ECLI:NL:RBLIM:2021:9032

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
ROE 21/1302
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procesbelang bij ingetrokken besluit en nieuw besluit inzake WAZO-uitkering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 2 december 2021, is eiser in beroep gegaan tegen het besluit van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat zijn aanvraag voor een WAZO-uitkering had afgewezen. Het primaire besluit, genomen op 9 november 2020, wees de aanvraag af met als ingangsdatum 28 september 2020. Eiser heeft bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 13 april 2021. Echter, op 1 juli 2021 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd en eiser alsnog recht gegeven op de WAZO-uitkering voor de periode van 28 september 2020 tot en met 1 november 2020.

De rechtbank heeft vastgesteld dat door de wijziging van het bestreden besluit door het besluit van 1 juli 2021, het oorspronkelijke bestreden besluit niet meer bestaat. Hierdoor heeft eiser in beginsel geen procesbelang meer bij de uitkomst van het beroep tegen het oorspronkelijke besluit. De rechtbank heeft ook geen andere gronden gevonden waarop eiser nog procesbelang zou hebben. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang.

De rechtbank heeft verder opgemerkt dat artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een beroep van rechtswege ook betrekking heeft op de wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen onvoldoende belang hebben. In dit geval oordeelde de rechtbank dat partijen onvoldoende belang hadden bij een beroep van rechtswege tegen het besluit van 1 juli 2021, omdat met dit besluit volledig aan het beroep van eiser tegemoet was gekomen. Eiser heeft bovendien geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op het nieuwe besluit. Daarom werd het beroep niet beoordeeld in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1302

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2021

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Heerlen), verweerder
(gemachtigde: mr. M. Wardenburg).

Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser geen recht heeft op een WAZO-uitkering, die eiser had aangevraagd met ingangsdatum 28 september 2020.
Bij besluit van 13 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft het bestreden besluit met het besluit van 1 juli 2021 gewijzigd c.q. vervangen en daarbij het bezwaar alsnog gegrond verklaard en bepaald dat eiser recht heeft op een WAZO-uitkering over de periode van 28 september 2020 tot en met 1 november 2020.
Eiser heeft de gelegenheid gekregen om te reageren op het nieuwe besluit, maar hij heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Het bestreden besluit
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder het bestreden besluit door het besluit van 1 juli 2021 heeft vervangen. Hierdoor bestaat het bestreden besluit niet meer, waardoor eiser in beginsel geen procesbelang meer heeft bij de uitkomst van het beroep tegen dit besluit. De rechtbank is niet gebleken dat eiser op een andere grond nog procesbelang bij de uitkomst van zijn beroep heeft behouden. Het beroep tegen het bestreden besluit is daarom niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.
Het besluit van 1 juli 2021
3. Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb houdt in dat een beroep van rechtswege mede betrekking heeft op de wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
4. De rechtbank oordeelt dat partijen onvoldoende belang hebben bij een beroep van rechtswege tegen het besluit van 1 juli 2021, omdat met dit besluit geheel aan het beroep van eiser tegemoet is gekomen. Eiser heeft ook niet van de gelegenheid gebruik gemaakt om een reactie te geven op het nieuwe besluit. Het gevolg hiervan is dat het beroep niet van rechtswege ook betrekking heeft op het besluit van 1 juli 2021. Dit besluit wordt daarom niet in deze procedure beoordeeld.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van M.C. Böhm, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 2 december 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.