ECLI:NL:RBLIM:2021:8947

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
9301133 \ CV EXPL 21-3195
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak: Ontbinding en ontruiming afgewezen wegens geringe huurachterstand, met verplichting tot visuele inspectie

In deze huurzaak heeft de kantonrechter op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.C. Breuls, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand. De gedaagde, die in persoon procedeerde, had weliswaar enige betalingen verricht, maar had een huurverhoging van € 72,80 niet voldaan. De kantonrechter oordeelde dat de geringe hoogte van de huurachterstand geen ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde, en wees de vorderingen tot ontbinding en ontruiming af.

De kantonrechter benadrukte dat het tijdig en volledig betalen van de huur een hoofdverplichting is en dat bij toekomstige achterstanden de huurovereenkomst wel kan worden ontbonden. Daarnaast werden de buitengerechtelijke kosten van € 321,33 toegewezen, omdat aan de gedaagde een 14-dagenbrief was gestuurd, wat een vereiste is voor toewijzing van deze kosten.

Verder vorderde de eiser dat de gedaagde de sleutels van het gehuurde zou overhandigen en medewerking zou verlenen aan periodieke inspecties van het gehuurde. De kantonrechter wees de vordering tot het overhandigen van de sleutels af, omdat dit in strijd zou zijn met het ongestoorde genot van de woning. Wel werd bepaald dat de gedaagde minimaal één keer per zes maanden moet toestaan dat de eiser de woning visueel inspecteert, met een dwangsom van € 250 voor elke keer dat de gedaagde hieraan niet meewerkt.

De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9301133 \ CV EXPL 21-3195
Vonnis van de kantonrechter van 1 december 2021 (bij vervroeging)
in de zaak van:

1.[eiseres] ,wonend [adres] ,[postcode] [plaats] ,

2.
[eiser]wonend [adres] ,
[postcode] [plaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.C. Breuls,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[postcode] [plaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • Het tussenvonnis van 20 oktober 2021
  • de akte van eisende partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 20 oktober 2021 is eisende partij in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de vraag of de achterstand inmiddels is ingelopen.
In haar akte heeft eisende partij aangegeven dat gedaagde partij weliswaar twee betalingen heeft verricht, maar dat de huurverhoging vanaf 1 juli 2021 van in totaal € 72,80 niet is betaald.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat voornoemde huurachterstand aan eisende partij kan worden toegewezen. Over het bedrag van € 72,80 wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf de dag van opeisbaarheid van de respectievelijke bedragen.
2.3.
Het niet volledig en tijdig betalen van de huur levert een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen op en op basis hiervan kan de huurovereenkomst ontbonden worden. De geringe hoogte van deze achterstand rechtvaardigt evenwel geen ontbinding. Die zal dan ook worden afgewezen, waarmee ook de vordering tot ontruiming van het gehuurde wordt afgewezen. De kantonrechter wijst gedaagde partij er wel op dat het tijdig en volledig betalen van de huur een hoofdverplichting is. Mocht er weer een achterstand ontstaan, dan moet gedaagde partij er rekening mee houden dat de huurovereenkomst wél wordt ontbonden.
2.4.
Ook de buitengerechtelijke kosten ad € 321,33 kunnen worden toegewezen. Aan gedaagde partij is de zogenoemde 14-dagenbrief gestuurd, en dit is een vereiste voor toewijzing van die kosten. Ook de hoogte van het bedrag is overeenkomstig de daarvoor geldende tarieven.
2.5.
Eisende partij vordert voorts dat gedaagde partij de sleutels van het gehuurde aan eisende partij ter hand stelt en als gedaagde partij hieraan niet voldoet dat hij een dwangsom moet betalen. De kantonrechter overweegt dat het ongestoorde genot van de woning zich verzet tegen het bezit door de verhuurder van de sleutel van de woning. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
2.6.
Verder vordert eisende partij dat gedaagde partij medewerking verleent aan periodieke inspecties van het gehuurde. Op de zittingen van respectievelijk 30 juni 2021 en 25 augustus 2021 heeft gedaagde partij aangegeven geen bezwaar te hebben tegen inspecties. De kantonrechter acht het in strijd met de vrije beschikking die huurder over de woning moet kunnen hebben om eisende partij het recht te verlenen minimaal een keer per maand de woning te kunnen inspecteren en te controleren op mogelijke hennepteelt. Gedaagde partij woont al ruim 6 jaar in de woning en in al die tijd heeft zich nog geen incident met betrekking tot de kweek van hennep voorgedaan, althans hiervan is niet gebleken. Eisende partij heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat gedaagde partij zich bezig gaat houden met het kweken van hennep. De kantonrechter acht het voor een effectieve controle voldoende als eisende partij één keer per zes maanden moet worden toegelaten om de woning van gedaagde partij visueel te inspecteren. De daaraan verbonden dwangsom zal worden beperkt tot 250 euro voor elke keer dat gedaagde partij daaraan niet meewerkt. Van niet meewerken is sprake als gedaagde partij (na een herinnering / sommatie) niet reageert op een schriftelijk verzoek tot het afspreken van een datum en tijdstip voor een dergelijke inspectie of na een gemaakte afspraak eisende partij niet binnenlaat.
2.7.
Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten gecompenseerd worden. Dit houdt in dat iedere partij zijn eigen kosten betaalt.
2.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 394,13, vermeerderd met de wettelijke rente over € 72,80 vanaf de datum van eisbaarheid van dat bedrag tot de dag van volledige betaling,
3.2
veroordeelt gedaagde partij om minimaal zes maanden na een vorige inspectie, na (schriftelijk) verzoek daartoe en op een in overleg te bepalen dag en tijdstip, eisende partij in zijn woning toe te laten tot het doen van een (uitsluitend) visuele inspectie, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 250.00 per keer dat gedaagde partij daaraan niet meewerkt.
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG