ECLI:NL:RBLIM:2021:8793

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
03/720662-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en mishandeling van kwetsbare vrouwen in Limburg

Op 23 november 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en mishandeling. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte vier vrouwen, waaronder twee minderjarigen, seksueel heeft uitgebuit. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan mishandeling en oplichting van klanten van de minderjarige vrouwen tijdens zogenaamde 'cardates'. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaar en de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege. De zaak is inhoudelijk behandeld op zittingen in 2020 en 2021, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft de feiten bewezen geacht en de verdediging heeft vrijspraak bepleit voor enkele feiten. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de kwetsbare posities van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure. De verdachte is eerder niet voor soortgelijke feiten veroordeeld, maar de rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten wegen in de strafbepaling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/720662-19, 03/702626-16 (ttz gev)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboortegegevens verdachte]
gedetineerd in P.I. Sittard te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.W.P. Krijnen, advocaat kantoorhoudende te Geleen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 24 november 2020 en 19 oktober 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op
9 november 2021.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
in de zaak met parketnummer 03/720662-19:
Feit 1:samen met een ander de minderjarigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] seksueel heeft uitgebuit (mensenhandel);
Feit 2:samen met anderen potentiële klanten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft opgelicht;
in de zaak met parketnummer 03/702626-16:
Feit 1:[slachtoffer 3] seksueel heeft uitgebuit (mensenhandel);
Feit 2:[slachtoffer 4] seksueel heeft uitgebuit (mensenhandel);
Feit 3: [slachtoffer 5] seksueel heeft uitgebuit (mensenhandel);
Feit 4: [slachtoffer 5] heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
in de zaak met parketnummer 03/720662-19:
De officier van justitie acht beide feiten bewezen. De verdachte heeft bekend dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de prostitutie van de minderjarige vrouwen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Dit levert een bewezenverklaring van feit 1 op. De officier van justitie gaat uit van een pleegperiode van 1 februari tot en met 28 mei 2019. In de maand februari handelde de verdachte nog alleen met [slachtoffer 1] en vanaf maart namen [mededader] (als mededader) en [slachtoffer 2] (als slachtoffer) deel.
Ook acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte, samen met [mededader] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , klanten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft opgelicht (
feit 2), waaronder de drie klanten die in de tenlastelegging vermeld staan ( [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] ). De officier van justitie gaat er hierbij vanuit dat de feiten zijn gepleegd in de periode van 1 maart 2019 tot en met 28 mei 2019.
in de zaak met parketnummer 03/702626-16:
De officier van justitie acht alle feiten bewezen. De verdachte heeft [slachtoffer 3] (
feit 1), [slachtoffer 4] (
feit 2) en [slachtoffer 5] (
feit 3) seksueel uitgebuit door hen te dwingen om seks tegen betaling te hebben met anderen. De opbrengsten van deze seksafspraken heeft de verdachte zich vervolgens grotendeels toegeëigend. De verdachte heeft hen gedwongen door misbruik te maken van de kwetsbare positie waarin de slachtoffers zich bevonden. Ten aanzien van [slachtoffer 5] acht de officier van justitie ook bewezen dat de verdachte om [slachtoffer 5] zover te krijgen, geweld tegen haar heeft gebruikt en haar bedreigd heeft.
De officier van justitie gaat ten aanzien van [slachtoffer 3] uit van een pleegperiode van
9 februari tot en met 25 februari 2016, ten aanzien van [slachtoffer 4] van een pleegperiode van 1 november 2014 tot en met 1 januari 2015 en ten aanzien van [slachtoffer 5] van een pleegperiode van 1 december 2014 tot en met 4 oktober 2016.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 5]
(
feit 4).
3.2
Het standpunt van de verdediging
in de zaak met parketnummer 03/720662-19:
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
in de zaak met parketnummer 03/702626-16:
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 tot en met 3 (de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ). De verdediging betwist de geloofwaardigheid van de verklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en verzoekt om bewijsuitsluiting van deze verklaringen. Er is bij geen van de aangeefsters sprake geweest van uitbuiting. De aangeefsters werkten allen vrijwillig in de prostitutie. Er is geen bewijs voor dwang, toegepast geweld, dreiging met geweld, andere feitelijkheden, afpersing, fraude of misleiding. Uit de bewijsmiddelen blijkt evenmin dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van feit 4 (de mishandeling van [slachtoffer 5] ).
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Aan de verdachte zijn verschillende strafbare feiten ten laste gelegd. De rechtbank komt ten aanzien van de meeste feiten tot een bewezenverklaring en zal daarom eerst per parketnummer de gebruikte bewijsmiddelen weergeven. Vervolgens zal de rechtbank, waar nodig, overwegen waarom zij tot een bewezenverklaring komt en ingaan op de verweren van de verdediging. Ook zal de rechtbank overwegen waarom de verdachte van één feit, te weten de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 4] , wordt vrijgesproken.
in de zaak met parketnummer 03/720662-19: [1]
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van deze feiten zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte deze feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht beide feiten bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] van 9 december 2019; [2]
- het intakegesprek met [slachtoffer 2] van 28 mei 2019; [3]
- het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] van 21 november 2019; [4]
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] ; [5]
- het proces-verbaal van bevindingen; [6]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 november 2020.
Bewijsoverwegingen
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte samen met [mededader] voordeel heeft getrokken uit de prostitutiewerkzaamheden van de minderjarige [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zodat sprake is van mensenhandel (
feit 1), en dat de verdachte samen met [mededader] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meerdere personen heeft opgelicht die dachten een seksafspraak te hebben met [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , waaronder klant [slachtoffer 6] (
feit 2). Op grond van de verklaringen van de verdachte en [slachtoffer 1] gaat de rechtbank bij feit 1 uit van een pleegperiode van
1 februari 2019 tot aan de aanhouding van de verdachte op 28 mei 2019, waarbij de verdachte de eerste maand alleen heeft gehandeld en vanaf 1 maart 2019 tezamen en in vereniging met [mededader] .
Partiële vrijspraak feit 2
Ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde oplichting van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] zal de rechtbank de verdachte vrijspreken. De door [slachtoffer 7] omschreven handeling, te weten het onder bedreiging afstaan van geld, kan namelijk niet worden aangemerkt als oplichting. Dat de verdachte en zijn mededaders verklaard hebben dat [slachtoffer 7] een van de opgelichte personen is geweest maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Ten aanzien van [slachtoffer 8] geldt dat het gegeven dat [slachtoffer 8] naar de werktelefoon van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] berichten heeft gestuurd als: ‘ben er’ en een half uur later ‘Ben van de Belgische politie. Jou vind ik nog via track & trace’, onvoldoende bewijs oplevert dat [slachtoffer 8] door het viertal is opgelicht. Niet duidelijk is immers of [slachtoffer 8] geld heeft afgegeven of dat hij alleen boos was dat een jong meisje verscheen, zoals hij zelf heeft verklaard.
in de zaak met parketnummer 03/702626-16: [7]
Aanleiding onderzoek: de verklaringen van [slachtoffer 3]
Op 29 februari 2016 ontving de politie een melding van Koraalgroep St. Anna in Heel dat bewoonster [slachtoffer 3] seksueel misbruikt zou zijn. [slachtoffer 3] verklaarde tegenover de verbalisanten dat zij ongeveer een maand lang op een adres in Kerkrade was geweest bij een Bulgaarse man genaamd [verdachte] en bij zijn vriendin [slachtoffer 5] . [slachtoffer 3] moest dagelijks seks hebben met meerdere mannen. De laatste keer vond plaats op
25 februari 2016. [8]
Op 8 maart 2016 heeft Mijnsbergen, gedragswetenschapper bij St. Anna, namens [slachtoffer 3] aangifte gedaan. Hij geeft aan dat [slachtoffer 3] begeleid woont binnen de 24-uurs setting van St. Anna. [slachtoffer 3] lijdt aan hechtingsproblematiek, een autismestoornis en een licht verstandelijke beperking. In januari 2016 is [slachtoffer 3] twee weken weg geweest uit de instelling. Na een Burgernet-bericht is [slachtoffer 3] op 8 februari 2016 teruggekeerd naar de instelling. Op 10 februari 2016 verdween zij echter weer. Vervolgens liet [slachtoffer 3] op 26 februari 2016 weten dat zij niet mocht zeggen bij wie ze was en dat ze niet weg kon. De dag daarop vroeg [slachtoffer 3] of ze terug mocht komen en toen is ze ook teruggekomen. [slachtoffer 3] vertelde die dag dat ze als hoer had moeten spelen. Ze moest dagelijks seks hebben met verschillende mannen, soms wel meer dan 10 per dag, en als ze dit niet wilde doen, werden ‘ze’ boos op haar. [9] [slachtoffer 3] mocht verder niets zeggen van deze twee personen. [10]
Op 12 april 2016 is [slachtoffer 3] in de kindvriendelijke studio gehoord. Zij heeft verklaard dat zij in 2016 via Facebook in contact is gekomen met de verdachte. Dit contact leidde tot een afspraak met de verdachte en zijn vriendin [slachtoffer 5] . De verdachte en [slachtoffer 5] vroegen of [slachtoffer 3] wilde weglopen uit de instelling en dit heeft [slachtoffer 3] toen twee keer gedaan. Er zijn vervolgens heftige dingen gebeurd, aldus [slachtoffer 3] . Ze moest elke dag, weken lang, seksuele handelingen verrichten met verschillende mannen. Deze seks vond plaats bij de verdachte en zijn vriendin thuis op het adres [adres] in Kerkrade en soms bij klanten thuis. In dat geval wachtten de verdachte en [slachtoffer 5] in de auto op haar. De seks was onveilig en soms ontving [slachtoffer 3] wel tien klanten per dag. Het geld dat zij verdiende moest zij afstaan aan de verdachte en aan [slachtoffer 5] . [slachtoffer 3] moest ook een korset dragen. Er zijn foto’s van het lichaam van [slachtoffer 3] gemaakt, ook toen zij het korset droeg. Deze foto’s werden aan klanten getoond en in advertenties gebruikt. De verdachte en [slachtoffer 5] hebben ook de portemonnee en pasjes van [slachtoffer 3] gestolen. [slachtoffer 3] heeft deze pasjes niet teruggekregen. [slachtoffer 3] heeft tegen de verdachte en [slachtoffer 5] gezegd dat ze het werk niet wilde doen, maar als ze dat zei probeerde de verdachte haar toch over te halen om door te gaan met het werken in de prostitutie en heeft hij dreigend voor haar gestaan. [11] In het studioverhoor met de rechter-commissaris in 2019 verklaarde [slachtoffer 3] dat zij het lastig vond om nee te zeggen. [slachtoffer 3] heeft geen geld ontvangen van de verdachte. Wel werd ze door verdachte en [slachtoffer 5] verzorgd en kreeg ze eten en drinken. [12]
De verklaringen van [slachtoffer 5]
heeft op 4 oktober 2016 aangifte gedaan tegen haar ex-vriend, de verdachte. [slachtoffer 5] heeft een verstandelijke beperking en daarom heeft zij een curator die alles voor haar regelt. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij 2,5 jaar daarvoor een relatie had gekregen met de verdachte. Al vrij snel trok [slachtoffer 5] bij de verdachte in. Na een relatie van ongeveer vier maanden kwam de verdachte met het voorstel om [slachtoffer 5] te laten werken in de prostitutie. De verdachte zei tegen haar dat ze geen andere keuze had en dat er geld verdiend moest worden om leuke dingen te kunnen doen. [slachtoffer 5] moest tegen betaling seks hebben met mannen. Het geld dat zij verdiende moest zij afstaan aan de verdachte. De verdachte gebruikte dit geld om zijn schulden af te lossen en om naar het casino te gaan. [slachtoffer 5] kreeg wel geld om de dagelijkse uitgaven te bekostigen, zoals sigaretten en eten. [slachtoffer 5] was verliefd op de verdachte. De verdachte zei tegen haar dat ze niet bij elkaar konden blijven als ze niet in de prostitutie wilde werken. Later begon hij haar ook te slaan. De verdachte sloeg haar uiteindelijk meerdere keren per week. Hij heeft haar een paar keer een blauw oog geslagen, haar met een lattenbodem geslagen en haar aan haar haren door de woonkamer gesleurd. Ook bedreigde hij haar. De verdachte maakte naaktfoto’s van haar en hij maakte de seksadvertenties. De verdachte overlegde niet met [slachtoffer 5] over de inhoud van de seksadvertenties. De verdachte bepaalde de prijzen die voor de seksuele handelingen gevraagd werden. De verdachte wist dat [slachtoffer 5] onder begeleiding van Radar stond en dat zij een curator heeft. Hij wist ook dat [slachtoffer 5] geen beslissingen kan nemen. [13]
[slachtoffer 5] heeft tijdens haar verhoor van 3 april 2017 onder meer het volgende verklaard over de verdachte: “Als ik er niet ben dan heeft hij niks. Hij zal me ook altijd terughalen. Hij weet precies hoe die dat moet doen bij mij. Heel veel mensen zeggen tegen mij dat hij niet echt van mij houdt en dat die ’t alleen maar doet voor ’t geld. Ja, ik zie dat zelf ook wel in, maar ja, er is iets wat mij tegenhoudt, dat ik toch weer iedere keer naar hem toe ga.” [14]
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat naast haar ook andere meisjes voor de verdachte in de prostitutie hebben gewerkt, waaronder [slachtoffer 3] . Zij heeft ook een verstandelijke beperking en zit in een gesticht, aldus [slachtoffer 5] . [slachtoffer 5] zag aan [slachtoffer 3] dat zij niet in de prostitutie wilde werken. [slachtoffer 3] heeft twee keer bij de verdachte en [slachtoffer 5] verbleven. De tweede keer was zij als vermist opgegeven door de instelling. [slachtoffer 3] werkte elke dag als prostituee en het geld dat zij verdiende werd verdeeld onder haarzelf, [slachtoffer 5] en [verdachte] . [slachtoffer 3] kreeg geld als ze dingen nodig had, zoals verzorgingsproducten en sigaretten. Uit angst voor de verdachte hielp [slachtoffer 5] de verdachte met de prostitutie van [slachtoffer 3] door onder andere de advertenties van [slachtoffer 3] op te waarderen. Ook ging [slachtoffer 5] met [slachtoffer 3] mee als [slachtoffer 3] als escort ging werken. [slachtoffer 3] deed ook wel eens dingen die zij eigenlijk niet wilde doen, zoals het hebben van anale seks. De verdachte maakte de foto’s en de seksadvertenties van [slachtoffer 3] . Zij heeft ook een zwart korset gedragen. Dit was een idee van de verdachte. [15]
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting van 24 november 2020 verklaard dat [slachtoffer 3] in 2016 twee keer is weggelopen uit de instelling en dat zij toen bij hem en [slachtoffer 5] heeft verbleven. Toen [slachtoffer 3] de eerste keer bij hen verbleef, zag de verdachte foto’s waaruit bleek dat [slachtoffer 3] vermist werd en medicijnen nodig had. [slachtoffer 3] is toen teruggegaan naar de instelling en enkele dagen daarna weer teruggekeerd naar hem en [slachtoffer 5] . [slachtoffer 3] heeft als prostituee gewerkt, zowel vanuit de woning van de verdachte en als escort. De verdachte en [slachtoffer 5] wachtten dan buiten totdat [slachtoffer 3] klaar was. De verdachte maakte de seksadvertenties voor [slachtoffer 3] . Ook is de verdachte met [slachtoffer 3] een zwart korset gaan kopen voor haar.
De verdachte heeft verklaard dat hij merkte dat [slachtoffer 3] heel angstig was wanneer ze buiten kwamen. [slachtoffer 3] voelde zich dan niet veilig en ze kon zich niet redden. Dat was niet normaal, aldus de verdachte. [slachtoffer 3] liep niet door en keek verschrikt om zich geen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verder verklaard dat [slachtoffer 5] vanuit zijn woning als prostituee heeft gewerkt. Hij profiteerde mee van het geld dat [slachtoffer 5] verdiende. Ook heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer 5] mishandelde. [slachtoffer 5] werd meer dan één keer per week door hem geslagen.
Overige bewijsmiddelen
[getuige 1] is op 2 december 2016 als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat zij twee jaar daarvoor samen met [slachtoffer 5] in de prostitutie heeft gewerkt. De verdachte kwam met het voorstel om dit werk te gaan doen. De verdachte sloeg [slachtoffer 5] ook en hij was agressief tegen [slachtoffer 5] . [16]
De ex-vriend van [slachtoffer 3] , [getuige 2] , is als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat je na één minuut contact met [slachtoffer 3] al in de gaten hebt dat ze een beperking heeft. [17]
In de woning van de verdachte werd op 28 juni 2016 de portemonnee van [slachtoffer 3] , met daarin haar identiteitskaart, aangetroffen. [18]
In het dossier bevinden zich appgesprekken tussen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] , waarin onder meer het volgende wordt besproken:
07-02-2016, 19:17 – [slachtoffer 3] :
“weglopen mag ik niet meer doen van me vader ik wil jullie wel nog graag zien”(..)
08-02-2016, 16:39 – [slachtoffer 5] :
“Maar als je weer weg wilt zeg het ons ok” ”Kome we je halen”(..)
08-02-2016, 20:02 – [slachtoffer 3] :
“kom me woensdag weer op pikken”
08-02-2016, 20:03 – [slachtoffer 5] :
“Ja zeker doen we schat”(..)
08-02-2016, 20:13 – [slachtoffer 3] :
“Doe maar bij jumbo dan loop ik een klein stukje”
08-02-2016, 20:19 – [slachtoffer 5] :
“Nee niet bij jumbo. Daar heb je cameras”(..)
08-02-2016, 22:01 – [slachtoffer 5] :
“Heb je je medicijnen trouwens al gehad?”
08-02-2016, 22:07 – [slachtoffer 3] :
“Nee ik krijg ze gelukkig niet tot en met donderdag en dan gaan hun verder kijken hoe en wat dat hebben hun gezegd”
08-02-2016, 22:08 – [slachtoffer 5] :
“Oh oke, maar woensdag je toch weg dus hoe willen ze dat doen donderdag”(..)
08-02-2016, 22:11 – [slachtoffer 3] :
“Ik verheug me weer op woensdag dat ik jullie weer kan zien”
08-02-2016, 22:19 – [slachtoffer 5] :
“Jah wat denk je van ons. Wij zijn er ook blij mee. Hebben je ook veel liever bij ons. Hier zit je tenminste goed bij ons”. [19]
Op 6 oktober 2015 heeft [slachtoffer 5] contact opgenomen met de huisarts in verband met mogelijk huiselijk geweld. Op 28 september 2016 is [slachtoffer 5] op het spreekuur van de huisarts verschenen omdat ze mishandeld zou zijn door haar ex-vriend waar ze mee samenwoont (
de rechtbank begrijpt: de verdachte).
De huisarts heeft het volgende letsel geconstateerd:
“Inspectie huid: linker borst, rode striem/hematoon van 9 cm lang en 3 cm breed.
Rechter borst: mediale zijde oppervlakkige snee met stolselvorming met roodheid eromheen, wondranden liggen tegen elkaar aan.
Rug: thoracolumbale overgang diverse rood gekleurde hematomen ter grootte van vingertoppen naast elkaar (handvormig).
Linker arm: oud hematoom (groen-bruin gekleurd) van 5 cm laterale zijde bovenarm, oppervlakkig snijwondje en schaafwondje linker onder arm.
Rechter arm: 2 kleine oude hematomen (groen-bruin gekleurd) van circa 1 cm laterale zijde bovenarm.
Rechter been: 2 oude hematomen laterale zijde van respectievelijk 8 cm bij 2,5 cm (proximaal) en 4 cm bij 1 cm (distaal), oud snijwondje van circa 1 cm boven knieschijf.
Linker been: oppervlakkig kras voorzijde linker boenbeen, oud hematoom laterale zijde knie van 4 bij 3 cm. Zwelling en oud hematoom anetomediale zijde onderbeen van circ 6 bij 6 cm en diverse hematomen anterior zijde pre-tibiaal.
Hematoom laterale zijde voet van 3 bij 1,5 cm.”
Verder heeft de huisarts [slachtoffer 5] doorverwezen voor het maken van een foto van haar onderbeen ter uitsluiting van een fractuur. [20]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 1, 3 en 4 bewezen (de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 3] , de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 5] en de mishandeling van [slachtoffer 5] ). De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewijs het volgende.
Algemene bewijsoverwegingen
Onder de feiten 1 en 3 wordt aan de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele uitbuiting (mensenhandel). Het verwijt van mensenhandel is bij beide feiten in de tenlastelegging opgesplitst in specifieke verwijten, die in het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, onder 1⁰, 4⁰, 6⁰ en 9⁰. Het verwijt onder 1⁰ ziet op het werven, overbrengen/vervoeren en huisvesten van mensen met het oogmerk van uitbuiting. Het verwijt onder 4⁰ ziet op het zich beschikbaar laten stellen van mensen voor het verrichten van arbeid of diensten, in dit geval het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling. Onder 9⁰ gaat het over het zich laten bevoordelen uit de financiële opbrengst van die seksuele handelingen met derden. Het verwijt onder 6⁰ heeft betrekking op het opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting. Om tot een veroordeling te komen, moet bovendien vast komen te staan dat gebruik is gemaakt van een specifiek in artikel 273f, lid 1, sub 1⁰ genoemd dwangmiddel.
Ten aanzien van zowel [slachtoffer 3] (
feit 1) als [slachtoffer 5] (
feit 3)acht de rechtbank de seksuele uitbuiting op alle sub-onderdelen bewezen. De rechtbank ziet – anders dan de verdediging – geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] te twijfelen. Waar de verklaringen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] zowel ten opzichte van elkaar als ten opzichte van andere verhoren die hen zijn afgenomen niet volledig met elkaar overeenstemmen, betekent dat niet automatisch dat deze reeds daarom onbetrouwbaar zouden zijn. Het onderzoek naar de verdachte en de medeverdachte is een langdurig proces geweest. Vanaf de periode februari 2016 tot en met september 2019 hebben [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] op uiteenlopende tijdstippen uitgebreide verklaringen afgelegd over feiten en omstandigheden die zich (bij de latere verhoren) reeds jaren geleden zouden hebben voorgedaan. Verschillen tussen eerdere en latere verklaringen zijn dan bijna onvermijdelijk. Bovendien heeft de zaak een enorme impact op de slachtoffers gehad. Dit verklaart ook dat er tegenstrijdigheden in de verklaringen kunnen zitten. De tegenstrijdigheden die er zijn, zijn echter niet zodanig dat de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] onbetrouwbaar acht en daarom van het bewijs moet uitsluiten. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] in grote lijnen met elkaar overeenkomen. Los van het feit dat hun verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen uit het dossier, geldt bovendien dat niet ieder onderdeel van een tenlastelegging door twee bewijsmiddelen hoeft te worden belegd. De rechtbank neemt de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] , zoals die hiervoor zijn weergegeven, dan ook als uitgangspunt voor het bewijs.
Overwegingen ten aanzien van [slachtoffer 3] (feit 1)
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte samen met [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] heeft overgehaald om weg te lopen uit de instelling waar zij verbleef. Vervolgens heeft hij haar vervoerd en onderdak geboden ten behoeve van het verrichten van prostitutiewerkzaamheden (het verwijt onder 1⁰). Ook leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat hij seksadvertenties voor [slachtoffer 3] heeft gemaakt en haar vanuit zijn woning en als escort in de prostitutie liet werken (het verwijt onder 4⁰), en dat [slachtoffer 3] de opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden moest afstaan aan de verdachte (de verwijten onder 6⁰ en 9⁰). De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte om dit doel te bereiken dwangmiddelen heeft toegepast op [slachtoffer 3] . Uit het dossier leidt de rechtbank af dat de verdachte zogeheten manipulatieve dwangmiddelen heeft uitgeoefend op [slachtoffer 3] : hij heeft misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie en van het overwicht dat hij op haar had. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk dat de verdachte controle en druk op [slachtoffer 3] uitoefende om te werken in de prostitutie. [slachtoffer 3] voelde zich zodanig onder druk gezet, dat zij geen nee durfde te zeggen en deed wat de verdachte wilde. De verdachte heeft aldus misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 3] . Dat de verdachte op de hoogte was van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 3] , leidt de rechtbank onder meer af uit de verklaring van hemzelf dat hij wist dat [slachtoffer 3] in een instelling verbleef, dat hij wist dat zij tijdens het verblijf bij de verdachte als vermist was opgegeven en medicijnen nodig had en dat [slachtoffer 3] zich vreemd gedroeg als zij buiten waren.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte dwangmiddelen heeft gebruikt en handelingen heeft verricht om ervoor te zorgen dat [slachtoffer 3] als prostituee ging werken en dat zij de opbrengsten van de prostitutie aan de verdachte afstond. Daarbij had verdachte het oogmerk om [slachtoffer 3] seksueel uit te buiten en te profiteren van haar prostitutieopbrengsten.
De in de tenlastelegging omschreven handeling vermeld onder het laatste gedachtestreepje, te weten het op slot doen van de (voor)deur zodat [slachtoffer 3] niet weg kon komen, acht de rechtbank niet bewezen, nu hiervan enkel blijkt uit een van de verklaringen van [slachtoffer 3] zelf en [slachtoffer 3] hier in andere verhoren op is teruggekomen. Hiervoor zal een partiële vrijspraak volgen.
Dit geldt evenzeer voor het tenlastegelegde medeplegen. De steller van de tenlastelegging heeft als medepleger [slachtoffer 5] voor ogen gehad. Uit de bewijsmiddelen kan echter niet worden afgeleid dat [slachtoffer 5] een zodanig substantiële bijdrage aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 3] heeft geleverd, dat sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen haar en de verdachte.
Ten aanzien van de pleegperiode acht de rechtbank, net als de officier van justitie, een pleegperiode van 9 februari 2016 tot en met 25 februari 2016 bewezen.
Overwegingen ten aanzien van [slachtoffer 5] (feit 3)
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank ook bewezen dat de verdachte [slachtoffer 5] heeft vervoerd en onderdak heeft geboden ten behoeve van het verrichten van prostitutiewerkzaamheden (het verwijt onder 1⁰), dat hij seksadvertenties voor haar heeft gemaakt en dat hij haar in zijn woning als prostituee liet werken (het verwijt onder 4⁰), en dat [slachtoffer 5] de opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden moest afstaan aan de verdachte (de verwijten onder 6⁰ en 9⁰). De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte om zijn doel te bereiken dwangmiddelen heeft toegepast op [slachtoffer 5] . De verdachte heeft bekend dat hij geweld heeft gebruikt jegens [slachtoffer 5] en dat hij heeft gedreigd met geweld. De rechtbank leidt uit de verklaringen van [slachtoffer 5] af dat de verdachte dit geweld uitoefende om zijn doel te bereiken, namelijk het zich prostitueren door [slachtoffer 5] . Aan het vereiste van gebruik van dwangmiddelen is dan ook voldaan. De rechtbank acht daarnaast bewezen dat de verdachte zogeheten manipulatieve dwangmiddelen heeft uitgeoefend op [slachtoffer 5] : hij heeft misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie en van het overwicht dat hij op haar had. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte controle en druk op [slachtoffer 5] uitoefende om te werken in de prostitutie. Als [slachtoffer 5] niet deed wat de verdachte wilde, probeerde hij haar een schuldgevoel aan te praten en dreigde hij haar in de steek te laten. [slachtoffer 5] was volledig in de macht van de verdachte, aldus haar eigen verklaring. Zij voelde zich gedwongen te doen wat hij wilde. Dat de verdachte op de hoogte was van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 5] , volgt uit de verklaring van [slachtoffer 5] zelf.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte dwangmiddelen heeft gebruikt en handelingen heeft verricht om ervoor te zorgen dat [slachtoffer 5] als prostituee ging werken en de opbrengst daarvan aan de verdachte afstond. De verdachte had hierbij het oogmerk om [slachtoffer 5] seksueel uit te buiten en te profiteren van haar verdiensten uit de prostitutie.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het laatste gedachtestreepje van de tenlastelegging, te weten het laten tatoeëren van de naam van de verdachte op de buik van [slachtoffer 5] . Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte [slachtoffer 5] hiertoe gedwongen heeft en/of dat het nemen van deze tatoeage in verband staat met de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 5] .
Gelet op de verklaring van [slachtoffer 5] van 4 oktober 2016 gaat de rechtbank er vanuit dat de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 5] in ieder geval heeft plaatsgevonden in de periode van
1 december 2014 tot en met 4 oktober 2016.
De mishandeling van [slachtoffer 5] (
feit 4) heeft de verdachte bekend, zodat de rechtbank dit feit eveneens bewezen acht. De rechtbank gaat hierbij uit van dezelfde pleegperiode als de seksuele uitbuiting.
Vrijspraak feit 2 (de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 4] )
Aan de verdachte is onder feit 2 ten laste gelegd dat hij [slachtoffer 4] seksueel heeft uitgebuit. [slachtoffer 4] heeft hierover verklaard dat zij de verdachte leerde kennen via [slachtoffer 5] en dat zij bij hen thuis werd uitgenodigd. De verdachte zei tegen haar dat zij geld kon bijverdienen door mannen oraal te bevredigen. De dag erna werd ze gebeld door [slachtoffer 5] , die vertelde dat ze [slachtoffer 4] kwam halen om geld bij te verdienen. Vervolgens kwam de verdachte haar halen, heeft hij haar verkracht en vanaf diezelfde avond laten werken als prostituee. Dit deed ze tegen haar zin. [slachtoffer 4] werd bedreigd, geschopt en geslagen door de verdachte. De verdachte maakte de seksadvertenties en foto’s en hij inde het geld dat [slachtoffer 4] verdiende, aldus [slachtoffer 4] . [slachtoffer 5] heeft ook verklaard dat [slachtoffer 4] als prostituee heeft gewerkt in de woning van de verdachte. Volgens [slachtoffer 5] regelde [slachtoffer 4] haar eigen advertenties en hield [slachtoffer 4] het geld dat zij verdiende zelf. Op de laptop van de verdachte werden seksadvertenties van [slachtoffer 4] aangetroffen, alsmede een kopie van haar identiteitskaart. De verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 4] heeft verkracht en mishandeld en dat [slachtoffer 4] in zijn woning als prostituee heeft gewerkt. [slachtoffer 4] was juist een concurrent die de klanten van [slachtoffer 5] probeerde in te pikken, aldus de verdachte.
De verklaring van [slachtoffer 4] wijkt naar het oordeel van de rechtbank op té veel punten af van de verklaringen die [slachtoffer 5] en de verdachte hebben afgelegd. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat [slachtoffer 4] door de verdachte seksueel is uitgebuit. Het dossier bevat verder ook geen objectieve aanknopingspunten voor de rechtbank om de verklaring van [slachtoffer 4] te toetsen. Om die reden komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het door verdachte seksueel uitbuiten van [slachtoffer 4] , zodat de verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de zaak met parketnummer 03/720662-19:
1.
meermalen in de periode van 1 februari 2019 tot 1 maart 2019 in Limburg opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een ander, te weten [slachtoffer 1] , met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers heeft verdachte telkens een gedeelte van de verdiensten van de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] ontvangen
en
meermalen in de periode van 1 maart 2019 tot en met 28 mei 2019 in Limburg tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van anderen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, immers hebben verdachte en zijn medeverdachte telkens een gedeelte van de verdiensten van de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ontvangen;
2.
meermalen in de periode van 1 maart 2019 tot en met 28 mei 2019 in Limburg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] en nog onbekend gebleven personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een hoeveelheid geld, hebbende verdachte en zijn medeverdachten zich telkens als sekswerker voorgedaan en met die [slachtoffer 6] en nog onbekend gebleven personen een seksafspraak gemaakt en geld in ontvangst genomen en vervolgens de afgesproken seksuele diensten niet verleend;
in de zaak met parketnummer 03/702626-16:
1.
in de periode van 9 februari 2016 tot en met 25 februari 2016 te Kerkrade, in de woning aan de [adres] en bij klanten in de provincie Limburg, een ander, te weten
[slachtoffer 3] , door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 1°) en
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten
van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 3] , seksuele handelingen met derden (sub 9°) en/of
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer 3] , (sub 6°),
bestaande uit (onder andere):
- door met deze [slachtoffer 3] een afspraak te maken en haar over te halen om weg te lopen uit de instelling waar zij verbleef vanwege haar verstandelijke beperkingen en/of beïnvloedbaarheid en/of kwetsbaarheid en haar een slaapplek en eten aan te bieden en
- door seksadvertenties met foto's van [slachtoffer 3] te plaatsen op sekssites en
- door deze [slachtoffer 3] te huisvesten en prostitutie te laten bedrijven in de woning aan de [adres] te Kerkrade alwaar ook klanten werden ontvangen en te vervoeren naar klanten, terwijl verdachte dan buiten bleef wachten en
- door deze [slachtoffer 3] een korset te laten dragen en de foto's die daarvan werden gemaakt aan klanten te laten zien en
- door het verdiende geld dat werd betaald voor deze seksuele diensten in ontvangst te nemen en
- door deze [slachtoffer 3] onder druk te zetten als zij deze seksuele dienstverlening niet wilde voortzetten en
- door haar pasje en beurs af/in te nemen;
3.
in de periode van 1 december 2014 tot en met 4 oktober 2016 te Kerkrade, een ander, te weten [slachtoffer 5] , door geweld, dreiging met geweld en/of misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 1°) en
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 5] , seksuele handelingen met derden (sub 9°) en
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten
[slachtoffer 5] (sub 6°),
bestaande uit (onder andere)
- deze [slachtoffer 5] te bedreigen en te slaan en
- van deze [slachtoffer 5] foto's te maken en een seksadvertentie te plaatsen en
- door te bepalen hoeveel klanten moesten betalen voor de seks met [slachtoffer 5] en de verdiensten van [slachtoffer 5] in te nemen;
4.
hij, meermalen in de periode van 1 december 2014 tot en met 4 oktober 2016 te Kerkrade opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 5] , heeft geslagen en
gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttienjaren nog niet heeft bereikt, meermalen gepleegd
en
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 8° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttienjaren nog niet heeft bereikt, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 2 onder parketnummer 03/720662-19:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 1 onder parketnummer 03/702626-19:
mensenhandel
t.a.v. feit 3 onder parketnummer 03/702626-19:
mensenhandel
in eendaadse samenloop met
t.a.v. feit 4 onder parketnummer 03/702626-16: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) ter observatie opgenomen en onderzocht. De deskundigen van het PBC concluderen dat bij de verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, met antisociale, borderline en narcistische kenmerken. De persoonlijkheidsstoornis en de daaruit voortkomende forensisch relevante functiestoornissen waren volgens de deskundigen ook bij de verdachte aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De deskundigen adviseren om alle ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over. Dit betekent dat de verdachte strafbaar is. Er zijn ook geen andere feiten en omstandigheden naar voren gekomen die ertoe zouden moeten leiden dat de verdachte niet gestraft kan worden voor zijn daden.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en daarnaast de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege. Bij het bepalen van de strafeis heeft de officier van justitie gekeken naar het PBC-rapport. De deskundigen van het PBC achten de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en adviseren oplegging van de tbs-maatregel, al dan niet met voorwaarden. Gelet op het advies van de reclassering, waarin de reclassering negatief adviseert over tbs met voorwaarden, vordert de officier van justitie de oplegging van tbs met verpleging van overheidswege. Naast de tbs-maatregel past bij de ernst van de feiten een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Bij het bepalen van de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Volgens de officier van justitie kan de rechtbank op basis van artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht bepalen dat de tbs-behandeling eerder aanvangt dan na de volledige tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd ambtshalve oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ter hoogte van het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel (in totaal € 44.735,00).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank bij de strafbepaling rekening moet houden met de overschrijding van de redelijke termijn, met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en met de lange tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Naast een gevangenisstraf, die ten hoogste gelijk dient te zijn aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis, moet volgens de raadsman aan de verdachte de maatregel van tbs met voorwaarden opgelegd te worden. De verdachte is bereid en gemotiveerd om mee te werken aan te stellen voorwaarden.
Van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel moet de rechtbank afzien, gelet op het ontbreken van draagkracht bij de verdachte (vgl. HR 16 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1812). Ambtshalve oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zou in dit geval, gelet op de beperkte draagkracht van de verdachte, leiden tot executie van de gijzeling en dus tot extra detentie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De straf
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van vier vrouwen.
Zo heeft hij zijn vriendin [slachtoffer 5] gedwongen om te gaan werken als prostituee. Gedurende een periode van 2,5 jaar moest zij seks hebben met vreemde mannen en wanneer zij dit niet wilde, paste de verdachte geweld toe of zette hij haar onder druk. De opbrengsten van de prostitutiewerkzaamheden gebruikte de verdachte voor het aflossen van zijn schulden en om zijn drugs- en gokverslaving te bekostigen. De verdachte was overduidelijk uit op zijn eigen financiële gewin. Dit kon voor hem kennelijk niet hoog genoeg zijn. [slachtoffer 5] was immers niet het enige (potentiële) slachtoffer van de verdachte. Uit het dossier komt naar voren dat de woning van de verdachte uitgroeide tot een semi-bordeel, waar meerdere vrouwen voor de verdachte werkten. Ook de verstandelijk beperkte [slachtoffer 3] werd door de verdachte overgehaald om als prostituee te gaan werken. De verdachte bewoog haar om weg te lopen uit de instelling waar zij verbleef en hij liet haar enkele weken dagelijks werken als prostituee. Ook het door [slachtoffer 3] verdiende geld kwam vrijwel geheel aan de verdachte toe. Dat de verdachte kwetsbare vrouwen misbruikte neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
Helaas waren [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] niet de enige slachtoffers van de verdachte. De verdachte heeft namelijk ook twee minderjarige meisjes, waaronder zijn toenmalige vriendin [slachtoffer 1] , laten werken in de prostitutie en een deel van het door hen verdiende geld in zijn eigen zak gestoken. Ook heeft de verdachte de meisjes ingezet om potentiële klanten van seksafspraken op te lichten. Hierbij werd op geraffineerde wijze te werk gegaan: de klanten werden vooraf gescreend; er werden vooraf foto’s van de klanten gevraagd zodat beoordeeld kon worden of de klant niet te groot en/of sterk was en sneller dan de meisjes achter hen aan kon rennen. Vervolgens maakten de meisjes met deze klanten een afspraak voor een zogeheten ‘cardate’. Nadat de klant het geld voor de seksuele handelingen had betaald, gingen de meisjes er met het geld vandoor zonder de afgesproken dienst te leveren. Ondertussen stond de verdachte even verderop op een vooraf afgesproken plek te wachten totdat de meisjes terugkwamen met het geld. De verdachte bleef dus op veilige afstand en liet de meisjes de fysieke handelingen voor de oplichtingen plegen, met alle gevaren van dien. Ook dit laat zien dat de verdachte zich niet bekommerde om de meisjes, maar enkel dacht aan zichzelf.
De door de verdachte gepleegde feiten zijn zeer ernstig. De verdachte heeft totaal geen rekening gehouden met de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers en met de nadelige gevolgen die slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans ondervinden en ook op lange termijn nog zullen ondervinden. Alles moest wijken voor verdachtes drang naar geld.
Gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis overschrijdt. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur van de gevangenisstraf meegewogen dat de verdachte meerdere vrouwen seksueel heeft uitgebuit en met de lange periode waarin [slachtoffer 5] als prostituee voor de verdachte heeft moeten werken.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de PBC-rapportage die over de verdachte is opgesteld en hiervoor onder 5 reeds is besproken. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte toegerekend kunnen worden. De deskundigen schatten het recidiverisico ten aanzien van mensenhandel en oplichting matig tot hoog in en het recidiverisico ten aanzien van mishandeling wordt hoog ingeschat. Ter vermindering van het recidiverisico achten de deskundigen het noodzakelijk dat de verdachte onder andere een behandeling ondergaat voor zijn gebrekkige emotie- en impulsregulatie en vaardigheden aanleert in het omgaan met stress, met name binnen interpersoonlijke relaties, en dat hij behandeling ondergaat voor zijn ernstige stoornissen in cannabis- en cocaïnegebruik. Deze behandeling dient volgens de deskundigen plaats te vinden in een forensische (dubbeldiagnose)kliniek. De deskundigen komen uiteindelijk tot het advies van oplegging van de tbs-maatregel. De rechtbank neemt dit advies over en houdt er derhalve rekening mee dat naast een gevangenisstraf een tbs-maatregel wordt opgelegd. De rechtbank zal na de bepaling van de duur van de gevangenisstraf overwegen welke vorm van tbs zij passend acht voor de verdachte.
De rechtbank heeft geconstateerd dat ten aanzien van beide parketnummers sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM. Uitgangspunt is namelijk dat een strafzaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaar vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens een verdachte een handeling is verricht waaraan deze redelijkerwijs de verwachting kan ontlenen dat tegen hem strafvervolging kan worden ingesteld. De redelijke termijn is in de zaak met parketnummer 03/702626-16 (onderzoek HORTENSIA) overschreden met drie jaren en in de zaak met parketnummer 03/720662-19 (onderzoek CATANZARO) met één jaar. Daar zal de rechtbank bij de strafbepaling ten voordele van de verdachte rekening mee houden.
Alles overwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend, zodat de rechtbank deze straf aan de verdachte oplegt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
De tbs-maatregel
De deskundigen van het PBC komen in hun rapportage tot het advies van oplegging van de tbs-maatregel. De deskundigen komen niet tot een eensluidend advies ten aanzien van de vraag of dit tbs met verpleging van overheidswege moet zijn, dan wel tbs met voorwaarden zou moeten zijn. Voor tbs met voorwaarden pleit volgens de deskundigen dat de verdachte nu gemotiveerd is voor intensieve behandeling, ook wat betreft de klinische opname, en dat bij tbs met voorwaarden het behouden van autonomie zoveel mogelijk nagestreefd kan worden. Wat volgens de deskundigen echter tegen tbs met voorwaarden, en voor oplegging van tbs met verpleging van overheidswege, pleit is dat de verdachte, vanwege zijn gebrekkige inzicht, mogelijk onvoldoende in staat is om de voorwaarden te (blijven) overzien. Ook zijn ambivalente houding ten aanzien van de behandeling en de als gering ingeschatte motivatie kunnen aan een succesvolle tbs met voorwaarden in de weg staan. De deskundigen van het PBC hebben, nu zij niet tot een eensluidend advies kwamen over de tbs-maatregel, expertise van de reclassering gevraagd over de uitvoerbaarheid van een tbs met voorwaarden.
Op 5 augustus 2021 heeft de reclassering negatief geadviseerd over tbs met voorwaarden. De reclassering beschrijft dat zij bij de verdachte te weinig doorleefde motivatie en uithoudingsvermogen ziet om gedurende langere tijd door middel van tbs met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. De verdachte zou de klinische behandeling in een tbs met voorwaarden-kader kunnen stoppen, nu geen sprake is van een gedwongen behandelkader. Dit zou ertoe leiden dat de kliniek de behandeling stopt en de uitvoering van het toezicht wordt gestaakt. De verdachte moet beschermd worden tegen een omzetting van tbs met voorwaarden naar tbs met verpleging van overheidswege, aldus de reclassering. Ter terechtzitting van 19 oktober 2021 is dit rapport door S. Feijen van de reclassering toegelicht. Feijen heeft verklaard dat de verdachte onmachtig is om zich aan voorwaarden te houden. Tbs met voorwaarden zal de verdachte zwaarder vallen en – door de te verwachten omzetting naar tbs met verpleging van overheidswege– uiteindelijk langer duren. De reclassering adviseert negatief over tbs met voorwaarden.
De rechtbank volgt het advies van de reclassering. Dit betekent dat aan de verdachte de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege wordt opgelegd. De rechtbank overweegt hierbij dat deze maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, zodat de totale duur van de maatregel niet in tijd is beperkt (artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht).
De schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft ambtshalve oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd t.a.v. [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ter hoogte van het bedrag dat de verdachte door hen aan wederrechtelijk voordeel heeft verkregen (het ontnemingsbedrag van in totaal € 44.735,00).
Artikel 36f Sr staat de rechter toe om, ook ambtshalve, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten behoeve van een slachtoffer, indien en voor zover de verdachte jegens dit slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Hoewel [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] in deze strafprocedure geen schadevergoeding hebben gevorderd, acht de rechtbank het wel passend dat ten behoeve van hen de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. De verdachte heeft zich geld toegeëigend dat door hen is verdiend en dus ook aan hen toebehoort. De rechtbank berekent de hoogte van dit bedrag als volgt.
Uit gegevens van Tease Media (de beheerder van de websites [naam website 1] en [naam website 2] ) blijkt dat de seksadvertenties van [slachtoffer 5] in de periode van 30 oktober 2015 tot en met 19 september 2016 gedurende 268 van de 337 dagen actief is geweest, dus 79,5% van de dagen. Indien dit percentage werkzame dagen wordt geëxtrapoleerd over de gehele werkzame periode zou dit in de periode van 1 december 2014 tot en met 4 oktober 2016 (674 dagen) neerkomen op (0,795 x 674 = 535,83 ) afgerond 500 gewerkte dagen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om uit te gaan van een ander aantal gewerkte dagen, zodat de rechtbank uitgaat van 500 door [slachtoffer 5] gewerkte dagen.
Niet vaststaat wat de gemiddelde dagopbrengst van [slachtoffer 5] was. [slachtoffer 5] en De verdachte verklaren hier wisselend over, maar de rechtbank maakt uit de verklaring van [slachtoffer 5] op dat dit minstens 100 euro netto per dag moet zijn geweest. Zij verklaarde immers dat zij in het begin 4-5 klanten per dag had, en soms 10 klanten, en op het einde 1-5 klanten. Een netto-opbrengst van € 100,00 per dag levert een totale netto-opbrengst op van (500 x
€ 100,00 =) € 50.000,00. [slachtoffer 5] en de verdachte hebben beiden verklaard dat zij een gedeeld huishouden hadden en dat zij het geld gezamenlijk besteedden. Hoewel het dossier aanknopingspunten bevat dat een groter deel van de opbrengst aan de verdachte toekwam dan aan [slachtoffer 5] , gaat de rechtbank, ten voordele van de verdachte en conform het ontnemingsrapport, uit van een gelijke verdeling. Dit betekent dat de rechtbank er vanuit gaat dat de verdachte zich een bedrag van € 25.000,00 heeft toegeëigend dat door [slachtoffer 5] is verdiend.
De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 3] in februari 2016 op 10 dagen klanten heeft ontvangen. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat [slachtoffer 3] tussen de 0 en 4-5 klanten per dag ontving , zodat de rechtbank uitgaat van gemiddeld 3 klanten per dag. In februari 2016 werd er geadverteerd met lagere prijzen dan in de periode ervoor, hetgeen kan duiden op specifieke prijzen voor [slachtoffer 3] . De tarieven betroffen € 50,00 voor een halfuur zonder condoom en € 70,00 voor escort. Uitgaande van drie klanten per dag wordt in het ontnemingsrapport uitgegaan van een gemiddelde dagopbrengst van € 170,00. Dit betekent een totale opbrengst van € 1.700,00. In het ontnemingsrapport zijn advertentiekosten, kosten voor condooms en glijmiddel en de kosten voor het korset op de opbrengst in mindering gebracht. De rechtbank zal deze kosten ook in mindering brengen op de opbrengsten. Dit betekent een totaal van € 98,00 aan aftrekbare kosten zodat met de uitbuiting van [slachtoffer 3] een bedrag van € 1.602,00, afgerond € 1.600,00, is verdiend. De rechtbank zal er, conform het ontnemingsrapport, vanuit gaan dat een kwart van dit bedrag aan de verdachte is toegekomen, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat de verdachte zich een bedrag van
€ 400,00 heeft toegeëigend dat door [slachtoffer 3] is verdiend.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank beslist tot het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel van € 25.000,00 ten behoeve van [slachtoffer 5] en een schadevergoedingsmaatregel van € 400,00 ten behoeve van [slachtoffer 3] . Deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
De verdachte wordt vrijgesproken m.b.t. de feiten die zien op [slachtoffer 4] , zodat de rechtbank geen schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 4] oplegt.
Indien de verdachte niet aan de betalingsverplichting voldoet kan gijzeling worden toegepast. De rechtbank berekent de duur van de gijzeling conform de afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De draagkracht van de verdachte vormt voor de rechtbank geen reden om een andere duur van de gijzeling te bepalen.
Conclusie
Samengevat betekent het voorgaande dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren en daarnaast de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege zal opleggen. Aangezien de verdachte al een groot deel van de gevangenisstraf in het kader van de voorlopige hechtenis heeft uitgezeten, ziet de rechtbank geen aanleiding om een advies op te nemen omtrent het tijdstip waarop de maatregel van tbs dient aan te vangen (artikel 37b lid 2 Sr). Naast de gevangenisstraf en de tbs-maatregel legt de rechtbank aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel op ten behoeve van [slachtoffer 5] ter hoogte van € 25.000,00 en ten behoeve van [slachtoffer 3] ter hoogte van € 400,00.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 6] heeft zich als benadeelde partij bij feit 2 onder parketnummer 03/720662-19 in het strafproces gevoegd. Hij vordert € 155,74 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde som voor niet-geleverde diensten (€ 150,00) en reiskosten voor het doen van aangifte (€ 5,74). Daarnaast vordert [slachtoffer 6] , onder verwijzing naar een factuur van zijn advocaat, € 121,00 als vergoeding voor gemaakte proceskosten.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toewijsbaar is, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met dien verstande dat aan proceskosten conform het liquidatietarief in civiele kantonzaken een bedrag van € 36,00 toegewezen moet worden. De verdachte dient hoofdelijk veroordeeld te worden tot betaling van het schadebedrag.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 6] vordert vergoeding van het geldbedrag waarvoor hij is opgelicht en vergoeding van de reiskosten. Deze schadeposten vormen een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit 2, zijn voldoende onderbouwd en door de verdediging niet weersproken. Het gevorderde bedrag aan materiële schade wordt daarom geheel toegewezen.
De verdachte is naar burgerlijk recht samen met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor de door [slachtoffer 6] geleden schade.
Het toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop het feit is gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen aan de verdachte.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de proceskosten die [slachtoffer 6] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. Hoewel [slachtoffer 6] zich ter terechtzitting niet heeft laten bijstaan door een gemachtigde, heeft hij dit wél voorafgaand aan de zitting gedaan. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de proceskosten te begroten conform het liquidatietarief in civiele kantonzaken. Het bedrag van de te liquideren kosten is enerzijds afhankelijk van de verrichte werkzaamheden en anderzijds van het geldelijk belang van de zaak. Gelet op de hoogte van de vordering van [slachtoffer 6] dient aansluiting gezocht te worden bij het liquidatietarief voor kantonzaken met een hoofdsom tot € 250,00. In dit tarief wordt ieder punt gewaardeerd op € 36,00. Voor het indienen van de schriftelijke vordering met hulp van zijn advocaat heeft [slachtoffer 6] recht op vergoeding van één punt. Dit betekent dat de proceskosten tot heden begroot worden op € 36,00.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38e, 47, 55, 57, 273f, 300, 304 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van feit 2 onder parketnummer 03/702626-16;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/720662-19 en voor de feiten 1, 3 en 4 onder parketnummer 03/702626-16 tot een gevangenisstraf van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Tbs-maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd;
Schadevergoedingsmaatregel
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] van een bedrag van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 160 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partijalHal [slachtoffer 6] en de schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe en veroordeelt de verdachte mitsdien hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] te betalen een bedrag van € 155,74 ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 april 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, welke kosten tot op heden worden begroot op € 36,00;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een van de mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag te betalen;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] van een bedrag van € 155,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 april 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 3 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een van de mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. M.M. Beije en
mr. drs. E.C.M. Hurkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
in de zaak met parketnummer 03/720662-19:
1.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 28 mei 2019 in de gemeente Kerkrade en/of de gemeente Brunssum althans in Limburg, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , met en/of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt (sub 8), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (telkens)
- een (aanzienlijk) gedeelte van de verdiensten van de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ontvangen;
2.
hij, meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 28 mei 2019 in de gemeente Kerkrade en/of de gemeente Meerssen en/of de gemeente Maastricht, althans in Limburg, in elk geval (telkens) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] en/of D.C.A. [slachtoffer 7] en/of K. [slachtoffer 8] en/of nog onbekend
gebleven perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een hoeveelheid geld,
hebbende verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich (telkens) als (een) sekswerker voorgedaan en/of met die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of nog onbekend gebleven perso(on)n(en) een seksafspraak gemaakt en/of geld in ontvangst genomen en/of (vervolgens) de afgesproken seksuele diensten niet verleend;
in de zaak met parketnummer 03/702626-16:
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2016 tot en met 25 februari 2016, in ieder geval inof omstreeks de periode van januari 2016 tot en met februari 2016 te Kerkrade, in de woning aan de [adres] en/althans bij klanten in de provincie Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 3] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik
van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededaders wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 3] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer 3] , (sub 6°),
bestaande uit (onder andere)
-door met deze [slachtoffer 3] een afspraak te maken en/of haar over te halen om weg te lopen uit de instelling waar zij verbleef vanwege haar (verstandelijke) beperkingen en/of beïnvloedbaarheid en/of kwetsbaarheid en/of haar een slaapplek en/of eten en/of drugs aan te bieden en/of
-door (een) seksadvertentie(s) met een of meerdere foto's van [slachtoffer 3] te plaatsen op (een) sekssite(s) en/of
-door deze [slachtoffer 3] te huisvesten en prostitutie te laten bedrijven in de woning aan de [adres] te Kerkrade alwaar ook klanten werden ontvangen en/althans te vervoeren naar (de woning van) klanten, terwijl verdachten(n) dan buiten bleven/bleef wachten en/of
-door deze [slachtoffer 3] een Korset te laten dragen en/althans lingerie en de foto's die daarvan werden gemaakt aan klanten te laten zien en/of
-door het verdiende geld dat werd betaald voor deze seksuele diensten in ontvangst te nemen en/of
-door deze [slachtoffer 3] onder druk te zetten als zij deze seksuele dienstverlening niet wilde voortzetten en/of
-door haar pasje en beurs af/in te nemen en/of
-door de (voor) deur op slot te doen zodat deze [slachtoffer 3] niet weg kon komen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 19 december 2016 te Kerkrade in de woning aan de [adres] en/althans bij klanten in de provincie Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 4] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 4] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van
die/een ander, te weten [slachtoffer 4] , (sub 6°),
bestaande uit (onder andere),
- door (met) genoemde [slachtoffer 4] contact te leggen (via facebook) en haar uit te nodigen om naar de woning van verdachte(n) te komen en/of door haar met de auto te gaan ophalen en/of
- door met geweld (door het slaan in het gezicht) en/of
- door bedreiging door te zeggen : "Ik doe je wat aan, ik vermoord je ouders en/of ik steek je huis in brand", te dwingen om klanten te bevredigen en/of daarvoor de prijs te bepalen en/of
- door het geld van de klanten in bewaring te houden en/of in te nemen en/of
- door aan die [slachtoffer 4] verdovende middelen te verstrekken zodat het haar niet zo zwaar zou vallen en/of tegen [slachtoffer 4] te zeggen dat ze haar mond moest houden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 4 oktober 2016 te Kerkrade en/of in Limburg, een ander, te weten [slachtoffer 5] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 5] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 5] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°)
- en/of(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer 5] , (sub 6°), bestaande uit (onder andere)
- deze [slachtoffer 5] te bedreigen met de woorden: "vieze hoer, denk d'r aan", en/of (in het gezicht) te slaan en/of een blauw oog te slaan en/of aan de haren te trekken en/of
- van deze [slachtoffer 5] foto's te maken en/of een seksadvertentie te plaatsen en/of
- door te bepalen hoeveel klanten moesten betalen voor de seks met [slachtoffer 5] en/of de verdiensten van [slachtoffer 5] in te nemen.
- door zijn , verdachtes, naam op de buik van [slachtoffer 5] te laten tatoeëren
4.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 4 oktober 2016 te Kerkrade opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 5] , heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel, onderzoek CATANZARO LBRCC19018, gesloten d.d. 24 maart 2020, en doorgenummerd van pagina 1 t/m 1842.
2.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] , dossierpagina 991 tot en met 995.
3.Het intakegesprek met [slachtoffer 2] , dossierpagina 404 en 405.
4.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] , dossierpagina 1071 tot en met 1079.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , pagina 1264 tot en met 1268.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 383 tot en met 385.
7.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, eenheid Limburg, afdeling Vreemdelingenpolitie Identificatie en Mensenhandel (AVIM), onderzoek HORTENSIA, LBRCC16004, doorgenummerd van pagina 1 t/m 4261.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 18.
9.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 20 t/m 23.
10.De e-mail aan Mijnsbergen van 29 februari 2016 (bijlage bij het proces-verbaal van aangifte), pagina 25.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 40 t/m 43; proces-verbaal van studioverhoor, pagina 45 t/m 97.
12.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 4 september 2019.
13.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , pagina 99 t/m 121, en het proces-verbaal van studioverhoor van [slachtoffer 5] door de rechter-commissaris van 6 september 2019.
14.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 5] , pagina 2858.
15.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , pagina 99 t/m 121, en het proces-verbaal van bevindingen van verhoor [slachtoffer 5] , pagina 2661 t/m 2688.
16.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , pagina 1981 en 1982.
17.Het proces-verbaal ven verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 1701.
18.De kennisgeving van inbeslagneming, pagina 374.
19.De bijlage bij het proces-verbaal van aangifte, pagina 26 t/m 28.
20.De bijlage bij het proces-verbaal van aangifte, pagina 123 en 124.