ECLI:NL:RBLIM:2021:8768

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
C/03/284863 / HA ZA 20-566
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over dekking bedrijfsschadeverzekering en zorgplicht verzekeringstussenpersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 17 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Delphinium B.V. en haar verzekeraar ASR Schadeverzekering N.V., alsook de verzekeringstussenpersoon Assurantiekantoor Bemelmans B.V. Delphinium, een organisatie die zorggerelateerde diensten aanbiedt, had een bedrijfsschadeverzekering afgesloten bij ASR. Na waterschade in een zorglocatie, die op 23 augustus 2019 optrad, weigerde ASR dekking te verlenen op basis van een leegstandsclausule in de polisvoorwaarden. Delphinium vorderde dat ASR gehouden was dekking te verlenen voor de schade, en stelde dat Bemelmans tekort was geschoten in haar zorgplicht als verzekeringstussenpersoon.

De rechtbank oordeelde dat ASR terecht dekking had geweigerd, omdat het bedrijfspand op het moment van de schade leegstond en niet in gebruik was als zorglocatie. De rechtbank concludeerde dat de polisvoorwaarden duidelijk waren en dat Delphinium niet had voldaan aan de meldplicht bij leegstand. Hierdoor was ASR niet gehouden om de schade te vergoeden.

Wat betreft de vordering tegen Bemelmans, oordeelde de rechtbank dat, zelfs als er sprake zou zijn van een tekortkoming in de zorgplicht van Bemelmans, er geen causaal verband was tussen deze tekortkoming en de schade van Delphinium, aangezien de leegstand de reden was voor de afwijzing van de dekking door ASR. De vorderingen van Delphinium tegen zowel ASR als Bemelmans werden afgewezen, en Delphinium werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/284863 / HA ZA 20-566
Vonnis van 17 november 2021 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DELPHINIUM B.V.,
gevestigd te Voerendaal,
eiseres,
advocaat: mr. S.X.J. Zuidema,
tegen
1. de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde sub 1,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASSURANTIEKANTOOR BEMELMANS B.V.,
gevestigd te Kerkrade,
gedaagde sub 2,
advocaat: mr. P.M. Leerink.
Partijen zullen hierna “Delphinium”, “Asr Schadeverzekering” en “Bemelmans” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 28,
  • de conclusie van antwoord van Asr Schadeverzekering met de producties 1 tot en met 6,
  • de conclusie van antwoord van Bemelmans met de producties 1 tot en met 18,
  • de akte aanvullende producties van Delphinium met productie 29 van 19 mei 2021,
  • de ten behoeve van de mondelinge behandeling overgelegde aanvullende productie 30 (notitie mr. dr. De Jong) van Delphinium,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 2 juni 2021,
  • de akte vermeerdering/vermindering eis en inbrengen nadere productie 31 van Delphinium,
  • de akte uitlating van Asr Schadeverzekering van 30 juni 2021,
  • de antwoordakte van Bemelmans van 30 juni 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Delphinium is een organisatie die zich toelegt op het doen faciliteren, beheren en exploiteren van zorg gerelateerde ondernemingen en het exploiteren van een thuiszorgorganisatie. De heer [naam bestuurder] (hierna: “ [naam bestuurder] ”) is bestuurder van Delphinium. Delphinium legt zich feitelijk toe op het leveren van op maat gesneden kleinschalige
24-uurszorg voor ouderen. Delphinium bood deze 24-uurszorg in eerste instantie vanaf haar twee locaties, te weten Villa Ridderspoor te Nuth en Zorgresidentie De Voort te Landgraaf, aan. De cliënten van Delphinium wonen op de desbetreffende locaties.
2.2.
Delphinium heeft bij Asr Schadeverzekering een bedrijfsschadeverzekering en een inventaris- en goederenverzekering afgesloten met als doel het risico op eventuele schade met betrekking tot de door haar geëxploiteerde zorgorganisatie af te dekken.
2.3.
Bemelmans is sinds maart 2016 de verzekeringstussenpersoon van Delphinium. De verzekeringsportefeuille van Delphinium is bij Bemelmans ondergebracht. De betreffende bedrijfsschadeverzekering en inventaris- en goederenverzekering voor Delphinium zijn door Bemelmans bij Asr Schadeverzekering afgesloten.
2.4.
Zorghuis Onze Lieve Vrouw B.V. (hierna: “OLV”) is een organisatie
die zich toelegt op onder meer het verhuren van zorgruimte. [naam bestuurder] is een van de
bestuurders en aandeelhouders van OLV. OLV heeft in 2018 het voormalige
kerkgebouw te Voerendaal, gevestigd aan het Onze Lieve Vrouweplein 51, aangekocht ten behoeve van haar bedrijfsactiviteiten (hierna: “het bedrijfspand”).
2.5.
Delphinium heeft op 16 augustus 2019 met OLV met betrekking tot het bedrijfspand een huurovereenkomst gesloten, met ingang van 1 september 2019 voor de duur van minimaal tien jaar. Delphinium beoogde in het bedrijfspand ook op maat gesneden kleinschalige 24-uurszorg aan ouderen te leveren.
2.6.
Voordat het bedrijfspand geschikt zou zijn om als zorglocatie te kunnen functioneren, diende het ingrijpend gerenoveerd te worden. In dat kader heeft OLV de herontwikkeling van het bedrijfspand op zich genomen en ten behoeve van de feitelijke uitvoering daarvan een aannemingsovereenkomst met Exploitatiebedrijf Wierts B.V. (hierna: “Wierts”) gesloten.
2.7.
De oplevering van het werk door Wierts stond oorspronkelijk gepland op 26 juli 2019. Oplevering van het werk heeft toen niet plaatsgevonden, omdat het werk op dat moment door Wierts nog niet was afgerond. OLV en Wierts hebben toen afgesproken dat het werk op 30 augustus 2019 zou worden opgeleverd. Wel zijn op 26 juli 2019 de sleutels van het bedrijfspand overhandigd aan OLV, die op haar beurt de sleutels toen al aan Delphinium heeft verstrekt.
2.8.
[naam bestuurder] heeft op 26 juli 2019 de sleutels van het bedrijfspand van OLV in ontvangst genomen. [naam bestuurder] heeft op of omstreeks diezelfde datum telefonisch contact opgenomen met Bemelmans, in de persoon van de heer [naam] , die aldaar werkzaam is (hierna: “ [naam] ”), en verzocht om het bedrijfspand per direct voor zowel bedrijfsschade als inventaris en goederen te verzekeren.
2.9.
Bemelmans heeft per e-mail van 5 augustus 2019 Asr Schadeverzekering verzocht om het bedrijfspand als derde risicoadres op de al lopende polis van Delphinium te laten bijschrijven. In deze e-mail staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
‘(…). Naar aanleiding van 3e risicoadres van Delphinium BV zenden wij u deze e-mail.
Graag willen wij u verzoeken om 3e risicoadres aantekenen op de polis. Het adres is O.L. Vrouweplein 51, 6367 BH te Voerendaal.
Het gaat om € 20.000,- inventaris en goederen zijnde medicijnkarren, laptops etc.
De bestemmingsomschrijving is hetzelfde als risicoadressen 1 en 2, een Zorghuis. (…).’
2.10.
In de periode tussen 26 juli 2019 en de ingangsdatum van de huurovereenkomst
(1 september 2019) trof Delphinium diverse voorbereidingen voor de exploitatie van het bedrijfspand als zorglocatie. In die periode voerde Wierts nog verbouwingswerkzaamheden aan het bedrijfspand uit.
2.11.
Tijdens deze verbouwingswerkzaamheden is in de nacht van 22 op 23 augustus 2019 in het plafond van een invalidetoilet binnen in het bedrijfspand een koppeling van een ringleiding gesprongen. Hierdoor is de gehele begane grond van het bedrijfspand onder een laag water van drie tot vijf centimeter komen te staan. De waterlekkage is door [naam bestuurder] op 23 augustus 2019 geconstateerd.
2.12.
Asr Schadeverzekering heeft aan Bemelmans de nieuwe polis gezonden, die gedateerd is op 12 augustus 2019. Op 3 september 2019 heeft [naam bestuurder] , naar aanleiding van de ontvangen polisbladen, per e-mail aan Bemelmans medegedeeld:
‘Ik heb de nieuwe polis (verzekeringsoverzicht) van ASR ontvangen.
Hierop is de inventaris en goederenverzekering aangepast, Zorghuis OLV is toegevoegd.
Deze locatie moet ook toegevoegd worden aan onze bedrijfsschadeverzekering.
Kun jij dit oppakken?’
2.13.
Bemelmans heeft per e-mail van eveneens 3 september 2019 aan [naam bestuurder] laten weten dat dit al was gebeurd.
2.14.
Op 4 september 2019 heeft Bemelmans telefonisch en per e-mail Asr Schadeverzekering verzocht de polis te wijzigen, omdat bleek dat op de op 12 augustus 2019 gedateerde polisbladen het bedrijfspand niet was aangetekend op de bedrijfsschadeverzekering, maar enkel op de inventaris- en goederenverzekering.
2.15.
Delphinium heeft een (herzien) verzekeringsoverzicht van Asr Schadeverzekering ontvangen, gedateerd 19 september 2019, waarop het bedrijfspand opnieuw niet als risicoadres op de bedrijfsschadeverzekering was aangetekend.
2.16.
Bemelmans heeft nadien opnieuw verzocht tot het aantekenen van het bedrijfspand als risicoadres op de bedrijfsschadeverzekering met ingang van 5 augustus 2019. Uiteindelijk heeft Delphinium op 23 oktober 2019 een nieuw polisblad ontvangen, waarin is opgenomen dat bedrijfsschade met betrekking tot het bedrijfspand per 5 augustus 2019 is meeverzekerd.
2.17.
De waterschade in het bedrijfspand is op 15 november 2019 bij Asr Schadeverzekering gemeld. Bemelmans was sedert 24 augustus 2019 op de hoogte van de waterschade in het bedrijfspand.
2.18.
Asr Schadeverzekering heeft op 21 april 2020 onderzoeksbureau I-TEK B.V. (hierna: “I-TEK”) de opdracht gegeven onderzoek te verrichten naar de schadeveroorzakende gebeurtenis in het bedrijfspand en de als gevolg daarvan ontstane schade. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft I-TEK op 25 juni 2020 gerapporteerd (productie 21 bij dagvaarding).
2.19.
Asr Schadeverzekering heeft dekking voor de door Delphinium geleden schade afgewezen.

3.De vordering

3.1.
Delphinium vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Ten aanzien van Asr Schadeverzekering:
I. voor recht verklaart dat Asr Schadeverzekering gehouden is dekking te verlenen voor de door Delphinium geleden schade;
II. Asr Schadeverzekering veroordeelt uit hoofde voormeld aan Delphinium te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting het schadebedrag, begroot ad
€ 152.682,30 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
23 augustus 2019, zijnde de schadedatum, althans vanaf de dag der aanzegging, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
III. Asr Schadeverzekering veroordeelt uit hoofde voormeld aan
Delphinium te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting de
buitengerechtelijke incassokosten, begroot ad € 2.825,00 euro exclusief BTW, te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der
algehele voldoening;
IV. en Asr Schadeverzekering veroordeelt in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf veertien dagen na datum van het in dezen te wijzen vonnis tot de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met de nakosten.
Ten aanzien van Bemelmans:
V. voor recht verklaart dat Bemelmans tekort is geschoten in de nakoming van
haar verplichtingen als verzekeringstussenpersoon en dat zij haar zorgplicht als naar
redelijk bekwaam en naar redelijk inzicht handelend beroepsgenoot heeft
geschonden, waardoor wanprestatie is ontstaan indien
Asr Schadeverzekering terecht dekking afwijst vanwege de schending van
de zorgplicht van Bemelmans;
VI. Bemelmans veroordeelt aan Delphinium te betalen het bedrag van
€ 57.986,26, zulks uit hoofde van schending van de zorgplicht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2021;
VII. Bemelmans voorwaardelijk, te weten indien Asr Schadeverzekering terecht dekking
afwijst vanwege de schending van de zorgplicht van Bemelmans, veroordeelt
uit hoofde voormeld aan Delphinium te betalen tegen behoorlijk bewijs van
kwijting het schadebedrag, begroot op € 152.682,30, te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf 23 augustus 2019, zijnde de schadedatum, althans vanaf de
dag der aanzegging, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele
voldoening;
VIII. Bemelmans voorwaardelijk, te weten indien Asr Schadeverzekering terecht
dekking afwijst vanwege de schending van de zorgplicht van Bemelmans,
veroordeelt uit hoofde voormeld aan Delphinium te betalen tegen behoorlijk bewijs
van kwijting de buitengerechtelijke incassokosten, begroot op € 2.825,00 exclusief
BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, tot de
dag der algehele voldoening;
IX. veroordeelt in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf veertien dagen na datum van het in dezen te wijzen vonnis tot de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met de nakosten.
3.2.
Delphinium heeft aan haar vordering jegens Asr Schadeverzekering ten grondslag gelegd dat Asr Schadeverzekering, gelet op het gegeven dat zij geen dekking verleent voor de door Delphinium ten gevolge van de lekkage in het zorgcomplex geleden schade, toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen die voortvloeien uit de verzekeringsovereenkomst die zij met Delphinium is aangegaan. Gelet daarop dient Asr Schadeverzekering de door Delphinium geleden schade te vergoeden.
3.3.
Delphinium vordert een bedrag van € 57.986,26 van Bemelmans, zijnde het bedrag ter zake onderverzekering. Voorts heeft Delphinium haar vordering jegens Bemelmans voorwaardelijk ingesteld, voor zover de rechtbank mocht oordelen dat Asr Schadeverzekering om enige reden niet gehouden zou zijn dekking te verlenen, althans het schadebedrag niet zou hoeven uit te keren op grond van een reden die voortvloeit uit de schending van de zorgplicht van Bemelmans. In dat geval schiet Bemelmans toerekenbaar tekort in de nakoming van haar verplichtingen die voortvloeien uit de bemiddelingsovereenkomst die partijen zijn aangegaan, althans handelt zij jegens Delphinium onrechtmatig en dient Bemelmans de in dat geval geleden schade te vergoeden.
3.4.
Asr Schadeverzekering en Bemelmans voeren verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Ten aanzien van de vordering jegens Asr Schadeverzekering
4.1.
Delphinium vordert dat Asr Schadeverzekering, op grond van een met Asr Schadeverzekering gesloten verzekeringsovereenkomst, dekking biedt voor de door haar geleden schade en deze aan haar vergoedt.
4.2.
Asr Schadeverzekering betwist op diverse gronden dat zij gehouden is om de door Delphinium geleden schade te vergoeden. Asr Schadeverzekering verweert zich – onder meer – met de stelling dat niet voldaan is aan het onzekerheidsvereiste, dat bij het verzoek met terugwerkende kracht dekking te verlenen niet tevens een melding van de waterschade van 23 augustus 2019 is gedaan en dat sprake is van dwaling dan wel bedrog. Voorts heeft Asr Schadeverzekering aangevoerd dat hoogstens sprake kan zijn van een beperkte dekking voor brand of storm, gelet op het gegeven dat op 23 augustus 2019 sprake was van leegstand.
Stond het gebouw leeg ten tijde van de aanvraag voor de verzekering?
4.3.
Zelfs indien de rechtbank veronderstellenderwijs aanneemt dat er op basis van een tussen partijen gesloten bedrijfsschadeverzekering op 23 augustus 2019 dekking bestond voor het bedrijfsschaderisico van het bedrijfspand, dan leidt dit naar het oordeel van de rechtbank niet tot het oordeel dat Asr Schadeverzekering ook gehouden is de door Delphinium geleden schade te vergoeden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.4.
Op basis van de processtukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling van de zaak naar voren is gekomen, staat vast:
  • dat in artikel 6.3 van de “
  • dat het bedrijfspand oorspronkelijk een kerk was en in 2018 door OLV is aangekocht met als doel het te verbouwen tot een zorghuis;
  • dat het bedrijfspand ingrijpend diende te worden verbouwd teneinde als zorghuis te kunnen gaan functioneren;
  • dat zolang de verbouwing voortduurde, en dat was in ieder geval tot na 23 augustus 2019, het bedrijfspand in ieder geval niet in gebruik was als zorghuis;
  • dat er op of voor 23 augustus 2019 nog geen kamers waren verhuurd aan zorgbehoevenden;
  • dat het op of voor 23 augustus 2019 ook niet mogelijk zou zijn geweest kamers voor zorgbehoevenden alvast te gebruiken, omdat de verbouwingswerkzaamheden nog niet waren afgerond, en verder omdat op zijn minst een voor zulk gebruik essentieel gedeelte van de inboedel ontbrak.
4.5.
Over het gebruik van het pand op 23 augustus 2019 heeft [naam bestuurder] een uitgebreide verklaring afgelegd tegenover onderzoeker [naam onderzoeker] van I-TEK. Blijkens de daarvan opgemaakte schriftelijke, en voor akkoord door [naam bestuurder] ondertekende, verklaring heeft [naam bestuurder] onder meer verklaard dat het bedrijfspand op de schadelocatie een voormalige kerk betreft die door OLV eind 2018 is gekocht van het toenmalige kerkbestuur. Het voormalige kerkgebouw is gekocht met het doel dit te verbouwen tot een zorghuis. De ingangsdatum van de huurovereenkomst tussen Delphinium en OLV was 1 september 2019. De waterschade is ontstaan in de nacht van 22 op 23 augustus 2019. Deze is op 23 augustus 2019 ontdekt door mensen die buiten het bedrijfspand aan het werk waren. Op de schadedatum 23 augustus 2019 was het bedrijfspand op het schadeadres zo goed als leeg, met uitzondering van een deel inventaris en goederen van OLV en Delphinium, aldus [naam bestuurder] (pagina 4, onderaan, van die verklaring, overgelegd bij productie 21 bij dagvaarding).
4.6.
[naam bestuurder] heeft de juistheid van de door hem tegenover onderzoeker [naam onderzoeker] afgelegde verklaring in deze procedure niet afdoende betwist. Integendeel, tijdens de mondelinge behandeling heeft hij in lijn met de eerder tegenover onderzoeker [naam onderzoeker] van I-TEK afgelegde verklaring, onder meer verklaard dat het de bedoeling was dat de zorgbehoevenden pas vanaf 4 september 2019 in het bedrijfspand zouden gaan wonen.
4.7.
Nu de toepasselijke polisvoorwaarden geen definitie van leegstand bevatten, ligt het voor de hand aansluiting te zoeken bij het normale spraakgebruik. Daaruit volgt dat onder leegstand niet alleen fysieke leegstand moet worden verstaan (de situatie dat er geen of weinig inboedel aanwezig is), maar daaronder ook moet worden begrepen de situatie dat het bedrijfspand niet wordt gebruikt conform haar bestemming als – in dit geval – zorghuis. Op grond van de verklaringen van [naam bestuurder] in combinatie met de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat ten tijde van de verzekeringsaanvraag sprake was van leegstand.
4.8.
Delphinium heeft in dit kader nog naar voren gebracht dat op 23 augustus 2019 al inventaris aanwezig was, nieuwe bewoners al bezig waren met het inrichten van hun kamers en dat er (bijna) iedere dag mensen in het bedrijfspand aanwezig waren. Ook voert Delphinium aan dat zij in de maand augustus al zorgpersoneel in dienst had genomen. De rechtbank is van oordeel dat Delphinium hiermee onvoldoende gemotiveerd betwist dat sprake is van leegstand. Zij heeft het door haar gestelde gebruik van het bedrijfspand onvoldoende concreet toegelicht, nu immers vaststaat dat er op 23 augustus 2019 nog geen kamers aan zorgbehoevenden waren verhuurd en dat de aanwezige inboedel, zoals [naam bestuurder] zelf ook heeft verklaard, maar zeer beperkt van omvang was. Bovendien betekent de aanwezigheid van mensen in het bedrijfspand niet dat het bedrijfspand niet leeg stond in de zin zoals hiervoor onder r.o. 4.7 weergegeven. De rechtbank passeert dan ook het in dit verband gedane bewijsaanbod van Delphinium.
4.9.
In de polisvoorwaarden staat nadrukkelijk vermeld dat in geval van het geheel of gedeeltelijk leeg staan van het gebouw, dan wel in geval dat het gebouw langer dan twee maanden buiten gebruik is, er alleen dekking bestaat voor schade door brand of storm. Daaruit volgt dat leegstand een feit is waarvan, naar Delphinium wist of behoorde te begrijpen, de beslissing van Asr Schadeverzekering of, en zo ja op welke voorwaarden, zij de verzekering zou willen sluiten, afhangt of kan afhangen (vgl. artikel 7:928 lid 1 BW).
4.10.
Naar het oordeel van de rechtbank staat voorts voldoende vast dat Asr Schadeverzekering het bedrijfspand niet zou hebben verzekerd als zij geweten had dat sprake was van leegstand (vgl. artikel 7:930 lid 1 en 4 BW). Niet alleen bepalen de polisvoorwaarden in geval van gehele of gedeeltelijke leegstand dan wel indien het gebouw langer dan twee maanden buiten gebruik is, dat alleen dekking bestaat voor schade door brand of storm, ook heeft Asr Schadeverzekering onweersproken gesteld dat het risico verbonden aan een bedrijfspand in verbouwing onvergelijkbaar is met het risico verbonden aan een bedrijfspand dat in gebruik is als zorghuis.
4.11.
Voor zover Delphinium tijdens de mondelinge behandeling (zie randnummer 12 e.v. van haar spreekaantekeningen) heeft aangevoerd dat het wel of niet leegstaan van het bedrijfspand geen invloed heeft gehad op de verwezenlijking van het risico of de mate waarin dit risico zich heeft verwezenlijkt en dat het al dan niet vermelden ervan in deze zaak dus niet relevant is, gaat de rechtbank daaraan voorbij. Genoegzaam is immers gebleken dat Asr Schadeverzekering geen leegstaande gebouwen verzekert. In hoeverre, achteraf gezien, de leegstand van belang is geweest voor de verwezenlijking van het risico is daarom irrelevant.
4.12.
De stelling van Delphinium dat de leegstandsclausule enkel betrekking heeft op het adres Kerkstraat 36 A te Voerendaal en niet op het adres Onze Lieve Vrouweplein 51 te Voerendaal, volgt de rechtbank alleen al niet nu uit de nadien opgemaakte polisbladen van 23 oktober 2019 het bedrijfspand aan het Onze Lieve Vrouweplein 51 als te verzekeren derde adres staat vermeld. In deze polis staat, voor zover thans van belang, immers:
‘Bedrijfsschade / andere gebouwen
U bent ook verzekerd voor bedrijfsschade als gevolg van schade aan goederen op HET volgende ADRES:
(…)
O.L. VROUWEPLEIN 51 TE VOERENDAAL’
4.13.
De conclusie is dat de vordering zal worden afgewezen. Asr Schadeverzekering heeft dekking onder de verzekering reeds terecht afgewezen op de grond dat sprake was van leegstand van het bedrijfspand. Dit betekent dat de overige gronden geen bespreking behoeven.
4.14.
Delphinium zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Asr Schadeverzekering worden begroot op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat €
4.425,00 (2,5 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 8.556,00
Ten aanzien van de vordering jegens Bemelmans
4.14.
Delphinium legt aan haar vordering jegens Bemelmans, naar de rechtbank begrijpt, ten grondslag dat Bemelmans toerekenbaar tekort is geschoten in de zorg die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam tussenpersoon verwacht mag worden, nu:
Delphinium tijdig bij Bemelmans om dekking ten aanzien van bedrijfsschade en inventaris- en goederenschade heeft verzocht. Het had op de weg van Bemelmans gelegen om bij Asr Schadeverzekering kenbaar te maken dat Delphinium niet alleen om dekking verzocht ten aanzien van de inventaris- en goederenschade, maar ook om dekking verzocht ten aanzien van de bedrijfsschade. Het had voorts op de weg van Bemelmans gelegen, direct na het afgeven van de eerste foutieve polis door Asr Schadeverzekering op 12 augustus 2019, ervoor zorg te dragen dat deze fout zo spoedig mogelijk zou worden hersteld.
Delphinium de schade tijdig bij Bemelmans heeft gemeld. Uit het onderzoeksrapport van I-TEK komt immers ondubbelzinning naar voren dat het nieuwe risicoadres in ieder geval per 5 augustus 2019 op de al bestaande polis moest worden aangetekend en dat Delphinium de schade al op 4 september 2019 bij Bemelmans heeft gemeld. Door dit nalaten van Bemelmans heeft zij, gelet op de belangen van Delphinium, niet de zorg betracht zoals deze door een redelijk handelend beroepsgenoot zou moeten worden betracht.
4.15.
Bemelmans betwist gemotiveerd dat zij tekortgeschoten is in haar zorgplicht jegens Delphinium. Voorts betwist zij het bestaan van een causaal verband tussen de door Delphinium gestelde zorgplichtschendingen en de ontstane schade. Bemelmans voert aan dat een causaal verband ontbreekt als vast komt te staan dat sprake is van leegstand, dan wel dat Asr Schadeverzekering om een andere reden niet gehouden kan worden de schade van Delphinium te vergoeden.
4.16.
Hetgeen Delphinium aan haar vorderingen feitelijk ten grondslag heeft gelegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot een toewijzing van die vorderingen. Immers, zelfs indien de rechtbank veronderstellenderwijs zou aannemen dat Bemelmans toerekenbaar tekort zou zijn geschoten in de zorgplicht, zoals deze hiervoor onder r.o. 4.15 is weergegeven, dan nog ontbreekt een causaal verband met de door Delphinium geleden schade. Het is immers niet dát tekortschieten, maar het bestaan van leegstand, waardoor Asr Schadeverzekering niet gehouden is tot vergoeding van schade over te gaan.
4.17.
Nu een causaal verband tussen de gestelde zorgplichtschendingen en de door Delphinium geleden schade ontbreekt, moeten ook haar vorderingen jegens Bemelmans worden afgewezen. Hetgeen partijen overigens naar voren hebben gebracht, behoeft dan ook geen bespreking meer.
4.18.
Delphinium zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bemelmans worden begroot op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat €
4.425,00(2,5 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 8.556,00

5.De beslissing

De rechtbank
ten aanzien van de vorderingen jegens Asr Schadeverzekering
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Delphinium in de proceskosten, aan de zijde van Asr Schadeverzekering tot op heden begroot op € 8.556,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag voldoening,
5.3.
veroordeelt Delphinium in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, na betekening te vermeerderen met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
ten aanzien van de vorderingen jegens Bemelmans
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt Delphinium in de proceskosten, aan de zijde van Bemelmans tot op heden begroot op € 8.556,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag voldoening,
5.7.
veroordeelt Delphinium in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 zonder betekening en € 246,00 met betekening, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening,
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken.
typ: AP
coll: