3.3Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2 (witwassen en valsheid in geschrift)
Bewijsmiddelen
Op de slaapkamer van [medeverdachte 2] en [naam 1] werd – onder meer – een bedrag van € 14.000,00 aangetroffen. Verbalisant [verbalisant] relateerde hierover het navolgende:
Op 1 september 2017 vond onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in het pand [adres 2] te Stein.
Aangetroffen op de slaapkamer van [medeverdachte 2] en zijn broertje [naam 1] :
[…]
- in de kledingkast, in de linker zak van een zwarte bodywarmer, zijn drie geldpakketjes met bankbiljetten aangetroffen.
(1 x € 10, 42 x € 20, 183 x € 50, 40 x € 100): € 14.000,00.
Namens [medeverdachte 5] , de moeder van [medeverdachte 2] en [naam 1] en tevens woonachtig op het adres [adres 2] te Stein, werd op 31 oktober 2017 een klaagschrift ex artikel 552a Sv ingediend bij de rechtbank Limburg, strekkende tot teruggave van een deel van het geld dat is aangetroffen op de slaapkamer van haar zonen. Het klaagschrift houdt in:
Onder klaagster zijn bij een inval c.q. doorzoeking in haar woning, gelegen aan de [adres 2] te Stein, verschillende bedragen in beslag genomen. In totaal is een geldbedrag van € 14.611,44 in beslag genomen. Voor de goede orde wordt een afschrift van het schrijven zoals op 5 oktober 2017 door klaagsters raadsvrouw verzonden aan de Officier van Justitie aan dit klaagschrift gehecht. […] Klaagster verzoekt uw rechtbank een last te geven strekkende tot teruggave van de geldbedragen aan klaagster. […] Maastricht, 30 oktober 2017.
Het aan het klaagschrift gehechte schrijven bevat een schriftelijke verklaring van [medeverdachte 5] . Dit stuk houdt onder meer in:
Stein 30 september 2017 […]
Op 1 september 2017 was er een "inval" op de woonwagen locatie gelegen aan de [adres 2] te Stein.
Bij deze "inval" werden er diverse geld bedragen door justitie uit mijn woning in beslag genomen. Ik zal de bedragen specificeren en een daarbij behorende verklaring afleggen met waar mogelijk een financiële onderbouwing.
1. Een bedrag van 14.000 euro gevonden in de linkerzak bodywarmer slk. [medeverdachte 2] ;
(…)
1. Het in beslag genomen bedrag van 14.000 euro is deels mijn spaargeld en deels van een lening die ik eind augustus ben aangegaan met het doel om voor mijn zoon een deugdelijke en veilige auto te kopen. Ik wil niet dat onze zoon in een onveilige auto gaat rondrijden en heb daarom naast mijn opgebouwd spaargeld wat al voor een auto voor mijn zoon bedoeld was nog een bedrag van 9.000 euro geleend. Mijn spaargeld zou onvoldoende zijn geweest om een deugdelijke en veilige auto aan te schaffen naar mijn mening. Ik zal hierbij de bankgegevens toevoegen van mijn opgebouwde spaargeld en een contract van de geldlening.
(…)
Het is niet ongewoonlijk in de Sinti cultuur om geld thuis te sparen. In de Sinti cultuur spaart men doorgaans niet op een spaarbank. Het is ook heel gewoon in de Sinti cultuur om waar mogelijk geld te lenen van vrienden en/of bekenden. Ik had mijn spaargeld en geleend geld op diverse plekken in mijn woning verborgen. Dit om te voorkomen dat er bij een mogelijke inbraak alles in één keer gevonden zou worden. Ik heb er voor gekozen om het risico te spreiden dat leek mij een verstandige keuze.
Met vriendelijke groet,
[handtekening]
[medeverdachte 5]
Als bijlage van het klaagschrift is namens [medeverdachte 5] een ‘onderlinge overeenkomst van geldlening’ ingediend, ondertekend door [medeverdachte 5] en verdachte. Het stuk houdt in:
Hierbij verklaar ik, mevrouw [verdachte] , te hebben geleend aan mevrouw [medeverdachte 5] , wonende aan de [adres 2] , een bedrag van zegge en schrijven negenduizend euro (9.000 euro). Mevrouw [medeverdachte 5] verklaard in goede orde te hebben ontvangen in contanten het bedrag van zegge en schrijven negenduizend euro (9.000 euro) van mevrouw [verdachte] .
Het bedrag zal volgens afspraak worden terugbetaald in maandelijkse termijnen van minimaal honderd euro (100 euro). Het staat geldnemer vrij om indien mogelijk een hogere aflossing te doen. Over de geldlening zijn beide partijen overeengekomen dat er slechts een kleine rentevergoeding zal plaatsvinden. De rentevergoeding bedraagt derhalve 1.1% op jaarbasis van het uitgeleende bedrag en zal betaald worden met een extra aflossing aan het einde van het kalenderjaar. Dit houdt in dat geldnemer in de maand december een aflossing zal doen van minimaal 200 euro. Voor het jaar 2017 zal geldgever genoegen nemen met een rentevergoeding van 40 euro, te voldoen in december.
Aldus overeengekomen te Einighausen op 25 augustus 2017.
Geldgever [verdachte] Geldnemer: [medeverdachte 5]
[handtekening] [handtekening]
Op 15 mei 2018 is [medeverdachte 5] gehoord door de rechter-commissaris als getuige in de zaak tegen [medeverdachte 2]. [medeverdachte 5] verklaarde daar als volgt:
Ik wil verklaren over het geld dat is gevonden. Dat dat geld niet van [medeverdachte 2] is, maar van mij. Het geld dat in zijn bodywarmer is gevonden. Dat ging om 14.000 euro. Daarvan kwam 5.000 euro uit een lening dan wel spaarplan bij de ABN AMRO. Ongeveer twee jaar geleden heb ik dat geld van de bank gehaald. Ik wist dat er een dag zou komen dat mijn zoon 18 jaar zou worden en ik wilde hem een deugdelijke en veilige auto kopen. Ik had ook nog een lening van 9.000 euro bij een vriendin, [verdachte] . Dat had ik een paar dagen voor de inval van haar geleend. Dit was ook voor de auto van mijn zoon. Ik zou [verdachte] iedere maand 100 euro terugbetalen.
Ter terechtzitting verklaarde verdachte als volgt:
U, voorzitter, houdt mij voor dat ik op 1 november 2018 bij de rechter-commissaris een verklaring als getuige heb afgelegd. Dat klopt. Die verklaring is juist en houdt in dat ik € 9.000,00 heb uitgeleend aan [medeverdachte 5] , haar dit bedrag heb gegeven op 25 augustus 2017 en [medeverdachte 5] mij destijds vertelde dat ze het geld nodig had om een auto te kopen voor zoon [medeverdachte 2] . Het klopt dat er op 25 augustus 2017 een overeenkomst is opgesteld ten aanzien van het geleende geld.
Verklaring herkomst € 9.000. Lening van verdachte?
De rechtbank overweegt dat een bedrag van € 14.000,00 is aangetroffen in de zak van een bodywarmer, in een kledingkast op de slaapkamer van [medeverdachte 2] en [naam 1] . Over de herkomst van een deel van dit bedrag, te weten € 9.000,00 heeft [medeverdachte 5] een verklaring afgelegd die wordt ondersteund door verdachte, namelijk dat verdachte dit bedrag aan [medeverdachte 5] geleend heeft.
De rechtbank is van oordeel dat genoemde verklaring over de herkomst van het geld concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Naar aanleiding van de overeenkomst van geldlening werd onderzoek gedaan naar de bankrekeningen van verdachte om te onderzoeken of deze contant betaalde gelden hiervan afkomstig zijn. De verbalisant relateerde het volgende.
[verdachte] beschikt over bankrekeningen gehouden bij de [bank] met de nummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] .
Rekening nummer [rekeningnummer 2] betreft een spaarrekening die is gekoppeld aan de betaalrekening nummer [rekeningnummer 1] . Op 1 januari 2017 betrof het spaarsaldo een bedrag van € 1.200,00.
Uit de transacties op de bankrekening kan opgemaakt worden dat [verdachte] in de periode van januari 2015 tot en met maart 2015 een uitkering ontvangt van ongeveer € 717,00 per maand.
Vanaf maart 2015 ontvangt [verdachte] letselschade-uitkeringen van verzekeringsmaatschappij Centraal Beheer.
Uit de transacties blijkt dat [verdachte] gebruik maakt van haar spaarrekening. Zo ontvangt zij op 20 maart 2015 een letselschade uitkering van € 3.500,00. Op dezelfde datum wordt € 2.500,00 overgeboekt naar de spaarrekening en wordt € 300,00 contant opgenomen. In de periode daarop volgend van 28 maart 2015 tot 29 mei 2015 wordt in 17 overboekingen totaal € 2.500,00 teruggeboekt van de spaarrekening naar de betaalrekening voor het doen van betalingen en opnamen. Op 05 juni 2015 ontvangt [verdachte] een letselschade uitkering van € 12.500,00. Op dezelfde datum wordt € 3.000,00 overgeboekt naar de bankrekening van [naam 3] met de vermelding “Spaar” en € 550,00 met de vermelding “Terugbetaling". Tot aan 10 augustus 2015 de datum waarop een volgende verzekeringsuitkering plaatsvindt worden voornamelijk betalingen via de bankrekening verricht.
Uit een analyse van de overschrijvingen van en naar de spaarrekening [rekeningnummer 2] in de periode van 01 januari 2015 tot en met 14 augustus 2017 blijkt dat de op de spaarrekening overgeboekte bedragen in de loop der tijd in kleine bedragen naar de betaalrekening worden teruggeboekt. Deze bedragen worden vervolgens gebruikt voor het doen van uitgaven.
De leningsovereenkomst is opgemaakt op 25 augustus 2017. Onderzocht werd of er het jaar 2017 voorafgaande aan deze datum contante opnamen waren gedaan van de bankrekening die een dergelijke contante geldlening zouden kunnen verantwoorden. Aangezien de spaarrekening is gekoppeld aan de betaalrekening kan van de spaarrekening geen contante bedragen worden opgenomen.
Betaalrekening [rekeningnummer 1]
Hieronder worden de totale contante opnamen per maand vermeld:
Januari 2017: € 20,00
Februari 2017: € 590,00
Maart 2017: € 190,00
April 2017: € 0,00
Mei 2017: € 270,00
Juni 2017: € 190,00
Juli 2017: €5.600,00
Augustus 2017: € 20,00 (tot en met 25 augustus)
Opmerkelijk is de contante opname in de maand juli 2017. Uit de bankrekening nummer [rekeningnummer 1] blijkt dat op 06 juli 2017 tussen 14:48 uur en 14:50 uur totaal € 5.000,- werd gepind. Uit informatie van de [bank] blijkt dat dit bedrag was opgenomen bij de [bank] te Beek, Wethouder Sangersstraat 2, 6191 NA te Beek (Limburg). De overige bedragen lijken, gezien de grootte van opname en de regelmatigheid, gebruikt te voor het doen van dagelijkse contante uitgaven.
Opgemerkt kan worden dat op 06 juli 2017 een bedrag van € 7.500,00 wordt ontvangen op de bankrekening van de verzekeringsmaatschappij Centraal beheer met de omschrijving: “Centraal Beheer Onze ref: [nummer 1] - 2 Schadedatum: [nummer 1] Transactiereferentie: [nummer 1] ”
Er werd onderzoek gedaan of een verklaring kon worden gevonden voor de contante opname van het bedrag van € 5.000,- op 6 juli 2017.
Uit informatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) blijkt dat op 6 juli 2017, om 15:05 uur, een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, gekentekend [kenteken] op naam wordt gesteld van [verdachte] . Uit de bankrekening van [verdachte] blijkt niet dat de aankoop van het voertuig per bank is betaald.
Aan het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit van de RDW werd informatie gevraagd over de locatie van tenaamstelling. Uit verkregen informatie blijkt dat het tenaamstellingsloket was gelegen op het Raadhuisplein te Stein.
Het internetprogramma “Google Maps” gaf voor de route vanaf Wethouder Sangersstraat 2 te Beek (pinopname) naar het Raadhuisplein te Stein (tenaamstellingloket) per auto de navolgende routebeschrijvingen:
1: Via Mauritsweg: 6,0 kilometer, 10 minuten reistijd;
2: Via Steinderweg: 5,1 kilometer, 10 minuten reistijd;
3: Via Napoleonsbaan: 6,1 kilometer, 12 minuten reistijd.
Gezien de tijd van 15 minuten tussen de contante opname en het op naam zetten van het voertuig, de mogelijkheid om in 10 minuten de afstand te kunnen afleggen tussen bankopname en het op naam zetten en het feit dat de betaling niet per bank is gedaan, wordt aannemelijk geacht dat de contante opname van € 5.000,00 betrekking heeft op de betaling voor de aankoop van het voertuig.
Door mij werd op 8 juni 2018 op de internetsite “Autotrader”, alwaar voertuigen ter verkoop worden aangeboden, gezocht op een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, stationwagen, 6 jaar oud, brandstof diesel, zijnde de kenmerken van de aankoop van de personenauto gekentekend [kenteken] . Ik zag dat dergelijke voertuigen werden aangeboden vanaf € 5.400,00 tot € 12.950,00. Een en ander is afhankelijk van staat, uitvoering, kilometerstand en dergelijke.
Uit informatie van de RDW blijkt dat onder andere de navolgende (rechts)-personen eigenaar zijn geweest van het voertuig gekentekend [kenteken] :
08-02-2017 15:17 06-07-2017 [naam 4]
06-02-2017 18:42 08-02-2017 [naam 1]
20-01-2017 12:29 06-02-2017 [naam 5]
Uit informatie van de RDW blijkt dat [verdachte] het voertuig koopt van [naam 4] , [adres 3] .
Uit het overzicht blijkt dat op 6 februari 2017 het [naam 5] , [adres 4] het voertuig heeft verkocht aan [naam 1] , [adres 5] .
Op 13 juni 2018 om 12:40 uur nam ik, [verbalisant] , telefonisch contact op met dit autobedrijf en vroeg naar de verkoopprijs van het door hen verkocht voertuig gekentekend [kenteken] op 06 februari 2017. De heer [naam 5] deelde mij mede dat dit voertuig toen voor een bedrag van € 5.250,00 was verkocht. Er was geen voertuig op ingeruild.
Gezien het vorenstaande is het aannemelijk dat het op 06 juli 2017 contant opgenomen geldbedrag van € 5.000,- van de bankrekening nummer [rekeningnummer 1] werd gebruikt voor de aankoop van het voertuig gekentekend [kenteken] . Onbekend is derhalve de herkomst van het geldbedrag zoals dat uit de geldlening zou blijken.
In 2017 is de belastingvrijstelling voor contant geld 522,00 euro voor alleenstaanden en 1.044,00 euro voor een gezin. Indien [verdachte] op 1 januari 2017 zou beschikken over een contant geldbedrag van € 9.000,- waarvan wordt verklaard dat ze dit heeft uitgeleend aan [medeverdachte 5] , dient ze dit in haar aangifte inkomstenbelasting, indien ze aangifte doet, aan te geven. Uit de opgevraagde gegevens van de belastingdienst blijkt dat door [verdachte] geen aangifte inkomstenbelasting is gedaan over de jaren 2016 en 2017.
Conclusie
Uit het hierboven weergegeven onderzoek volgt dat het praktisch gezien niet mogelijk is geweest voor verdachte om € 9.000,00 te sparen en die vervolgens aan [medeverdachte 5] uit te lenen.
De legale herkomst van het geld kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten. De rechtbank concludeert dan ook dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring voor het geldbedrag van € 9.000,00 kan gelden. Dit brengt tevens met zich mee dat de overeenkomst van geldlening valselijk is opgemaakt.
Overigens heeft de verdediging bankafschriften overgelegd waaruit zou blijken dat verdachte door de jaren heen € 9.000,00 aan contanten heeft gespaard. Uit die bankafschriften blijkt wel van veel opnames, maar juist van veel kleine bedragen die naar het oordeel van de rechtbank geacht worden gebruikt te zijn voor reguliere kosten van levensonderhoud. Mede in het licht van het onderzoek van de politie, waaruit blijkt dat verdachte voorheen slechts een bijstandsuitkering genoot van € 717,00 per maand, acht de rechtbank het niet mogelijk dat verdachte de financiële ruimte had om maar liefst € 9.000,00 te sparen.
Met betrekking tot het vermoeden van de officier van justitie over het gronddelict waarmee het criminele geld is verkregen – te weten hennephandel op het woonwagenkamp – heeft de raadsman, gelet op het bepaalde in artikel 344a Sv, verzocht de TCI-informanten te horen als getuigen. De rechtbank wijst dit verzoek af nu het belang van effectieve opsporing, zwaarder weegt dan het belang bij het horen van deze getuigen. Daarbij heeft de rechtbank de informatie van de TCI-informanten niet voor het bewijs gebezigd.
Wetenschap?
De rechtbank is van oordeel dat de constructie die [medeverdachte 5] en verdachte gezamenlijk hebben uitgevoerd – te weten het indienen van een klaagschrift door [medeverdachte 5] en het ten behoeve daarvan opmaken van een valse overeenkomst door [medeverdachte 5] en verdachte, alsmede het verklaren in die lijn tegen justitie – als een witwashandeling dient te worden gezien in de zin van ‘verhullen en verbergen’. [medeverdachte 5] en verdachte kunnen hierin als medeplegers worden aangemerkt. Hun gedragingen waren er kennelijk op gericht om het criminele geld de schijn van legaliteit te geven en waren daartoe ook geschikt. Door bewust het zicht op de werkelijke herkomst van het geld of de rechthebbende hiervan te bemoeilijken, kan wetenschap van de criminele herkomst van de gelden bij zowel [medeverdachte 5] als verdachte worden aangenomen.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van feit 1. De rechtbank zal hierbij ‘Nederland’ als pleegplaats aanhouden, nu zij heeft vastgesteld dat in de tenlastelegging als gevolg van een kennelijke verschrijving abusievelijk de zinsnede ‘althans in Nederland’ is weggevallen. De rechtbank zal deze evidente verschrijving verbeterd lezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.
Valselijke geldleenovereenkomst
De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat de overeenkomst van geldlening valselijk is opgemaakt. De rechtbank is van oordeel dat de overeenkomst tussen [medeverdachte 5] en verdachte mede is opgemaakt in een poging (een deel van het) op 1 september 2017 inbeslaggenomen geld terug te krijgen. Dit brengt met zich mee dat de overeenkomst dus pas na 1 september 2017 is opgemaakt (en voor 31 oktober 2017, zijnde de datum dat deze overeenkomst samen met het klaagschrift tegen de inbeslagname werd ingediend).
Dit houdt in dat naar het oordeel van de rechtbank de overeenkomst niet valselijk kan zijn opgemaakt op 25 augustus 2017, zoals tenlastegelegd onder feit 2 primair.
Gelet op eerdergenoemde bewijsmiddelen, waaronder de resultaten van het nader onderzoek door het openbaar ministerie, acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 5] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze valse overeenkomst in een poging de witwasconstructie te doen slagen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte doelbewust meegewerkt aan het opmaken van een valse overeenkomst met een duidelijke bewijsbestemming. Dat die overeenkomst vervolgens daadwerkelijk wordt gebruikt om dat doel te bereiken en aldus door [medeverdachte 5] wordt gevoegd bij een klaagschrift – ingediend bij de enkelvoudige rekestenkamer – maakt dat verdachte schuldig is aan medeplegen van het gebruikmaken van die valse overeenkomst.
Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 2 subsidiair. De rechtbank
zal hierbij een pleegdatum van 31 oktober 2017 aanhouden, nu zij heeft vastgesteld dat in de tenlastelegging als gevolg van een kennelijke verschrijving abusievelijk ’31 oktober 2018’ is opgenomen als pleegdatum. De rechtbank zal deze evidente verschrijving verbeterd lezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.