ECLI:NL:RBLIM:2021:8611

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
03.037906.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met nepwapens en bedreiging

Op 9 februari 2021 vond in Kerkrade een gewelddadige woningoverval plaats, waarbij de verdachte samen met drie anderen de woning van [slachtoffer 1] binnendrong. De overval vond plaats omstreeks 01:00 uur, terwijl de slachtoffers, [slachtoffer 1] en zijn vriendin [slachtoffer 2], in de woning aanwezig waren. De verdachte en zijn medeverdachten gebruikten geweld en bedreigingen, waarbij [slachtoffer 1] werd mishandeld en [slachtoffer 2] met een nepwapen werd bedreigd. De verdachten namen diverse goederen, waaronder kleding en een smartphone, weg uit de woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld en het voorhanden hebben van nepwapens. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij rekening werd gehouden met zijn jonge leeftijd en spijtbetuiging. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.037906.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
16 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 november 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte samen met anderen een woningoverval heeft gepleegd (feit 1) en nepwapens voorhanden heeft gehad die niet van echte vuurwapens te onderscheiden waren (feit 2).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte samen met drie anderen op 9 februari 2021 in Kerkrade om één uur ’s nachts is binnengedrongen in de woning van [slachtoffer 1] . In die woning was ook de vriendin van [slachtoffer 1] aanwezig. [slachtoffer 1] is mishandeld en zijn vriendin bedreigd. De verdachten hebben vervolgens uit de woning kleding en een telefoon weggenomen. Bij de overval is er door de verdachten nauw en bewust samengewerkt, zodat ieder van hen zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld en bedreiging met geweld, ook als hij of zij niet alle gedragingen die opgenomen zijn in de tenlastelegging heeft verricht.
Bij de overval is gebruik gemaakt van een gasdrukwapen dat zodanig lijkt op een echt vuurwapen dat het voorhanden hebben ervan strafbaar is. Ook was er nog een tweede gasdrukwapen meegenomen naar de woning van het slachtoffer. De wapens waren van de verdachte die ze ter beschikking heeft gesteld aan de anderen. De verdachte heeft zich daarom ook schuldig gemaakt aan het overtreden van de Wet wapens en munitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van feit 2, het wapenbezit. Van feit 1 moet de verdachte worden vrijgesproken. De enige gedraging die aan de verdachte kan worden toegeschreven is het met een hamer vernielen van een ruit bij de voordeur van de woning van [slachtoffer 1] . De overige handelingen op de tenlastelegging zijn verricht door de andere drie verdachten. De verdachte kan niet als medepleger van die handelingen worden beschouwd en derhalve ook niet als medepleger van een diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Niet bewezen kan worden dat de verdachte het oogmerk had op het plegen van een dergelijk feit. Het gegeven dat hij in de woning de hamer heeft vastgehouden in het bijzijn van aangevers leidt niet tot een andere conclusie.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1.
Inleiding
De rechtbank zal hierna eerst de inhoud van de door haar relevant geachte bewijsmiddelen weergeven. Daaruit trekt de rechtbank de conclusie dat niet alleen feit 2, maar ook feit 1 volledig bewezen kan worden, zoals ten laste is gelegd. Zij zal na het weergeven van het bewijs nader motiveren waarom zij het bewijsverweer van de raadsman ten aanzien van feit 1 niet volgt.
3.3.2
De bewijsmiddelen
3.3.2.1 Aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het letsel van [slachtoffer 1]
heeft op 9 februari 2021 om 01:10 uur bij de politie aangifte gedaan van diefstal met geweld. Aangever verklaarde dat hij omstreeks 01:00 uur in zijn woning aan de [adres] te Kerkrade was met zijn vriendin [slachtoffer 2] . Ze lagen op de bank te slapen in de woonkamer op de eerste verdieping. Opeens hoorde hij iemand glas inslaan en opeens kwamen er mensen naar boven. Aangever herkende [medeverdachte 1] als één van hen. Hij werd meteen op zijn hoofd geslagen, waarna hij bloedde en niet veel meer meekreeg. Aangever moest mee met de ambulance en kon niet meer verklaren op dat moment. De verbalisant zag dat aangever aan de linkerzijde van zijn hoofd, boven zijn oor een bloedende wond had. [2] Die wond links in de behaarde hoofdhuid is in het ziekenhuis gehecht. [3]
Later op 9 februari 2021, omstreeks 13:20 uur heeft aangever [slachtoffer 1] zijn aangifte aangevuld. Aangever kende [medeverdachte 1] omdat zij een kortstondige relatie hadden gehad. Hij zag dat [medeverdachte 1] een zwart pistool vasthad. Zij duwde hem tegen de muur en plotseling zag en voelde hij dat zij hem met de hand waarin ze het pistool vasthield, op zijn linker achterhoofd sloeg. Hij voelde direct erge pijn en voelde dat het bloed uit zijn hoofd stroomde. Hij zag dat [medeverdachte 1] naar zijn vriendin liep en het pistool met de loop tegen het voorhoofd van zijn vriendin duwde en zei dat ze haar kapot zou schieten.
Vervolgens zag hij dat er nog een onbekende jongen binnenkwam en daarbij nog een jongen en een meisje. De eerste jongen bleef voor aangever staan met een moker en zei iets van: “We fucken met je, we zijn serieus met je.” Daardoor voelde aangever zich bedreigd. De andere jongen stond alleen in de keuken, maar het andere meisje pakte de jas van zijn vriendin van de bank op en zei dat die jas nu van haar was.
Zijn telefoon, waarmee zijn vriendin de politie wilde bellen, werd uit haar handen gegrepen door dit meisje of door [medeverdachte 1] . Aangever vond die later terug via “zoek mijn iPhone”.
Plotseling verlieten ze de woning, behalve [medeverdachte 1] . Aangever zag dat zij nog naar boven liep en zag later dat zij kleren in haar handen had en naar beneden liep. [4]
Verder heeft aangever verklaard dat hij glasgerinkel gehoord had om ongeveer 01:00 uur en hij zag toen hij opstond tegelijkertijd de daders naar boven komen, naar de woonkamer, [medeverdachte 1] voorop. Hij zag dat zij een zwart pistool in haar hand vasthield. Zij duwde hem tegen de muur en tegelijkertijd sloeg zij hem met dat pistool tegen zijn hoofd. Toen hij weer bijkwam, zag hij dat [medeverdachte 1] het pistool tegen het hoofd van zijn vriendin hield en hij hoorde dat [medeverdachte 1] haar bedreigde.
Ook zag hij een jongen met een hamer, een moker, in zijn hand. Verder waren er nog een meisje en een jongen bij. Dat meisje heeft de jas van zijn vriendin meegenomen, van het merk Canadian Goose.
Aangever zag dat [medeverdachte 1] naar boven ging, richting de berging waar zijn kleding lag. De daders hebben zijn iPhone X meegenomen en hij zag dat zijn kapstok op de begane grond leeg was; zijn twee jassen van het merk Canadian Goose en Moose Knuckles hingen daar niet meer en waren ook meegenomen. [5]
De vriendin van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , is op 9 februari 2021 om 01:25 uur gehoord als getuige. Zij verklaarde dat zij glasgerinkel hoorde en gebonk. De daders stonden al vrij snel boven in de woonkamer. Als eerste zag zij [medeverdachte 1] , waarna nog een meisje en een jongen met een hamer volgden. [medeverdachte 1] had een pistool vast. Het andere meisje had haar jas aan en zij hoorde nog mensen beneden. Op dat moment weet [slachtoffer 2] niet wie wat gedaan had. Het ging allemaal snel. [6]
[slachtoffer 2] heeft later, om 13:00 uur, ook aangifte gedaan van de overval en het volgende verklaard. Aangeefster kende [medeverdachte 1] omdat zij bij [medeverdachte 1] in de klas had gezeten. Zij en haar vriend werden ineens wakker van het geluid van glasgerinkel. Haar vriend stond op en deed het licht aan. Aangeefster zag [medeverdachte 1] de woonkamer binnenstormen en zag dat zij haar vriend tegen de muur duwde. Aangeefster was verstijfd van schrik. Toen [medeverdachte 1] ineens op haar afkwam, zag aangeefster dat [medeverdachte 1] een pistool vasthad, waarmee ze op het hoofd en de borst van aangeefster richtte, op een halve meter afstand van aangeefster. Aangeefster probeerde de politie te bellen, maar door de stress wist zij de code van de telefoon van haar vriend niet meer.
Ze hoorde [medeverdachte 1] zeggen: “Vieze hoer, ik knal je overhoop, ik schiet je af” of woorden van gelijke aard en strekking. Hierna pakte [medeverdachte 1] de telefoon af. Daarna hield [medeverdachte 1] het pistool weer op haar gericht. Aangeefster voelde zich erg bedreigd en dacht echt dat ze doodging.
Aangeefster zag dat er opeens meer mensen de woonkamer in kwamen, onder wie een jongen met een grote hamer, die verder weinig tegen haar gezegd of gedaan heeft, maar omdat hij een grote hamer in zijn hand had, heeft aangeefster zich verder rustig gehouden, omdat zij bang was dat hij haar iets aan zou doen.
Deze mensen liepen op haar vriend af en stonden op een afstand van ongeveer drie meter van aangeefster. Er was ook een meisje bij. [medeverdachte 1] duwde haar vriend weer tegen de muur en sloeg haar vriend op zijn hoofd.
Op een gegeven moment zag aangeefster dat het andere meisje haar jas van het merk Canadian Goose aan had. Aangeefster hoorde haar zeggen: “Ik hou jouw jas, kankerhoer.”
Aangeefster zag verder dat de andere jongen de jas van haar vriend aan had, van het merk Canadian Goose. Toen de daders weg waren, zag aangeefster dat boven de kasten waren leeggehaald. [7]
3.3.2.2 Het aantreffen van de iPhone, de aanhouding van de verdachten en het aantreffen van wapens en gestolen goederen
De politie heeft op aanwijzing van aangeefster [slachtoffer 2] de iPhone teruggevonden, niet ver van de woning van [slachtoffer 1] . [8]
Het onderzoek van de politie kwam al snel uit bij de woning van de verdachte, gelegen aan de [adresgegevens verdachte] , op aanwijzing van een getuige over de vluchtauto en aan de hand van sporen van die auto in de sneeuw. In de woning aan de [adresgegevens verdachte] werden de verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] aangehouden. [9] [medeverdachte 2] had een jas aan van het merk Canada Goose, die in beslag werd genomen. [10]
In de woning aan de [adresgegevens verdachte] werd in de woonkamer een zwarte revolver aangetroffen en een jas van het merk Canada Goose met in de jaszak een beurs met daarin pasjes op naam van [slachtoffer 1] . Op de eerste verdieping in de kinderkamer in een commode werd een zwart pistool aangetroffen. [11] Ook werd een jas van het merk Moose Knuckles aangetroffen en werden kledingstukken in beslag genomen. Aangever [slachtoffer 1] herkende 18 kledingstukken als zijn eigendom, waaronder broeken, truien en shirts. Verder werden een ID-kaart, OV-kaart en creditcard op naam van [slachtoffer 2] aangetroffen. [12]
De in beslag genomen wapens werden door een deskundige van de politie onderzocht. Het betrof een imitatierevolver die qua vorm en afmeting sprekend leek op een vuurwapen van het merk Smith & Wesson, type M&P R8, kaliber .357 Mag. Het in beslag genomen wapen was een gasdrukwapen in de vorm van een revolver, (onder meer) voorzien van de inscripties M&P R8, Cal.177 (4.5mm), Licensed trademark of Smith & Wesson corp. Dit is een voorwerp dat geschikt is voor be- en afdreiging en niet onder de Europese speelgoedrichtlijn valt en derhalve een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie.
Het andere wapen betrof een imitatiepistool, een gasdrukwapen in de vorm van een pistool, dat qua vorm en afmeting sprekend leek op een vuurwapen, merk Colt, type 1911 Recon Compact, kaliber .45 Acp. Het in beslag genomen wapen was voorzien van de inscriptie: Colt, F press S, 13F61585. Het voorwerp was geschikt voor be- en afdreiging en valt niet onder de Europese speelgoedrichtlijn en is derhalve een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie. [13]
3.3.2.3 De verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]
[medeverdachte 2] heeft op meerdere momenten een verklaring afgelegd. Bij haar voorgeleiding verklaarde zij dat zij gevraagd werd om mee te gaan, met anderen de woning is ingegaan en dat zij heeft gekeken hoe iemand werd toegetakeld. [14]
Daarna heeft zij op 9 februari 2021 verklaard dat zij met [medeverdachte 1] , de verdachte en [medeverdachte 3] naar de woning van aangever [slachtoffer 1] is gegaan. De bedoeling was dat het meisje die jongen zou slaan en dat die andere jongen spullen uit de woning zou meenemen. Anderen hadden een wapen en een hamer bij zich. Zij zag dat één van de drie anderen met een hamer de ruit insloeg en dat die drie de woning in zijn gegaan, waarna zij ook binnen is gegaan. Zij zag dat de bewoner behoorlijk bloed aan zijn hoofd had.
In de woonkamer lag een jas van het merk Canada Goose. [medeverdachte 2] dacht dat dit de jas van de vriendin van de jongen was. Zij pakte die jas. In die jas zaten twee iPhones, die zij uit het raam van de auto heeft gegooid. De anderen hebben kleren meegenomen die in een kast boven lagen. [15]
Op 10 februari 2021 heeft de verhorende verbalisant aan [medeverdachte 2] gevraagd van wie het idee kwam dat [medeverdachte 1] het slachtoffer zou slaan en dat de andere jongen spullen zou meenemen. Daarop antwoordt [medeverdachte 2] : “Ik zeg je heel eerlijk. Dat idee kwam van mij af. Ik wilde hun helpen, omdat die blonde werd gepest.” Op de vraag van wie het initiatief kwam antwoordt [medeverdachte 2] : “Eigenlijk zijn we gewoon samen gegaan. Het was van nature ontstaan. Het was meer het initiatief van ons alle vier.” Ze heeft ook de wapens gezien die werden meegenomen, door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Er waren veel dure truien meegenomen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben deze kleren uit de kast gepakt en meegenomen. [16]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de woning is binnengegaan, nadat de verdachte de ruit had ingetikt. [medeverdachte 3] pakte meteen twee jassen van de kapstok, die hij vervolgens in de auto heeft gelegd. Weer binnen zag hij dat het gezicht van de ex van [medeverdachte 1] onder het bloed zat. De verdachte had mogelijk nog de hamer in zijn hand. [medeverdachte 1] had het pistool meegenomen. Op enig moment zei [medeverdachte 1] dat er boven kleding zou liggen. [medeverdachte 3] is toen met [medeverdachte 1] naar boven gelopen. Eenmaal boven heeft [medeverdachte 3] een graai in de kast gedaan en is hij weggegaan. [17]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij “een geweertje” bij zich had. Dit had zij van de verdachte gekregen. [18]
3.3.3
Overwegingen en conclusies naar aanleiding van het bewijs
Uit de verklaringen van aangevers volgt dat zij in hun woning werden beroofd van kleding en een telefoon, maar ook van andere goederen, zoals een beurs en id-kaart en pasjes, die waarschijnlijk in de jaszakken hebben gezeten. Dit wegnemen van goederen werd voorafgegaan door geweld op het hoofd van [slachtoffer 1] , die daardoor machteloos werd. Zijn vriendin raakte verstijfd van angst, wat niet verwonderlijk is als je ziet dat je vriend belaagd wordt en dat die zelfde belaagster een pistool tegen je richt en zegt dat ze je zal afschieten. Ook is er dan nog een man aanwezig met een moker die zegt dat “ze met je fucken” en aanwezig blijft terwijl de anderen spullen wegnemen. Beide aangevers konden zo geen kant op.
Vrijwel gelijktijdig met, of anders in elk geval kort na het geweld en dreigen van de kant van [medeverdachte 1] , is de verdachte dus met zijn moker in de woonkamer gekomen en werden goederen weggenomen, waarbij op basis van de verklaring van [medeverdachte 2] mag worden aangenomen dat van te voren was bedacht om dit te doen. Zij is ook vrijwel meteen overgegaan tot het inpikken van de jas van [slachtoffer 2] .
[medeverdachte 3] , die de initiële gewelds- en dreigingselementen waarschijnlijk niet meekreeg en later naar boven gaat, heeft zodra hij de woning op de begane grond betrad twee jassen gestolen, en is vervolgens naar boven gegaan, waar hij nog eens kleding bijeen graaide en meenam, op aanwijzen van [medeverdachte 1] , die kennelijk vanwege haar eerdere contacten met [slachtoffer 1] wist waar wat te halen viel en ook kleding wegnam. Ook dat lijkt zo te zijn verlopen, zoals van te voren bedacht was. Ondertussen moet de verdachte gezien hebben dat er geweld was gebruikt en geconstateerd hebben dat aangevers machteloos waren en zij met zijn vieren, voorzien van een door de verdachte aangereikt wapen en moker zo dreigend aanwezig waren dat daardoor diefstal mogelijk en makkelijk was. Met andere woorden: de verdachte faciliteerde ter plekke die diefstal. Op geen enkel moment heeft de verdachte afstand genomen van wat er gebeurde of zich eraan onttrokken. Hij vervoerde de anderen met de buit weer naar zijn huis. De rechtbank vindt het ook niet geloofwaardig dat hij die buit pas heeft opgemerkt, toen ze in zijn woning kwamen, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard.
Dat alles maakt dat er voldoende wettig en ook overtuigend bewijs is dat er door de verdachten nauw en bewust is samengewerkt met het oogmerk om met geweld en dreiging met geweld spullen weg te nemen. De beroving heeft al met al niet veel tijd in beslag genomen, zo blijkt uit de verklaringen en elk van de vier verdachten heeft in dat korte tijdsbestek een rol op zich genomen. De rollen van de verdachten sluiten vrijwel naadloos op elkaar aan. Niemand heeft zich tijdens het gebeuren op enig moment bedacht en zich kenbaar gedistantieerd van het geheel.
Het is juridisch niet vereist dat alle facetten van het gezamenlijk optreden moeten zijn afgesproken en dat iedere deelnemer zich bewust moet zijn geweest van het handelen van de ander en daarmee ingestemd moet hebben. Het handelen en een rolverdeling kunnen min of meer spontaan en stilzwijgend plaatsvinden en in deze zaak was er ook een plan. Kenbaar was dat er geweld werd of was gebruikt en dat gedreigd werd met een wapen en een moker. Dat is voldoende om het bestanddeel “oogmerk” bewezen te verklaren en alle gedragingen zoals ten laste is gelegd aan alle verdachten strafrechtelijk toe te rekenen.
De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van [medeverdachte 2] ter terechtzitting, wier verklaring op verzoek van de raadsman ook in deze zaak mag worden gebruikt. Ter terechtzitting is [medeverdachte 2] gedeeltelijk teruggekomen van haar verklaringen tegenover de politie, met name waar het haar uitlatingen betreft over het plan om geweld te gaan gebruiken en vervolgens te stelen. Dat dit plan er was, kan uit de uitvoering van het misdrijf worden opgemaakt en [medeverdachte 2] verklaart het zowel op 9 als op 10 februari 2021 bij de politie. De rechtbank heeft geen goede argumenten gehoord waarom [medeverdachte 2] alleen op dit punt tot twee keer toe maar wat gezegd heeft om anderen uit de wind te houden, waar zij voor het overige blijft bij wat zij bij de politie heeft verklaard.
Tot slot acht de rechtbank bewezen dat de verdachte twee nepwapens voorhanden heeft gehad, zoals ten laste is gelegd bij feit 2. De verdachte heeft dit feit ter terechtzitting bekend.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 9 februari 2021 in de gemeente Kerkrade, omstreeks 01.00 uur, tezamen en in vereniging met anderen, uit een woning, gelegen aan de [adres] te Kerkrade, een smartphone (een iPhone X), jassen (van het merk Canadian Goose en Moose Knuckles) en een hoeveelheid kleding, toebehorende aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- een ruit van de voordeur te vernielen en
- die woning binnen te dringen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] te houden en
- tegen die [slachtoffer 2] te roepen: "Vieze hoer, ik knal je overhoop, ik schiet je af" en
- met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en
- een hamer aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te tonen;
Feit 2
op 9 februari 2021 in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat dit voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk:
- een gasdrukwapen in de vorm van een revolver, (onder meer) voorzien van de inscripties M&P R8, Cal.177 (4.5mm), Licensed trademark of smith of wesson corp., en
- een gasdrukwapen in de vorm van een pistool, (onder meer) voorzien van de inscripties Colt, F press S, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
feit 2
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de op te leggen straf te matigen, wanneer zij zijn bewijsverweer niet volgt. Afgewogen tegen de rol van andere verdachten en rekening houdend met de spijtbetuiging en persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zou een aanzienlijk lagere straf moeten worden opgelegd dan gevorderd is door de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft deelgenomen aan een gewelddadige woningoverval. Medeverdachte [medeverdachte 1] voelde zich gekwetst en getergd door [slachtoffer 1] en zijn vriendin [slachtoffer 2] . Zij heeft vervolgens de verdachte en anderen zo ver gekregen mee te gaan. Kennelijk om verhaal te gaan halen. De verdachte leidde dit verhaal halen, of beter: het geweld, in door met een meegebrachte moker de ruit van de voordeur van de woning in te slaan en de deur voor de anderen te openen. Eenmaal binnen is men vrijwel meteen met stelen begonnen. De verdachte heeft verder geen geweld gebruikt, maar heeft duidelijk met de moker in de hand bijgedragen aan de dreiging die uitging van [medeverdachte 1] met het door de verdachte aangereikte nepwapen en van het aantal indringers. Dit gezamenlijke optreden dwong de slachtoffers machteloos toe te zien hoe hun spullen werden weggenomen. Ook kan het de verdachte niet ontgaan zijn dat het slachtoffer [slachtoffer 1] letsel had en de verdachte had moeten concluderen dat dit door toedoen van [medeverdachte 1] kwam, ook als hij dat zelf niet heeft zien gebeuren. De verdachte distantieert zich echter op geen enkel moment, blijft de diefstal faciliteren en rijdt vervolgens de anderen met de buit naar zijn woning, de slachtoffers in ontreddering achterlatend.
Voor de slachtoffers heeft dit feit enorme impact gehad. In je woning moet je je veilig kunnen voelen en, ongeacht of je de daders kent of niet, ’s nachts met geweld en bedreiging beroofd worden in je eigen woning is verschrikkelijk. De slachtoffers kunnen niet geweten hebben dat er een nepwapen in het spel was en hebben voor hun leven gevreesd.
Voor dit feit wordt doorgaans door de strafrechter een lange onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd. Vanwege de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming. Voor het voorhanden hebben van nepwapens wordt doorgaans een geldboete opgelegd. De rechtbank zal voor dit feit geen extra straf bepalen en neemt dat mee in de straf die zij voor de woningoverval zal opleggen.
De rechtbank neemt tot vertrekpunt de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van de strafrechtspraak voor een woningoverval, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaren bij licht geweld en 5 jaren bij “ander geweld”. In deze zaak kan niet gesproken worden van licht geweld of alleen bedreiging en zijn ook nog de strafverzwarende elementen van het medeplegen en het nachtelijk tijdstip aan de orde. Aan [slachtoffer 1] is een hoofdwond toegebracht en er is gebruik gemaakt van een wapen dat niet van een echt vuurwapen te onderscheiden was. Vertrekpunt is dus 5 jaar gevangenisstraf.
Wel is er aanleiding de straf te matigen. De rechtbank houdt rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Ook heeft hij de rechtbank er wel van overtuigd dat hij oprecht spijt heeft, zodat de rechtbank een lagere straf passend vindt. Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 5.358,72 ter zake van feit 1, waarvan € 5.000,- voor geleden immateriële schade (smartengeld).
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 5.290,27 ter zake van feit 1, waarvan € 5.000,- voor geleden immateriële schade (smartengeld).
De officier van justitie acht de vorderingen toewijsbaar en heeft gevorderd dat de verdachte hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van de schade, waarbij ook de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht moet worden opgelegd.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren gelet op het vrijspraakverweer. Subsidiair heeft de raadsman de vorderingen inhoudelijk niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1] is genoegzaam onderbouwd en inhoudelijk niet betwist, zodat de schadevergoeding in beginsel kan worden toegekend. De rechtbank is ook van oordeel dat de gevorderde schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde en acht de verdachte samen met zijn mededaders civielrechtelijk aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de vordering daarom hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, opdat de Staat de vordering ten behoeve van de slachtoffers kan innen.
De vordering van [slachtoffer 2] is genoegzaam onderbouwd en inhoudelijk niet betwist, zodat de schadevergoeding in beginsel kan worden toegekend. Ambtshalve overweegt de rechtbank dat, hoewel dit slachtoffer geen letsel heeft opgelopen, de aard en ernst van de normschending in combinatie met de gevolgen die het slachtoffer heeft beschreven in de onderbouwing, meebrengen dat een aantasting van de persoon op andere wijze kan worden aangenomen (overeenkomstig artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek).
De rechtbank is verder van oordeel dat de gevorderde schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde en acht de verdachte samen met zijn mededaders civielrechtelijk aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de vordering daarom hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, opdat de Staat de vordering ten behoeve van de slachtoffers kan innen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De voorlopige hechtenis

De rechtbank heeft op 25 februari 2021 de voorlopige hechtenis bevolen en die voorlopige hechtenis is met ingang van 10 september 2021 geschorst onder voorwaarden. Op de terechtzitting van 2 november 2021 heeft de rechtbank besloten die schorsing te laten voortduren tot de dag van de uitspraak. De voorlopige hechtenis herleeft zodoende heden weer en duurt dan op grond van artikel 66 van het Wetboek van Strafvordering nog door tot 60 dagen na de uitspraak. De straf die de rechtbank aan de verdachte oplegt, brengt mee dat hij nog geruime tijd in een penitentiaire inrichting zal moeten gaan verblijven.
Het uitgangspunt is dat iedereen zijn berechting in vrijheid moet kunnen afwachten, tenzij er argumenten zijn die voorlopige hechtenis noodzakelijk maken. De verdachte heeft met de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn berechting in vrijheid mogen afwachten en er belang bij om ook de uitkomst van een (eventueel) hoger beroep in vrijheid af te mogen wachten. Dit belang is evenwel niet onbeperkt en moet afgewogen worden tegen de ernst van de feiten, waarvoor eerst ernstige bezwaren bestonden en waarvoor naar het oordeel van de rechtbank nu wettig en overtuigend bewijs is.
Het is namelijk niet zo dat een verdachte hangende het hoger beroep zijn berechting in vrijheid mag afwachten, gelet op artikel 5 lid 1, aanhef en onder a van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hierin is immers bepaald dat ná veroordeling vrijheidsbeneming gerechtvaardigd is. Deze veroordeling hoeft ook niet onherroepelijk te zijn.
Dit uitgangspunt kan ook toegepast op zaken in eerste aanleg waarin het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst en de verdachte vervolgens tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld die langer is dan de duur van het reeds ondergane voorarrest.
Bij de beoordeling of de schorsing in onderhavige zaak moet worden opgeheven, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en verdachte af te wegen en na te gaan of deze opheffing geboden is. In dit geval wegen voor de rechtbank de strafvorderlijke belangen dat de voorlopige hechtenis weer komt te herleven zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte, met name gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en de gevangenisstraf waartoe dit heeft geleid. Dit betekent dat de rechtbank de voorlopige hechtenis niet opnieuw zal schorsen en de verdachte wederom kan worden aangehouden, omdat het bevel tot gevangenhouding weer van kracht is geworden.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk op
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk op
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Loof, voorzitter, mr. W.L.J. Voogt en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
hij op of omstreeks 9 februari 2021 in de gemeente Kerkrade, omstreeks 01.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning, gelegen aan de [adres] te Kerkrade, een smartphone (een iPhone X) en/of drie jassen (van het merk Canadian Goose en/of Moose Nuckle) en/of een hoeveelheid kleding, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een ruit en/of voordeur van genoemde woning te forceren/vernielen en/of (vervolgens)
- die woning binnen te dringen en/of (vervolgens)
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen en/of (vervolgens)
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] te houden en/of (vervolgens))
- tegen die [slachtoffer 2] te roepen/schreeuwen/zeggen: "Vieze hoer, ik knal je overhoop, ik schiet je af" en/of (vervolgens)
- met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- een hamer aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen;
feit 2
hij op of omstreeks 9 februari 2021 in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten (een) door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp(en) dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op (een) wapen(s) geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was/waren, namelijk:
- een gasdrukwapen in de vorm van een revolver, (onder meer) voorzien van de inscripties M&P R8, Cal.177 (4.5mm), Licensed trademark of smith of wesson corp., en/of
- een gasdrukwapen in de vorm van een pistool, (onder meer) voorzien van de inscripties Colt, F press S, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, Einddossier Onderzoek Aaldonk, proces-verbaalnummer 31, documentcode LB2R021019, gesloten d.d.19 mei 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 489.
2.Het proces-verbaal aangifte, p. 52.
3.De geneeskundige verklaring, p. 71.
4.Het proces-verbaal van verhoor aangever, p. 62 en 63.
5.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 56 en 57.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 104.
7.Het proces-verbaal aangifte, p. 73 en 74.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 85.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 145.
10.De kennisgeving van inbeslagneming, p. 350.
11.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adresgegevens verdachte] ), p. 155 en de kennisgeving van inbeslagneming, p. 306.
12.Het verslag van binnentreden in woning, p. 196 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 207 en 208.
13.Het proces-verbaal relaterende een onderzoek aan de op pagina nr. 1 van dit proces-verbaal vermelde voorwerpen, p. 234 en 235.
14.Het proces-verbaal i.v.m. aanhouding (videoconferentie), p. 471.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 479 en 480
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 483, 484 en 485.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 451.
18.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 413.