ECLI:NL:RBLIM:2021:8899

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
ROE 21/2859 + ROE 21/3080
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake zorgindicatie en maatschappelijke opvang voor verzoeker met psychiatrische problematiek

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 24 november 2021, zijn twee zaken behandeld die betrekking hebben op verzoeker die vanuit de forensische zorg dakloos is geworden en niet in staat is zelf in onderdak te voorzien. Verzoeker heeft psychiatrische problematiek en heeft in de eerste procedure geprobeerd ondergebracht te worden in een voorziening op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het CIZ heeft echter geconcludeerd dat verzoeker geen recht heeft op zorg op grond van deze wet, omdat er onvoldoende medische informatie is verstrekt om te concluderen dat het besluit van het CIZ onzorgvuldig is voorbereid. In de tweede procedure heeft verzoeker zich tot de gemeente gewend voor noodopvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college heeft deze aanvraag afgewezen, omdat verzoeker gebruik kan maken van de algemene voorziening MOVEOO. De voorzieningenrechter oordeelt dat dit besluit niet kan standhouden, omdat het college eerst moet onderzoeken of de algemene voorziening passend is. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het college per direct passende opvang moet verlenen binnen de gemeente of de centrumgemeente.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de medische informatie van verzoeker niet voldoende is om het CIZ-besluit te weerleggen. Hij heeft ook vastgesteld dat de algemene voorziening MOVEOO op dit moment niet passend is voor verzoeker, die sinds 8 november 2021 dakloos is. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorzieningen in de zaken ROE 21/2859 en ROE 21/3080 behandeld en heeft in de eerste zaak het verzoek afgewezen, terwijl in de tweede zaak het primaire besluit II is geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens is de gemeente verplicht om passende opvang te bieden aan verzoeker.

De uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 24 november 2021. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 21/2859 en ROE 21/3080
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 november 2021 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen
ROE 21/2859
[verzoeker], te [woonplaats] , verzoeker,
(gemachtigde: mr. S.B.M.A. Engelen),
en
de Raad van bestuur van de stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), verweerder,
(gemachtigde: mr. S. Kersjes-van Bussel),
ROE 21/3080
[verzoeker], te [woonplaats] , verzoeker,
(gemachtigde: mr. S.B.M.A. Engelen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas (B&W), verweerder,
(gemachtigden: B.M. Verhaag en M. Minten).

Procesverloop

ROE 21/2859
Bij besluit van 10 september 2021 (het primaire besluit I) heeft het CIZ verzoeker bericht dat hij geen recht heeft op zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit I bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
ROE 21/3080
Bij besluit van 15 november 2021 (het primaire besluit II) heeft B&W de spoedmelding van verzoeker op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor voortzetting van het verblijf van verzoeker op de zorgboerderij in [plaatsnaam] afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit II bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
ROE 21/2859 en ROE 21/3080
De zaken zijn op verzoek van verzoeker en met instemming van verweerders gevoegd behandeld op zitting op 22 november 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. B&W heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

ROE 21/2859 en 21/3080
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoeker, geboren in 1968, is onder meer bekend met een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, een ongespecificeerde depressieve-stemmingsstoornis en een lichte stoornis in alcoholgebruik. Sinds 2 november 2020 woont verzoeker op een zorgboerderij in [plaatsnaam] . Verzoeker leefde daar erg afgezonderd. Hij is niet gesteld op bemoeienissen van anderen. Hij is de gehele dag buiten en komt alleen naar de woonunit om te slapen. De reclassering kwam eenmaal per week op bezoek en ook de begeleiding van NovaFarm-Grip had een wekelijkse afspraak met verzoeker. Verzoeker verbleef bij NovaFarm-Grip op basis van een IFZO (Informatiesysteem Forensische Zorg) indicatie. Deze liep tot 27 september 2021. Verzoeker mocht van NovaFarm-Grip tot 8 november 2021 op de zorgboerderij in [plaatsnaam] verblijven.
ROE 21/2859
3. Novafarm-Grip heeft op 31 mei 2021 namens verzoeker een aanvraag ingediend voor zorg in het kader van de Wlz.
Op 10 september 2021 heeft het CIZ de aanvraag van verzoeker bij het primaire besluit I afgewezen. Het CIZ heeft hieraan het advies van zijn medisch adviseur ten grondslag gelegd. De medisch adviseur heeft daarin geconcludeerd dat verzoeker een unieke levenswijze heeft, zorg mijdend is en regieproblemen heeft. Echter niet in die mate dat er een noodzaak is tot 24 uurs zorg in de nabijheid. Er is niet continu overname van taken nodig of dagelijks ongeplande zorg om ernstig nadeel te voorkomen. Er is op dit moment onvoldoende objectieve onderbouwing om te stellen dat er sprake is van een blijvende, levenslange noodzaak tot 24 uurs toezicht en nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Daarom is er op dit moment geen toegang tot de Wlz op basis van de toegangscriteria.
Het CIZ heeft zich op grond van dit advies op het standpunt gesteld dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz. Verzoeker heeft daarom geen recht op zorg op grond van de Wlz, aldus het CIZ.
4. Verzoeker is het niet eens met het primaire besluit I en heeft daartegen aangevoerd dat het besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. De medische informatie van de behandelend artsen is niet volledig. Het had op de weg van het CIZ gelegen om ervoor zorg te dragen dat alle actuele informatie omtrent de gezondheid van verzoeker bekend was. Daarnaast is het primaire besluit I volgens verzoeker in strijd met het motiveringsbeginsel. De behandelend psychiater en verpleegkundige schrijven aan verweerder dat sprake is van chronische psychiatrische problematiek en dat begeleiding en psychosociale ondersteuning op langere termijn noodzakelijk blijft. Ook schrijven zij dat het van belang is de huidige woonsituatie te behouden. Dit betekent volgens de gemachtigde van verzoeker dus dat er dagelijks zorg in de nabijheid van verzoeker aanwezig moet zijn, omdat hij zelf niet in staat blijkt te zijn om op belangrijke momenten hulp te vragen.
5. Het CIZ heeft in het verweerschrift toegelicht dat het hebben van een woonprobleem geen reden is om een indicatie vanuit de Wlz af te geven. Het CIZ kan alleen op zorginhoudelijke redenen een indicatie vanuit de Wlz afgeven. Voor het woonprobleem zijn andere wettelijke voorzieningen in Nederland aangewezen. Mogelijk dat het Leger des Heils ingeschakeld kan worden. De gemeente is verplicht indien het CIZ een negatieve zorgindicatie heeft afgegeven, om een (maatwerk)voorziening af te geven in het kader van de Wmo 2015. De Wmo 2015 voorziet ook in zorg voor mensen met psychische problemen en die zijn aangewezen op begeleid wonen.
Voor toegang tot de Wlz is het medisch noodzakelijk dat er 24 uur per dag iemand in de nabijheid is, omdat er anders door ofwel fysieke problemen ofwel zware regieproblemen elk moment iets (ergs) mis kan gaan. Dat is iets anders dan dat er behoefte is aan (dagelijkse) begeleiding en psychosociale ondersteuning. Het is heel goed voorstelbaar dat er dagelijkse zorg nodig is voor verzoeker, maar deze zorg is planbare zorg. Bijvoorbeeld informeren hoe het gaat met de rugproblemen, de financiën een keer door te nemen, een planning te maken van de huishoudelijke werkzaamheden en toe te zien dat verzoeker zich wat vaker doucht. Met andere woorden: die zorg is goed op afstand in te schakelen zodat verzoeker zichzelf niet verwaarloost.
6. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter aangegeven dat hij bij deze stand van zaken geen reden ziet om in deze zaak een voorziening te treffen. Er ligt op dit moment onvoldoende medische informatie van de kant van verzoeker om tot het oordeel te komen dat het primaire besluit I onzorgvuldig is voorbereid dan wel dat het primaire besluit I in de heroverweging in bezwaar geen stand zal kunnen houden.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker dit ook bevestigd.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
ROE 21/3080
8. De gemachtigde van verzoeker heeft op 2 november 2021 bij B&W een aanvraag ingediend om per omgaande doch uiterlijk vrijdag 5 november 2021 te beslissen tot het treffen van een zorgvoorziening voor verzoeker opdat zijn verblijf bij de zorgboerderij in [plaatsnaam] wordt gecontinueerd en wordt voorkomen dat hij dakloos wordt.
Op 15 november 2021 heeft B&W de aanvraag van verzoeker bij het primaire besluit II afgewezen. Verweerder schrijft in het besluit dat is vastgesteld dat er in de situatie van verzoeker geen redenen zijn om een tijdelijke voorziening in te zetten. Verweerder is van mening dat verzoeker gebruik kan maken van de algemene voorziening maatschappelijke opvang / MOVEOO. Van hieruit kan verzoeker ook gebruik maken van gepaste begeleiding. Een reactie op het onderzoek met betrekking tot de vraag voor een maatwerkvoorziening voor de langere termijn zal op korte termijn volgen.
9. Verzoeker is het niet eens met het primaire besluit II en heeft daartoe aangevoerd dat de algemene voorziening maatschappelijke opvang / MOVEOO in zijn geval niet passend is. Hij heeft zich op 5 november 2021 bij MOVEOO gemeld, maar er was op korte termijn geen onderdak voor hem beschikbaar. Verzoeker is sinds 8 november 2021 dakloos. Hij woont in een geleende auto. In de avond en in de nacht rijdt hij rondjes om warm te blijven. Het enige dat hij nodig heeft is een plek waar hij kan slapen en zich kan wassen, maar dan wel op een afgelegen plek waar weinig mensen komen.
10.1.
In artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 is, voor zover van belang, bepaald dat onder opvang wordt verstaan onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
10.2.
In artikel 2.3.3. van de Wmo 2015 is bepaald dat in spoedeisende gevallen, daaronder begrepen de gevallen waarin terstond opvang noodzakelijk is, al dan niet in verband met risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, het college na een melding als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, onverwijld beslist tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2 en de aanvraag van de cliënt.
11. Van de maatschappelijke ondersteuning maakt ook het bieden van opvang deel uit. Daaronder wordt verstaan het bieden van onderdak en begeleiding aan personen die de thuissituatie hebben verlaten en die niet in staat zijn zich op eigen kracht in de samenleving te handhaven (artikel 1.1.1 van de Wmo 2015).
Opvang bieden aan personen die niet in staat zijn om zelf in onderdak te voorzien kan op allerlei manieren. De gemeente kan een algemene voorziening treffen of de persoon toelaten tot de maatwerkvoorziening voor opvang als bedoeld in artikel 2.3.5., vierde lid, van de Wmo 2015.
Uit het wettelijk systeem blijkt dat pas dan een maatwerkvoorziening door de gemeente behoeft te worden geboden als alle andere oplossingen, waaronder een algemene voorziening, niet tot een oplossing leiden.
Opvang als algemene voorziening biedt een (zeer) beperkte begeleiding en de betrokkene wordt geacht zelf voor de uitstroom naar een woning te kunnen zorgen.
Maatschappelijke opvang kan worden toegekend in de vorm van een algemene voorziening mits vaststaat dat de gemeente betrokkenheid heeft bij de voorwaarden waaronder en de manier waarop de opvang wordt geleverd. Wanneer de cliënt met de algemene voorziening niet adequaat wordt gecompenseerd zal de opvang moeten worden verleend in de vorm van een maatwerkvoorziening.
Uit het onderzoek kan blijken dat de algemene voorziening niet volstaat. Bijvoorbeeld omdat de langs deze weg geboden opvang niet aansluit bij de problematiek van cliënt. In dat geval zal het college een maatwerkvoorziening moeten treffen. De voorziening moet zijn afgestemd op de behoeften van de cliënt zoals die volgen uit het onderzoek. Verder moet de opvang erop gericht zijn de cliënt weer zo snel als mogelijk is zelfstandig deel te laten nemen aan de samenleving (artikel 2.3.5., vierde lid, van de Wmo 2015). Met andere woorden: de opvang moet erop gericht zijn de eigen kracht van mensen zo veel mogelijk te herstellen. In verband hiermee zal de opvang ook een element van begeleiding naar zelfstandigheid moeten bevatten. Omdat het een maatwerkvoorziening betreft, heeft het college een resultaatverplichting ten opzichte van de cliënt in die zin dat een passende bijdrage geleverd moet worden aan het voorzien in de behoefte aan opvang en herstel van het vermogen zich te handhaven in de samenleving.
12. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopige oordeel dat verweerder het primaire besluit II onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid. Verweerder heeft onvoldoende onderzocht of de algemene voorziening in het geval van verzoeker passend is. Uit het dossier en het onderzoek ter zitting maakt de voorzieningenrechter op dat de algemene voorziening in de vorm van MOVEOO op dit moment in ieder geval niet passend is. Verzoeker heeft op dit moment namelijk geen onderdak en hij krijgt vanuit MOVEOO onvoldoende hulp om daarin te voorzien. De voorzieningenrechter realiseert zich terdege dat dit geen gemakkelijke casus is. Het is dan ook verstandig om de centrumgemeente hiervoor in te schakelen voor de expertise. Het gaat hier om een spoedeisend geval als bedoeld in artikel 2.3.3 van de Wmo 2015. Opvang is bedoeld voor hen die geen dak (meer) boven hun hoofd hebben en daarin ook niet zelf kunnen voorzien. Daar is op dit moment sprake van.
13. De door de gemachtigde van verzoeker voorgestelde voorziening om verzoeker tijdelijk op de zorgboerderij in [plaatsnaam] te laten wonen totdat er een beter oplossing is gevonden, kan de voorzieningenrechter niet uitspreken, omdat noch het perceel van de zorgboerderij noch de caravan op dat perceel in eigendom is van de gemeente Peel en Maas.
De gemachtigde van het CIZ opperde ter zitting de mogelijkheid van een indicatie Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW) in de vorm van beschermd zelfstandig wonen. Deze indicatie wordt afgegeven door de centrumgemeente. Wellicht dat daar een passende mogelijkheid voor verzoeker is te vinden.
14. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het primaire besluit II is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Daarnaast bepaalt de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel dat verweerder aan verzoeker passende opvang in de gemeente Peel en Maas dan wel ergens binnen het gebied van de centrumgemeente Venlo dient te verlenen tot zes weken na de te nemen beslissing op bezwaar.
15. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
16. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

In ROE 21/2859
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
In ROE 21/3080
De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit II tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar en bepaalt bij wijze van ordemaatregel dat B&W aan verzoeker per direct passende opvang binnen de gemeente Peel en Maas dan wel binnen de centrumgemeente Venlo dient te verlenen tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Vonk-Menger, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2021.
de griffier is buiten staat
deze uitspraak mede te
ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 24 november 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.