3.3.2De bewijsmiddelen
3.3.2.1 Aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het letsel van [slachtoffer 1]
heeft op 9 februari 2021 om 01:10 uur bij de politie aangifte gedaan van diefstal met geweld. Aangever verklaarde dat hij omstreeks 01:00 uur in zijn woning aan de [adres 1] te Kerkrade was met zijn vriendin [slachtoffer 2] . Ze lagen op de bank te slapen in de woonkamer op de eerste verdieping. Opeens hoorde hij iemand glas inslaan en opeens kwamen er mensen naar boven. Aangever herkende de verdachte als één van hen. Hij werd meteen op zijn hoofd geslagen, waarna hij bloedde en niet veel meer meekreeg. Aangever moest mee met de ambulance en kon niet meer verklaren op dat moment. De verbalisant zag dat aangever aan de linkerzijde van zijn hoofd, boven zijn oor een bloedende wond had.Die wond links in de behaarde hoofdhuid is in het ziekenhuis gehecht.
Later op 9 februari 2021, omstreeks 13:20 uur, heeft aangever [slachtoffer 1] zijn aangifte aangevuld. Aangever kende verdachte omdat zij een kortstondige relatie hadden gehad. Hij zag dat zij een zwart pistool vasthad. Zij duwde hem tegen de muur en plotseling zag en voelde hij dat zij hem met de hand waarin ze het pistool vasthield, op zijn linker achterhoofd sloeg. Hij voelde direct erge pijn en voelde dat het bloed uit zijn hoofd stroomde. Hij zag dat de verdachte naar zijn vriendin liep en het pistool met de loop tegen het voorhoofd van zijn vriendin duwde en zei dat ze haar kapot zou schieten.
Vervolgens zag hij dat er nog een onbekende jongen binnenkwam en daarbij nog een jongen en een meisje. De eerste jongen bleef voor aangever staan met een moker en zei iets van: “We fucken met je, we zijn serieus met je.” Daardoor voelde aangever zich bedreigd. De andere jongen stond alleen in de keuken, maar het andere meisje pakte de jas van zijn vriendin van de bank op en zei dat die jas nu van haar was.
Zijn telefoon, waarmee zijn vriendin de politie wilde bellen, werd uit haar handen gegrepen door dit meisje of door de verdachte. Aangever vond die later terug via “zoek mijn iPhone”.
Plotseling verlieten ze de woning, behalve de verdachte. Aangever zag dat zij nog naar boven liep en zag later dat zij kleren in haar handen had en naar beneden liep.
Verder heeft aangever verklaard dat hij glasgerinkel gehoord had om ongeveer 01:00 uur en hij zag toen hij opstond tegelijkertijd de daders naar boven komen, naar de woonkamer, de verdachte voorop. Hij zag dat zij een zwart pistool in haar hand vasthield. Zij duwde hem tegen de muur en tegelijkertijd sloeg zij hem met dat pistool tegen zijn hoofd. Toen hij weer bijkwam, zag hij dat de verdachte het pistool tegen het hoofd van zijn vriendin hield en hij hoorde dat de verdachte haar bedreigde.
Ook zag hij een jongen met een hamer, een moker, in zijn hand. Verder waren er nog een meisje en een jongen bij. Dat meisje heeft de jas van zijn vriendin meegenomen, van het merk Canadian Goose.
Aangever zag dat de verdachte naar boven ging, richting de berging waar zijn kleding lag. De daders hebben zijn iPhone X meegenomen en hij zag dat zijn kapstok op de begane grond leeg was; zijn twee jassen van het merk Canadian Goose en Moose Knuckles hingen daar niet meer en waren ook meegenomen.
De vriendin van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] is op 9 februari 2021 om 01:25 uur gehoord als getuige. Zij verklaarde dat zij glasgerinkel hoorde en gebonk. De daders stonden al vrij snel boven in de woonkamer. Als eerste zag zij de verdachte, waarna nog een meisje en een jongen met een hamer volgden. De verdachte had een pistool vast. Het andere meisje had haar jas aan en zij hoorde nog mensen beneden. Op dat moment weet [slachtoffer 2] niet wie wat gedaan had. Het ging allemaal snel.
[slachtoffer 2] heeft later, om 13:00 uur, ook aangifte gedaan van de overval en het volgende verklaard. Aangeefster kende de verdachte omdat zij bij haar in de klas had gezeten. Zij en haar vriend werden ineens wakker van het geluid van glasgerinkel. Haar vriend stond op en deed het licht aan. Aangeefster zag de verdachte de woonkamer binnenstormen en zag dat zij haar vriend tegen de muur duwde. Aangeefster was verstijfd van schrik. Toen de verdachte ineens op haar afkwam, zag aangeefster dat zij een pistool vasthad, waarmee ze op het hoofd en de borst van aangeefster richtte, op een halve meter afstand van aangeefster. Aangeefster probeerde de politie te bellen, maar door de stress wist zij de code van de telefoon van haar vriend niet meer.
Ze hoorde de verdachte zeggen: “Vieze hoer, ik knal je overhoop, ik schiet je af” of woorden van gelijke aard en strekking. Hierna pakte de verdachte de telefoon af. Daarna hield de verdachte het pistool weer op haar gericht. Aangeefster voelde zich erg bedreigd en dacht echt dat ze doodging.
Aangeefster zag dat er opeens meer mensen de woonkamer in kwamen, onder wie een jongen met een grote hamer, die verder weinig tegen haar gezegd of gedaan heeft, maar omdat hij een grote hamer in zijn hand had, heeft aangeefster zich verder rustig gehouden, omdat zij bang was dat hij haar iets aan zou doen.
Deze mensen liepen op haar vriend af en stonden op een afstand van ongeveer drie meter van aangeefster. Er was ook een meisje bij. De verdachte duwde haar vriend weer tegen de muur en sloeg haar vriend op zijn hoofd.
Op een gegeven moment zag aangeefster dat het andere meisje haar jas van het merk Canadian Goose aan had. Aangeefster hoorde haar zeggen: “Ik hou jouw jas, kankerhoer.”
Aangeefster zag verder dat de andere jongen de jas van haar vriend aan had, van het merk Canadian Goose. Toen de daders weg waren, zag aangeefster dat boven de kasten waren leeggehaald.
3.3.2.2 Het aantreffen van de iPhone, de aanhouding van de verdachten en het aantreffen van wapens en gestolen goederen
De politie heeft op aanwijzing van aangeefster [slachtoffer 2] de iPhone teruggevonden, niet ver van de woning van [slachtoffer 1] .
Het onderzoek van de politie kwam al snel uit bij de woning van één van de medeverdachten, genaamd [medeverdachte 1] , gelegen aan de [adres 2] in [woonplaats] , op aanwijzing van een getuige over de vluchtauto en aan de hand van sporen van die auto in de sneeuw. In de woning aan de [adres 2] werden de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden.De verdachte [medeverdachte 2] had een jas aan van het merk Canada Goose, die in beslag werd genomen.
In de woning aan de [adres 2] werd in de woonkamer een zwarte revolver aangetroffen en een jas van het merk Canada Goose met in de jaszak een beurs met daarin pasjes op naam van [slachtoffer 1] . Op de eerste verdieping in de kinderkamer in een commode werd een zwart pistool aangetroffen.Ook werd een jas van het merk Moose Knuckles aangetroffen en werden kledingstukken in beslag genomen. Aangever [slachtoffer 1] herkende 18 kledingstukken als zijn eigendom, waaronder broeken, truien en shirts. Verder werden een ID-kaart, OV-kaart en creditcard op naam van [slachtoffer 2] aangetroffen.
De in beslag genomen wapens werden door een deskundige van de politie onderzocht. Het betrof een imitatierevolver die qua vorm en afmeting sprekend leek op een vuurwapen van het merk Smith & Wesson, type M&P R8, kaliber .357 Mag. Het in beslag genomen wapen was een gasdrukwapen in de vorm van een revolver, (onder meer) voorzien van de inscripties M&P R8, Cal.177 (4.5mm), Licensed trademark of Smith & Wesson corp. Dit is een voorwerp dat geschikt is voor be- en afdreiging en niet onder de Europese speelgoedrichtlijn valt en derhalve een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie.
Het andere wapen betrof een imitatiepistool, een gasdrukwapen in de vorm van een pistool, dat qua vorm en afmeting sprekend leek op een vuurwapen, merk Colt, type 1911 Recon Compact, kaliber .45 Acp. Het in beslag genomen wapen was voorzien van de inscriptie: Colt, F press S, 13F61585. Het voorwerp was geschikt voor be- en afdreiging en valt niet onder de Europese speelgoedrichtlijn en is derhalve een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie.
3.3.2.3 De verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]
[medeverdachte 2] heeft op meerdere momenten een verklaring afgelegd. Bij haar voorgeleiding verklaarde zij dat zij gevraagd werd om mee te gaan, met anderen de woning is ingegaan en dat zij heeft gekeken hoe iemand werd toegetakeld.Daarna heeft zij op 9 februari 2021 verklaard dat zij met de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] naar de woning van aangever [slachtoffer 1] is gegaan. De bedoeling was dat het meisje (
de rechtbank: daarmee bedoelt zij de verdachte) die jongen zou slaan en dat die andere jongen spullen uit de woning zou meenemen. Anderen hadden een wapen en een hamer bij zich. Zij zag dat één van de drie anderen met een hamer de ruit insloeg en dat die drie de woning in zijn gegaan, waarna zij ook binnen is gegaan. Zij zag dat de bewoner behoorlijk bloed aan zijn hoofd had.
In de woonkamer lag een jas van het merk Canada Goose. [medeverdachte 2] dacht dat dit de jas van de vriendin van de jongen was. Zij pakte die jas. In die jas zaten twee iPhones, die zij uit het raam van de auto heeft gegooid. De anderen hebben kleren meegenomen die in een kast boven lagen.
Op 10 februari 2021 heeft de verhorende verbalisant aan haar gevraagd van wie het idee kwam dat de verdachte het slachtoffer zou slaan en dat de andere jongen spullen zou meenemen. Daarop antwoordt [medeverdachte 2] : “Ik zeg je heel eerlijk. Dat idee kwam van mij af. Ik wilde hun helpen, omdat die blonde werd gepest.” Op de vraag van wie het initiatief kwam antwoordt [medeverdachte 2] : “Eigenlijk zijn we gewoon samen gegaan. Het was van nature ontstaan. Het was meer het initiatief van ons alle vier.” Ze heeft ook de wapens gezien die werden meegenomen, door de verdachte en [medeverdachte 3] . Het pistool heeft zij in de commode verstopt in de slaapkamer boven van de woning van [medeverdachte 1] . Er waren veel dure truien meegenomen. De verdachte en [medeverdachte 3] hebben deze kleren uit de kast gepakt en meegenomen.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de woning is binnengegaan, nadat [medeverdachte 1] de ruit had ingetikt. [medeverdachte 3] pakte meteen twee jassen van de kapstok, die hij vervolgens in de auto heeft gelegd. Weer binnen zag hij dat het gezicht van de ex van de verdachte onder het bloed zat. [medeverdachte 1] had mogelijk nog de hamer in zijn hand. Eerder op de avond had de verdachte twee wapens gezien, een revolver en een pistool, en de verdachte had een wapen in zijn hand gedrukt. De verdachte had het pistool meegenomen naar de woning. Op enig moment zei de verdachte dat er boven kleding zou liggen. [medeverdachte 3] is toen met de verdachte naar boven gelopen. Eenmaal boven heeft [medeverdachte 3] een graai in de kast gedaan en is hij weggegaan.
3.3.3Overwegingen en conclusies naar aanleiding van het bewijs
Uit de verklaringen van aangevers volgt dat zij in hun woning werden beroofd van kleding en een telefoon, maar ook van andere goederen, zoals een beurs en id-kaart en pasjes, die waarschijnlijk in jaszakken hebben gezeten. Dit wegnemen van goederen werd voorafgegaan door geweld op het hoofd van [slachtoffer 1] , die daardoor machteloos werd. Dit geweld werd toegepast door de verdachte en zij moet degene zijn geweest die het letsel aan [slachtoffer 1] heeft toegebracht. De rechtbank volgt zijn verklaring dat dit met het wapen is gebeurd dat de verdachte had meegenomen. [slachtoffer 2] was verstijfd van angst, wat niet verwonderlijk is als je ziet dat je vriend belaagd wordt en dat die zelfde belaagster, de verdachte, een pistool tegen je richt en zegt dat ze je zal afschieten.
Vrijwel gelijktijdig met, of in elk geval kort na dit geweld en dreigen van de kant van de verdachte werden goederen weggenomen, waarbij op basis van de verklaring van [medeverdachte 2] mag worden aangenomen dat van te voren was bedacht om dit te doen. De overval heeft al met al ook niet veel tijd in beslag genomen en het geweld en de bedreiging en de diefstal zijn naadloos in elkaar overgegaan.
[medeverdachte 3] , die de initiële gewelds- en dreigingselementen waarschijnlijk niet meekreeg en later naar boven gaat, heeft zodra hij de woning op de begane grond betrad twee jassen gestolen, en is vervolgens naar boven gegaan, waar hij nog eens kleding bijeen graaide en meenam, op aanwijzen van de verdachte, die kennelijk vanwege haar eerdere contacten met [slachtoffer 1] wist waar wat te halen viel. Ook dat lijkt zo te zijn verlopen als eerder bedacht was en er is voldoende bewijs dat de verdachte toen ook kleding heeft weggenomen. Ondertussen moet [medeverdachte 3] gezien hebben dat er geweld was gebruikt, waardoor diefstal mogelijk en makkelijk was. [medeverdachte 2] , die verklaard heeft dat zij heeft gezien dat iemand werd toegetakeld en dat het de bedoeling was om geweld te gebruiken en spullen te stelen, is ook vrijwel meteen overgegaan tot het inpikken van de jas van [slachtoffer 2] , die eveneens door angst machteloos bleek.
Dat alles maakt dat het ongeloofwaardig is dat de verdachte alleen naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan om hem een lesje te leren, zoals zij zelf zegt. Als dat al zo zou zijn geweest, dan nog blijft het gegeven dat met “het lesje” dat zij hem leerde in de vorm van mishandeling en het tonen van een wapen, bijgestaan door [medeverdachte 1] met de moker, de verdachte die diefstal mogelijk en makkelijk maakte en dat zij samen met de anderen met de buit in de auto is vertrokken, zonder zich ook maar op enig moment te bedenken en te distantiëren. Als de rechtbank al zou volgen dat zij zich aanvankelijk niet had voorgenomen om te stelen, is dat voornemen dan toch ter plekke in de woning ontstaan. Dat is voldoende om ook in haar geval het bestanddeel “oogmerk” bewezen te verklaren.
Er is dan ook voldoende wettig en overtuigend bewijs dat er door de verdachten nauw en bewust is samengewerkt met het oogmerk om met geweld en dreiging spullen weg te nemen. Elk van de vier verdachten heeft in het korte tijdsbestek een rol op zich genomen. Die rollen sluiten vrijwel naadloos op elkaar aan.
Het is juridisch niet vereist dat alle facetten van het gezamenlijk optreden moeten zijn afgesproken en dat iedere deelnemer zich bewust moet zijn geweest van het handelen van de ander en daarmee ingestemd moet hebben. Het handelen en een rolverdeling kunnen min of meer spontaan en stilzwijgend plaatsvinden. De daders die geen geweldshandelingen of bedreigingen hebben begaan, moeten beseft hebben dat daarvan sprake was en dat het gevolg daarvan was dat het makkelijk werd te stelen. Alle gedragingen zoals ten laste zijn gelegd, zijn daarom aan alle verdachten strafrechtelijk toe te rekenen.
Tot slot acht de rechtbank bewezen dat de verdachte niet alleen het neppistool voorhanden heeft gehad, maar ook de neprevolver die is aangetroffen, zoals ten laste is gelegd bij feit 2. Dat volgt uit de verklaring van [medeverdachte 3] . De verdachte heeft over beide wapens de beschikking gehad.