3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Aan de verdachte zijn verschillende strafbare feiten ten laste gelegd. De rechtbank komt ten aanzien van de meeste feiten tot een bewezenverklaring en zal daarom eerst per parketnummer de gebruikte bewijsmiddelen weergeven. Vervolgens zal de rechtbank, waar nodig, overwegen waarom zij tot een bewezenverklaring komt en ingaan op de verweren van de verdediging. Ook zal de rechtbank overwegen waarom de verdachte van één feit, te weten de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 4] , wordt vrijgesproken.
in de zaak met parketnummer 03/720662-19:
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van deze feiten zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte deze feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht beide feiten bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] van 9 december 2019;
- het intakegesprek met [slachtoffer 2] van 28 mei 2019;
- het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] van 21 november 2019;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] ;
- het proces-verbaal van bevindingen;
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 november 2020.
Bewijsoverwegingen
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte samen met [mededader] voordeel heeft getrokken uit de prostitutiewerkzaamheden van de minderjarige [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zodat sprake is van mensenhandel (
feit 1), en dat de verdachte samen met [mededader] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meerdere personen heeft opgelicht die dachten een seksafspraak te hebben met [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , waaronder klant [slachtoffer 6] (
feit 2). Op grond van de verklaringen van de verdachte en [slachtoffer 1] gaat de rechtbank bij feit 1 uit van een pleegperiode van
1 februari 2019 tot aan de aanhouding van de verdachte op 28 mei 2019, waarbij de verdachte de eerste maand alleen heeft gehandeld en vanaf 1 maart 2019 tezamen en in vereniging met [mededader] .
Partiële vrijspraak feit 2
Ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde oplichting van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] zal de rechtbank de verdachte vrijspreken. De door [slachtoffer 7] omschreven handeling, te weten het onder bedreiging afstaan van geld, kan namelijk niet worden aangemerkt als oplichting. Dat de verdachte en zijn mededaders verklaard hebben dat [slachtoffer 7] een van de opgelichte personen is geweest maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Ten aanzien van [slachtoffer 8] geldt dat het gegeven dat [slachtoffer 8] naar de werktelefoon van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] berichten heeft gestuurd als: ‘ben er’ en een half uur later ‘Ben van de Belgische politie. Jou vind ik nog via track & trace’, onvoldoende bewijs oplevert dat [slachtoffer 8] door het viertal is opgelicht. Niet duidelijk is immers of [slachtoffer 8] geld heeft afgegeven of dat hij alleen boos was dat een jong meisje verscheen, zoals hij zelf heeft verklaard.
in de zaak met parketnummer 03/702626-16:
Aanleiding onderzoek: de verklaringen van [slachtoffer 3]
Op 29 februari 2016 ontving de politie een melding van Koraalgroep St. Anna in Heel dat bewoonster [slachtoffer 3] seksueel misbruikt zou zijn. [slachtoffer 3] verklaarde tegenover de verbalisanten dat zij ongeveer een maand lang op een adres in Kerkrade was geweest bij een Bulgaarse man genaamd [verdachte] en bij zijn vriendin [slachtoffer 5] . [slachtoffer 3] moest dagelijks seks hebben met meerdere mannen. De laatste keer vond plaats op
25 februari 2016.
Op 8 maart 2016 heeft Mijnsbergen, gedragswetenschapper bij St. Anna, namens [slachtoffer 3] aangifte gedaan. Hij geeft aan dat [slachtoffer 3] begeleid woont binnen de 24-uurs setting van St. Anna. [slachtoffer 3] lijdt aan hechtingsproblematiek, een autismestoornis en een licht verstandelijke beperking. In januari 2016 is [slachtoffer 3] twee weken weg geweest uit de instelling. Na een Burgernet-bericht is [slachtoffer 3] op 8 februari 2016 teruggekeerd naar de instelling. Op 10 februari 2016 verdween zij echter weer. Vervolgens liet [slachtoffer 3] op 26 februari 2016 weten dat zij niet mocht zeggen bij wie ze was en dat ze niet weg kon. De dag daarop vroeg [slachtoffer 3] of ze terug mocht komen en toen is ze ook teruggekomen. [slachtoffer 3] vertelde die dag dat ze als hoer had moeten spelen. Ze moest dagelijks seks hebben met verschillende mannen, soms wel meer dan 10 per dag, en als ze dit niet wilde doen, werden ‘ze’ boos op haar.[slachtoffer 3] mocht verder niets zeggen van deze twee personen.
Op 12 april 2016 is [slachtoffer 3] in de kindvriendelijke studio gehoord. Zij heeft verklaard dat zij in 2016 via Facebook in contact is gekomen met de verdachte. Dit contact leidde tot een afspraak met de verdachte en zijn vriendin [slachtoffer 5] . De verdachte en [slachtoffer 5] vroegen of [slachtoffer 3] wilde weglopen uit de instelling en dit heeft [slachtoffer 3] toen twee keer gedaan. Er zijn vervolgens heftige dingen gebeurd, aldus [slachtoffer 3] . Ze moest elke dag, weken lang, seksuele handelingen verrichten met verschillende mannen. Deze seks vond plaats bij de verdachte en zijn vriendin thuis op het adres [adres] in Kerkrade en soms bij klanten thuis. In dat geval wachtten de verdachte en [slachtoffer 5] in de auto op haar. De seks was onveilig en soms ontving [slachtoffer 3] wel tien klanten per dag. Het geld dat zij verdiende moest zij afstaan aan de verdachte en aan [slachtoffer 5] . [slachtoffer 3] moest ook een korset dragen. Er zijn foto’s van het lichaam van [slachtoffer 3] gemaakt, ook toen zij het korset droeg. Deze foto’s werden aan klanten getoond en in advertenties gebruikt. De verdachte en [slachtoffer 5] hebben ook de portemonnee en pasjes van [slachtoffer 3] gestolen. [slachtoffer 3] heeft deze pasjes niet teruggekregen. [slachtoffer 3] heeft tegen de verdachte en [slachtoffer 5] gezegd dat ze het werk niet wilde doen, maar als ze dat zei probeerde de verdachte haar toch over te halen om door te gaan met het werken in de prostitutie en heeft hij dreigend voor haar gestaan.In het studioverhoor met de rechter-commissaris in 2019 verklaarde [slachtoffer 3] dat zij het lastig vond om nee te zeggen. [slachtoffer 3] heeft geen geld ontvangen van de verdachte. Wel werd ze door verdachte en [slachtoffer 5] verzorgd en kreeg ze eten en drinken.
De verklaringen van [slachtoffer 5]
heeft op 4 oktober 2016 aangifte gedaan tegen haar ex-vriend, de verdachte. [slachtoffer 5] heeft een verstandelijke beperking en daarom heeft zij een curator die alles voor haar regelt. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij 2,5 jaar daarvoor een relatie had gekregen met de verdachte. Al vrij snel trok [slachtoffer 5] bij de verdachte in. Na een relatie van ongeveer vier maanden kwam de verdachte met het voorstel om [slachtoffer 5] te laten werken in de prostitutie. De verdachte zei tegen haar dat ze geen andere keuze had en dat er geld verdiend moest worden om leuke dingen te kunnen doen. [slachtoffer 5] moest tegen betaling seks hebben met mannen. Het geld dat zij verdiende moest zij afstaan aan de verdachte. De verdachte gebruikte dit geld om zijn schulden af te lossen en om naar het casino te gaan. [slachtoffer 5] kreeg wel geld om de dagelijkse uitgaven te bekostigen, zoals sigaretten en eten. [slachtoffer 5] was verliefd op de verdachte. De verdachte zei tegen haar dat ze niet bij elkaar konden blijven als ze niet in de prostitutie wilde werken. Later begon hij haar ook te slaan. De verdachte sloeg haar uiteindelijk meerdere keren per week. Hij heeft haar een paar keer een blauw oog geslagen, haar met een lattenbodem geslagen en haar aan haar haren door de woonkamer gesleurd. Ook bedreigde hij haar. De verdachte maakte naaktfoto’s van haar en hij maakte de seksadvertenties. De verdachte overlegde niet met [slachtoffer 5] over de inhoud van de seksadvertenties. De verdachte bepaalde de prijzen die voor de seksuele handelingen gevraagd werden. De verdachte wist dat [slachtoffer 5] onder begeleiding van Radar stond en dat zij een curator heeft. Hij wist ook dat [slachtoffer 5] geen beslissingen kan nemen.
[slachtoffer 5] heeft tijdens haar verhoor van 3 april 2017 onder meer het volgende verklaard over de verdachte: “Als ik er niet ben dan heeft hij niks. Hij zal me ook altijd terughalen. Hij weet precies hoe die dat moet doen bij mij. Heel veel mensen zeggen tegen mij dat hij niet echt van mij houdt en dat die ’t alleen maar doet voor ’t geld. Ja, ik zie dat zelf ook wel in, maar ja, er is iets wat mij tegenhoudt, dat ik toch weer iedere keer naar hem toe ga.”
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat naast haar ook andere meisjes voor de verdachte in de prostitutie hebben gewerkt, waaronder [slachtoffer 3] . Zij heeft ook een verstandelijke beperking en zit in een gesticht, aldus [slachtoffer 5] . [slachtoffer 5] zag aan [slachtoffer 3] dat zij niet in de prostitutie wilde werken. [slachtoffer 3] heeft twee keer bij de verdachte en [slachtoffer 5] verbleven. De tweede keer was zij als vermist opgegeven door de instelling. [slachtoffer 3] werkte elke dag als prostituee en het geld dat zij verdiende werd verdeeld onder haarzelf, [slachtoffer 5] en [verdachte] . [slachtoffer 3] kreeg geld als ze dingen nodig had, zoals verzorgingsproducten en sigaretten. Uit angst voor de verdachte hielp [slachtoffer 5] de verdachte met de prostitutie van [slachtoffer 3] door onder andere de advertenties van [slachtoffer 3] op te waarderen. Ook ging [slachtoffer 5] met [slachtoffer 3] mee als [slachtoffer 3] als escort ging werken. [slachtoffer 3] deed ook wel eens dingen die zij eigenlijk niet wilde doen, zoals het hebben van anale seks. De verdachte maakte de foto’s en de seksadvertenties van [slachtoffer 3] . Zij heeft ook een zwart korset gedragen. Dit was een idee van de verdachte.
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting van 24 november 2020 verklaard dat [slachtoffer 3] in 2016 twee keer is weggelopen uit de instelling en dat zij toen bij hem en [slachtoffer 5] heeft verbleven. Toen [slachtoffer 3] de eerste keer bij hen verbleef, zag de verdachte foto’s waaruit bleek dat [slachtoffer 3] vermist werd en medicijnen nodig had. [slachtoffer 3] is toen teruggegaan naar de instelling en enkele dagen daarna weer teruggekeerd naar hem en [slachtoffer 5] . [slachtoffer 3] heeft als prostituee gewerkt, zowel vanuit de woning van de verdachte en als escort. De verdachte en [slachtoffer 5] wachtten dan buiten totdat [slachtoffer 3] klaar was. De verdachte maakte de seksadvertenties voor [slachtoffer 3] . Ook is de verdachte met [slachtoffer 3] een zwart korset gaan kopen voor haar.
De verdachte heeft verklaard dat hij merkte dat [slachtoffer 3] heel angstig was wanneer ze buiten kwamen. [slachtoffer 3] voelde zich dan niet veilig en ze kon zich niet redden. Dat was niet normaal, aldus de verdachte. [slachtoffer 3] liep niet door en keek verschrikt om zich geen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verder verklaard dat [slachtoffer 5] vanuit zijn woning als prostituee heeft gewerkt. Hij profiteerde mee van het geld dat [slachtoffer 5] verdiende. Ook heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer 5] mishandelde. [slachtoffer 5] werd meer dan één keer per week door hem geslagen.
Overige bewijsmiddelen
[getuige 1] is op 2 december 2016 als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat zij twee jaar daarvoor samen met [slachtoffer 5] in de prostitutie heeft gewerkt. De verdachte kwam met het voorstel om dit werk te gaan doen. De verdachte sloeg [slachtoffer 5] ook en hij was agressief tegen [slachtoffer 5] .
De ex-vriend van [slachtoffer 3] , [getuige 2] , is als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat je na één minuut contact met [slachtoffer 3] al in de gaten hebt dat ze een beperking heeft.
In de woning van de verdachte werd op 28 juni 2016 de portemonnee van [slachtoffer 3] , met daarin haar identiteitskaart, aangetroffen.
In het dossier bevinden zich appgesprekken tussen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] , waarin onder meer het volgende wordt besproken:
07-02-2016, 19:17 – [slachtoffer 3] :
“weglopen mag ik niet meer doen van me vader ik wil jullie wel nog graag zien”(..)
08-02-2016, 16:39 – [slachtoffer 5] :
“Maar als je weer weg wilt zeg het ons ok” ”Kome we je halen”(..)
08-02-2016, 20:02 – [slachtoffer 3] :
“kom me woensdag weer op pikken”
08-02-2016, 20:03 – [slachtoffer 5] :
“Ja zeker doen we schat”(..)
08-02-2016, 20:13 – [slachtoffer 3] :
“Doe maar bij jumbo dan loop ik een klein stukje”
08-02-2016, 20:19 – [slachtoffer 5] :
“Nee niet bij jumbo. Daar heb je cameras”(..)
08-02-2016, 22:01 – [slachtoffer 5] :
“Heb je je medicijnen trouwens al gehad?”
08-02-2016, 22:07 – [slachtoffer 3] :
“Nee ik krijg ze gelukkig niet tot en met donderdag en dan gaan hun verder kijken hoe en wat dat hebben hun gezegd”
08-02-2016, 22:08 – [slachtoffer 5] :
“Oh oke, maar woensdag je toch weg dus hoe willen ze dat doen donderdag”(..)
08-02-2016, 22:11 – [slachtoffer 3] :
“Ik verheug me weer op woensdag dat ik jullie weer kan zien”
08-02-2016, 22:19 – [slachtoffer 5] :
“Jah wat denk je van ons. Wij zijn er ook blij mee. Hebben je ook veel liever bij ons. Hier zit je tenminste goed bij ons”.
Op 6 oktober 2015 heeft [slachtoffer 5] contact opgenomen met de huisarts in verband met mogelijk huiselijk geweld. Op 28 september 2016 is [slachtoffer 5] op het spreekuur van de huisarts verschenen omdat ze mishandeld zou zijn door haar ex-vriend waar ze mee samenwoont (
de rechtbank begrijpt: de verdachte).
De huisarts heeft het volgende letsel geconstateerd:
“Inspectie huid: linker borst, rode striem/hematoon van 9 cm lang en 3 cm breed.
Rechter borst: mediale zijde oppervlakkige snee met stolselvorming met roodheid eromheen, wondranden liggen tegen elkaar aan.
Rug: thoracolumbale overgang diverse rood gekleurde hematomen ter grootte van vingertoppen naast elkaar (handvormig).
Linker arm: oud hematoom (groen-bruin gekleurd) van 5 cm laterale zijde bovenarm, oppervlakkig snijwondje en schaafwondje linker onder arm.
Rechter arm: 2 kleine oude hematomen (groen-bruin gekleurd) van circa 1 cm laterale zijde bovenarm.
Rechter been: 2 oude hematomen laterale zijde van respectievelijk 8 cm bij 2,5 cm (proximaal) en 4 cm bij 1 cm (distaal), oud snijwondje van circa 1 cm boven knieschijf.
Linker been: oppervlakkig kras voorzijde linker boenbeen, oud hematoom laterale zijde knie van 4 bij 3 cm. Zwelling en oud hematoom anetomediale zijde onderbeen van circ 6 bij 6 cm en diverse hematomen anterior zijde pre-tibiaal.
Hematoom laterale zijde voet van 3 bij 1,5 cm.”
Verder heeft de huisarts [slachtoffer 5] doorverwezen voor het maken van een foto van haar onderbeen ter uitsluiting van een fractuur.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 1, 3 en 4 bewezen (de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 3] , de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 5] en de mishandeling van [slachtoffer 5] ). De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewijs het volgende.
Algemene bewijsoverwegingen
Onder de feiten 1 en 3 wordt aan de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele uitbuiting (mensenhandel). Het verwijt van mensenhandel is bij beide feiten in de tenlastelegging opgesplitst in specifieke verwijten, die in het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, onder 1⁰, 4⁰, 6⁰ en 9⁰. Het verwijt onder 1⁰ ziet op het werven, overbrengen/vervoeren en huisvesten van mensen met het oogmerk van uitbuiting. Het verwijt onder 4⁰ ziet op het zich beschikbaar laten stellen van mensen voor het verrichten van arbeid of diensten, in dit geval het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling. Onder 9⁰ gaat het over het zich laten bevoordelen uit de financiële opbrengst van die seksuele handelingen met derden. Het verwijt onder 6⁰ heeft betrekking op het opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting. Om tot een veroordeling te komen, moet bovendien vast komen te staan dat gebruik is gemaakt van een specifiek in artikel 273f, lid 1, sub 1⁰ genoemd dwangmiddel.
Ten aanzien van zowel [slachtoffer 3] (
feit 1) als [slachtoffer 5] (
feit 3)acht de rechtbank de seksuele uitbuiting op alle sub-onderdelen bewezen. De rechtbank ziet – anders dan de verdediging – geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] te twijfelen. Waar de verklaringen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] zowel ten opzichte van elkaar als ten opzichte van andere verhoren die hen zijn afgenomen niet volledig met elkaar overeenstemmen, betekent dat niet automatisch dat deze reeds daarom onbetrouwbaar zouden zijn. Het onderzoek naar de verdachte en de medeverdachte is een langdurig proces geweest. Vanaf de periode februari 2016 tot en met september 2019 hebben [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] op uiteenlopende tijdstippen uitgebreide verklaringen afgelegd over feiten en omstandigheden die zich (bij de latere verhoren) reeds jaren geleden zouden hebben voorgedaan. Verschillen tussen eerdere en latere verklaringen zijn dan bijna onvermijdelijk. Bovendien heeft de zaak een enorme impact op de slachtoffers gehad. Dit verklaart ook dat er tegenstrijdigheden in de verklaringen kunnen zitten. De tegenstrijdigheden die er zijn, zijn echter niet zodanig dat de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] onbetrouwbaar acht en daarom van het bewijs moet uitsluiten. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] in grote lijnen met elkaar overeenkomen. Los van het feit dat hun verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen uit het dossier, geldt bovendien dat niet ieder onderdeel van een tenlastelegging door twee bewijsmiddelen hoeft te worden belegd. De rechtbank neemt de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] , zoals die hiervoor zijn weergegeven, dan ook als uitgangspunt voor het bewijs.
Overwegingen ten aanzien van [slachtoffer 3] (feit 1)
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte samen met [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] heeft overgehaald om weg te lopen uit de instelling waar zij verbleef. Vervolgens heeft hij haar vervoerd en onderdak geboden ten behoeve van het verrichten van prostitutiewerkzaamheden (het verwijt onder 1⁰). Ook leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat hij seksadvertenties voor [slachtoffer 3] heeft gemaakt en haar vanuit zijn woning en als escort in de prostitutie liet werken (het verwijt onder 4⁰), en dat [slachtoffer 3] de opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden moest afstaan aan de verdachte (de verwijten onder 6⁰ en 9⁰). De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte om dit doel te bereiken dwangmiddelen heeft toegepast op [slachtoffer 3] . Uit het dossier leidt de rechtbank af dat de verdachte zogeheten manipulatieve dwangmiddelen heeft uitgeoefend op [slachtoffer 3] : hij heeft misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie en van het overwicht dat hij op haar had. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk dat de verdachte controle en druk op [slachtoffer 3] uitoefende om te werken in de prostitutie. [slachtoffer 3] voelde zich zodanig onder druk gezet, dat zij geen nee durfde te zeggen en deed wat de verdachte wilde. De verdachte heeft aldus misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 3] . Dat de verdachte op de hoogte was van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 3] , leidt de rechtbank onder meer af uit de verklaring van hemzelf dat hij wist dat [slachtoffer 3] in een instelling verbleef, dat hij wist dat zij tijdens het verblijf bij de verdachte als vermist was opgegeven en medicijnen nodig had en dat [slachtoffer 3] zich vreemd gedroeg als zij buiten waren.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte dwangmiddelen heeft gebruikt en handelingen heeft verricht om ervoor te zorgen dat [slachtoffer 3] als prostituee ging werken en dat zij de opbrengsten van de prostitutie aan de verdachte afstond. Daarbij had verdachte het oogmerk om [slachtoffer 3] seksueel uit te buiten en te profiteren van haar prostitutieopbrengsten.
De in de tenlastelegging omschreven handeling vermeld onder het laatste gedachtestreepje, te weten het op slot doen van de (voor)deur zodat [slachtoffer 3] niet weg kon komen, acht de rechtbank niet bewezen, nu hiervan enkel blijkt uit een van de verklaringen van [slachtoffer 3] zelf en [slachtoffer 3] hier in andere verhoren op is teruggekomen. Hiervoor zal een partiële vrijspraak volgen.
Dit geldt evenzeer voor het tenlastegelegde medeplegen. De steller van de tenlastelegging heeft als medepleger [slachtoffer 5] voor ogen gehad. Uit de bewijsmiddelen kan echter niet worden afgeleid dat [slachtoffer 5] een zodanig substantiële bijdrage aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 3] heeft geleverd, dat sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen haar en de verdachte.
Ten aanzien van de pleegperiode acht de rechtbank, net als de officier van justitie, een pleegperiode van 9 februari 2016 tot en met 25 februari 2016 bewezen.
Overwegingen ten aanzien van [slachtoffer 5] (feit 3)
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank ook bewezen dat de verdachte [slachtoffer 5] heeft vervoerd en onderdak heeft geboden ten behoeve van het verrichten van prostitutiewerkzaamheden (het verwijt onder 1⁰), dat hij seksadvertenties voor haar heeft gemaakt en dat hij haar in zijn woning als prostituee liet werken (het verwijt onder 4⁰), en dat [slachtoffer 5] de opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden moest afstaan aan de verdachte (de verwijten onder 6⁰ en 9⁰). De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte om zijn doel te bereiken dwangmiddelen heeft toegepast op [slachtoffer 5] . De verdachte heeft bekend dat hij geweld heeft gebruikt jegens [slachtoffer 5] en dat hij heeft gedreigd met geweld. De rechtbank leidt uit de verklaringen van [slachtoffer 5] af dat de verdachte dit geweld uitoefende om zijn doel te bereiken, namelijk het zich prostitueren door [slachtoffer 5] . Aan het vereiste van gebruik van dwangmiddelen is dan ook voldaan. De rechtbank acht daarnaast bewezen dat de verdachte zogeheten manipulatieve dwangmiddelen heeft uitgeoefend op [slachtoffer 5] : hij heeft misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie en van het overwicht dat hij op haar had. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte controle en druk op [slachtoffer 5] uitoefende om te werken in de prostitutie. Als [slachtoffer 5] niet deed wat de verdachte wilde, probeerde hij haar een schuldgevoel aan te praten en dreigde hij haar in de steek te laten. [slachtoffer 5] was volledig in de macht van de verdachte, aldus haar eigen verklaring. Zij voelde zich gedwongen te doen wat hij wilde. Dat de verdachte op de hoogte was van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 5] , volgt uit de verklaring van [slachtoffer 5] zelf.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte dwangmiddelen heeft gebruikt en handelingen heeft verricht om ervoor te zorgen dat [slachtoffer 5] als prostituee ging werken en de opbrengst daarvan aan de verdachte afstond. De verdachte had hierbij het oogmerk om [slachtoffer 5] seksueel uit te buiten en te profiteren van haar verdiensten uit de prostitutie.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het laatste gedachtestreepje van de tenlastelegging, te weten het laten tatoeëren van de naam van de verdachte op de buik van [slachtoffer 5] . Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte [slachtoffer 5] hiertoe gedwongen heeft en/of dat het nemen van deze tatoeage in verband staat met de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 5] .
Gelet op de verklaring van [slachtoffer 5] van 4 oktober 2016 gaat de rechtbank er vanuit dat de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 5] in ieder geval heeft plaatsgevonden in de periode van
1 december 2014 tot en met 4 oktober 2016.
De mishandeling van [slachtoffer 5] (
feit 4) heeft de verdachte bekend, zodat de rechtbank dit feit eveneens bewezen acht. De rechtbank gaat hierbij uit van dezelfde pleegperiode als de seksuele uitbuiting.
Vrijspraak feit 2 (de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 4] )
Aan de verdachte is onder feit 2 ten laste gelegd dat hij [slachtoffer 4] seksueel heeft uitgebuit. [slachtoffer 4] heeft hierover verklaard dat zij de verdachte leerde kennen via [slachtoffer 5] en dat zij bij hen thuis werd uitgenodigd. De verdachte zei tegen haar dat zij geld kon bijverdienen door mannen oraal te bevredigen. De dag erna werd ze gebeld door [slachtoffer 5] , die vertelde dat ze [slachtoffer 4] kwam halen om geld bij te verdienen. Vervolgens kwam de verdachte haar halen, heeft hij haar verkracht en vanaf diezelfde avond laten werken als prostituee. Dit deed ze tegen haar zin. [slachtoffer 4] werd bedreigd, geschopt en geslagen door de verdachte. De verdachte maakte de seksadvertenties en foto’s en hij inde het geld dat [slachtoffer 4] verdiende, aldus [slachtoffer 4] . [slachtoffer 5] heeft ook verklaard dat [slachtoffer 4] als prostituee heeft gewerkt in de woning van de verdachte. Volgens [slachtoffer 5] regelde [slachtoffer 4] haar eigen advertenties en hield [slachtoffer 4] het geld dat zij verdiende zelf. Op de laptop van de verdachte werden seksadvertenties van [slachtoffer 4] aangetroffen, alsmede een kopie van haar identiteitskaart. De verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 4] heeft verkracht en mishandeld en dat [slachtoffer 4] in zijn woning als prostituee heeft gewerkt. [slachtoffer 4] was juist een concurrent die de klanten van [slachtoffer 5] probeerde in te pikken, aldus de verdachte.
De verklaring van [slachtoffer 4] wijkt naar het oordeel van de rechtbank op té veel punten af van de verklaringen die [slachtoffer 5] en de verdachte hebben afgelegd. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat [slachtoffer 4] door de verdachte seksueel is uitgebuit. Het dossier bevat verder ook geen objectieve aanknopingspunten voor de rechtbank om de verklaring van [slachtoffer 4] te toetsen. Om die reden komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het door verdachte seksueel uitbuiten van [slachtoffer 4] , zodat de verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.