ECLI:NL:RBLIM:2021:8632

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
9277471 AZ VERZ 21-75
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en inbreuk op concurrentiebeding en auteursrecht door ex-werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 25 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar ex-werkgever, Vita Natura B.V. De werkneemster was op staande voet ontslagen en had na haar ontslag klanten van Vita Natura benaderd om producten aan te bieden met het logo van Vita Natura. Vita Natura verzocht de rechter om de werkneemster te verbieden deze producten te verkopen en klanten te benaderen, alsook om geen gebruik te maken van foto’s, teksten en ontwerpen waarvan het auteursrecht bij Vita Natura berust. De werkneemster verzocht op haar beurt om te verklaren dat het non-concurrentiebeding uit haar arbeidsovereenkomst was komen te vervallen.

De procedure begon met een verzoekschrift van de werkneemster, die stelde dat het non-concurrentiebeding niet meer geldig was. Vita Natura voerde aan dat de werkneemster in strijd met dit beding handelde door concurrerende activiteiten te ontplooien. De kantonrechter oordeelde dat de werkneemster zich niet aan het non-concurrentiebeding hield en dat Vita Natura recht had op bescherming van haar auteursrechten. De rechter verbood de werkneemster om producten van Vita Natura aan te bieden en klanten te benaderen, en legde haar een dwangsom op voor elke overtreding. Tevens werd de werkneemster veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Vita Natura.

De uitspraak bevestigt de geldigheid van het non-concurrentiebeding en de bescherming van auteursrechten in het arbeidsrecht, en benadrukt de verantwoordelijkheden van werknemers na beëindiging van hun dienstverband.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9277471 AZ VERZ 21-75
Beschikking van de kantonrechter van 25 oktober 2021
in de zaak van
[verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken],
wonend in [woonplaats]
verzoekende partij en tevens verwerende partij ten aanzien van de tegenverzoeken
gemachtigde mr. drs. A.L. van den Bergh, advocaat in Maastricht
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VITA NATURA B.V.
gevestigd in Kerkrade
verwerende partij en tevens verzoekende partij ten aanzien van enige tegenverzoeken
gemachtigde mr. S.G.J. Habets, advocaat in Kerkrade
Partijen zullen hierna als [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] respectievelijk Vita Natura aangeduid worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen
  • het verweerschrift, tevens verzoekschrift, met bijlagen
  • de door [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] nagezonden bijlage 19
  • het aanvullende (tegen)verzoek van Vita Natura met de bijlagen 52a tot en met 56b
  • de mondelinge behandeling op 13 oktober 2021, ter gelegenheid waarvan namens [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] een pleitnota overgelegd is en waar partijen uitdrukkelijk verklaard hebben dat zij zich op basis van art. 96 Rv in deze procedure gezamenlijk en onder voorbehoud van recht op appèl tot de kantonrechter wenden en zijn beslissing in verzoekschriftvorm inroepen in plaats van alsnog de weg van een dagvaardingsprocedure te volgen.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald, zodat vandaag uitspraak gedaan kan worden.

2.De feiten

2.1.
Vita Natura ontwikkelt en verkoopt voedingssupplementen en vitaminen.
2.2.
[verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] is op 5 januari 2009 voor bepaalde tijd in dienst van Vita Natura getreden op grond van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor het vervullen van de functie van medewerk(st)er verkoop binnendienst. De arbeidsovereenkomst is achtereenvolgens met ingang van 5 juli 2009 en met ingang van 5 december 2010 voortgezet. Aansluitend heeft voortzetting met ingang van 5 december 2011 plaatsgevonden, maar nu voor onbepaalde duur, bij welke gelegenheid [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] functie gewijzigd is in die van ‘leidinggevende callcenter’. Alle voortzettingen hebben partijen vastgelegd in schriftelijke arbeidsovereenkomsten. Iedere arbeidsovereenkomst op de laatste na is namens Vita Natura ondertekend door [naam 1] . De laatste arbeidsovereenkomst (voor onbepaalde duur) is ondertekend door de in de Verenigde Staten woonachtige [naam 2] , (afgeleid) bestuurder van Vita Natura. Alle arbeidsovereenkomsten bevatten een non-concurrentiebeding met een werkingsduur van twee jaar na einde van die arbeidsovereenkomsten en een daaraan gekoppeld boetebeding. In dat laatste beding is bepaald dat de werkneemster bij overtreding van (onder meer) het non-concurrentiebeding een boete verschuldigd is van € 4.500,00 per overtreding, te vermeerderen met een boete van € 450,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd de bevoegdheid van de werkgeefster in plaats van deze boete vergoeding van de volledige schade te vorderen.
2.3.
[verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] beschikt over een op schrift gezet stuk (al dan niet in origineel) met de titel ‘Addendum arbeidsovereenkomst’ dat op 1 maart 2013 in Heerlen opgemaakt heet te zijn. Dit stuk bevat handtekeningen van [naam 2] (de meisjesnaam van [naam 2] , die normaliter de familienaam van haar Amerikaanse echtgenoot hanteert) en van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] (als werknemer). De specifiekere gegevens van de ‘Ondergetekenden’ zoals deze in de aanhef genoemd werden als werkgever respectievelijk werknemer, zijn met pen of ballpoint ingevuld door [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] , zoals zij ter zitting erkend heeft. Voor zover hier van belang bevat dit geschrift de volgende passages:
“Overwegen:
  • dat werkgever en werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zijn aangegaan, gedateerd05/01/2009welke schriftelijk is vastgelegd dat
  • partijen vervolgens een of meer aanvullende en/of afwijkende voorwaarden zijn overeengekomen
  • dat partijen het wenselijk achten om deze nadere afspraken schriftelijk vast te leggen in dit addendum.
Verklaren hierbij te zijn overeengekomen als volgt:
In aanvulling en/of afwijking op de arbeidsovereenkomst komen partijen overeendat werknemer met ingang van01/03/2013werkzaam is in de functie van Bedrijfsleider/Vestigingsmanager.
Dit addendum zal aan de geldende arbeidsovereenkomst worden gehecht en maakt – na ondertekening – onlosmakelijk onderdeel uit van de arbeidsovereenkomst.
De overige bepalingen zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst blijven onverkort van toepassing.
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt op01-03-2013te Heerlen.”
2.4.
[naam 2] woont in de Verenigde Staten. Zij heeft een op 22 maart 2015 gedateerde en aan [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] verleende schriftelijke ‘Vollmacht’ ondertekend.
2.5.
In het Handelsregister Kamer van Koophandel is op 3 mei 2017 geregistreerd dat [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] sedert 19 april 2017 als ‘verkoopleider’ beschikte over een ‘volledige volmacht’, evenals het hoofd van de boekhouding [naam hoofd boekhouding] .
2.6.
In de nacht van 20 op 21 februari 2020 heeft [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] zakelijke e-mailberichten doorgestuurd naar haar privé e-mailaccount. Diezelfde nacht heeft [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] samen met haar dochter het pand van Vita Natura betreden. Toen zij het pand verlieten, namen zij een boodschappentas met (in ieder geval) diverse door Vita Natura verhandelde potten van het natuurgeneesmiddel Glucolin mee.
2.7.
Op 21 februari 2020 heeft [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] zich ziek gemeld.
2.8.
Op 5 maart 2020 heeft Vita Natura de arbeidsovereenkomst met [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] onverwijld opgezegd op grond van een dringende reden. Als dringende reden heeft Vita Natura onder meer aan [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] verweten dat zij een grote hoeveelheid zakelijke (vertrouwelijke) e-mailberichten aan haar privé e-mailaccount verzonden had en dat zij zonder toestemming van Vita Natura producten en eigendommen van Vita Natura meegenomen had.
2.9.
Bij beschikking van 2 juli 2020 heeft de kantonrechter van deze Rechtbank het verzoek van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] tot wedertewerkstelling afgewezen en geoordeeld dat de onverwijlde opzegging op de door Vita Natura aangevoerde gronden standhoudt.
[verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] heeft tegen deze beschikking hoger beroep aangetekend bij het Gerechtshof
’s-Hertogenbosch. Bij beschikking van 21 januari 2021 heeft het Hof haar in het ongelijk gesteld en het oordeel van de kantonrechter overgenomen. De appelrechter overwoog (onder meer) dat het doorzenden van de e-mailberichten en het ongeoorloofd meenemen (verduisteren) van een voorraadje Glucolin toereikende dringende redenen waren voor onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst. Dit oordeel legt de rechtsverhouding van partijen definitief vast, nu [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] geen beroep in cassatie instelde.
2.10.
Op 26 juli 2020 heeft [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] het volgende e-mailbericht verzonden aan [e-mailadres] .:
Dag [naam 3] ,
We hebben in het verleden een paar keer contact gehad ivm ontwerpen en afdrukken etiketten van/voor Vita Natura.
Nou sinds enkele maanden ben ik daar dus niet meer werkzaam en ik ben nu opzoek naar een partij die me kan voorzien van etiketten (productlabels) in digitale offset (aangezien het in het begin zal gaan om kleinere oplages - ca. 25 stuks per Lay-out) Ik lever kant en klare drukbestanden aan die vervolgens zo afgedrukt kunnen worden.
Mijn vraag is nu of dit soort opdrachten ook tot de diensten behoord die je aanbiedt en zo ja dan zou ik graag eens een prijsopgave willen ontvangen voor labels in full color met de volgende afmetingen:
(…)
Ik zou het trouwens erg kunnen waarderen als je mijn aanvraag discreet behandelt aangezien ik officieel nog zit gebonden aan een concurrentiebeding van Vita Natura. Dit artikel verbiedt me in principe de komende 18 mnd contact te zoeken met relaties uit de tijd dat ik er nog wel werkzaam was. Zoals je merkt ben ik niet voornemens me daaraan te gaan houden maar er hoeven ook geen slapende honden wakker te worden gemaakt, als je begrijpt was ik bedoel ;) Vandaar dus mijn verzoek.”
2.11.
Genoemde [naam 3] heeft daarna aan [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] een prijsopgave voor dergelijke bij de etiketten van Vita Natura aanleunende labels gezonden, waarna [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] nog enige bestanden aan de leverancier ( [naam 3] ) gezonden heeft. Vervolgens heeft deze laatste via e-mail op 29 juli 2020 bericht:
“Hallo [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] ,
Bedankt voor de bestanden.
Ik zie nu aan de bestanden dat dit de etiketten van Vita Natura zelf zijn! Ik was in de veronderstelling dat je eigen etiketten hebt voor je eigen merk, dat blijkt echter niet het geval.
Omdat de etiketten van Vita Natura zelf zijn kan ik deze niet zonder toestemming van Vita Natura produceren, ik kan dat niet verantwoorden tegenover Vita Natura. Ik hoop dat je daarvoor begrip hebt.”
2.12.
[verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] heeft daar bij e-mailbericht van dezelfde dag als volgt op gereageerd:
“Hi [naam 3] ..
Nou de etiketten zijn inderdaad nu van Vita Natura maar ik heb ze allemaal zelf ontworpen in de tijd dat ik er nog werkzaam was.
Ik dacht dat het het makkelijkst zou zijn om jou te vragen aangezien je al bekend bent met de bestanden maar ik begrijp je pijn dus ik kijk gewoon ff verder.
Toch bedankt voor de moeite.”
2.13.
Bij beschikking van 25 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter van deze Rechtbank aan Vita Natura verlof verleend tot het leggen van conservatoir (bewijs)beslag ten aanzien van documenten van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] .
2.14.
Op 11 september 2020 is (namens) Vita Natura overgegaan tot beslaglegging op grond van de beschikking van 25 augustus 2020.
2.15.
Op vordering van Vita Natura heeft de kantonrechter van deze Rechtbank als voorzieningenrechter in kort geding op 4 november 2020 het volgende beslist:
“5.1. veroordeelt [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] te gehengen en gedogen dat Vita Natura inzage neemt in een kopie en/of uittreksel ontvangt van de ten processe bedoelde in beslag genomen (kopieën van de) documenten, deel uitmakende van de administratie van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] teneinde deze documenten verder te (laten) onderzoeken,
5.2.
veroordeelt [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] om aan Vita Natura inzage te verschaffen in documenten van een datum gelegen na 5 maart 2020 die de naam Vitamin Hexe, Vitaminehexe en de-vitaminehexe of vitaminehexe bevatten,
5.3.
veroordeelt [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de overtreding(en) van het concurrentie- en/of relatiebeding te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 4.500,00 voor iedere overtreding en € 450,00 voor iedere dag dat die overtreding voortduurt, doch uiterlijk tot de einddatum van het concurrentiebeding,
5.4.
veroordeelt [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] om binnen 24 uur na betekening van het vonnis het gebruik van de (handels)naam en/of het logo van Vita Natura te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 4.500,00 voor iedere overtreding en € 450,00 voor iedere dag dat die overtreding voortduurt, doch uiterlijk tot de einddatum van het concurrentiebeding.”
2.16.
Bij exploot van 6 mei 2021 heeft Vita Natura aan [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] bevel gedaan tot betaling van (onder meer) € 322.200,00 aan verbeurde dwangsommen op grond van overtreding van de in 5.3. en 5.4. vermelde veroordelingen in het vonnis van 4 november 2020.

3.Het geschil

3.1.
[verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] verzoekt:
1. primair: voor recht te verklaren dat het non-concurrentiebeding (en relatiebeding) als genoemd in het addendum van 1 maart 2013 uit de arbeidsovereenkomst van
5 januari 2009 is komen te vervallen en dat [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] mitsdien sedert 1 maart 2013 niet meer gebonden is aan dit beding;
2. subsidiair: voor recht te verklaren dat - voor het geval dat [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] wel gebonden zou zijn aan het non-concurrentiebeding van 5 december 2011 - dit beding (alsnog) is komen te vervallen gelet op de ingrijpende wijziging in haar functie en op het feit dat het beding daardoor zwaarder is gaan drukken;
3. Vita Natura te veroordelen tot betaling van de proceskosten;
4. afwijzing van de zijdens Vita Natura ingediende tegenverzoeken, eveneens onder verwijzing van de wederpartij in de kosten.
3.2.
Vita Natura voert gemotiveerd en gedetailleerd verweer onder bijvoeging van talrijke documentatie.
3.3.
Vita Natura verzoekt op haar beurt:
1. [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] met onmiddellijke ingang en op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per dag of dagdeel te verbieden om direct/indirect:
a) producten, identiek aan die van Vita Natura en/of producten voorzien van een verpakking met daarop de naam Vita Natura en/of het logo van Vita Natura te koop aan te bieden en/of te leveren aan klanten van Vita Natura;
b) klanten van Vita Natura te benaderen met de bedoeling hen over te halen om bij [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] klant te worden;
2. indien en voor zover het verzoek van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] toegewezen zou worden, voor recht te verklaren dat [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] onrechtmatig geconcurreerd heeft en dat zij (ook op die grond) aansprakelijk is voor de hierdoor aan de zijde van Vita Natura geleden en nog te lijden schade, met veroordeling van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat;
3. [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] te gebieden het gebruik van foto’s en/of teksten en/of ontwerpen waarvan het auteursrecht bij Vita Natura ligt, met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden en/of [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] te verbieden inbreuk te maken op auteursrechten van Vita Natura, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per dag of dagdeel dat dit gebod en/of verbod genegeerd respectievelijk overtreden wordt;
4. [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.4.
Op de meer in detail tredende stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

4.De beoordeling

procedureel aspect: art. 96 lid 1 Rv

4.1.
In art. 7:686a lid 3 BW is bepaald dat in gedingen die op het bij of krachtens deze afdeling (Afdeling 9 van Boek 7 Titel 10 BW) bepaalde gebaseerd zijn, (ook) de daarmee verband houdende andere vorderingen (tegelijkertijd) bij verzoekschrift ingediend kunnen worden. De arbeidsovereenkomst met [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] is reeds hoog en breed beëindigd en het geschil dat partijen dienaangaande verdeeld hield, is definitief beslecht met de beschikking van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 21 januari 2021. De wederzijdse verzoeken die partijen nu aan de kantonrechter voorleggen, hadden dus als vorderingen in een dagvaardingsprocedure ingediend moeten worden. Dit is partijen ter zitting voorgehouden. Zij zijn vervolgens bij die gelegenheid overeengekomen dat zij krachtens art. 96 lid 1 Rv de beslissing van de kantonrechter inroepen en dat de procedure verder zal worden gevoerd op de wijze als de kantonrechter bepaalt. Ook hebben zij uitdrukkelijk het recht op hoger beroep voorbehouden. De kantonrechter heeft vervolgens ter zitting bepaald dat de procedure verder zal worden gevoerd volgens de regels van de verzoekschriftprocedure.
het verzoek van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] in primaire en subsidiaire gedaante
4.2.
Voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] zich op het standpunt gesteld dat [naam 1] niet bevoegd was tot ondertekening van de arbeidsovereenkomsten namens Vita Natura, dat er dus geen sprake geweest is van een arbeidsovereenkomst en dat er evenmin een non-concurrentiebeding overeengekomen is. Vita Natura heeft daartegen ter zitting aangevoerd dat (echtgenoot) [naam 1] ten tijde van de ondertekening bestuurder was van Vita Natura. [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] heeft dit ongemotiveerd betwist. De kantonrechter is van oordeel dat in het midden kan blijven of [naam 1] destijds bevoegd was om namens Vita Natura de arbeidsovereenkomst met [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] te sluiten. Voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst als zodanig is het namelijk geen constitutief vereiste dat deze schriftelijk aangegaan is. Vaststaat dat [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] in dienst van / onder gezag van Vita Natura sinds 5 januari 2009 werkzaamheden verrichtte en daarvoor loon ontvangen heeft. Van een arbeidsovereenkomst met ingang van 5 januari 2009 is dus wel degelijk sprake geweest. Hooguit kan op basis van dit verweer van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] in twijfel getrokken worden of het non-concurrentiebeding reeds op 5 januari 2009 overeengekomen was, aangezien voor de geldigheid van dit beding wel vereist is dat het schriftelijk overeengekomen is. Een dergelijk beding is evenwel onbetwist schriftelijk tussen partijen overeengekomen in de door [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] én de (erkend bevoegde) afgeleid bestuurder [naam 2] ondertekende arbeidsovereenkomst van 5 december 2011.
4.3.
[verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] voert ook aan dat het non-concurrentiebeding - voor zover al overeengekomen - op grond van de formulering van het ‘Addendum’ (zie 2.3. en bijlage 7 verzoekschrift) geen werking meer heeft omdat daarin verwezen is naar de arbeidsovereenkomst van 5 januari 2009. Subsidiair voert zij aan dat het non-concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken doordat zij (naar de tekst van het beweerdelijk rechtsgeldige document) op initiatief van haar werkgeefster gepromoveerd was tot bedrijfsleider/vestigingsmanager. De non-concurrentiebepalingen hadden daarom naar haar overtuiging (al dan niet in hetzelfde ‘Addendum’) opnieuw schriftelijk vastgelegd moeten worden.
4.3.1.
Partijen hebben naar aanleiding van dit standpunt (ook al in vorige procedures maar toen vooral met het oog op de betekenis van de beweerde nieuwe functieaanduiding voor het ontslag en de naweeën daarvan) uitgebreid gediscussieerd over de vraag of het document waar [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] zich op beroept, vervalst is. [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] stelt zich op het standpunt dat dit stuk waarvan zij beweert het origineel in bezit te hebben en dat zij ter zitting desgevraagd aan het procesdossier heeft laten toevoegen, door [naam 2] persoonlijk ondertekend is en dat [naam 2] tevens het initiatief tot het opmaken van het stuk genomen zou hebben. Volgens Vita Natura is daarvan absoluut geen sprake en kan dit niet anders dan een door [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] zelf vervaardigde vervalsing zijn.
4.3.2.
Het heeft er naar het oordeel van de kantonrechter alle schijn van dat Vita Natura op dit punt het gelijk aan haar zijde heeft. Het door [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] ter zitting overgelegde ‘origineel’ bevat namelijk een handtekening van [naam 2] die bij nadere bestudering exact hetzelfde patroon vertoont als de handtekening die Vita Natura aangetroffen heeft in een digitaal bestand dat op de (H:)drive van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] staat (bijlage 5 van de zijde van Vita Natura). Dat [naam 2] juist voor die belangrijke vastlegging van een functieverandering gebruik gemaakt zou hebben van haar meisjesnaam (hetgeen zij in andere stukken die de arbeidsovereenkomst van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] aangaan, nimmer deed) en terug zou grijpen op een digitale handtekening die aan haar gedateerde paspoort ontleend schijnt te zijn, is uiterst onwaarschijnlijk. Ook is het in dit verband opmerkelijk te noemen dat [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] zich in een eerdere procedure ook op het ‘Addendum’ beriep maar dat dit stuk er toen aanmerkelijk anders uitzag: het bevatte een nieuw logo dat Vita Natura (nog) niet gebruikte in 2013. De uitleg die [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] daarvoor nu hanteert, houdt in dat de eerste versie van de digitale handtekening van [naam 2] voorzien was en dat [naam 2] pas in een later stadium alsnog het stuk van haar reële handtekening voorzag. Hoe en wanneer dit gebeurde en waarom het ‘originele’ stuk dan in haar bezit is en niet in de administratie van Vita Natura achtergebleven is, onthult [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] niet. Volgens [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] was zij ten tijde van eerder gevoerde procedures tussen partijen wel in het bezit van het ‘originele’ stuk, maar kon zij het om een of andere reden niet meer terugvinden. Daarom, zo beweert zij, heeft zij destijds een door haar collega [naam hoofd boekhouding] (hoofd boekhouding) op briefpapier met het nieuwe logo uitgedraaide kopie van het digitaal ondertekende addendum overgelegd. Die uitleg neemt de twijfel over de authenticiteit van de handtekening op het volgens [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] ‘originele Addendum’ niet weg. Ook de digitale handtekening van [naam 2] op dit laatste stuk lijkt (in detail) zodanig veel op de handtekening die prijkt onder het (volgens [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] ) originele document dat de ernstige twijfel over de vraag of de handtekening op dat laatstgenoemde stuk door [naam 2] persoonlijk gezet is, daarmee allerminst weggenomen is. Anders dan (de gemachtigde van) [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] ter zitting bepleitte, ligt het niet op de weg van Vita Natura om aan te tonen dat de handtekening op het zogenaamde ‘Addendum’ vals is. De gemotiveerde stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het verweer dat [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] niet (meer) gebonden is aan het non-concurrentieverbod omdat [naam 2] haar tot bedrijfsleider /vestigingsmanager promoveerde, liggen geheel bij [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] , die zich op de dwingende bewijskracht van deze onderhandse akte beroept. Desalniettemin zal aan [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] op dit punt geen bewijsopdracht gegeven worden. Zelfs als het ‘Addendum’ wel door [naam 2] ondertekend mocht zijn, moet het verzoek van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] om Vita Natura het recht te ontzeggen zich op het non-concurrentiebeding te beroepen, afgewezen worden. Dit volgt uit de hierna volgende overwegingen.
4.3.3.
[verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] heeft gelijk als zij stelt dat het ‘Addendum’ verwijst naar de arbeidsovereenkomst van 5 januari 2009. Haar conclusie dat door deze verwijzing vaststaat dat het non-concurrentiebeding vanaf het moment van ondertekening, 1 maart 2013, niet meer geldt omdat de arbeidsovereenkomst van 5 januari 2009 toen niet meer gold, moet als onjuist verworpen worden. Het al dan niet door het voorgaande van echtheid ontdane stuk vermeldt immers in de aanhef dat het gaat om de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die tussen partijen in 2013 bestond. Daarvan was eerst sprake bij aanvang van de op
5 december 2011 aangegane arbeidsovereenkomst en niet die van 5 januari 2009. De opsteller van het document ( [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] zelf?) moet zich dus vergist hebben maar aan die vergissing valt geen rechtsgevolg te verbinden. De volledige inhoud van het betwiste document laat geen andere uitleg toe dan dat een beweerdelijk overeengekomen functiewijziging plaatsvond onder instandhouding en vernieuwing van alle overigens tussen partijen eerder overeengekomen arbeidsvoorwaarden. Dat blijkt ook wel uit het feit dat dit in punt 2. van het stuk van 1 maart 2013 vermeld is: “Dit addendum zal aan de
geldende[onderstreping door kantonrechter]arbeidsovereenkomst worden gehecht (…).”
4.3.4.
[verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] voert verder aan dat in het betwiste document het non-concurrentiebeding uitdrukkelijk opnieuw schriftelijk overeengekomen had moeten worden omdat door de functiewijziging het non-concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Ook dit argument kan niet tot toewijzing van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] verzoek leiden. Zelfs als van de authenticiteit van de handtekening van [naam 2] op het ‘Addendum’ en de daarin opgenomen wijziging van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] functie in die van bedrijfsleider/vestigingsmanager dient te worden uitgegaan (beide aspecten zijn door Vita Natura gemotiveerd betwist), dan nog heeft [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] op dit onderdeel vergaand onvoldoende gesteld. Het enkele (gestelde) feit dat [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] functie mettertijd wijziging onderging, is immers onvoldoende om tot de conclusie te komen dat het non-concurrentiebeding zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst van 5 december 2011 zwaarder is gaan drukken. Voor dat laatste is namelijk nodig dat vast komt te staan dat het door een importante functiewijziging voor [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] na het einde van de arbeidsovereenkomst moeilijker geworden is om, met inachtneming van het non-concurrentiebeding, een andere gelijkwaardige functie elders te verwerven. [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] heeft daarover in het geheel niets gesteld. Daarnaast heeft zij onbetwist gelaten dat in een onderneming die in totaliteit over slechts vijf (hoogstens zes) in Kerkrade werkzame werknemers beschikt, weliswaar in de loop der tijd voor alle functies geleidelijke verschuivingen plaatsvinden, maar dat dit nog niet betekent dat aan een toedeling van enige leidinggevende verantwoordelijkheid de consequentie verbonden zou moeten worden dat daardoor een non-concurrentiebeding ‘zwaarder gaat drukken’. Voor alle werknemers in deze kleine setting geldt op basis van de gemaakte afspraken dat zij hun werkgever na het einde van het dienstverband niet mogen gaan beconcurreren vanuit een eigen bedrijfje. Of zij voordien nu een min of meer verantwoordelijke functie vervulden of niet, maakt voor de gelding van de opgelegde beperkingen weinig verschil. Dat het ‘zwaarder drukken’ [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] er toe gebracht heeft zich van het beding niets aan te trekken, is alleen al twijfelachtig omdat zij zich in de e-mailcorrespondentie met ‘ [naam 3] ’ ten volle bewust toonde van de plicht die op haar rustte, doch alleen geprobeerd heeft schendingen van haar verplichting tot het uiterste te verhullen.
4.4.
Op grond van voorgaande overwegingen zal het verzoek van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] op alle onderdelen afgewezen worden.
de verzoeken van Vita Natura
4.5.
Vita Natura heeft in een uitvoerig, met stukken onderbouwd, betoog aangevoerd dat [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] in strijd met het non-concurrentiebeding, in weerwil van de veroordelingen in het vonnis van 4 november 2020 (zie 2.15.) en ook na betekening van het exploot van 6 mei 2021 (zie 2.16.) haar met Vita Natura concurrerende activiteiten is blijven voortzetten.
[verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] heeft tegen dit betoog in feite niet meer ingebracht dan een ongemotiveerde betwisting dat zij zich daaraan schuldig maakt. Hieruit volgt dat onderdeel 1. van het verzoek van Vita Natura zonder meer toegewezen wordt. Uit de hiervoor geciteerde e-mailcorrespondentie met ‘ [naam 3] ’ blijkt dat [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] destijds (medio 2020) niet van plan was zich aan het non-concurrentiebeding te houden. Kennelijk hebben het vonnis van
4 november 2020 en de betekening van het exploot van 6 mei 2021 haar niet op andere gedachten gebracht. De kantonrechter ziet daarin aanleiding om de dwangsom niet ambtshalve te maximeren.
4.6.
Een inhoudelijke beoordeling van onderdeel 2. van het verzoek van Vita Natura kan achterwege blijven. Dat verzoek is namelijk gedaan onder de voorwaarde dat de door [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] primair of subsidiair gevraagde verklaring van recht afgegeven zou worden. Aan die voorwaarde is door afwijzing van het verzoek van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] niet voldaan.
4.7.
Onderdeel 3. van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] verzoek leent zich wel voor toewijzing. Vita Natura heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] foto’s/teksten/ontwerpen van Vita Natura gebruikt. Het auteursrecht daarvan berust bij Vita Natura. Het verweer dat een en ander geen eigen oorspronkelijkheidskarakter draagt, wordt verworpen, want is veel te algemeen gesteld en niet onderbouwd. Ook het verweer dat de door Vita Natura gestelde overtredingen dateren van anderhalf jaar geleden, kan [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] niet baten. Dit valt namelijk te verklaren door het feit dat die overtredingen (grotendeels) aan het licht gekomen zijn door onderzoek van de op 11 september 2020 in beslag genomen documenten. Het is dan logisch dat Vita Natura geen recente inbreuken van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] op haar auteursrecht heeft kunnen constateren. Het ligt op basis van het volhardende gedrag van [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] echter voor de hand dat [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] daar niet mee gestopt is. Uit hetgeen zij tot haar verweer aanvoert, blijkt dat verder ook niet aangezien zij slechts (ongemotiveerd) beweert dat zij geen inbreuk gemaakt heeft noch maakt. Die ontkenning moet op grond van het deugdelijk onderbouwde betoog van Vita Natura waaruit het tegendeel blijkt, verworpen worden.
Over toekomstige claims ter zake spreekt de kantonrechter zich niet uit, maar bekend is wel dat Vita Natura inmiddels de voorzieningenrechter opnieuw benaderd heeft om gebruik te kunnen gaan maken van het bewijsbeslag voor een vroegere en een latere periode van vermeende schending door [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] van de nog steeds op haar rustende verplichtingen jegens Vita Natura. Op grond van de overwegingen in 4.5. die ook voor dit onderdeel gelden, wordt de op te leggen dwangsom niet gemaximeerd.
4.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] tot slot veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Vita Natura tot op heden begroot op € 747,00 salaris gemachtigde.

5.De beslissing op het verzoek en op de tegenverzoeken

De kantonrechter
5.1.
verbiedt [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] met onmiddellijke ingang om direct of indirect,:
producten identiek aan die van Vita Natura en/of producten voorzien van een verpakking met daarop de naam Vita Natura en/of het logo van Vita Natura te koop aan te bieden en/of te leveren aan klanten van Vita Natura;
klanten van Vita Natura te benaderen met de bedoeling hen over te halen om bij [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] klant te worden;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per dag of dagdeel dat deze verboden overtreden worden;
5.2.
gebiedt [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] om geen gebruik te maken van foto’s en/of teksten en/of ontwerpen waarvan het auteursrecht berust bij Vita Natura, en om zulk gebruik met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden en verbiedt [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] tevens om inbreuk te maken op de auteursrechten van Vita Natura, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per dag of dagdeel dat dit gebod/verbod genegeerd/overtreden wordt;
5.3.
veroordeelt [verzoekster, tevens verweerster ten aanzien van de tegenverzoeken] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Vita Natura tot op heden begroot op € 747,00;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW