Uitspraak
RECHTbANK Limburg
1.Onderzoek van de zaak
2.De vordering van de officier van justitie
3.De beslissing
niet-ontvankelijkin de vordering.
Rechtbank Limburg
Op 1 december 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de ontnemingszaak met parketnummer 03/706585-17. De zaak betreft een vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte, die eerder op dezelfde dag integraal vrijgesproken was in een strafzaak. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering behandeld in samenhang met de strafzaak, waarbij de verdachte en zijn raadsman, mr. A.A.Th.X. Vonken, aanwezig waren. De officier van justitie heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt, maar gezien de vrijspraak van de verdachte, kon de rechtbank niet anders dan het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank heeft in haar beslissing artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht toegepast, dat bepaalt dat alleen aan veroordeelden de verplichting kan worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Aangezien de verdachte niet was veroordeeld, was de vordering van het openbaar ministerie niet ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M.J.A.G. van Baal, en de rechters mr. R.M.L. HeemskerkPleging en mr. E.G.F. Vliegenberg. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers mr. O.A.G. Corten en mr. M.J. Dijkhoff.