In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de kantonrechter. Dit vonnis, uitgesproken op 4 november 2021, verplichtte hen om binnen veertien dagen de huurwoning te ontruimen. De achtergrond van de zaak betreft een huurrelatie met Woonpunt, waarbij [eiser sub 1] zonder toestemming van de verhuurder in de woning verbleef na een gewelddadige relatie met [eiseres sub 2]. Na de ontruimingsaanzegging door Woonpunt, hebben eisers hoger beroep ingesteld en vorderen nu schorsing van de ontruiming tot er een eindarrest is gewezen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een kennelijke misslag in het eerdere vonnis. De rechter stelt vast dat de kantonrechter voldoende gemotiveerd heeft geoordeeld over de uitvoerbaarheid bij voorraad en dat de belangen van Woonpunt bij een snelle ontruiming zwaarder wegen dan de belangen van eisers. De voorzieningenrechter concludeert dat eisers geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben aangevoerd die een schorsing van de tenuitvoerlegging rechtvaardigen. De vordering van eisers wordt afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten van Woonpunt.