Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De beoordeling
Wat is de kern?
De rechtsvordering van verzorgingsverstrekkers met betrekking tot de door hen geleverde geneeskundige verstrekkingen, diensten en goederen, daar inbegrepen de vordering wegens bijkomende kosten, verjaart ten overstaan van de patiënt door verloop van een termijn van 2 jaar te rekenen vanaf het einde van de maand waarin deze zijn verstrekt. Dezelfde bepaling is van toepassing voor geneeskundige verstrekkingen, diensten, goederen en bijkomende kosten welke door de verplegings- en verzorgingsinstelling of door derden werden geleverd of gefaktureerd.”.
Onlangs werd de prothese van Dhr. [gedaagde] afgeleverd.”. De verjaringstermijn is dus in ieder geval op 30 maart 2018 gaan lopen (en mogelijk al eerder als de protheses voorafgaand aan of kort na de verzending van de facturen in augustus / september 2017 al waren verstrekt). De verjaringstermijn is twee jaar. De vordering van [eiseres] is dus in principe op 30 maart 2020 verjaard, tenzij de verjaring tussen 30 maart 2018 en 30 maart 2020 door of namens [eiseres] is gestuit.
3.De beslissing
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;