ECLI:NL:RBLIM:2021:8961

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
03/706585-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen na onvoldoende bewijs van criminele herkomst van geldbedragen

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978 en wonende te Stein, heeft de rechtbank Limburg op 1 december 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het witwassen van twee geldbedragen, te weten € 10.482,72 en € 157,45, die in zijn woning waren aangetroffen. Het onderzoek, genaamd Baila, was gestart naar vermoedelijke drugshandel in de omgeving van een woonwagenkamp. Tijdens dit onderzoek werden aanzienlijke contante bedragen, drugs en een wapen aangetroffen. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het witwassen, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het geld een legale herkomst had.

De rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie onvoldoende onderzoek had gedaan naar de herkomst van de geldbedragen. De verdachte had verklaard dat het geld afkomstig was van spaargeld en dat hij dit had kunnen sparen door zuinig te leven. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. Daarom werd de verdachte integraal vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank gelastte tevens de teruggave van de inbeslaggenomen bedragen aan de verdachte en zijn medeverdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/706585-17
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 28 en 29 september 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn telkens verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op 1 december 2021 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met anderen:
-
feit 1:tussen 1 januari 2015 en 31 december 2016 diverse geldbedragen heeft witgewassen, te weten:
- 10.482,72 euro;
- 157,45 euro.
-
feit 2:ditzelfde geldbedrag heeft witgewassen tussen 1 januari 2017 en 15 mei 2018.

3.De beoordeling van het bewijs

Inleiding
Naar aanleiding van TCI-informatie en een MMA-melding werd op 1 april 2017 het onderzoek Baila opgestart. Dit betrof een onderzoek naar vermoedelijke drugshandel vanaf het woonwagenkamp aan de [adres 1] in Stein. Als verdachten werden meerdere personen aangemerkt, onder wie [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] . Bij het onderzoek werd gebruikt gemaakt van observaties en een peilbaken. Op 1 september 2017 vond de actiedag plaats, waarbij in en in de buurt van verschillende woonwagens en een caravan op het kamp onder meer ruim 65 duizend euro contant geld, een wapen en soft- en harddrugs werden aangetroffen. Elders in Stein werden in de woning van [medeverdachte 2] hennep en daaraan te relateren goederen aangetroffen. In Beek werd in de woning van [medeverdachte 3] onder meer een hennepdrogerij met ruim 22 kilogram hennep aangetroffen.
Enige tijd later dienden diverse personen klaagschriften ex art. 552a Sv in teneinde in beslag genomen geldbedragen terug te krijgen. Nader onderzoek van de politie leidde tot het vermoeden dat die personen niet de beschikking konden hebben over dergelijke geldbedragen. Nog eens zeven personen, waaronder de verdachte, werden daarom uiteindelijk vervolgd voor onder meer het witwassen van verschillende geldbedragen.
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van (het onder 1. en 2. ten laste gelegde) medeplegen van witwassen ten aanzien van een bedrag van € 10.198,00
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat:
- het opmerkelijk is dat onder feit 1 witwassen van geld uit drugshandel wordt verondersteld vóórdat die drugshandel heeft plaatsgevonden;
- verdachte het geld al had gespaard voor hij ging samenwonen met [medeverdachte 7] en dat hij dit heeft kunnen sparen omdat hij extreem zuinig leefde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Inbeslaggenomen gelden
De rechtbank stelt vast dat op 1 september 2017 onder meer de volgende bedragen werden aangetroffen in de woonwagen op perceel [adresgegevens verdachte] te Stein, zijnde de woning van verdachte, zijn partner [medeverdachte 7] en hun kinderen:
€ 157,45, aangetroffen in de hal van de woonwagen;
€ 10.482,72, aangetroffen in de slaapkamer van verdachte en [medeverdachte 7] .
Aan verdachte is het (medeplegen van) witwassen van deze twee bedragen ten laste gelegd.
Uit het onderzoek van de politie is niet gebleken waar dit geld vandaan kwam. Gelet op hetgeen de verdachte verweten wordt, namelijk witwassen, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of dit geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf.
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis dan wel 420quater, eerste lid, onder a dan wel onder b Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het geld afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het aangetroffen geld en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat het geld "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de in de tenlastelegging genoemde gelden uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
ad 1) Verklaring herkomst € 157,45. Leefgeld [verdachte] ?
Het tenlastegelegde bedrag van € 157,45 is aangetroffen in een portemonnee, gelegen op een dressoir in de hal van de woonwagen.
Verdachte heeft over de herkomst van dit bedrag verklaard dat het zijn leefgeld betreft en hij hiervan onder meer zijn benzinekosten betaalt. Naar de rechtbank begrijpt heeft hij dit geld gepind van een bankrekening waarop zijn inkomen ontvangen wordt. Namens hem is een klaagschrift ingediend ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), strekkende tot teruggave van dit bedrag.
De rechtbank acht de aanwezigheid van een bedrag van rond de € 150,00 in een portemonnee op zichzelf niet zodanig dat daaruit een vermoeden van witwassen ontstaat. De rechtbank acht voorts genoemde verklaring over de herkomst van het geld niet hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank gaat er dan ook niet van uit dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is.
ad 2) Verklaring herkomst € 10.482,72. Huishoudgeld en spaargeld [verdachte] ?
Het tenlastegelegde bedrag van € 10.482,72 dat is aangetroffen in de slaapkamer van verdachte en [medeverdachte 7] kan worden onderverdeeld in € 284,72 (opgeëist door [medeverdachte 7] ) en € 10.198,00 (opgeëist door verdachte).
Huishoudgeld [medeverdachte 7]
Het bedrag van € 284,72 werd aangetroffen in een portemonnee in een handtas in de kledingkast. Over de herkomst van dit bedrag heeft [medeverdachte 7] verklaard dat het huishoudgeld betreft en zij het gebruikt voor haar boodschappen. Naar de rechtbank begrijpt heeft zij dit gepind van haar bankrekening waarop haar inkomen ontvangen wordt. Ten behoeve van teruggave van dit bedrag is namens [medeverdachte 7] een klaagschrift ingediend ex artikel 552a Sv. Verdachte heeft over dit geld geen verklaring afgelegd.
De rechtbank acht de aanwezigheid van een bedrag van rond de € 300,00 euro in een portemonnee op zichzelf niet zodanig dat daaruit een vermoeden van witwassen ontstaat. De rechtbank acht voorts genoemde verklaring over de herkomst van het geld niet hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank gaat er dan ook niet van uit dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is.
Spaargeld verdachte
Het bedrag van € 10.198,00 werd op diverse plaatsen in de slaapkamer aangetroffen. In de kledingkast werd € 9.000,00 in een tas gevonden, € 750,00 in een portemonnee en € 298,00 aan kleingeld in een ‘babyfles’. Daarnaast werd in een nachtkastje, in een geldkistje,
€ 150,00 gevonden.
De rechtbank overweegt dat het voorhanden hebben van een dergelijk groot contant bedrag in huis in beginsel een vermoeden van witwassen oplevert.
Over de herkomst van het bedrag van € 10.198,00 heeft verdachte verklaard dat € 9.900,00 zijn spaargeld betreft – waarvan € 750,00 leefgeld – en het kleingeld in de ‘babyfles’, te weten € 298,00 aan de kinderen toebehoort. Het eerdergenoemde klaagschrift van verdachte strekt tevens tot teruggave van deze gelden.
Volgens verdachte is het in de Sinti gemeenschap gebruikelijk dat familie op verjaardagen van de kinderen kleingeld in een spaarpot stopt. De spaarpot werd daarnaast gevuld door [medeverdachte 7] en hemzelf met overgebleven kleingeld. Deze spaarpot is aangetroffen in een ‘babyfles’.
Over zijn eigen spaargeld heeft verdachte verklaard dat hij dit geld grotendeels al had gespaard voordat hij in 2016 ging samenwonen met [medeverdachte 7] . Het geld is afkomstig van diverse uitbetalingen op zijn bankrekening die hij vervolgens contant heeft opgenomen en bewaard. De bij het klaagschrift tegen de inbeslagname gevoegde bescheiden tonen verzekeringsuitkeringen in 2012, 2013, 2014 en 2015, alsmede contante bankopnamen. Ook is een document toegevoegd met kleine uitkeringen van ‘Unibet’.
Ter terechtzitting is verdachte bij zijn verklaring gebleven en heeft hij toegelicht dat hij vijftien jaar lang geen hoge vaste lasten heeft gehad waardoor hij geld overhield.
De rechtbank acht genoemde verklaring over de herkomst van het geld uit de ‘babyfles’ niet hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank gaat er dan ook niet van uit dat het bedrag van € 298,00 van misdrijf afkomstig is.
Met betrekking tot het bedrag van € 9.900,00 overweegt de rechtbank dat een verklaring over de herkomst van het geld is gegeven, die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Het openbaar ministerie heeft summier onderzoek gedaan naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit het onderzoek blijkt dat verdachte vanaf 11 maart 2016 samenwoont met [medeverdachte 7] en dat hij voor die tijd stond geregistreerd als inwonend bij zijn ouders. Verdachte ontvangt maandelijks een Wajong uitkering en heeft diverse schade-uitkeringen gekregen. Met betrekking tot de schade-uitkeringen wordt in het dossier enkel gesteld dat het zeer onaannemelijk is te veronderstellen dat contant opgenomen schade-uitkeringen de herkomst verklaren van het spaargeld dat is aangetroffen in de woonwagen, nu een dergelijke schade-uitkering wel besteed moet zijn aan het herstel van de schade. Deze zijn verder door het openbaar ministerie niet nader onderzocht.
De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie meer onderzoek naar de gestelde alternatieve herkomst van het geld had kunnen en ook moeten verrichten om de verklaring omtrent de herkomst van het geld te ontzenuwen. Nu dit onderzoek achterwege is gebleven, kan niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het bedrag een legale herkomst heeft.
Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat met betrekking tot het bedrag van € 9.900,00 een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Conclusie
Nu er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de tenlastegelegde bedragen van misdrijf afkomstig zijn, zal verdachte integraal vrijgesproken worden van (het medeplegen van) witwassen.

4.Het beslag

De inbeslaggenomen bedragen staan zowel op de beslaglijst van [medeverdachte 7] als die van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de volgende bedragen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte:
€ 157,45;
€ 750,00;
€ 150,00;
€ 9.000,00;
€ 298,00.
Het volgende bedrag dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [medeverdachte 7] :
€ 284,72.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1. en 2. tenlastegelegde;
Beslag
  • gelast de teruggave van de volgende inbeslaggenomen gelden aan verdachte:
  • € 157,45 (goednummer 980355);
  • € 750,00 (goednummer 980339);
  • € 150,00 (goednummer 980323);
  • € 9.000,00 (goednummer 980264);
  • € 298,00 (goednummer 980302);
  • gelast de teruggave van de volgende inbeslaggenomen gelden aan [medeverdachte 7] :
  • € 284,72 (goednummer 980351).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. R.M.L. HeemskerkPleging en mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten en mr. M.J. Dijkhoff, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2021.
Buiten staat
mr. R.M.L. HeemskerkPleging en mr. E.G.F. Vliegenberg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016
in de gemeente Stein en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, van een voorwerp, te weten
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 10.482,72 euro, althans
een (groot) geldbedrag, (aangetroffen in de slaapkamer van hem, verdachte, in
de caravan gelegen op het perceel [adresgegevens verdachte] ),
de vindplaats heeft verborgen of verhuld, en/of heeft verborgen of verhuld wie
de rechthebbende op bovenomschreven voorwerp was en/of wie het bovenomschreven
voorwerp voorhanden had en/of
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 10.482,72 euro, althans
een (groot) geldbedrag, (aangetroffen in de slaapkamer van hem, verdachte, in
de caravan gelegen op het perceel [adresgegevens verdachte] ), heeft verworven, voorhanden
gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van bovenomschreven voorwerp gebruik
heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
en/of
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 157,45 euro, althans een
(groot) geldbedrag, (aangetroffen in de hal in de caravan gelegen op het
perceel [adresgegevens verdachte] ),
de vindplaats heeft verborgen of verhuld, en/of heeft verborgen of verhuld wie
de rechthebbende op bovenomschreven voorwerp was en/of wie het bovenomschreven
voorwerp voorhanden had en/of
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 157,45 euro, althans een
(groot) geldbedrag, (aangetroffen in de hal in de caravan gelegen op het
perceel [adresgegevens verdachte] ), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of
omgezet, en/of van bovenomschreven voorwerp gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 15 mei 2018 in de
gemeente Stein en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, van een voorwerp, te weten
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 10.482,72 euro, althans
een (groot) geldbedrag, (aangetroffen in de slaapkamer van hem, verdachte, in
de caravan gelegen op het perceel [adresgegevens verdachte] ),
de vindplaats heeft verborgen of verhuld, en/of heeft verborgen of verhuld wie
de rechthebbende op bovenomschreven voorwerp was en/of wie het bovenomschreven
voorwerp voorhanden had en/of
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 10.482,72 euro, althans
een (groot) geldbedrag, (aangetroffen in de slaapkamer van hem, verdachte, in
de caravan gelegen op het perceel [adresgegevens verdachte] ), heeft verworven, voorhanden
gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van bovenomschreven voorwerp gebruik
heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen)
misdrijf
en/of
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 157,45 euro, althans een
(groot) geldbedrag, (aangetroffen in de hal in de caravan gelegen op het
perceel [adresgegevens verdachte] ),
de vindplaats heeft verborgen of verhuld, en/of heeft verborgen of verhuld wie
de rechthebbende op bovenomschreven voorwerp was en/of wie het bovenomschreven
voorwerp voorhanden had en/of
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 157,45 euro, althans een
(groot) geldbedrag, (aangetroffen in de hal in de caravan gelegen op het
perceel [adresgegevens verdachte] ), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of
omgezet, en/of van bovenomschreven voorwerp gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen)
misdrijf.