3.3Het oordeel van de rechtbank
Inbeslaggenomen gelden
De rechtbank stelt vast dat op 1 september 2017 onder meer de volgende bedragen werden aangetroffen in de woonwagen op perceel [adresgegevens verdachte] te Stein, zijnde de woning van verdachte, zijn partner [medeverdachte 7] en hun kinderen:
€ 157,45, aangetroffen in de hal van de woonwagen;
€ 10.482,72, aangetroffen in de slaapkamer van verdachte en [medeverdachte 7] .
Aan verdachte is het (medeplegen van) witwassen van deze twee bedragen ten laste gelegd.
Uit het onderzoek van de politie is niet gebleken waar dit geld vandaan kwam. Gelet op hetgeen de verdachte verweten wordt, namelijk witwassen, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of dit geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf.
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis dan wel 420quater, eerste lid, onder a dan wel onder b Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het geld afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het aangetroffen geld en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat het geld "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de in de tenlastelegging genoemde gelden uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
ad 1) Verklaring herkomst € 157,45. Leefgeld [verdachte] ?
Het tenlastegelegde bedrag van € 157,45 is aangetroffen in een portemonnee, gelegen op een dressoir in de hal van de woonwagen.
Verdachte heeft over de herkomst van dit bedrag verklaard dat het zijn leefgeld betreft en hij hiervan onder meer zijn benzinekosten betaalt. Naar de rechtbank begrijpt heeft hij dit geld gepind van een bankrekening waarop zijn inkomen ontvangen wordt. Namens hem is een klaagschrift ingediend ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), strekkende tot teruggave van dit bedrag.
De rechtbank acht de aanwezigheid van een bedrag van rond de € 150,00 in een portemonnee op zichzelf niet zodanig dat daaruit een vermoeden van witwassen ontstaat. De rechtbank acht voorts genoemde verklaring over de herkomst van het geld niet hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank gaat er dan ook niet van uit dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is.
ad 2) Verklaring herkomst € 10.482,72. Huishoudgeld en spaargeld [verdachte] ?
Het tenlastegelegde bedrag van € 10.482,72 dat is aangetroffen in de slaapkamer van verdachte en [medeverdachte 7] kan worden onderverdeeld in € 284,72 (opgeëist door [medeverdachte 7] ) en € 10.198,00 (opgeëist door verdachte).
Huishoudgeld [medeverdachte 7]
Het bedrag van € 284,72 werd aangetroffen in een portemonnee in een handtas in de kledingkast. Over de herkomst van dit bedrag heeft [medeverdachte 7] verklaard dat het huishoudgeld betreft en zij het gebruikt voor haar boodschappen. Naar de rechtbank begrijpt heeft zij dit gepind van haar bankrekening waarop haar inkomen ontvangen wordt. Ten behoeve van teruggave van dit bedrag is namens [medeverdachte 7] een klaagschrift ingediend ex artikel 552a Sv. Verdachte heeft over dit geld geen verklaring afgelegd.
De rechtbank acht de aanwezigheid van een bedrag van rond de € 300,00 euro in een portemonnee op zichzelf niet zodanig dat daaruit een vermoeden van witwassen ontstaat. De rechtbank acht voorts genoemde verklaring over de herkomst van het geld niet hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank gaat er dan ook niet van uit dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is.
Spaargeld verdachte
Het bedrag van € 10.198,00 werd op diverse plaatsen in de slaapkamer aangetroffen. In de kledingkast werd € 9.000,00 in een tas gevonden, € 750,00 in een portemonnee en € 298,00 aan kleingeld in een ‘babyfles’. Daarnaast werd in een nachtkastje, in een geldkistje,
€ 150,00 gevonden.
De rechtbank overweegt dat het voorhanden hebben van een dergelijk groot contant bedrag in huis in beginsel een vermoeden van witwassen oplevert.
Over de herkomst van het bedrag van € 10.198,00 heeft verdachte verklaard dat € 9.900,00 zijn spaargeld betreft – waarvan € 750,00 leefgeld – en het kleingeld in de ‘babyfles’, te weten € 298,00 aan de kinderen toebehoort. Het eerdergenoemde klaagschrift van verdachte strekt tevens tot teruggave van deze gelden.
Volgens verdachte is het in de Sinti gemeenschap gebruikelijk dat familie op verjaardagen van de kinderen kleingeld in een spaarpot stopt. De spaarpot werd daarnaast gevuld door [medeverdachte 7] en hemzelf met overgebleven kleingeld. Deze spaarpot is aangetroffen in een ‘babyfles’.
Over zijn eigen spaargeld heeft verdachte verklaard dat hij dit geld grotendeels al had gespaard voordat hij in 2016 ging samenwonen met [medeverdachte 7] . Het geld is afkomstig van diverse uitbetalingen op zijn bankrekening die hij vervolgens contant heeft opgenomen en bewaard. De bij het klaagschrift tegen de inbeslagname gevoegde bescheiden tonen verzekeringsuitkeringen in 2012, 2013, 2014 en 2015, alsmede contante bankopnamen. Ook is een document toegevoegd met kleine uitkeringen van ‘Unibet’.
Ter terechtzitting is verdachte bij zijn verklaring gebleven en heeft hij toegelicht dat hij vijftien jaar lang geen hoge vaste lasten heeft gehad waardoor hij geld overhield.
De rechtbank acht genoemde verklaring over de herkomst van het geld uit de ‘babyfles’ niet hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank gaat er dan ook niet van uit dat het bedrag van € 298,00 van misdrijf afkomstig is.
Met betrekking tot het bedrag van € 9.900,00 overweegt de rechtbank dat een verklaring over de herkomst van het geld is gegeven, die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Het openbaar ministerie heeft summier onderzoek gedaan naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit het onderzoek blijkt dat verdachte vanaf 11 maart 2016 samenwoont met [medeverdachte 7] en dat hij voor die tijd stond geregistreerd als inwonend bij zijn ouders. Verdachte ontvangt maandelijks een Wajong uitkering en heeft diverse schade-uitkeringen gekregen. Met betrekking tot de schade-uitkeringen wordt in het dossier enkel gesteld dat het zeer onaannemelijk is te veronderstellen dat contant opgenomen schade-uitkeringen de herkomst verklaren van het spaargeld dat is aangetroffen in de woonwagen, nu een dergelijke schade-uitkering wel besteed moet zijn aan het herstel van de schade. Deze zijn verder door het openbaar ministerie niet nader onderzocht.
De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie meer onderzoek naar de gestelde alternatieve herkomst van het geld had kunnen en ook moeten verrichten om de verklaring omtrent de herkomst van het geld te ontzenuwen. Nu dit onderzoek achterwege is gebleven, kan niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het bedrag een legale herkomst heeft.
Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat met betrekking tot het bedrag van € 9.900,00 een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Conclusie
Nu er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de tenlastegelegde bedragen van misdrijf afkomstig zijn, zal verdachte integraal vrijgesproken worden van (het medeplegen van) witwassen.