In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die was veroordeeld voor witwassen. De verdachte, geboren in 1993, werd bijgestaan door advocaat mr. A.A.Th.X. Vonken. De rechtbank behandelde de ontnemingsvordering gelijktijdig met de strafzaak, waarbij de officier van justitie een bedrag van 27.512,65 euro had gevorderd als wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 september 2017 een bedrag van 37.779,21 euro meer in kas had dan zij volgens de herleidbare contante geldstroom beschikbaar zou hebben gehad. Dit bedrag werd als het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel aangemerkt.
De rechtbank oordeelde dat het witgewassen bedrag de verdachte daadwerkelijk ten goede was gekomen, aangezien zij een deel van het geld had omgezet in consumptieve uitgaven en een caravan had aangeschaft. De rechtbank besloot dat het bedrag van 10.666,21 euro, dat in de caravan was aangetroffen, in mindering moest worden gebracht op de betalingsverplichting. Uiteindelijk legde de rechtbank de verdachte de verplichting op om 27.113,00 euro aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.