ECLI:NL:RBLIM:2021:8606

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
03.037918.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met nepwapens en bedreiging

Op 9 februari 2021 heeft de verdachte, samen met drie anderen, een gewelddadige woningoverval gepleegd in Kerkrade. De overval vond plaats omstreeks 01:00 uur, waarbij de verdachte en haar medeverdachten de woning binnendrongen en de bewoners, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met geweld en bedreiging onder druk zetten. De verdachte had een nepwapen bij zich en bedreigde [slachtoffer 2] met de woorden: 'Vieze hoer, ik knal je overhoop, ik schiet je af'. Tijdens de overval zijn er diverse goederen, waaronder jassen en een smartphone, weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging, en dat zij ook wapens voorhanden heeft gehad die niet van echte vuurwapens te onderscheiden waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, rekening houdend met haar jonge leeftijd en verminderd toerekeningsvatbaarheid door psychische problemen. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers voor de geleden immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.037918.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
16 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.B.E. van Kan, advocaat kantoorhoudende te Beek.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 november 2021. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte samen met anderen een woningoverval heeft gepleegd (feit 1) en nepwapens voorhanden heeft gehad die niet van echte vuurwapens te onderscheiden waren (feit 2).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte samen met drie anderen op 9 februari 2021 in Kerkrade om één uur ’s nachts is binnengedrongen in de woning van [slachtoffer 1] . In die woning was ook de vriendin van [slachtoffer 1] aanwezig. [slachtoffer 1] is mishandeld en zijn vriendin bedreigd. De verdachten hebben vervolgens uit de woning kleding en een telefoon weggenomen. Bij de overval is er door de verdachten nauw en bewust samengewerkt, zodat ieder van hen zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld en bedreiging met geweld, ook als hij of zij niet alle gedragingen die opgenomen zijn in de tenlastelegging heeft verricht.
Bij de overval is door de verdachte gebruik gemaakt van een gasdrukwapen dat zodanig lijkt op een echt vuurwapen dat het voorhanden hebben ervan strafbaar is. Ook was er nog een tweede gasdrukwapen meegenomen naar de woning van het slachtoffer. De verdachte heeft dat wapen ook voorhanden gehad. De verdachte heeft zich daarom ook schuldig gemaakt aan het overtreden van de Wet wapens en munitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Van feit 1 moet verdachte worden vrijgesproken. De verdachte is naar de woning van haar ex [slachtoffer 1] gegaan om hem een lesje te leren, omdat de verdachte zich -kort samengevat- door hem en zijn vriendin [slachtoffer 2] erg gekwetst voelde. Zij heeft erkend een nepwapen te hebben meegenomen, maar betwist dat zij meer geweld heeft gepleegd dan een enkele duw. Zij ontkent ook dat zij bedreigingen heeft geuit. Zij had gedronken en coke gesnoven, heeft op de verkeerde manier haar emoties geuit, maar het was nooit de bedoeling dat zij of de drie anderen die bij haar waren zouden gaan stelen. Volgens de raadsman was er dus geen sprake van een nauwe of bewuste samenwerking met het oog op diefstal en geen geweld. De verdachte betreurt het zeer dat alles zo uit de hand is gelopen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1.
Inleiding
De rechtbank zal hierna eerst de inhoud van de door haar relevant geachte bewijsmiddelen weergeven. Daaruit trekt de rechtbank de conclusie dat de feiten volledig bewezen kunnen worden, zoals ten laste is gelegd. Zij zal na het weergeven van het bewijs nader motiveren waarom zij het bewijsverweer van de raadsman ten aanzien van feit 1 niet volgt.
3.3.2
De bewijsmiddelen
3.3.2.1 Aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het letsel van [slachtoffer 1]
heeft op 9 februari 2021 om 01:10 uur bij de politie aangifte gedaan van diefstal met geweld. Aangever verklaarde dat hij omstreeks 01:00 uur in zijn woning aan de [adres 1] te Kerkrade was met zijn vriendin [slachtoffer 2] . Ze lagen op de bank te slapen in de woonkamer op de eerste verdieping. Opeens hoorde hij iemand glas inslaan en opeens kwamen er mensen naar boven. Aangever herkende de verdachte als één van hen. Hij werd meteen op zijn hoofd geslagen, waarna hij bloedde en niet veel meer meekreeg. Aangever moest mee met de ambulance en kon niet meer verklaren op dat moment. De verbalisant zag dat aangever aan de linkerzijde van zijn hoofd, boven zijn oor een bloedende wond had. [2] Die wond links in de behaarde hoofdhuid is in het ziekenhuis gehecht. [3]
Later op 9 februari 2021, omstreeks 13:20 uur, heeft aangever [slachtoffer 1] zijn aangifte aangevuld. Aangever kende verdachte omdat zij een kortstondige relatie hadden gehad. Hij zag dat zij een zwart pistool vasthad. Zij duwde hem tegen de muur en plotseling zag en voelde hij dat zij hem met de hand waarin ze het pistool vasthield, op zijn linker achterhoofd sloeg. Hij voelde direct erge pijn en voelde dat het bloed uit zijn hoofd stroomde. Hij zag dat de verdachte naar zijn vriendin liep en het pistool met de loop tegen het voorhoofd van zijn vriendin duwde en zei dat ze haar kapot zou schieten.
Vervolgens zag hij dat er nog een onbekende jongen binnenkwam en daarbij nog een jongen en een meisje. De eerste jongen bleef voor aangever staan met een moker en zei iets van: “We fucken met je, we zijn serieus met je.” Daardoor voelde aangever zich bedreigd. De andere jongen stond alleen in de keuken, maar het andere meisje pakte de jas van zijn vriendin van de bank op en zei dat die jas nu van haar was.
Zijn telefoon, waarmee zijn vriendin de politie wilde bellen, werd uit haar handen gegrepen door dit meisje of door de verdachte. Aangever vond die later terug via “zoek mijn iPhone”.
Plotseling verlieten ze de woning, behalve de verdachte. Aangever zag dat zij nog naar boven liep en zag later dat zij kleren in haar handen had en naar beneden liep. [4]
Verder heeft aangever verklaard dat hij glasgerinkel gehoord had om ongeveer 01:00 uur en hij zag toen hij opstond tegelijkertijd de daders naar boven komen, naar de woonkamer, de verdachte voorop. Hij zag dat zij een zwart pistool in haar hand vasthield. Zij duwde hem tegen de muur en tegelijkertijd sloeg zij hem met dat pistool tegen zijn hoofd. Toen hij weer bijkwam, zag hij dat de verdachte het pistool tegen het hoofd van zijn vriendin hield en hij hoorde dat de verdachte haar bedreigde.
Ook zag hij een jongen met een hamer, een moker, in zijn hand. Verder waren er nog een meisje en een jongen bij. Dat meisje heeft de jas van zijn vriendin meegenomen, van het merk Canadian Goose.
Aangever zag dat de verdachte naar boven ging, richting de berging waar zijn kleding lag. De daders hebben zijn iPhone X meegenomen en hij zag dat zijn kapstok op de begane grond leeg was; zijn twee jassen van het merk Canadian Goose en Moose Knuckles hingen daar niet meer en waren ook meegenomen. [5]
De vriendin van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] is op 9 februari 2021 om 01:25 uur gehoord als getuige. Zij verklaarde dat zij glasgerinkel hoorde en gebonk. De daders stonden al vrij snel boven in de woonkamer. Als eerste zag zij de verdachte, waarna nog een meisje en een jongen met een hamer volgden. De verdachte had een pistool vast. Het andere meisje had haar jas aan en zij hoorde nog mensen beneden. Op dat moment weet [slachtoffer 2] niet wie wat gedaan had. Het ging allemaal snel. [6]
[slachtoffer 2] heeft later, om 13:00 uur, ook aangifte gedaan van de overval en het volgende verklaard. Aangeefster kende de verdachte omdat zij bij haar in de klas had gezeten. Zij en haar vriend werden ineens wakker van het geluid van glasgerinkel. Haar vriend stond op en deed het licht aan. Aangeefster zag de verdachte de woonkamer binnenstormen en zag dat zij haar vriend tegen de muur duwde. Aangeefster was verstijfd van schrik. Toen de verdachte ineens op haar afkwam, zag aangeefster dat zij een pistool vasthad, waarmee ze op het hoofd en de borst van aangeefster richtte, op een halve meter afstand van aangeefster. Aangeefster probeerde de politie te bellen, maar door de stress wist zij de code van de telefoon van haar vriend niet meer.
Ze hoorde de verdachte zeggen: “Vieze hoer, ik knal je overhoop, ik schiet je af” of woorden van gelijke aard en strekking. Hierna pakte de verdachte de telefoon af. Daarna hield de verdachte het pistool weer op haar gericht. Aangeefster voelde zich erg bedreigd en dacht echt dat ze doodging.
Aangeefster zag dat er opeens meer mensen de woonkamer in kwamen, onder wie een jongen met een grote hamer, die verder weinig tegen haar gezegd of gedaan heeft, maar omdat hij een grote hamer in zijn hand had, heeft aangeefster zich verder rustig gehouden, omdat zij bang was dat hij haar iets aan zou doen.
Deze mensen liepen op haar vriend af en stonden op een afstand van ongeveer drie meter van aangeefster. Er was ook een meisje bij. De verdachte duwde haar vriend weer tegen de muur en sloeg haar vriend op zijn hoofd.
Op een gegeven moment zag aangeefster dat het andere meisje haar jas van het merk Canadian Goose aan had. Aangeefster hoorde haar zeggen: “Ik hou jouw jas, kankerhoer.”
Aangeefster zag verder dat de andere jongen de jas van haar vriend aan had, van het merk Canadian Goose. Toen de daders weg waren, zag aangeefster dat boven de kasten waren leeggehaald. [7]
3.3.2.2 Het aantreffen van de iPhone, de aanhouding van de verdachten en het aantreffen van wapens en gestolen goederen
De politie heeft op aanwijzing van aangeefster [slachtoffer 2] de iPhone teruggevonden, niet ver van de woning van [slachtoffer 1] . [8]
Het onderzoek van de politie kwam al snel uit bij de woning van één van de medeverdachten, genaamd [medeverdachte 1] , gelegen aan de [adres 2] in [woonplaats] , op aanwijzing van een getuige over de vluchtauto en aan de hand van sporen van die auto in de sneeuw. In de woning aan de [adres 2] werden de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden. [9] De verdachte [medeverdachte 2] had een jas aan van het merk Canada Goose, die in beslag werd genomen. [10]
In de woning aan de [adres 2] werd in de woonkamer een zwarte revolver aangetroffen en een jas van het merk Canada Goose met in de jaszak een beurs met daarin pasjes op naam van [slachtoffer 1] . Op de eerste verdieping in de kinderkamer in een commode werd een zwart pistool aangetroffen. [11] Ook werd een jas van het merk Moose Knuckles aangetroffen en werden kledingstukken in beslag genomen. Aangever [slachtoffer 1] herkende 18 kledingstukken als zijn eigendom, waaronder broeken, truien en shirts. Verder werden een ID-kaart, OV-kaart en creditcard op naam van [slachtoffer 2] aangetroffen. [12]
De in beslag genomen wapens werden door een deskundige van de politie onderzocht. Het betrof een imitatierevolver die qua vorm en afmeting sprekend leek op een vuurwapen van het merk Smith & Wesson, type M&P R8, kaliber .357 Mag. Het in beslag genomen wapen was een gasdrukwapen in de vorm van een revolver, (onder meer) voorzien van de inscripties M&P R8, Cal.177 (4.5mm), Licensed trademark of Smith & Wesson corp. Dit is een voorwerp dat geschikt is voor be- en afdreiging en niet onder de Europese speelgoedrichtlijn valt en derhalve een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie.
Het andere wapen betrof een imitatiepistool, een gasdrukwapen in de vorm van een pistool, dat qua vorm en afmeting sprekend leek op een vuurwapen, merk Colt, type 1911 Recon Compact, kaliber .45 Acp. Het in beslag genomen wapen was voorzien van de inscriptie: Colt, F press S, 13F61585. Het voorwerp was geschikt voor be- en afdreiging en valt niet onder de Europese speelgoedrichtlijn en is derhalve een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie. [13]
3.3.2.3 De verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]
[medeverdachte 2] heeft op meerdere momenten een verklaring afgelegd. Bij haar voorgeleiding verklaarde zij dat zij gevraagd werd om mee te gaan, met anderen de woning is ingegaan en dat zij heeft gekeken hoe iemand werd toegetakeld. [14] Daarna heeft zij op 9 februari 2021 verklaard dat zij met de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] naar de woning van aangever [slachtoffer 1] is gegaan. De bedoeling was dat het meisje (
de rechtbank: daarmee bedoelt zij de verdachte) die jongen zou slaan en dat die andere jongen spullen uit de woning zou meenemen. Anderen hadden een wapen en een hamer bij zich. Zij zag dat één van de drie anderen met een hamer de ruit insloeg en dat die drie de woning in zijn gegaan, waarna zij ook binnen is gegaan. Zij zag dat de bewoner behoorlijk bloed aan zijn hoofd had.
In de woonkamer lag een jas van het merk Canada Goose. [medeverdachte 2] dacht dat dit de jas van de vriendin van de jongen was. Zij pakte die jas. In die jas zaten twee iPhones, die zij uit het raam van de auto heeft gegooid. De anderen hebben kleren meegenomen die in een kast boven lagen. [15]
Op 10 februari 2021 heeft de verhorende verbalisant aan haar gevraagd van wie het idee kwam dat de verdachte het slachtoffer zou slaan en dat de andere jongen spullen zou meenemen. Daarop antwoordt [medeverdachte 2] : “Ik zeg je heel eerlijk. Dat idee kwam van mij af. Ik wilde hun helpen, omdat die blonde werd gepest.” Op de vraag van wie het initiatief kwam antwoordt [medeverdachte 2] : “Eigenlijk zijn we gewoon samen gegaan. Het was van nature ontstaan. Het was meer het initiatief van ons alle vier.” Ze heeft ook de wapens gezien die werden meegenomen, door de verdachte en [medeverdachte 3] . Het pistool heeft zij in de commode verstopt in de slaapkamer boven van de woning van [medeverdachte 1] . Er waren veel dure truien meegenomen. De verdachte en [medeverdachte 3] hebben deze kleren uit de kast gepakt en meegenomen. [16]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de woning is binnengegaan, nadat [medeverdachte 1] de ruit had ingetikt. [medeverdachte 3] pakte meteen twee jassen van de kapstok, die hij vervolgens in de auto heeft gelegd. Weer binnen zag hij dat het gezicht van de ex van de verdachte onder het bloed zat. [medeverdachte 1] had mogelijk nog de hamer in zijn hand. Eerder op de avond had de verdachte twee wapens gezien, een revolver en een pistool, en de verdachte had een wapen in zijn hand gedrukt. De verdachte had het pistool meegenomen naar de woning. Op enig moment zei de verdachte dat er boven kleding zou liggen. [medeverdachte 3] is toen met de verdachte naar boven gelopen. Eenmaal boven heeft [medeverdachte 3] een graai in de kast gedaan en is hij weggegaan. [17]
3.3.3
Overwegingen en conclusies naar aanleiding van het bewijs
Uit de verklaringen van aangevers volgt dat zij in hun woning werden beroofd van kleding en een telefoon, maar ook van andere goederen, zoals een beurs en id-kaart en pasjes, die waarschijnlijk in jaszakken hebben gezeten. Dit wegnemen van goederen werd voorafgegaan door geweld op het hoofd van [slachtoffer 1] , die daardoor machteloos werd. Dit geweld werd toegepast door de verdachte en zij moet degene zijn geweest die het letsel aan [slachtoffer 1] heeft toegebracht. De rechtbank volgt zijn verklaring dat dit met het wapen is gebeurd dat de verdachte had meegenomen. [slachtoffer 2] was verstijfd van angst, wat niet verwonderlijk is als je ziet dat je vriend belaagd wordt en dat die zelfde belaagster, de verdachte, een pistool tegen je richt en zegt dat ze je zal afschieten.
Vrijwel gelijktijdig met, of in elk geval kort na dit geweld en dreigen van de kant van de verdachte werden goederen weggenomen, waarbij op basis van de verklaring van [medeverdachte 2] mag worden aangenomen dat van te voren was bedacht om dit te doen. De overval heeft al met al ook niet veel tijd in beslag genomen en het geweld en de bedreiging en de diefstal zijn naadloos in elkaar overgegaan.
[medeverdachte 3] , die de initiële gewelds- en dreigingselementen waarschijnlijk niet meekreeg en later naar boven gaat, heeft zodra hij de woning op de begane grond betrad twee jassen gestolen, en is vervolgens naar boven gegaan, waar hij nog eens kleding bijeen graaide en meenam, op aanwijzen van de verdachte, die kennelijk vanwege haar eerdere contacten met [slachtoffer 1] wist waar wat te halen viel. Ook dat lijkt zo te zijn verlopen als eerder bedacht was en er is voldoende bewijs dat de verdachte toen ook kleding heeft weggenomen. Ondertussen moet [medeverdachte 3] gezien hebben dat er geweld was gebruikt, waardoor diefstal mogelijk en makkelijk was. [medeverdachte 2] , die verklaard heeft dat zij heeft gezien dat iemand werd toegetakeld en dat het de bedoeling was om geweld te gebruiken en spullen te stelen, is ook vrijwel meteen overgegaan tot het inpikken van de jas van [slachtoffer 2] , die eveneens door angst machteloos bleek.
Dat alles maakt dat het ongeloofwaardig is dat de verdachte alleen naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan om hem een lesje te leren, zoals zij zelf zegt. Als dat al zo zou zijn geweest, dan nog blijft het gegeven dat met “het lesje” dat zij hem leerde in de vorm van mishandeling en het tonen van een wapen, bijgestaan door [medeverdachte 1] met de moker, de verdachte die diefstal mogelijk en makkelijk maakte en dat zij samen met de anderen met de buit in de auto is vertrokken, zonder zich ook maar op enig moment te bedenken en te distantiëren. Als de rechtbank al zou volgen dat zij zich aanvankelijk niet had voorgenomen om te stelen, is dat voornemen dan toch ter plekke in de woning ontstaan. Dat is voldoende om ook in haar geval het bestanddeel “oogmerk” bewezen te verklaren.
Er is dan ook voldoende wettig en overtuigend bewijs dat er door de verdachten nauw en bewust is samengewerkt met het oogmerk om met geweld en dreiging spullen weg te nemen. Elk van de vier verdachten heeft in het korte tijdsbestek een rol op zich genomen. Die rollen sluiten vrijwel naadloos op elkaar aan.
Het is juridisch niet vereist dat alle facetten van het gezamenlijk optreden moeten zijn afgesproken en dat iedere deelnemer zich bewust moet zijn geweest van het handelen van de ander en daarmee ingestemd moet hebben. Het handelen en een rolverdeling kunnen min of meer spontaan en stilzwijgend plaatsvinden. De daders die geen geweldshandelingen of bedreigingen hebben begaan, moeten beseft hebben dat daarvan sprake was en dat het gevolg daarvan was dat het makkelijk werd te stelen. Alle gedragingen zoals ten laste zijn gelegd, zijn daarom aan alle verdachten strafrechtelijk toe te rekenen.
Tot slot acht de rechtbank bewezen dat de verdachte niet alleen het neppistool voorhanden heeft gehad, maar ook de neprevolver die is aangetroffen, zoals ten laste is gelegd bij feit 2. Dat volgt uit de verklaring van [medeverdachte 3] . De verdachte heeft over beide wapens de beschikking gehad.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 9 februari 2021 in de gemeente Kerkrade, omstreeks 01.00 uur, tezamen en in vereniging met anderen, uit een woning, gelegen aan de [adres 1] te Kerkrade, een smartphone (een iPhone X), jassen (van het merk Canadian Goose en Moose Knuckles) en een hoeveelheid kleding, toebehorende aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- een ruit van de voordeur te vernielen en
- die woning binnen te dringen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] te houden en
- tegen die [slachtoffer 2] te roepen: "Vieze hoer, ik knal je overhoop, ik schiet je af" en
- met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en
- een hamer aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te tonen;
Feit 2
op 9 februari 2021 in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat dit voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk:
- een gasdrukwapen in de vorm van een revolver, (onder meer) voorzien van de inscripties M&P R8, Cal.177 (4.5mm), Licensed trademark of smith of wesson corp., en
- een gasdrukwapen in de vorm van een pistool, (onder meer) voorzien van de inscripties Colt, F press S,
voorhanden heeft gehad
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
feit 2
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De GZ-psycholoog drs. M.H. Keppel heeft de geestvermogens van de verdachte onderzocht en op 5 mei 2021 een rapport uitgebracht. In dit rapport staat onder meer dat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een posttraumatische stressstoornis en een stoornis in alcoholgebruik. Daarnaast kan gesproken worden van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met vermijdende, afhankelijke en borderline trekken.
Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van de feiten en hebben de gedragskeuze en gedragingen van de verdachte toen beïnvloed. Die invloed is volgens de gedragsdeskundige zodanig geweest dat geadviseerd wordt de feiten in verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies en het advies van het rapport en neemt deze over. Er is geen sprake van een omstandigheid die de strafbaarheid van de verdachte (volledig) uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar voor de bewezen verklaarde feiten. Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank rekening houden met de conclusie dat zij als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de op te leggen straf te matigen, niet alleen gelet op het bewijsverweer, maar ook gelet op de context waarin de zaak zich heeft afgespeeld en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de verdachte een taakstraf op te leggen en niet meer onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast kan de rechtbank dan een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waaraan bijzondere voorwaarden verbonden kunnen worden, die de verdachte kunnen helpen haar psychische problematiek te verwerken, wat ook in het belang van de samenleving is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft deelgenomen aan een gewelddadige woningoverval. De verdachte voelde zich gekwetst en getergd door [slachtoffer 1] en zijn vriendin [slachtoffer 2] . De verdachte, onder invloed van drank en cocaïne, wilde hem een lesje leren en duidelijk maken dat zijn kwetsende gedrag moest stoppen. Zij heeft ontkend dat het haar bedoeling was hem en [slachtoffer 2] te beroven. Ook heeft de verdachte betwist dat zij hem met het wapen heeft geslagen.
Het bewijs is echter duidelijk. De verdachte heeft anderen zo ver gekregen mee te gaan en is degene geweest die in de woning meteen tot harde actie overging, nadat met geweld de toegang was verkregen tot de woning, waarna de anderen vrijwel meteen, mede op haar aanwijzing, tot het stelen van goederen zijn overgegaan. Zelf heeft ze ook kleding weggenomen. Daarna zijn ze gezamenlijk met de buit vertrokken, de slachtoffers in ontreddering achterlatend. Door [slachtoffer 1] te mishandelen en hem en [slachtoffer 2] te bedreigen werden deze slachtoffers machteloos en moesten zij ook nog ervaren dat hun spullen werden meegenomen.
Voor de slachtoffers heeft dit feit enorme impact gehad. In je woning moet je je veilig kunnen voelen en, ongeacht of je de daders kent of niet, ’s nachts met geweld en bedreiging beroofd worden in je eigen woning is verschrikkelijk. De slachtoffers kunnen niet geweten hebben dat er een nepwapen in het spel was en hebben voor hun leven gevreesd.
Voor dit feit wordt doorgaans door de strafrechter een lange onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd. Vanwege de ernst kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming. Voor het voorhanden hebben van nepwapens wordt doorgaans een geldboete opgelegd. De rechtbank zal voor dit feit geen extra straf bepalen en neemt dat mee in de straf die zij voor de woningoverval zal opleggen.
De rechtbank neemt tot vertrekpunt de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van de strafrechtspraak voor een woningoverval, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaren bij licht geweld en 5 jaren bij “ander geweld”. In deze zaak kan niet gesproken worden van licht geweld of alleen bedreiging en zijn ook nog de strafverzwarende omstandigheden van het medeplegen en het nachtelijk tijdstip aan de orde. Aan [slachtoffer 1] is een hoofdwond toegebracht en er is gebruik gemaakt van een wapen dat niet van een echt vuurwapen te onderscheiden was. Vertrekpunt is dus 5 jaar gevangenisstraf. Taakstraf is gelet op de ernst van de feiten niet aan de orde.
Wel is er aanleiding de straf aanzienlijk te matigen. De rechtbank houdt rekening met de jonge leeftijd van de verdachte. De rechtbank heeft ook wel begrip voor alle emoties en psychische problematiek die de verdachte getriggerd hebben. Zij moet als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd, zodat de rechtbank rekening houdend met haar persoonlijke omstandigheden een lagere straf passend vindt. Zij vindt het echter niet gepast om dan ook nog een voorwaardelijk strafdeel te bepalen. Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 5.358,72 ter zake van feit 1, waarvan € 5.000,- voor geleden immateriële schade (smartengeld).
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 5.290,27 ter zake van feit 1, waarvan € 5.000,- voor geleden immateriële schade (smartengeld).
De officier van justitie acht de vorderingen toewijsbaar en heeft gevorderd dat de verdachte hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van de schade, waarbij ook de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht moet worden opgelegd.
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van de materiele schadeposten. De vergoeding voor geleden immateriële schade zou moeten worden gematigd, omdat er aan de gebeurtenis op 9 februari 2021 een ruzie vooraf is gegaan en aangevers een eigen aandeel in het geheel hebben gehad door de verdachte lastig te vallen. Ook is de onderbouwing van de immateriële schade door [slachtoffer 2] niet toereikend om het hele bedrag toe te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1] is genoegzaam onderbouwd, zodat de schadevergoeding in beginsel kan worden toegekend. De rechtbank is ook van oordeel dat de gevorderde schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde en acht de verdachte samen met haar mededaders civielrechtelijk aansprakelijk voor die schade.
De rechtbank ziet geen reden het toe te kennen smartengeld te matigen. De rechtbank neemt wel aan dat de verdachte, nadat haar relatie met [slachtoffer 1] verbroken was, een conflict met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] had waarin deze zich kwetsend hebben gedragen, maar dat kan het handelen van de verdachte op 9 februari 2021 op geen enkele manier billijken. Daarvoor is dat handelen te disproportioneel. De rechtbank zal de vordering daarom hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, opdat de Staat de vordering ten behoeve van de slachtoffers kan innen.
De vordering van [slachtoffer 2] is genoegzaam onderbouwd, zodat de schadevergoeding in beginsel kan worden toegekend. Zoals hiervoor al overwogen ziet de rechtbank geen reden het toe te wijzen bedrag te matigen vanwege enig eigen aandeel van [slachtoffer 2] .
Verder overweegt de rechtbank dat, hoewel dit slachtoffer geen letsel heeft opgelopen, de aard en ernst van de normschending in combinatie met de gevolgen die het slachtoffer heeft beschreven in de onderbouwing, meebrengen dat een aantasting van de persoon op andere wijze kan worden aangenomen (overeenkomstig artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek). Het is daarom niet van belang dat niet kan worden vastgesteld dat deze benadeelde partij geestelijk letsel in de vorm van PTSS heeft opgelopen door de woningoverval, wat overigens wel voor de hand ligt, en daarvoor een EMDR-behandeling volgt.
De rechtbank is verder van oordeel dat de gevorderde schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde en acht de verdachte samen met haar mededaders civielrechtelijk aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de vordering daarom hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, opdat de Staat de vordering ten behoeve van de slachtoffers kan innen

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De voorlopige hechtenis

De rechtbank heeft op 25 februari 2021 de voorlopige hechtenis bevolen en die voorlopige hechtenis is met ingang van 18 juni 2021 geschorst onder voorwaarden. De straf die de rechtbank aan de verdacht oplegt, brengt mee dat zij nog geruime tijd in een penitentiaire inrichting zal moeten gaan verblijven.
Het uitgangspunt is dat iedereen zijn berechting in vrijheid moet kunnen afwachten, tenzij er argumenten zijn die voorlopige hechtenis noodzakelijk maken. De verdachte heeft met de schorsing van de voorlopige hechtenis haar berechting in vrijheid mogen afwachten en er belang bij om ook de uitkomst van een (eventueel) hoger beroep in vrijheid af te mogen wachten. Haar raadsman heeft gewezen op de noodzaak van het voortzetten van de behandeling voor haar psychische problematiek. Dit belang is evenwel niet onbeperkt en moet afgewogen worden tegen de ernst van de feiten, waarvoor eerst ernstige bezwaren bestonden en waarvoor naar het oordeel van de rechtbank nu wettig en overtuigend bewijs is.
Het is namelijk niet zo dat een verdachte hangende het hoger beroep zijn berechting in vrijheid mag afwachten, gelet op artikel 5 lid 1, aanhef en onder a van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hierin is immers bepaald dat ná veroordeling, vrijheidsbeneming is gerechtvaardigd. Deze veroordeling hoeft ook niet onherroepelijk te zijn.
Dit uitgangspunt kan ook toegepast op zaken in eerste aanleg waarin het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst en de verdachte vervolgens tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld die langer is dan de duur van het reeds ondergane voorarrest.
Bij de beoordeling of de schorsing in onderhavige zaak moet worden opgeheven, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en verdachte af te wegen en na te gaan of deze opheffing geboden is. In dit geval wegen voor de rechtbank de strafvorderlijke belangen dat de voorlopige hechtenis weer komt te herleven zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte, met name gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en de gevangenisstraf waartoe dit heeft geleid. Dit betekent dat de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis zal opheffen.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk op
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk op
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
De voorlopige hechtenis
  • heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden;
  • bepaalt dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in een Huis van Bewaring in Nederland.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Loof, voorzitter, mr. W.L.J. Voogt en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
zij op of omstreeks 9 februari 2021 in de gemeente Kerkrade, omstreeks 01.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning, gelegen aan de [adres 1] te Kerkrade, een smartphone (een iPhone X) en/of drie jassen (van het merk Canadian Goose en/of Moose Nuckle) en/of een hoeveelheid kleding, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een ruit en/of voordeur van genoemde woning te forceren/vernielen en/of (vervolgens)
- die woning binnen te dringen en/of (vervolgens)
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen en/of (vervolgens)
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] te houden en/of (vervolgens))
- tegen die [slachtoffer 2] te roepen/schreeuwen/zeggen: "Vieze hoer, ik knal je overhoop, ik schiet je af" en/of (vervolgens)
- met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- een hamer aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen;
feit 2
zij op of omstreeks 9 februari 2021 in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten (een) door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp(en) dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op (een) wapen(s) geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was/waren, namelijk:
- een gasdrukwapen in de vorm van een revolver, (onder meer) voorzien van de inscripties M&P R8, Cal.177 (4.5mm), Licensed trademark of smith of wesson corp., en/of
- een gasdrukwapen in de vorm van een pistool, (onder meer) voorzien van de inscripties Colt, F press S, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, Einddossier Onderzoek Aaldonk, proces-verbaalnummer 31, documentcode LB2R021019, gesloten d.d.19 mei 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 489.
2.Het proces-verbaal aangifte, p. 52.
3.De geneeskundige verklaring, p. 71.
4.Het proces-verbaal van verhoor aangever, p. 62 en 63.
5.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 56 en 57.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 104.
7.Het proces-verbaal aangifte, p. 73 en 74.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 85.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 145.
10.De kennisgeving van inbeslagneming, p. 350.
11.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] [woonplaats] ), p. 155 en de kennisgeving van inbeslagneming, p. 306.
12.Het verslag van binnentreden in woning, p. 196 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 207 en 208.
13.Het proces-verbaal relaterende een onderzoek aan de op pagina nr. 1 van dit proces-verbaal vermelde voorwerpen, p. 234 en 235.
14.Het proces-verbaal i.v.m. aanhouding (videoconferentie), p. 471.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 479 en 480
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 483, 484 en 485.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 451.