3.3Het oordeel van de rechtbank
Witwassen (feiten 1 en 2)
Inbeslaggenomen gelden
De rechtbank stelt vast dat op 1 september 2017 onder meer de volgende bedragen werden aangetroffen in de woonwagen op perceel [adresgegevens verdachte] te Stein, zijnde de woning van verdachte, haar partner [medeverdachte 10] en hun kinderen:
€ 157,45, aangetroffen in de hal van de woonwagen;
€ 10.482,72, aangetroffen in de slaapkamer van verdachte en [medeverdachte 10] ;
€ 14.336,72 aangetroffen in de slaapkamer van [medeverdachte 9] en [betrokkene] .
Aan verdachte is het (medeplegen van) witwassen van deze bedragen ten laste gelegd.
Uit het onderzoek van de politie is niet gebleken waar dit geld vandaan kwam. Gelet op hetgeen de verdachte verweten wordt, namelijk witwassen, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of dit geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf.
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis dan wel 420quater, eerste lid, onder a dan wel onder b Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het geld afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het aangetroffen geld en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat het geld "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de in de tenlastelegging genoemde gelden uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
ad 1) Verklaring herkomst € 157,45. Leefgeld [medeverdachte 10] ?
Het tenlastegelegde bedrag van € 157,45 is aangetroffen in een portemonnee, gelegen op een dressoir in de hal van de woonwagen.
Verdachte heeft over dit geld geen verklaring afgelegd. [medeverdachte 10] heeft over de herkomst van dit bedrag verklaard dat het zijn leefgeld betreft en hij hiervan onder meer zijn benzinekosten betaalt. Naar de rechtbank begrijpt heeft hij dit geld gepind van een bankrekening waarop zijn inkomen ontvangen wordt.
De rechtbank acht de aanwezigheid van een bedrag van rond de € 150,00 in een portemonnee op zichzelf niet zodanig dat daaruit een vermoeden van witwassen ontstaat. De rechtbank acht voorts genoemde verklaring over de herkomst van het geld niet hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank gaat er dan ook niet van uit dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het (medeplegen van) witwassen van het tenlastegelegde bedrag van € 157,45.
ad 2) Verklaring herkomst € 10.482,72. Huishoudgeld en spaargeld [medeverdachte 10] ?
Het tenlastegelegde bedrag van € 10.482,72 dat is aangetroffen in de slaapkamer van verdachte en [medeverdachte 10] kan worden onderverdeeld in € 284,72 (opgeëist door verdachte) en € 10.198 (opgeëist door [medeverdachte 10] ).
Huishoudgeld verdachte
Het bedrag van € 284,72 werd aangetroffen in een portemonnee in een handtas in de kledingkast. Over de herkomst van dit bedrag heeft verdachte verklaard dat het huishoudgeld betreft en zij het gebruikt voor haar boodschappen. Naar de rechtbank begrijpt heeft zij dit gepind van haar bankrekening waarop haar inkomen ontvangen wordt.
De rechtbank acht de aanwezigheid van een bedrag van rond de € 300,00 euro in een portemonnee op zichzelf niet zodanig dat daaruit een vermoeden van witwassen ontstaat. De rechtbank acht voorts genoemde verklaring over de herkomst van het geld niet hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank gaat er dan ook niet van uit dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is.
Spaargeld [medeverdachte 10]
Het bedrag van € 10.198,00 werd op diverse plaatsen in de slaapkamer aangetroffen. In de kledingkast werd € 9.000,00 in een tas gevonden, € 750,00 in een portemonnee en € 298,00 aan kleingeld in een ‘babyfles’. Daarnaast werd in een nachtkastje, in een geldkistje,
€ 150,00 gevonden.
De rechtbank overweegt dat het voorhanden hebben van een dergelijk groot contant bedrag in huis in beginsel een vermoeden van witwassen oplevert.
Over de herkomst van het bedrag van € 10.198,00 heeft [medeverdachte 10] verklaard dat
€ 9.900,00 zijn spaargeld betreft – waarvan € 750,00 leefgeld – en het kleingeld in de ‘babyfles’, te weten € 298,00 aan de kinderen toebehoort.
Volgens [medeverdachte 10] is het in de Sinti gemeenschap gebruikelijk dat familie op verjaardagen van de kinderen kleingeld in een spaarpot stopt. De spaarpot werd daarnaast gevuld door verdachte en [medeverdachte 10] met overgebleven kleingeld. Deze spaarpot is aangetroffen in een ‘babyfles’.
Verdachte heeft over het spaargeld van haar partner verklaard dat zij wist dat hij over dit geld beschikte en dat het afkomstig was uit verzekeringsuitkeringen en gewonnen weddenschappen. [medeverdachte 10] heeft over zijn spaargeld verklaard dat hij dit geld grotendeels al had gespaard voordat hij in 2016 ging samenwonen met verdachte. Het geld is afkomstig van diverse uitbetalingen op zijn bankrekening die hij vervolgens contant heeft opgenomen en bewaard. De bij het door [medeverdachte 10] ingediende klaagschrift tegen de inbeslagname gevoegde bescheiden tonen verzekeringsuitkeringen in 2012, 2013, 2014 en 2015, alsmede contante bankopnamen. Ook is een document toegevoegd met kleine uitkeringen van ‘Unibet’.
De rechtbank acht genoemde verklaring over de herkomst van het geld uit de ‘babyfles’ niet hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank gaat er dan ook niet van uit dat het bedrag van € 298,00 van misdrijf afkomstig is.
Met betrekking tot het bedrag van € 9.900,00 overweegt de rechtbank dat een verklaring over de herkomst van het geld is gegeven, die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Het openbaar ministerie heeft summier onderzoek gedaan naar de, uit de verklaringen van [medeverdachte 10] blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit het onderzoek blijkt dat [medeverdachte 10] vanaf 11 maart 2016 samenwoont met verdachte en dat hij voor die tijd stond geregistreerd als inwonend bij zijn ouders. [medeverdachte 10] ontvangt maandelijks een Wajong uitkering en heeft diverse schade-uitkeringen gekregen. Met betrekking tot de schade-uitkeringen wordt in het dossier enkel gesteld dat het zeer onaannemelijk is te veronderstellen dat contant opgenomen schade-uitkeringen de herkomst verklaren van het spaargeld dat is aangetroffen in de woonwagen, nu een dergelijke schade-uitkering wel besteed moet zijn aan het herstel van de schade. Nader onderzoek heeft echter niet plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie meer onderzoek naar de gestelde alternatieve herkomst van het geld had kunnen en ook moeten verrichten om de verklaring over de herkomst van dit geldbedrag te kunnen ontzenuwen. Nu dit achterwege is gebleven, kan niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het bedrag een legale herkomst heeft.
Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat met betrekking tot het bedrag van € 9.900,00 een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het (medeplegen van) witwassen van het tenlastegelegde bedrag van € 10.482,72.
ad 3) Verklaring herkomst € 14.326,17
Op de slaapkamer van [medeverdachte 9] en [betrokkene] werd een boterhamzakje met daarin
€ 168,55 aangetroffen en een spaarpot in de vorm van een Engelse telefooncel met daarin
€ 168,17. Volgens verdachte is het spaargeld in de Engelse telefooncel van haar kinderen en het geld in het plastic zakje van haar vijftienjarige zoon [betrokkene] .
Naar het oordeel van de rechtbank levert de aanwezigheid van spaarpotten met daarin in totaal enkele honderden euro’s in beginsel geen vermoeden van witwassen op. De rechtbank acht genoemde verklaring over de herkomst van het geld voorts niet hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank gaat er dan ook niet van uit dat het bedrag van € 336,72 van misdrijf afkomstig is.
Met betrekking tot het bedrag van € 14.000,00 overweegt de rechtbank het volgende.
Op de slaapkamer van [medeverdachte 9] en [betrokkene] in de woonwagen [adresgegevens verdachte] werd tijdens de zoeking van 1 september 2017 in een kledingkast, in de linkerzak van een zwarte bodywarmer drie geldpakketjes met bankbiljetten aangetroffen, in totaal € 14.000,00 (1 x € 10, 42 x € 20, 183 x € 50, 40 x € 100).
Namens verdachte werd op 31 oktober 2017 een klaagschrift ex artikel 552a Sv ingediend bij de rechtbank Limburg, strekkende tot teruggave van een deel van het geld dat is aangetroffen op de slaapkamer van haar zonen. Het klaagschrift houdt in:
Onder klaagster zijn bij een inval c.q. doorzoeking in haar woning, gelegen aan de [adresgegevens verdachte] te Stein, verschillende bedragen in beslag genomen. In totaal is een geldbedrag van € 14.611,44 in beslag genomen. Voor de goede orde wordt een afschrift van het schrijven zoals op 5 oktober 2017 door klaagsters raadsvrouw verzonden aan de Officier van Justitie aan dit klaagschrift gehecht. […] Klaagster verzoekt uw rechtbank een last te geven strekkende tot teruggave van de geldbedragen aan klaagster. […] Maastricht, 30 oktober 2017.
Het aan het klaagschrift gehechte schrijven bevat een schriftelijke verklaring van verdachte. Dit stuk houdt onder meer in:
Stein 30 september 2017 […]
Op 1 september 2017 was er een "inval" op de woonwagen locatie gelegen aan de [adresgegevens verdachte] .
Bij deze "inval" werden er diverse geld bedragen door justitie uit mijn woning in beslag genomen. Ik zal de bedragen specificeren en een daarbij behorende verklaring afleggen met waar mogelijk een financiële onderbouwing.
1. Een bedrag van 14.000 euro gevonden in de linkerzak bodywarmer slk. [medeverdachte 9] ;
(…)
1. Het in beslag genomen bedrag van 14.000 euro is deels mijn spaargeld en deels van een lening die ik eind augustus ben aangegaan met het doel om voor mijn zoon een deugdelijke en veilige auto te kopen. Ik wil niet dat onze zoon in een onveilige auto gaat rondrijden en heb daarom naast mijn opgebouwd spaargeld wat al voor een auto voor mijn zoon bedoeld was nog een bedrag van 9.000 euro geleend. Mijn spaargeld zou onvoldoende zijn geweest om een deugdelijke en veilige auto aan te schaffen naar mijn mening. Ik zal hierbij de bankgegevens toevoegen van mijn opgebouwde spaargeld en een contract van de geldlening.
(…)
Het is niet ongewoonlijk in de Sinti cultuur om geld thuis te sparen. In de Sinti cultuur spaart men doorgaans niet op een spaarbank. Het is ook heel gewoon in de Sinti cultuur om waar mogelijk geld te lenen van vrienden en/of bekenden. Ik had mijn spaargeld en geleend geld op diverse plekken in mijn woning verborgen. Dit om te voorkomen dat er bij een mogelijke inbraak alles in één keer gevonden zou worden. Ik heb er voor gekozen om het risico te spreiden dat leek mij een verstandige keuze.
Met vriendelijke groet,
[handtekening]
[verdachte]
Als bijlage van het klaagschrift is namens verdachte een ‘onderlinge overeenkomst van geldlening’ ingediend, ondertekend door verdachte en [naam 1] . Het stuk houdt in:
Hierbij verklaar ik, mevrouw [naam 1] , te hebben geleend aan mevrouw [verdachte] , wonende aan de [adresgegevens verdachte] , een bedrag van zegge en schrijven negenduizend euro (9.000 euro). Mevrouw [verdachte] verklaard in goede orde te hebben ontvangen in contanten het bedrag van zegge en schrijven negenduizend euro (9.000 euro) van mevrouw [naam 1] .
Het bedrag zal volgens afspraak worden terugbetaald in maandelijkse termijnen van minimaal honderd euro (100 euro). Het staat geldnemer vrij om indien mogelijk een hogere aflossing te doen. Over de geldlening zijn beide partijen overeengekomen dat er slechts een kleine rentevergoeding zal plaatsvinden. De rentevergoeding bedraagt derhalve 1.1% op jaarbasis van het uitgeleende bedrag en zal betaald worden met een extra aflossing aan het einde van het kalenderjaar. Dit houdt in dat geldnemer in de maand december een aflossing zal doen van minimaal 200 euro. Voor het jaar 2017 zal geldgever genoegen nemen met een rentevergoeding van 40 euro, te voldoen in december.
Aldus overeengekomen te Einighausen op 25 augustus 2017.
Geldgever [naam 1] Geldnemer: [verdachte]
[handtekening] [handtekening]
Op 15 mei 2018 is verdachte gehoord door de rechter-commissaris als getuige in de zaak tegen [medeverdachte 9]. Zij verklaarde daar als volgt:
Ik wil verklaren over het geld dat is gevonden. Dat dat geld niet van [medeverdachte 9] is, maar van mij. Het geld dat in zijn bodywarmer is gevonden. Dat ging om 14.000 euro. Daarvan kwam 5.000 euro uit een lening dan wel spaarplan bij de ABN AMRO. Ongeveer twee jaar geleden heb ik dat geld van de bank gehaald. Ik wist dat er een dag zou komen dat mijn zoon 18 jaar zou worden en ik wilde hem een deugdelijke en veilige auto kopen. Ik had ook nog een lening van 9.000 euro bij een vriendin, [naam 1] . Dat had ik een paar dagen voor de inval van haar geleend. Dit was ook voor de auto van mijn zoon. Ik zou [naam 1] iedere maand 100 euro terugbetalen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee een verklaring over de herkomst van het geld heeft gegeven, die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Het openbaar ministerie heeft aanvullend onderzoek verricht naar de vraag of het praktisch gezien mogelijk is dat verdachte 5.000,00 euro gespaard kan hebben en of [naam 1] in staat is geweest om 9.000,00 euro te sparen en dat vervolgens uit te lenen aan verdachte.
De € 5.000 aan spaargeld van verdachte
Over de inkomsten/uitgaven van verdachte relateerde financieel analist Savelkoul als volgt:
[verdachte] heeft tot en met april 2016 een bijstandsuitkering genoten van ongeveer € 850 netto per maand. Door de gezamenlijke huishouding is [verdachte] haar bijstandsuitkering verloren, vanaf april 2016 ontvangt ze enkel nog toeslagen. Om de herkomst van het contant vermogen te verklaren heeft [verdachte] diverse bankafschriften bij het klaagschrift gevoegd die betrekking hebben op overboekingen tussen verschillende eigen bankrekeningen. De bankafschriften die zij bijvoegt zien alle op een kredietrekening. De kredietrekening biedt de mogelijkheid steeds te kunnen beschikken over een consumptief krediet. Dergelijke kredietrekeningen zijn steeds aan een tegenrekening- courant gekoppeld bij dezelfde bank. […] De afschriften laten enkel zien dat een giraal tegoed is overgeschreven naar de tegenrekening. Gedurende de gehele periode januari 2013 tot en met januari 2018 is het saldo op dit flexibel krediet ongeveer € -7.500.
Over het krediet bij ABN AMRO Bank relateerde verbalisant [verbalisant] als volgt:
Uit de bijgevoegde bankafschriften van het flexibel krediet, rekeningnummer [rekeningnummer 1] , kan het navolgende opgemaakt worden:
08-05-2015
€ 4.000
ontvangen, afkomstig van rekeningnummer [rekeningnummer 2]
16-07-2015
€ 250
overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 2]
21- 07-2015
€ 500
overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 2]
15-08-2015
€ 1.000
overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 2]
23-08-2015
€ 500
overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 3]
29-08-2015
€ 1.000
overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 2]
22- 07-2015
€ 500
overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 2]
29-07-2015
€ 200
overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 2]
De bankrekeningen, nummer [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] staan eveneens op naam staan van [verdachte] . […]
Uit analyse van de bankrekeningen blijkt dat niet alle van het krediet opgenomen geldbedragen contant werden opgenomen. In onderstaand overzicht worden de contante opnamen weergegeven.
16-07-2015
€ 250
[rekeningnummer 2]
17-07-2015
€ 150
geldautomaat
21-07-2015
€ 500
[rekeningnummer 2]
21-07-2015
€ 250
geldautomaat
22-07-2015
€ 500
[rekeningnummer 2]
22-07-2015
€ 150
29-07-2015
€ 200
[rekeningnummer 2]
Geen contante opname
15-08-2015
€ 1.000
[rekeningnummer 2]
17-08-2015
€ 1.000
geldautomaat
23-08-2015
€ 500
[rekeningnummer 3]
25-08-2015
€ 220
geldautomaat
29-08-2015
€ 1.000
[rekeningnummer 2]
31-08-2015
€ 1.000
geldautomaat
Naast de contante opnamen werd het opgenomen krediet ook gebruikt voor het doen van diverse bankbetalingen. […]
Uit de bankafschriften kan opgemaakt worden dat het maximale krediet € 7.500,- betreft. De debetrentevoet betreft 12%.
In de periode van 16-07-2015 tot 08-08-2017, gelegen tussen de eerste opname zoals aangegeven bij het klaagschrift en de datum van inbeslagname op 01-09-2017, werd er totaal € 1.537,29 aan rente betaald voor het krediet.
De rechtbank acht de bovenstaande resultaten van het door het openbaar ministerie verrichte nadere onderzoek van dien aard dat aan de hand daarvan de legale herkomst van het gestelde spaargeld van € 5.000,00 met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten. Immers blijkt uit de analyse van het flexibel krediet dat de contante opnamen slechts € 2.270,00 bedragen en dus niet toereikend zijn voor een totaalbedrag van € 5.000,00 aan contant geld. Bovendien acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat verdachte, terwijl zij het financieel niet breed heeft en de zorg heeft over vier kinderen, geld opneemt uit een krediet met een hoge renteverplichting om dat geld vervolgens twee jaar lang in huis te bewaren.
[naam 1] heeft over de overeenkomst van geldlening van € 9.000,00 het volgende verklaard:
[verdachte] is een goede vriendin van mij. Zij woont op de [adresgegevens verdachte] in Stein. Het klopt dat ik haar 9.000 euro heb geleend. Ze heeft me het geld eerder gevraagd, maar ik heb het gegeven op 25 augustus 2017. Ze vertelde mij dat ze het geld nodig had voor het kopen van een auto voor haar zoon [medeverdachte 9] . Ik heb dit geld contant aan [verdachte] gegeven. Er is een overeenkomst opgesteld ten aanzien van het geleende geld. De tekst heb ik via google gevonden.
Naar aanleiding van deze overeenkomst van geldlening werd onderzoek gedaan naar de bankrekeningen van [naam 1] om te onderzoeken of deze contant betaalde gelden hiervan afkomstig zijn. De verbalisant relateerde het volgende.
[naam 1] beschikt over bankrekeningen gehouden bij de Rabobank met de nummers [rekeningnummer 4] en [rekeningnummer 5] . Rekening nummer [rekeningnummer 5] betreft een spaarrekening die is gekoppeld aan de betaalrekening nummer [rekeningnummer 4] . Op 1 januari 2017 betrof het spaarsaldo een bedrag van € 1.200,00.
Uit de transacties op de bankrekening kan opgemaakt worden dat [naam 1] in de periode van januari 2015 tot en met maart 2015 een uitkering ontvangt van ongeveer € 717,00 per maand.
Vanaf maart 2015 ontvangt [naam 1] letselschade-uitkeringen van verzekeringsmaatschappij Centraal Beheer.
Uit de transacties blijkt dat [naam 1] gebruik maakt van haar spaarrekening. Zo ontvangt zij op 20 maart 2015 een letselschade uitkering van € 3.500,00. Op dezelfde datum wordt € 2.500,00 overgeboekt naar de spaarrekening en wordt € 300,00 contant opgenomen. In de periode daarop volgend van 28 maart 2015 tot 29 mei 2015 wordt in 17 overboekingen totaal € 2.500,00 teruggeboekt van de spaarrekening naar de betaalrekening voor het doen van betalingen en opnamen.
Op 5 juni 2015 ontvangt [naam 1] een letselschade uitkering van € 12.500,00. Op dezelfde datum wordt € 3.000,00 overgeboekt naar de bankrekening van M.H.C. [naam 1] met de vermelding “Spaar” en € 550,- met de vermelding “Terugbetaling". Tot aan 10 augustus 2015, de datum waarop een volgende verzekeringsuitkering plaatsvindt, worden voornamelijk betalingen via de bankrekening verricht.
Uit een analyse van de overschrijvingen van en naar de spaarrekening [rekeningnummer 5] in de periode van 01 januari 2015 tot en met 14 augustus 2017 blijkt dat de op de spaarrekening overgeboekte bedragen in de loop der tijd in kleine bedragen naar de betaalrekening worden teruggeboekt. Deze bedragen worden vervolgens gebruikt voor het doen van uitgaven.
De leningsovereenkomst is opgemaakt op 25 augustus 2017. Onderzocht werd of er het jaar 2017 voorafgaande aan deze datum contante opnamen waren gedaan van de bankrekening die een dergelijke contante geldlening zouden kunnen verantwoorden. Aangezien de spaarrekening is gekoppeld aan de betaalrekening kan van de spaarrekening geen contante bedragen worden opgenomen.
Betaalrekening [rekeningnummer 4]
Hieronder worden de totale contante opnamen per maand vermeld:
Januari 2017: € 20,00
Februari 2017: € 590,00
Maart 2017: € 190,00
April 2017: € 0,00
Mei 2017: € 270,00
Juni 2017: € 190,00
Juli 2017: €5.600,00
Augustus 2017: € 20,00 (tot en met 25 augustus)
Opmerkelijk is de contante opname in de maand juli 2017. Uit de bankrekening nummer [rekeningnummer 4] blijkt dat op 6 juli 2017 tussen 14:48 uur en 14:50 uur totaal € 5.000,00 werd gepind. Uit informatie van de Rabobank blijkt dat dit bedrag was opgenomen bij de Rabobank te Beek, [adres 2] . De overige bedragen lijken, gezien de grootte van opname en de regelmatigheid, gebruikt te voor het doen van dagelijkse contante uitgaven.
Opgemerkt kan worden dat op 6 juli 2017 een bedrag van € 7.500,00 wordt ontvangen op de bankrekening van de verzekeringsmaatschappij Centraal beheer met de omschrijving: “Centraal Beheer Onze ref: QS00310105 - 2 Schadedatum: 11082014 Transactiereferentie: 038000249546- POSO208772625”
Er werd onderzoek gedaan of een verklaring kon worden gevonden voor de contante opname van het bedrag van € 5.000,00 op 6 juli 2017.
Uit informatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) blijkt dat op 6 juli 2017, om 15:05 uur, een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, gekentekend [kenteken] op naam wordt gesteld van [naam 1] . Uit de bankrekening van [naam 1] blijkt niet dat de aankoop van het voertuig per bank is betaald.
Aan het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit van de RDW werd informatie gevraagd over de locatie van tenaamstelling. Uit verkregen informatie blijkt dat het tenaamstellingsloket was gelegen op het [adres 3] te Stein.
Het internetprogramma “Google Maps” gaf voor de route vanaf [adres 2] te Beek (pinopname) naar het [adres 3] te Stein (tenaamstellingloket) per auto de navolgende routebeschrijvingen:
1: Via Mauritsweg: 6,0 kilometer, 10 minuten reistijd;
2: Via Steinderweg: 5,1 kilometer, 10 minuten reistijd;
3: Via Napoleonsbaan: 6,1 kilometer, 12 minuten reistijd.
Gezien de tijd van 15 minuten tussen de contante opname en het op naam zetten van het voertuig, de mogelijkheid om in 10 minuten de afstand te kunnen afleggen tussen bankopname en het op naam zetten en het feit dat de betaling niet per bank is gedaan, wordt aannemelijk geacht dat de contante opname van € 5.000,00 betrekking heeft op de betaling voor de aankoop van het voertuig.
Door mij werd op 8 juni 2018 op de internetsite “ [website] ”, alwaar voertuigen ter verkoop worden aangeboden, gezocht op een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, stationwagen, 6 jaar oud, brandstof diesel, zijnde de kenmerken van de aankoop van de personenauto gekentekend [kenteken] . Ik zag dat dergelijke voertuigen werden aangeboden vanaf € 5.400,00 tot € 12.950,00. Een en ander is afhankelijk van staat, uitvoering, kilometerstand en dergelijke.
Uit informatie van de RDW blijkt dat onder andere de navolgende (rechts)-personen eigenaar zijn geweest van het voertuig gekentekend [kenteken] :
08-02-2017 15:17 06-07-2017 [naam 2]
06-02-2017 18:42 08-02-2017 [betrokkene]
20-01-2017 12:29 06-02-2017 [bedrijf]
Uit informatie van de RDW blijkt dat [naam 1] het voertuig koopt van [naam 2] , [adres 4] te [woonplaats 1] .
Uit het overzicht blijkt dat op 6 februari 2017 het [bedrijf] , [adres 5] , [vestigingsplaats] het voertuig heeft verkocht aan [betrokkene] , [adres 6] te [woonplaats 2] .
Op 13 juni 2018 om 12:40 uur nam ik, [verbalisant] , telefonisch contact op met dit autobedrijf en vroeg naar de verkoopprijs van het door hen verkocht voertuig gekentekend [kenteken] op 6 februari 2017. De heer [naam 3] deelde mij mede dat dit voertuig toen voor een bedrag van € 5.250,00 was verkocht. Er was geen voertuig op ingeruild.
Gezien het vorenstaande is het aannemelijk dat het op 06 juli 2017 contant opgenomen geldbedrag van € 5.000,00 van de bankrekening nummer [rekeningnummer 4] werd gebruikt voor de aankoop van het voertuig gekentekend [kenteken] . Onbekend is derhalve de herkomst van het geldbedrag zoals dat uit de geldlening zou blijken.
In 2017 is de belastingvrijstelling voor contant geld € 522,00 voor alleenstaanden en € 1.044,00 voor een gezin. Indien [naam 1] op 1 januari 2017 zou beschikken over een contant geldbedrag van € 9.000,- waarvan wordt verklaard dat ze dit heeft uitgeleend aan [verdachte] , dient ze dit in haar aangifte inkomstenbelasting, indien ze aangifte doet, aan te geven. Uit de opgevraagde gegevens van de belastingdienst blijkt dat door [naam 1] geen aangifte inkomstenbelasting is gedaan over de jaren 2016 en 2017.
Conclusie
Uit het hierboven weergegeven onderzoek volgt dat het praktisch gezien niet mogelijk is geweest voor [naam 1] om € 9.000,00 te sparen en die vervolgens aan verdachte uit te lenen.
De legale herkomst van het geld kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten. De rechtbank concludeert dan ook dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring voor het geldbedrag van € 9.000,00 kan gelden. Dit brengt tevens met zich mee dat de overeenkomst van geldlening valselijk is opgemaakt.
Evenmin hecht de rechtbank geloof aan de verklaring dat verdachte een geldlening van € 9.000,00 is aangegaan bij [naam 1] om, tezamen met het gestelde spaargeld uit krediet, te kunnen beschikken over een bedrag van € 14.000,00 teneinde een auto van die waarde voor haar zoon te kunnen kopen. Het gezin heeft twee (personen)auto’s bezit van een waarde van nog geen € 2.000,00 per voertuig. In dat licht, tevens afgezet tegen het inkomen in het gezin op bijstandsniveau, is de gestelde aanschaf van een voertuig van € 14.000,00 voor de toen nog zeventienjarige zoon zeer onwaarschijnlijk. Daarbij ligt het niet voor de hand om een dergelijk groot bedrag te bewaren in een bodywarmer op een slaapkamer van twee tieners.
De rechtbank concludeert dan ook dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring voor het geldbedrag van € 14.000,00 kan gelden.
Met betrekking tot het vermoeden van de officier van justitie over het gronddelict waarmee het criminele geld is verkregen – te weten hennephandel op het woonwagenkamp – heeft de raadsman, gelet op het bepaalde in artikel 344a Sv, verzocht de TCI-informanten te horen als getuigen. De rechtbank wijst dit verzoek af nu het belang van effectieve opsporing, zwaarder weegt dan het belang bij het horen van deze getuigen. Daarbij heeft de rechtbank de informatie van de TCI-informanten niet voor het bewijs gebezigd.
Wetenschap?
De rechtbank is van oordeel dat de constructie die verdachte en [naam 1] gezamenlijk hebben uitgevoerd – te weten het indienen van een klaagschrift door verdachte en het ten behoeve daarvan opmaken van een valse overeenkomst door verdachte en [naam 1] , alsmede het verklaren in die lijn tegen justitie – als een witwashandeling dient te worden gezien in de zin van ‘verhullen en verbergen’. Verdachte en [naam 1] kunnen hierin als medeplegers worden aangemerkt. Hun gedragingen waren er kennelijk op gericht om het criminele geld de schijn van legaliteit te geven en waren daartoe ook geschikt. Door bewust het zicht op de werkelijke herkomst van het geld of de rechthebbende hiervan te bemoeilijken, kan wetenschap van de criminele herkomst van de gelden bij zowel verdachte als [naam 1] worden aangenomen.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2. ten laste gelegde voor zover dit ziet op het medeplegen van witwassen van een bedrag van € 14.000,00.
Voor feit 1 zal de rechtbank verdachte integraal vrijspreken, aangezien in het strafdossier geen bewijs voorhanden is dat verdachte in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 reeds beschikte over de tenlastegelegde geldbedragen.
Vrijspraak valsheid in geschrift (feit 3 primair/subsidiair)
Uit het strafdossier is af te leiden dat namens verdachte op 31 oktober 2017 – ter onderbouwing van haar klaagschrift ex 552a Sv – een ‘onderlinge overeenkomst van geldlening’ is ingediend bij de griffie van de enkelvoudige rekestenkamer van deze rechtbank. De overeenkomst is blijkens het geschrift ondertekend door verdachte en [naam 1] op 25 augustus 2017 te Einighausen. Verdachte en [naam 1] hebben het opmaken van deze overeenkomst bij de rechtercommissaris en ter terechtzitting bevestigd.
Bij bespreking van feit 1 en 2 heeft de rechtbank reeds overwogen dat zij geen geloof hecht aan de verklaringen van verdachte en [naam 1] omtrent de lening van € 9.000,00 en de bijbehorende geldleenovereenkomst. De rechtbank is van oordeel dat de overeenkomst tussen verdachte en [naam 1] onderdeel uitmaakt van de witwasconstructie die zij hebben opgezet en derhalve is opgemaakt nadat het geld op 1 september 2017 in beslag is genomen.
Dit brengt met zich mee dat naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen kan worden dat de overeenkomst valselijk is opgemaakt op 25 augustus 2017, zoals tenlastegelegd onder feit 3 primair.
Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank worden bewezen dat door verdachte opzettelijk gebruik is gemaakt van deze valse overeenkomst door die overeenkomst aan de rechtercommissaris te overleggen, zoals tenlastegelegd onder feit 3 subsidiair. Immers heeft verdachte deze overeenkomst gevoegd bij haar klaagschrift en ingediend bij de griffie van de rechtbank en niet overhandigd aan de rechter-commissaris.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3. primair en subsidiair ten laste gelegde.