ECLI:NL:RBLIM:2021:8925

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
C/03/294935 / KG ZA 21-283
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op eigendomsrecht in kort geding met verstek

Op 26 november 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis gewezen in een kort geding tussen eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.H.M. Harbers, en gedaagde, die niet is verschenen. De zaak betreft een vordering van eiseres tot een voorschot op schadevergoeding van € 7.000,- en een verbod op inbreuk op haar eigendomsrecht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende spoedeisend belang heeft bij het gevorderde voorschot, waardoor deze vordering is afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de overige vorderingen van eiseres niet onrechtmatig of ongegrond zijn. Gedaagde wordt verboden om eigendommen van eiseres te gebruiken of in gebruik te nemen, en hij wordt veroordeeld om zich te onthouden van inbreuk op het eigendomsrecht van eiseres. Daarnaast is bepaald dat gedaagde een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag bij gebruik van de gronden, met een maximum van € 500.000,00.

Gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiseres zijn begroot op € 1.424,32. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma, voorzieningenrechter, in het openbaar op 26 november 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/298267 / KG ZA 21-397
Vonnis in kort geding van 26 november 2021
in de zaak van
[eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. E.H.M. Harbers,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 15
  • de door eiseres ingediende aanvullende producties 16 tot en met 19
  • het door gedaagde op 22 november 2021 ingediende schriftelijke verweer met producties, waarvan de voorzieningenrechter gelet op het bepaalde in artikel 255 Rv geen kennis heeft genomen
  • de mondelinge behandeling van 25 november 2021
  • het tijdens de mondelinge behandeling tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De vraag of eiseres voldoende spoedeisend belang heeft bij het onder 2 gevorderde voorschot op de schadevergoeding van € 7.000,-, dient te worden beantwoord aan de hand van de afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Voorts geldt dat voor een toewijzing van een geldsom in kort geding slechts plaats is als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat. Het gevorderde voorschot op de schadevergoeding is zodanig onvoldoende onderbouwd dat deze als ongegrond zal worden afgewezen.
2.2.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen. De vordering tot betaling van de dwangsom moet, nu gedaagde niet is verschenen, zo letterlijk mogelijk worden uitgelegd, en wel zoals hierna is opgenomen in het dictum.
2.3.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- betekening oproeping € 101,32
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
656,00
Totaal € 1.424,32

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verbiedt gedaagde om eigendommen van eiseres te gebruiken c.q. in gebruik te nemen en aldus inbreuk te maken op het eigendomsrecht van eiseres,
3.2.
veroordeelt gedaagde zich te onthouden van inbreuk op het eigendomsrecht van eiseres,
3.3.
verbiedt gedaagde de percelen van eiseres te betreden c.q. derden opdracht te geven de percelen in zijn opdracht te bewerken,
3.4.
bepaalt dat gedaagde een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag dat gedaagde aanspraak maakt op gebruik van de gronden, zulks in de meest ruime zin des woords, met een maximum van € 500.000,00,
3.5.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 1.424,32,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2021. [1]

Voetnoten

1.type: CJ