Ik griste het geld terug uit de handen van de Afrikaanse onbekende man. Ik zei dat het geld bestemd was voor [naam 3] die alles voor mij zou regelen. Op dat moment hoorde ik dat [naam 3] zei: "Ik heb een pistool." Ik was erg bang en ik geloofde het direct. Ik had het geld nog in mijn handen en ik ben uit angst gaan rennen met het geld, dit was ongeveer tien meter verder op het station. Ik viel omdat ik niet goed kon rennen. Omdat ik op de grond was gevallen met het geld nog in mijn handen, kwamen beide mannen, [naam 3] en de Afrikaanse man, op mij af rennen. Ze bukten omdat ik nog op de grond lag. Een van de mannen lag rechts van mij de andere links. Ik hoorde dat [naam 3] zei tegen mij: “Die Afrikaan is gek, ik ga jouw doodmaken, geef mij geld.” Mijn geld had ik nog vast in mijn rechter hand. [naam 3] maakte een gebaar naar zijn binnenzak omdat hij had gezegd dat hij een pistool had. Opeens zag ik dat de zwarte Afrikaanse man met een voorwerp gelijkend op een zwart pistool van ongeveer 30 tot 40 centimeter lang op mijn hals richtte. Ik zag de loop van dit pistool op mijn hals in mijn nek. Ik hoorde dat de Afrikaanse man in de Nederlandse taal tegen mij zei: "Geef mij geld." Dit gebeurde tijdens het richten van het pistool op mijn hals/nek. Ik was erg bang dat ik dood gemaakt zou worden. Ik voelde mij ernstig bedreigd. Ik heb het geld gegeven. Ik was nog steeds bang. De mannen zijn hard weggerend naar de personenauto die beneden stond, een donkere Mercedes.
De verdachteverklaarde ter terechtzitting van 8 november 2021 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Het is juist dat ik met de aangever [slachtoffer 5] op 2 januari 2020 had afgesproken in Zoetermeer. Ik was toen samen met een vriend. Dat was inderdaad [naam 4] .
De politie heeft de
camerabeeldenvan het station Lansingerland/Zoetermeer bekeken. De politie relateerde daarover het volgende: [7]
Ik zag op de beelden (van 10.22 tot 10.26 uur) dat:
- aangever samen met de twee daders het perron op kwam lopen (opmerking verbalisant: de twee daders zullen verder in het proces-verbaal conform de benaming van de aangever genoemde worden zijnde [naam 3] en de Afrikaanse man);
- aangever aan [naam 3] , terwijl ze liepen, bankbiljetten overhandigde. Ik zag dat [naam 3] de bankbiljetten aannam;
- de aangever en de twee daders linksaf sloegen en van het perron afliepen en dat ze kort hierop uit zicht van de camera's verdwenen;
- de aangever terug rennend terug kwam uit de richting waar hij kort daarvoor naar toe was gelopen. Ik zag dat de aangever struikelde en viel op de grond op het perron. Ik zag dat de aangever bankbiljetten in zijn rechterhand vast hield;
- de twee daders achter de aangever aan kwamen rennen en direct bij hem gingen staan op de plek waar hij was gevallen;
- [naam 3] en de Afrikaanse man boven de aangever stonden terwijl hij op de grond lag en ik zag dat [naam 3] en de Afrikaanse man naar hun middel reikten;
- de Afrikaanse man een voorwerp in zijn handen vasthield. Ik zag dat het om een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ging. Ik zag dat de Afrikaanse man dit voorwerp op de aangever richtte, die op de grond lag;
- [naam 3] vervolgens het geld uit de hand van de aangever pakte;
- [naam 3] en de Afrikaanse man bij de aangever vandaan renden en uit zicht van de beveiligingscamera's verdwenen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad een afspraak had gemaakt met de aangever, maar dat hij, verdachte, ook daadwerkelijk het geld over heeft laten maken in Iran. Daartoe zou de verdachte tijdens de afspraak telkens telefonisch contact hebben gehad met een vriend van hem in Iran. Volgens de verdachte zou dus juist de aangever het geld hebben willen stelen nadat hij dat eerst aan verdachte had gegeven. Bovendien ontkent de verdachte dat de medeverdachte [naam 4] een vuurwapen zou hebben gehad.
De rechtbank schuift de verklaring van de verdachte als niet geloofwaardig terzijde, nu die wordt weerlegd door de camerabeelden zoals hierboven weergegeven. Daaruit blijkt niet dat de verdachte gedurende de afspraak telefonisch contact heeft, terwijl de politie wel waarneemt dat de andere dader, [naam 4] , een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft. De bijgevoegde printscreens (pg. 546-554 van dossier “ [onderzoeksnaam 1] ”) geven bovendien geen aanleiding om te twijfelen aan hetgeen de politie over de bewegende beelden heeft gerelateerd: de verdachte is niet zichtbaar met een telefoon, beide daders grijpen naar hun zakken en [naam 4] lijkt inderdaad iets op de aangever te richten.
Aldus vindt de verklaring van de aangever voldoende steun in de camerabeelden. Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen met een ander, de aangever heeft beroofd van “enig geldbedrag.” De tenlastelegging vermeldt weliswaar “een geldsom (ter waarde van 700)” maar uit de aangifte blijkt voldoende dat het om in totaal 3.000 euro ging. Nu de aangever die geldsom uiteindelijk onder dreiging heeft afgegeven, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van afpersing ex art. 317 Sr.
Feit 3 in de zaak 16.170578.20: beroving [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8]
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. Voor zover het betreft de diefstal met geweld heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd en volstaat de rechtbank aldus op grond van art. 359 lid 3 Sv met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 november 2021;
  • de aangifte van [slachtoffer 7] ;
- de aangifte van [slachtoffer 8] . [9]
De verdachte heeft ontkend dat een van zijn mededaders een (vuur)wapen had. Desondanks acht de rechtbank ook slaan met en tonen van een wapen wettig en overtuigend bewezen. Dat baseert zij onder meer op de verklaringen van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] .
Zo verklaarde
[slachtoffer 7](pg. 414 van het dossier “ [onderzoeksnaam 1] ) – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
[slachtoffer 8] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 8] ) vertelde me dat hij een tik kreeg van een pistool. Hij zei dat hij het voorwerp herkende als zijnde een pistool maar kon het verder niet omschrijven. Hij kreeg een tik tegen zijn slaap.
[slachtoffer 8]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Ik merkte dat ik ook van achteren werd geslagen tegen mijn slaap met een pistool. Ik kan het pistool niet goed omschrijven, maar weet hoe een pistool eruit ziet. (pg. 450 van het dossier “ [onderzoeksnaam 1] ”)
(…)
Op dat moment voelde ik iets koud en van metaal tegen mijn rechterslaap aan. Ik dacht direct aan een vuurwapen. Ook al kon ik niet zien wat er tegen mijn slaap gedrukt werd wist ik zeker dat het om een vuurwapen ging. Dit werd voor mij bevestigd omdat degene die achter mij stond in het Farsi zei dat hij zou schieten als ik mij zou bewegen. (pg. 456 van het dossier “ [onderzoeksnaam 1] ”).
De rechtbank neemt hierbij ook nog het volgende in overweging.
Uit de reeds hiervoor en de hierna nog te bespreken feiten blijkt van een werkwijze die op essentiële punten overeenkomt. Die werkwijze bestaat kort gezegd uit het maken van een afspraak ten behoeve van het ontvangen van contant geld, bestemd voor andere personen in Iran, waarbij de verdachte zich als tussenpersoon opwerpt, maar waarbij de slachtoffers met geweld en bedreiging van geweld bestolen worden, waarbij zij plotseling worden overvallen door een of meerdere mededaders. Daarbij was vaak in vrijwel alle gevallen ook sprake van een wapen. Bij de hierna nog te bespreken beroving van de heer en mevrouw [slachtoffer 10] heeft de verdachte bekend dat een wapen in het spel was en bij de berovingen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] vond de aanwezigheid van een wapen steun in andere bewijsmiddelen dan de aangiftes.
Bij deze beroving van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] is de enige die een wapen heeft waargenomen [slachtoffer 8] . [slachtoffer 7] heeft zijn wetenschap immers van [slachtoffer 8] . De rechtbank acht de hiervoor genoemde op essentiële punten overeenkomende werkwijze met andere berovingen, de modus operandi, naast de verklaring van [slachtoffer 8] en die van [slachtoffer 7] , mede redengevend voor het bewijs. Daarom is de rechtbank van oordeel dat ook het slaan en het richten met een vuurwapen bij dit feit wettig en overtuigend bewezen is te achten.
Feit 4 in de zaak 16.170578.20: poging tot beroving [slachtoffer 9]
[slachtoffer 9]deed aangifte van een poging tot beroving, gepleegd op 27 april 2020 in Amersfoort en verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt: [10]
Ongeveer 10 dagen geleden kwam ik (via Facebook) met een man in contact. De man vroeg of ik geld nodig had of geld naar Iran moest overmaken. Ik wilde 10.000 euro naar Iran overmaken. Hij ging daarmee akkoord. Ik sprak met de man af, dat hij maandag 27 april 2020 om 13.00 uur bij mijn zaak aan de [adres 2] in Amersfoort zou zijn.
Toen ik (samen met mijn vriendin) om ongeveer 13:20 uur bij de zaak aankwam, zag ik twee personen vlak bij de zaak staan. Deze twee personen kwamen zenuwachtig over. Ze waren druk met de telefoon bezig. Meteen daarna kwam er een andere man op mij afgelopen. Deze man zei tegen mij, dat hij voor de transactie kwam. Ik was op mijn hoede. Ik vond de man op een of andere manier niet betrouwbaar. Ik ben toen samen met mijn vriendin snel de winkel ingelopen, omdat ik het toch niet helemaal vertrouwde en heb toen gauw het geld dat ik bij me had in een lade verstopt. Kort daarna zag ik dat de man richting de winkel kwam gerend. Ik heb de deur voor de man geopend en de man binnen gelaten. De twee mannen die bij de fietsen aan de overzijde van de winkel stonden, stonden toen aan de zijde van mijn winkel.
Nadat ik de man had binnen gelaten, heb ik de deur achter deze man op slot gedraaid en de sleutel weggelegd. Ik denk dat de man dat niet gemerkt heeft, omdat hij heel zenuwachtig was. Toen de man binnen was, nam ik wat afstand van hem en zag dat de twee Surinaamse jongens langs de zaak liepen in de richting van de Bristol. Meteen daarop zag ik, dat man 1, die met het rasta haar, terug rende in de richting van de toegangsdeur. Hij wilde de deur openen, maar dat ging niet omdat deze op slot zat. Hij liep daardoor hard tegen de deur aan. Ik zag dat de man een pistool in zijn handen had. Ik zag dat het een pistool was, omdat hij deze uit zijn broeksband trok. Het uiteinde herkende ik als van een pistool. Ik zei toen tegen de man, dat er in de winkel allemaal camera's hingen, dus dat hij op beeld stond. Ik zag dat de man wat paniekerig werd. Ik zei tegen hem: “Ik heb jullie door, jullie horen bij elkaar. Ik heb hier geen geld, dus ga maar weg.” Ik zag dat de man toen naar de jongen buiten gebaarde dat hij weg moest gaan. Ik zei toen tegen de vriendin die bij mij was en die bij het gedeelte van de nagelstudio zat, dat zij 112 moest bellen. Omdat de vriendin ook in de winkel was en ik haar niet in gevaar wilde brengen, heb ik de deur van de winkel met de sleutel opengedraaid en is de man via de voordeur weggegaan. Mijn vriendin en ik waren zo van slag, dat wij eerst in shock nog een poosje in de winkel zijn gebleven.
Inmiddels weet ik wie het is. De man die mij gepoogd heeft te overvallen is [verdachte] .
De
verdachteverklaarde ter terechtzitting van 8 november 2021 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Het is juist dat ik een afspraak had gemaakt met [slachtoffer 9] voor 10.000 euro en dat ik van plan was hem daarvan te beroven. Hij zei mij naar zijn kapperszaak in Amersfoort te komen. Ik ging samen met [naam 4] en [medeverdachte 3] . De afspraak was dat ik eerst naar binnen zou gaan en zodra ik geld zag, ik zou bellen, waarop [naam 4] en [medeverdachte 3] naar binnen zouden komen om het geld te stelen.
Getuige [getuige 2]is de door de aangever [slachtoffer 9] omschreven vriendin die ook in de zaak aanwezig was. Zij verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [11]
Op 27 april 2020 had ik afgesproken met [slachtoffer 9] in Amersfoort. Ik ben naar achterin de zaak gelopen en bij de tafel daar gaan zitten. [slachtoffer 9] en een man hadden dingen te bespreken waar ik geen bemoeienis mee had en ik ging met mijn telefoon aan de gang. Op een gegeven moment kwam [slachtoffer 9] naar mij toe gelopen en zei mij een aantal malen dat ik 112 moest bellen. Nadat de man weg was, vertelde [slachtoffer 9] aan mij dat zijn tante was overleden en dat hij geld over wilde maken naar Iran voor haar begrafenis. Dit kan niet via een bank, maar hiervoor had hij een afspraak met de man gemaakt om dit geregeld te krijgen. Ik zag dat [slachtoffer 9] heel erg bang was. Ik had hem nog nooit zo gezien. [slachtoffer 9] vertelde mij ook dat een van de jongens die buiten waren, tegen de deur was aangelopen en dat die jongen een wapen in zijn hand had gehad.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verdachte heeft erkend dat hij van plan was om [slachtoffer 9] te beroven, maar dat hij dat niet heeft gedaan omdat [slachtoffer 9] geen geld aanwezig bleek te hebben. Volgens de verdediging was daarom geen sprake van een begin van uitvoering van het plan, zodat niet bewezen zou kunnen worden dat sprake was van een poging tot diefstal / afspersing.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging en overweegt daartoe als volgt.
Het opzet van de verdachte was duidelijk: [slachtoffer 9] beroven van 10.000 euro. Daarvoor had de verdachte twee andere personen meegenomen die op enig moment in actie zouden komen. Die actie vond ook plaats: [slachtoffer 9] zag op enig moment immers een van de andere personen richting de deur rennen, die probeerde te openen en daarbij een pistool toonde dat hij uit zijn broeksband had gehaald. Aldus zijn de verdachte en zijn kompanen naar de afspraak gegaan, is de verdachte in contact getreden met de aangever over het geld en heeft een van de kompanen, voorzien van een wapen, geprobeerd de winkel te betreden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze gedragingen in onderling verband en samenhang bezien met het opzet van de verdachte aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf, daar zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf.
Daarmee acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Ook acht de rechtbank, anders dan de verklaring van de verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat een vuurwapen is getoond. Daarvoor ziet de rechtbank immers steun in de verklaring van de getuige [getuige 2] . Zij heeft weliswaar niet zelf het wapen waargenomen, maar aangever heeft dat wel direct na het incident verteld en de getuige nam waar dat de aangever heel erg bang was, zoals de getuige hem nog nooit had gezien. Daarnaast acht de rechtbank net als in de hiervoor besproken beroving van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] de modus operandi, de werkwijze die op essentiële punten overeenkomt met de andere berovingen in deze zaak, redengevend voor het bewijs.
Feit 5 in de zaak 16.170578.20: beroving [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11]
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, volstaat de rechtbank op grond van art. 359 lid 3 Sv met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 november 2021;
  • de aangifte van [slachtoffer 10] ;
- de medische verklaring omtrent [slachtoffer 10] ; [13]
- de aangifte van [slachtoffer 11] ; [14]
- de beschrijving van de camerabeelden. [15]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten laste van de verdachte bewezen dat:
feit 2 in de zaak 03.031885.21:
hij op 30 april 2020 in de gemeente Meerssen, tezamen en in vereniging met anderen, 1.600 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door het geldbedrag (van die [slachtoffer 3] ) aan te nemen/pakken om te tellen en (vervolgens) die [slachtoffer 3] uit te auto te gooien en/of trekken;
feit 3 in de zaak 03.031885.21:
hij op 2 mei 2020 in de gemeente Nederweert, tezamen en in vereniging met anderen, 2.500 euro, toebehorende aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door het geldbedrag (van die [slachtoffer 4] ) aan te nemen/pakken om te tellen en (vervolgens) die [slachtoffer 4] een wapen te laten zien en (vervolgens) die [slachtoffer 4] bij zijn arm(en) en nek te pakken en (vervolgens) die [slachtoffer 4] uit de auto te gooien;
feit 1 in de zaak 16.170578.20:
hij op 2 januari 2020 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldsom, toebehorende aan die [slachtoffer 5] , door
  • de bankbiljetten uit de hand van die [slachtoffer 5] te pakken en
  • een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richting die [slachtoffer 5] te richten en
  • die [slachtoffer 5] de woorden toe te voegen "Die Afrikaan is gek, ik ga jou doodmaken, geef mij geld";
feit 3 in de zaak 16.170578.20:
hij op 22 april 2020 te Woerden tezamen en in vereniging met anderen, een geldsom (ter waarde van 1400 euro), toebehorende aan [slachtoffer 7] , en een mobiele telefoon (iPhone 6), toebehorende aan [slachtoffer 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
  • die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) tegen/op het lichaam te slaan en/of te stompen en
  • een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 8] te richten;
feit 4 (primair) in de zaak 16.170578.20:
hij op 27 april 2020 te Amersfoort tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldsom van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 9] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 9] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, een afspraak heeft gemaakt om een geldbedrag te overhandigen en een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (dreigend) aan die [slachtoffer 9] heeft getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 5 in de zaak 16.170578.20:
hij op 31 mei 2020 te Almere tezamen en in vereniging met anderen, drie tassen, een geldbedrag, sleutels (o.a. van een BMW), mobiele telefoons, een horloge, bankpassen en/of creditcards en een bril, toebehorende aan [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
  • die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] (dreigend) de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en "Geld, geld, geef al het geld" en "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en
  • (daarbij) een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes althans een op een mes gelijkend voorwerp op/aan/in de richting van die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] te richten en/of te tonen en
  • die [slachtoffer 10] (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) tegen het hoofd te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten op:
feit 2 in de zaak 03.031885.21:
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld tegen personen, met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
feit 3 in de zaak 03.031885.21:
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld tegen personen, met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
feit 1 in de zaak 16.170578.20:
afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 3 in de zaak 16.170578.20:
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld tegen personen, met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
feit 4 (primair) in de zaak 16.170578.20:
poging tot diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld tegen personen, met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
feit 5 in de zaak 16.170578.20:
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld tegen personen, met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 jaren met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf van 6 tot 8 jaren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich, telkens samen met (diverse) anderen, schuldig gemaakt aan vijf gewelddadige berovingen en een poging daartoe. Na de eerste beroving op 2 januari 2020, vonden de volgende berovingen vlak na elkaar plaats op 22, 27 en 30 april en 2 en 31 mei 2020. Vier van deze berovingen vonden plaats in/vanuit een auto, een beroving vond plaats op een station en de poging vond plaats in een kapperszaak van een van de slachtoffers.
De verdachte was in deze de kwade genius. Hij trad via Facebook in contact met de latere slachtoffers: personen met een Iraanse achtergrond die geld naar hun naasten in Iran wilden sturen, maar daarvoor aangewezen waren op tussenpersonen omdat girale overboekingen vanwege internationale sancties niet mogelijk waren. De verdachte deed zich voor als een persoon met contacten in Iran. De verdachte ontving contant geld en zou dat dan door een contact van hem in Iran aldaar laten overboeken of uitbetalen aan de begunstigden. Transacties op basis van vertrouwen dus, waarbij de slachtoffers zich zeer kwetsbaar moesten opstellen, omdat zij geen andere mogelijkheid zagen om het geld bij hun naasten te krijgen. De verdachte maakte daar misbruik van. Hij wekte het vertrouwen van de slachtoffers, lokte hen soms bij zich in de auto, en beroofde hen met een vooropgezet plan van uiteindelijk in totaal vele duizenden euro’s. Daarbij werd ook het gebruik van geweld en wapens niet geschuwd en dat leverde zeer angstige situaties op voor de slachtoffers.
Net als de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat voor deze ernstige feiten geen andere straf passend en geboden is dan een gevangenisstraf van lange duur.
De rechtbank heeft daarbij ook in overweging genomen dat de verdachte blijkens zijn strafblad van 8 oktober 2021 reeds eerder is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen wegens woninginbraken, voertuigdiefstal, poging zware mishandeling, bedreiging en vernieling.
Gelet op de ernst van de onderhavige feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van 9 jaren gerechtvaardigd. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten die gelden voor enerzijds straatroof en anderzijds voor overvallen en berovingen. De rechtbank is daarbij van oordeel dat toepassing van deze laatste categorie meer passend is, gezien het gegeven dat de berovingen merendeels plaatsvonden in of vanuit een auto, terwijl een poging tot beroving plaatsvond in de winkel van het slachtoffer. Daarbij neemt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid aan dat sprake is van een serie delicten binnen relatief korte tijd, dat in de meeste gevallen sprake is van een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, terwijl steeds sprake is geweest van een vooropgezet plan waarbij kwetsbare slachtoffers op geniepige wijze in de val zijn gelokt. De rechtbank acht daarom als uitgangspunt een straf van 18 maanden per beroving passend en geboden, met dien verstande dat bij de poging beroving moet worden uitgegaan van 12 maanden. Het uitgangspunt van 9 jaren gevangenisstraf is lager dan de eis van de officier van justitie, maar in vergelijking met die eis wordt de verdachte van een feit (een woningoverval) meer vrijgesproken.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het reclasseringsadvies omtrent de verdachte van 22 oktober 2021. Daaruit blijkt eigenlijk alleen van een zorgwekkende toestand. Sinds zijn komst naar Nederland staat het leven van de verdachte bol van delicten en detenties. De verdachte had de afgelopen jaren verder geen huisvesting, inkomen of dagbesteding, hij heeft geen familie in Nederland en er is weinig motivatie gezien bij de verdachte om iets te maken van zijn leven. De rechtbank concludeert hieruit dat detentie in elk geval de maatschappij tegen de verdachte zal beschermen.
In het voordeel van de verdachte spreekt wel zijn houding ter terechtzitting. Hoewel hij deels ontkende, legde hij ook bekennende verklaringen af en nam hij zijn verantwoordelijkheid voor die feiten.
De rechtbank zal de verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 jaren en 9 maanden met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
Niet-ontvankelijk
Het slachtoffer
[slachtoffer 2](bijgestaan door mr. A. Sarkis) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding tot een bedrag van
49.071,80 euroter zake van feit 1 in de zaak 03.031885.21.
Het slachtoffer
[slachtoffer 1](bijgestaan door mr. A. Sarkis) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding tot een bedrag van
28.800 euroter zake van feit 1 in de zaak 03.031885.21.
Het slachtoffer
[slachtoffer 6](bijgestaan door mr. M.A.J. Kubatsch) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding tot een bedrag van
14.847,98 euroter zake van feit 2 in de zaak 16.170578.20.
De verdachte zal worden vrijgesproken van de aan de hiervoor genoemde vorderingen ten grondslag liggende feiten. Daarom zal de rechtbank deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering.
7.2
De overige vorderingen van de benadeelde partijen
Het slachtoffer
[slachtoffer 4]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding tot een bedrag van
2.500 euroaan materiële schade (weggenomen geldbedrag) ter zake van feit 3 in de zaak 03.031885.21.
Het slachtoffer
[slachtoffer 5]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding tot een bedrag van
18.000 euroter zake van feit 1 in de zaak 16.170578.20. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
weggenomen contant geld: 3.000 euro
immateriële schade: 15.000 euro
Het slachtoffer
[slachtoffer 7](bijgestaan door mr. F.A. ten Berge, welke ter zitting werd waargenomen door mr. M.A.J. Kubatsch) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding tot een bedrag van
3.970,55 euroter zake van feit 3 in de zaak 16.170578.20. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
weggenomen contant geldbedrag: 1.400 euro
extra kosten NS: 570,55 euro
immateriële schade: 2.000 euro
Het slachtoffer
[slachtoffer 9]heeft zich (d.t.v. mr. J.C. van Oel) als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding tot een bedrag van
3.373,88 euroter zake van feit 4 in de zaak 16.170578.20. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
zorgkosten: 873,88 euro
immateriële schade: 2.500 euro
Het slachtoffer
[slachtoffer 10](ter zitting bijgestaan door mr. G. Scheers) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding tot een bedrag van
48.662,10 euroter zake van feit 5 in de zaak 16.170578.20. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
cash geld: 23.000 euro
twee rijbewijzen en twee id-kaarten: 160 euro
13 bankkaarten: 100 euro
prepaid debitcard: 70 euro
cash wisselgeld: 100 euro
leren wisselgeld tas: 25 euro
leren portemonnee: 55 euro
leren paspoorttas Samsonite: 150 euro
Eastpack handtas: 60 euro
iPhone XR 256GB: 1.250 euro
leren hoesje iPhone XR: 60 euro
iPhone 8 plus 256 GB + hoesje: 1.000 euro
RayBan bril (dubbele sterkte): 740 euro
Fossil horloge: 200 euro
RayBan zonnebril (kapot): 350 euro
Gouden ketting + diamenten hangertje: 3.500 euro
vrouwelijke handtas: 50 euro
vrouwelijke portemonnee: 60 euro
BMW X5 sleutels, 1 voloptie bediening: 600 euro
BMX X5 sleutels, 1 normale bediening: 351 euro
tewerkstelling van de sleutel: 560 euro (takelen en programmeren, bijlage 1)
Mercedes-Benz GLA sleutel: 519,31 euro (bijlage 2)
Mercedes-Benz Vito sleutel: 391,79 euro (bijlage 3)
Sleutels van scooter: 150 euro
zes sleutels van winkel/huis: 60 euro (bijlage 4)
vier sleutels van brievenbus: 60 euro
twee maanden uitstel opening van de zaak: 10.000 euro
immateriële schade: 5.000 euro
Het slachtoffer
[slachtoffer 11](ter zitting bijgestaan door mr. G. Scheers) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding tot een bedrag van
5.000 eurowegens immateriële schade ter zake van feit 5 in de zaak 16.170578.20.
De benadeelde partijen hebben verzocht om vermeerdering van de toe te wijzen bedragen met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
De standpunten van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot:
  • voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :volledige toewijzing van de vordering;
  • voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :toewijzing van de materiële schade en gedeeltelijke toewijzing van de immateriële schade tot een bedrag van 1.500 euro;
  • voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] :toewijzing van de posten a. en c. en afwijzing van de post b.;
  • voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] :volledige toewijzing van de vordering;
  • voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] :gedeeltelijke toewijzing van de materiële schade tot een bedrag van 21.000 euro en gedeeltelijke toewijzing van de immateriële schade tot een bedrag van 2.500 euro;
  • voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] :gedeeltelijke toewijzing tot een bedrag van 2.500 euro.
7.4
De standpunten van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat:
  • voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :een bedrag dat al bij de rechtbank Midden-Nederland is toegewezen, niet nogmaals toegewezen dient te worden, dan wel dat uitgegaan dient te worden van 700 euro materiële schade;
  • voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] :deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op het vrijspraakverweer;
  • voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] :zij zich aansluit bij de conclusie van de officier van justitie;
  • voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] :zij zich aansluit bij de conclusie van de officier van justitie.
Voor wat betreft de vorderingen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7] heeft de verdediging geen expliciet standpunt ingenomen.
7.5
Het oordeel van de rechtbank
Voor wat betreft de posten immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank op voorhand dat de wet in art. 6:106 BW de vergoeding regelt van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Volgens art. 6:106 lid 1 BW komt in de volgende gevallen (samengevat) vergoeding van ander nadeel in aanmerking:
wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht op smart);
ij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze;
bij aantasting van de nagedachtenis van de overledene.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]:
De rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het bedrag zoals gevorderd, te weten het weggenomen geldbedrag van
2.500 euro. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering toewijsbaar is. De verdachte is tot de betaling hoofdelijk verbonden met de mededaders.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]:
De rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het bedrag zoals gevorderd, te weten het weggenomen geldbedrag van
3.000 euro.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade acht de rechtbank op grond van de onderbouwing hiervan voldoende aannemelijk dat sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze. Gelet op de omstandigheden van het geval en de bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegekend, acht de rechtbank een smartengeldvergoeding ter hoogte van
2.000 eurobillijk. De rechtbank zal de vordering voor het overige
afwijzen.
De verdachte is tot vergoeding van die schades gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van in totaal
5.000 eurotoewijsbaar is. De verdachte is tot de betaling hoofdelijk verbonden met de mededaders.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]:
De rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van
1.400 euro, te weten het weggenomen geldbedrag. Voor wat betreft de gevorderde extra NS-kosten zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkverklaren nu de rechtbank van oordeel is dat die schade niet rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade is de rechtbank op grond van de onderbouwing hiervan van oordeel dat sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze. Gelet op de omstandigheden van het geval en de bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegekend, acht de rechtbank een smartengeldvergoeding ter hoogte van
2.000 euro billijk.
De verdachte is tot vergoeding van die schades gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van in totaal
3.400 eurotoewijsbaar is. De verdachte is tot de betaling hoofdelijk verbonden met de mededaders.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9]:
De rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het bedrag zoals gevorderd, te weten de zorgkosten van
873,88 euro.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade is de rechtbank op grond van de onderbouwing hiervan van oordeel dat sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze. Gelet op de omstandigheden van het geval en de bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegekend, acht de rechtbank een smartengeldvergoeding ter hoogte van
1.000 euro billijk. De rechtbank zal de vordering tot immateriële schadevergoeding voor het overige
afwijzen.
De verdachte is tot vergoeding van die schades gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van in totaal
1.873,88 eurotoewijsbaar is. De verdachte is tot de betaling hoofdelijk verbonden met de mededaders.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10]:
De rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot tenminste een bedrag van
16.000 euro, te weten het geldbedrag waarvan verdachte heeft erkend dat hij dat heeft weggenomen. Voor wat betreft het restant van de gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat deze, gezien de huidige onderbouwing in relatie tot het dossier en de bewezenverklaring, te ingewikkeld is voor deze strafprocedure. Zo zijn niet alle gestelde posten te herleiden tot het dossier, ontbreekt bij diverse posten een onderbouwing en is bijvoorbeeld het gevorderde weggenomen geldbedrag hoger dan het bedrag vermeld in de aangifte. Dat betekent dat de vordering eventueel nader onderbouwd zou moeten worden, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dat leidt tot
niet-ontvankelijkverklaring. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade is de rechtbank op grond van de onderbouwing hiervan van oordeel dat sprake is van lichamelijk letsel en aantasting van de persoon op andere wijze. Gelet op de omstandigheden van het geval en de bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegekend, acht de rechtbank een smartengeldvergoeding ter hoogte van
2.500 eurobillijk. De rechtbank zal de vordering tot immateriële schadevergoeding voor het overige
afwijzen.
De verdachte is tot vergoeding van die schades gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van in totaal
18.500 eurotoewijsbaar is. De verdachte is tot de betaling hoofdelijk verbonden met de mededaders.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11]:
De rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks schade heeft geleden, nu zij op grond van de onderbouwing van de vordering van oordeel is dat sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze. Gelet op de omstandigheden van het geval en de bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegekend, acht de rechtbank een smartengeldvergoeding ter hoogte van
2.500 eurobillijk. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering toewijsbaar is. De verdachte is tot de betaling hoofdelijk verbonden met de mededaders. De rechtbank zal de vordering voor het overige
afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om ter zake van de vorderingen zoals hiervoor toewijsbaar geacht de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van feit 1 in de zaak 03.031885.21 en feit 2 in de zaak 16.170578.20;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten opleveren zoals hierboven onder 4 zijn omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 2 en 3 in de zaak 03.031885.21 en de feiten 1, 3, 4 primair en 5 in de zaak 16.170578.20 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • bepaalt dat voor zover voormeld bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk in haar vordering voor het overige, te weten de post “extra NS-kosten”;
  • bepaalt dat voor zover voormeld bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 9]
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
1.873,88 euro(bestaande uit 873,88 euro materiële en 1.000 euro immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen over de periode van
27 april 2020voor zover het betreft de immateriële schade en van
29 juni 2021(dagtekening vordering) voor wat betreft de materiële schade, tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • bepaalt dat voor zover voormeld bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 10]
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
18.500 euro(bestaande uit 16.000 euro materiële en 2.500 euro immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
31 mei 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor zover die ziet op het overige deel van de materiële schade niet-ontvankelijk is en dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • bepaalt dat voor zover voormeld bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 11]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • bepaalt dat voor zover voormeld bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
Schadevergoedingsmaatregelen
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen, bij niet betaling en verhaal te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen gijzeling:
[slachtoffer 4]
2.500,00 euro
35 dagen gijzeling
2 mei 2020
[slachtoffer 5]
5.000,00 euro
60 dagen gijzeling
2 januari 2020
[slachtoffer 7]
3.400,00 euro
44 dagen gijzeling
22 april 2020
[slachtoffer 9]
1.873,88 euro
28 dagen gijzeling
27 april 2020 (1.000 euro)
29 juni 2021 (873,88 euro)
[slachtoffer 10]
18.500,00 euro
127 dagen gijzeling
31 mei 2020
[slachtoffer 11]
2.500,00 euro
35 dagen gijzeling
31 mei 2020
met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf de datum, genoemd bij bovenvermelde bedragen, tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Loof, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en mr. D. Osmic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2021.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
In de zaak 03.031885.21:
1.
hij op of omstreeks 15 mei 2020 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning, gelegen aan de [adres 3] te Hoensbroek, (ongeveer) 4 kilogram hennep, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • een vuurwapen uit zijn tas te pakken en/of (vervolgens)
  • met dat vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd/in zijn gezicht te slaan en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 1] , onder bedreiging van dat vuurwapen, te dwingen op de grond te gaan liggen en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 1] aan zijn haren te trekken en/of (vervolgens)
  • tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "If you move I kill you", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of (vervolgens)
  • dat vuurwapen tegen het voorhoofd van die [slachtoffer 2] te houden/drukken en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 2] , onder bedreiging van dat vuurwapen, te dwingen mee te lopen naar de voordeur;
(art. 310 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 30 april 2020 in de gemeente Meerssen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (ongeveer) Euro 1600,-, in elk geval een hoevelheid geld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door het geldbedrag (van die [slachtoffer 3] ) aan te nemen/pakken om te tellen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 3] uit te auto te gooien en/of trekken en/of duwen;
(art. 310 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 2 mei 2020 in de gemeente Nederweert, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (ongeveer) Euro 2500,-, in elk geval een hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomenmet het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door het geldbedrag (van die [slachtoffer 4] ) aan te nemen/pakken om te tellen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] een wapen te laten zien en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] bij zijn arm(en) en/of nek te pakken en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] uit de auto te gooien;
(art. 310 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
In de zaak 16.170578.20:
1.
hij op of omstreeks 2 januari 2020 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldsom (ter waarde van 700 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan die [slachtoffer 5] toebehoorde, door
  • de bankbiljetten uit de hand van die [slachtoffer 5] te pakken en/of
  • een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richting die [slachtoffer 5] te richten en/of te tonen en/of
  • die [slachtoffer 5] de woorden toe te voegen "Die Afrikaan is gek, ik ga jou doodmaken, geef mij geld",
en/of
hij op of omstreeks 2 januari 2020 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldsom (ter waarde van 700 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • de bankbiljetten uit de hand van die [slachtoffer 5] te pakken en/of
  • een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richting die [slachtoffer 5] te richten en/of te tonen en/of
  • die [slachtoffer 5] de woorden toe te voegen "Die Afrikaan is gek, ik ga jou doodmaken, geef mij geld";
(art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art. 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 11 februari 2020 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee mobiele telefoons, een koptelefoon/oortjes (merk: Apple), een portemonnee (met inhoud: o.a. bankbiljetten), sleutels en/of 22 kilo vlees, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • een pistool althans een op een pistool gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 6] te tonen en/of
  • die [slachtoffer 6] (met kracht) tegen de rug en/of het hoofd althans het lichaam te schoppen en/of
  • tegen die [slachtoffer 6] te roepen "Blijf liggen, bemoei je er niet mee";
(art. 310 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 22 april 2020 te Woerden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldsom (ter waarde van 1400 euro en/of een mobiele telefoon (iPhone 6), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] , door
  • die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] een of meerdere malen (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) tegen/op het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
  • een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] te richten en/of te tonen,
en/of
hij op of omstreeks 22 april 2020 te Woerden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldsom (ter waarde van 1400 euro en/of een mobiele telefoon (iPhone 6), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] een of meerdere malen (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) tegen/op het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
  • een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] te richten en/of te tonen;
(art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art. 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 27 april 2020 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 9] te dwingen tot de afgifte van een geldsom althans goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 9] , een afspraak heeft gemaakt om een geldbedrag te overhandigen en/of een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 9] heeft gericht en/of (dreigend) aan die [slachtoffer 9] heeft getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
en/of
hij op of omstreeks 27 april 2020 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldsom althans goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 9] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 9] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, een afspraak heeft gemaakt om een geldbedrag te overhandigen en/of een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 9] heeft gericht en/of (dreigend) aan die [slachtoffer 9] heeft getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art. 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 april 2020 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 9] te richten en/of (dreigend) ana die [slachtoffer 9] te tonen; (art. 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, drie tassen, een geldbedrag van 21.000 euro, een of meerdere sleutels (o.a. van een BMW), een of meerdere mobiele telefoons, een horloge, een of meerdere bankpassen en/of creditcards (op naam van die [slachtoffer 10] ) en/of een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] (dreigend) de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en/of "Geld, geld, geef al het geld" en/of "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en/of "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en/of
  • (daarbij) een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes althans een op een mes gelijkend voorwerp op/aan/in de richting van die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] te richten en/of te tonen en/of
  • die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) in/op/tegen het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te schoppen,
en/of
hij op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] heeft gedwongen tot de afgifte van drie tassen, een geldbedrag van 21.000 euro, een of meerdere sleutels (o.a. van een BMW), een of meerdere mobiele telefoons, een horloge, een of meerdere bankpassen en/of creditcards (op naam van die [slachtoffer 10] ) en/of een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] , door
  • die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] (dreigend) de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en/of "Geld, geld, geef al het geld" en/of "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en/of "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en/of
  • (daarbij) een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes althans een op een mes gelijkend voorwerp op/aan/in de richting van die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] te richten en/of te tonen en/of
  • die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) in/op/tegen het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te schoppen.
(art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art. 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit:
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] d.d. 12 juni 2020, pg. 451-460 van dossier “ [onderzoeksnaam 2] ”.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 2 mei 2020, pg. 580-587 van dossier “ [onderzoeksnaam 2] ”.
4.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 2 mei 2020, pg. 580-587 van dossier “ [onderzoeksnaam 2] ”.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte C.C. [medeverdachte 2] d.d. 27 maart 2021, pg. 437-440 van dossier “ [onderzoeksnaam 2] ”.
6.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5] d.d. 2 januari 2020, pg. 498-500 van het dossier “ [onderzoeksnaam 1] .”
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2020, pg. 544-545 van het dossier “ [onderzoeksnaam 1] .”
8.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 7] d.d. 23 april 2020, pg. 413-415 van dossier “ [onderzoeksnaam 1] .”
9.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 8] d.d. 24 april 2020, pg. 450-452 van dossier “ [onderzoeksnaam 1] .”
10.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 9] d.d. 29 april 2020, pg. 565-568 van het dossier “ [onderzoeksnaam 1] .”
11.Proces-verbaal M. [getuige 2] d.d. 29 april 2020, pg. 575-577 van het dossier “ [onderzoeksnaam 1] .”
12.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 10] d.d. 31 mei 2020, pg. 104-110 van het dossier “ [onderzoeksnaam 4] .”
13.Een geschrift, te weten medische informatie omtrent [slachtoffer 10] d.d. 31 mei 2020, pg. 117-118 van het dossier “ [onderzoeksnaam 4] .”
14.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 11] d.d. 31 mei 2020, pg. 119-122 van het dossier “ [onderzoeksnaam 4] .”
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2020, pg. 124-126 van het dossier “ [onderzoeksnaam 4] .”