ECLI:NL:RBLIM:2021:8551

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
C/03/257032/HA ZA 18-563
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijswaardering asbestsanering in civiele procedure tussen Ervé B.V. en Solar Roof Investments B.V.

In deze civiele procedure, die zich afspeelt in de Rechtbank Limburg, is de eiseres Ervé B.V., gevestigd te Weert, in conventie en verweerster in reconventie, in geschil met de gedaagde Solar Roof Investments B.V., gevestigd te Maastricht. De zaak betreft een geschil over de uitvoering van asbestsaneringswerkzaamheden die door Ervé B.V. zijn uitgevoerd in de periode van 3 tot en met 7 september 2018. De rechtbank heeft op 10 november 2021 vonnis gewezen, waarin de bewijswaardering van de asbestsanering centraal staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat tijdens de werkzaamheden asbesthoudende materialen in de rijbak zijn gevallen, wat leidt tot de conclusie dat Ervé B.V. haar saneringsopdracht niet naar behoren heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft daarbij getuigenverklaringen van drie getuigen in overweging genomen, die bevestigden dat er asbesthoudende stoffen zijn aangetroffen die niet door Ervé B.V. zijn opgeruimd. De rechtbank heeft ook de rapporten van Sanitas en Kiwa beoordeeld, maar deze rapporten zijn als onvoldoende betrouwbaar aangemerkt vanwege gebreken in de inspectie en rapportage. De rechtbank heeft SRI in staat gesteld om een schadeberekening op te stellen op basis van de juiste maatstaf, en heeft bepaald dat Ervé B.V. de kosten van de hernieuwde sanering moet vergoeden. De rechtbank heeft verder bepaald dat van dit tussenvonnis hoger beroep kan worden ingesteld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/257032 / HA ZA 18-563
Vonnis van 10 november 2021
in de zaak van
ERVÉ B.V.,
gevestigd te Weert,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.J. Exterkate,
tegen
SOLAR ROOF INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.H.T. Beukers.
Wederom gezien de stukken, waaronder thans een in deze zaak op 26 augustus 2020 gewezen vonnis, waarvan de nummering zal worden voortgezet.

15.De procedure

15.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- voornoemd vonnis van 26 augustus 2020;
- de akte uitlating n.a.v. vonnis d.d. 26 augustus 2020 van SRI;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 juni 2021 waaruit blijkt dat drie getuigen zijn gehoord;
- de conclusie na enquête van SRI met de producties 31 tot en met 33;
- de conclusie na enquête van Ervé;
- het verzoek om vonnis van SRI;
- het verzoek van Ervé om primair een nadere conclusie en subsidiair een akte te mogen indienen, welk verzoek als niet gemotiveerd is afgewezen.
15.2
Vervolgens is bepaald dat vonnis wordt gewezen.

16.De beoordeling

in conventie en in reconventie
16.1
In het tussenvonnis van 26 augustus 2020 is SRI toegelaten tot het leveren van bewijs van het feit dat tijdens de door Ervé verrichte werkzaamheden in de periode 3 tot en met 7 september 2018 asbesthoudende mos in de rijbak is gevallen en/of asbesthoudende stof is gevallen in de rijbak en/of asbesthoudend mos op het verlaagde plafond van de eerste verdieping boven de kantine terecht is gekomen. SRI heeft in dit kader drie getuigen laten horen. Ervé heeft afgezien van contra-enquête.
16.2.1
De op verzoek van SRI gehoorde getuige [getuige 1] heeft verklaard, voor zover van belang:
“Ik ben als directeur grootaandeelhouder van de genoemde manege de opdrachtgever geweest voor de werkzaamheden die SRI moest uitvoeren. SRI heeft voor bepaalde werkzaamheden Ervé ingeschakeld. (…) Ervé heeft de werkzaamheden uitgevoerd die hier in het geschil zijn.
Ik heb over de wijze waarop Ervé die werkzaamheden heeft uitgevoerd een verklaring opgesteld. Ik weet niet meer precies wanneer, het zou mogelijk ongeveer een jaar geleden kunnen zijn. Die verklaring is als volgt tot stand gekomen:
Ik zat naast [naam 1] van SRI en die heeft opgetypt wat ik dicteerde. Ik denk dat een en ander is gebeurd op het kantoor van SRI, maar dat weet ik niet zeker. U rechter laat mij nu een verklaring zien waarvan u zegt dat dit productie 29 in uw dossier is. Ik zie die verklaring en herken hem als de door mij afgelegde ondertekende verklaring die ik ook nog eens heb geparafeerd en die opgesteld zoals net verteld. Ik bevestig thans onder ede dat deze verklaring helemaal juist is. De letters DTA vormen een afkorting waarvan ik de volledige woorden niet meer weet. Ervé duidde tijdens de werkzaamheden degene die uitvoeringsverantwoordelijk was aan als DTA en dat heb ik overgenomen. Ik heb geen naam meer van de DTA.
U leest mij verder voor de eerste regels onder punt 3 en u vraagt mij wat ik bedoel met “na mijn mening zeer veel asbestdelen” ik bedoel daarmee dat ik toen zag dat er in mijn beleving zeer veel stukjes golfplaat en mos van het zeil (zoals de Rb “zijl” leest) afgleden. Ik kan daarbij met zekerheid zeggen dat het stukjes asbestplaat betrof, omdat de dakdekking bestond uit asbestplaten. Ik heb dat dus gezien en ik meen dat ik op dat moment heb volstaan met het bellen met [naam 1] . Ik zeg hierbij wel dat ik de mensen van Ervé die de werkzaamheden uitvoeren met enige regelmaat aansprak op de mij betreft slordige uitvoering van de werkzaamheden.
U houdt mij nu voor een stukje onder 5 waar ik verklaar “naar mijn idee onder te harken” ik leg u uit wat ik daarmee bedoel: Als je iets bij elkaar harkt om op te ruimen heb je een schep of een zak bij je om het aangeharkte vuil in te gooien. De harker had dit allemaal niet bij zich en verder heb ik hen nooit iets zien oprapen om weg te gooien tijdens het harken.
Toen Ervé bezig was met de laatste handelingen is Sanitas langsgekomen en hebben wij nog besproken dat een bepaald deel van het dak niet bestond uit asbest. Dit alles was op een vrijdag. Op de daaropvolgende zaterdag is in opdracht van SRI iemand langsgekomen om veiligheidsnetten op te hangen in de hal in verband met het aanleggen van het nieuwe dak. Die netten zijn opgehangen waarbij gebruik is gemaakt van een kar met daarop een uitschuifbare arm met aan het eind daarvan een bakje waar iemand in stond die met die arm omhoog, omlaag, naar links en naar rechts kon om die veiligheidsnetten op te hangen. Ik denk, maar weet niet zeker meer, dat met het feitelijk plaatsen van de dakdelen de daarop volgende maandag is begonnen en dat dit een week heeft geduurd. Dit zijn benaderingen wat tijd betreft. De dakdelen zijn als volgt geplaatst: Er stond een kraan buiten en die tilde de dakdelen op en vervolgens werden die dakdelen van buitenaf vastgeschroefd. Er werd dus gewerkt op een wijze waarop verder niemand meer in de hal hoefde te komen. Ik zag die zaterdag dat de veiligheidsnetten werden opgehangen de nodige deeltjes in de bak liggen waarvan ik dacht dat dakdeeltjes waren die dus ten onrechte niet waren verwijderd door Ervé. Ik heb toen [naam 1] gebeld, maar die lag thuis in een bevallingssituatie en vroeg mij of ik zelf kon proberen een controleur erbij te roepen. Dat heb ik gedaan en op enig moment is Kiwa gekomen. Ik denk dat Kiwa gekomen is voor de eerste keer in de week dat de dakplaten werden gelegd, maar ook dat weet ik niet 100 % zeker. Ik hoor u zeggen dat in mijn verklaring vervolgens een en ander is opgenomen over Kiwa en dat dus heeft te gelden als onder ede afgelegd.
Ik ben eigenaar sinds september 2000 en vanaf dat moment zijn er geen werkzaamheden aan het dak verricht tot de aan SRI gegeven opdracht. Ik zie nu productie 6 dagvaarding en ik kan u met zekerheid zeggen dat mijn voornaam [voornaam getuige] is en ook met zekerheid dat op die productie 6 niet mijn handtekening staat. Wat productie 28 betreft die ik nu voor mij heb verklaar ik het volgende: De foto’s zijn door mij genomen telkens op die data zoals is vermeld. De collage is gemaakt samen met [naam 1] en [naam 1] heeft mijn gesproken tekst onder de betreffende foto’s geschreven. Terzake de foto’s met tekstblok “foto’s 8-9-2018” zeg ik het volgende: u ziet op die foto’s allemaal dingen die verwijderd hadden moeten zijn op 8 september en niet van ons afkomstig waren. Wel van ons afkomstig was de zweep die u ziet op het 2de blad foto links boven. U ziet daar een stukje stok, dat is een handvat, met een windsel (zoals de Rb “winsel” leest) eromheen. Er zal daar dus nog een hele zweep hebben gelegen waarvan op de foto alleen het handvat is te zien. U ziet in het verlengde van dat handvat kleine zwarte vlekjes en dat zijn stukjes mos die daar niet hadden horen te liggen als er goed was opgeruimd. Ook op de andere foto’s ziet u de kleine zwarte deeltjes en dat betreft telkens mos die opgeruimd had moeten zijn. U kunt verder aan de hand van de teksten onder de foto’s zien wat er allemaal nog lag dat opgeruimd had moeten zijn zoals schroef en baksteen tussen de oplevering 7 september en het nemen van de foto’s op 8 september zijn er geen werkzaamheden verricht dus het betreft mosdeeltjes en dergelijke die door Ervé zijn achtergelaten. Het zelfde geld voor de foto’s die zijn genomen op 13 september. U ziet op het blad met het tekstblad waarop staat 13-9-2018 rechts een aantal dozen die van ons zijn en op een van die dozen een mondkapje dat afkomstig moet zijn van Ervé. Ook daarvoor geldt dat u aan de teksten onder die foto’s kunt zien wat nog allemaal is aangetroffen terwijl het schoon had moeten zijn als Ervé haar werk goed had gedaan. Het Kiwa rapport vermeldt (zoals de Rb “vermeld” leest) dat op zolder deeltjes zijn gevonden. Ik leg eerst uit hoe het gebouw wat dit betreft in elkaar steekt: Er is een begane grond met onder andere een kantine het plafond van die kantine vormt een deel van de verdiepingsvloer. Vanaf het plafond vanaf de kantine kun je meteen het dak zien, maar gedeeltelijk zie je ook een deel van een verdiepingsvloer als je omhoog kijkt. Op die verdiepingsvloer wordt niets gedaan. Het plafond van de kantine loopt horizontaal nog een stuk door en dat stuk wordt gebruik als opslag en winkelruimte. In die ruimte bevindt zich het kledingrek in het Kiwa rapport waar deeltjes zijn aangetroffen. De waterslang waarbij deeltjes zijn aangetroffen is een slang die zo’n 40 meter lang is en in de nok opgehangen.
Zoals gezegd is het dakgedeelte wat onderhavige werkzaamheden betreft niet gesaneerd geweest in mijn manegetijd vanaf 2000. Het is juist dat er brand is geweest, maar dat betrof het dakgedeelte wat niet onder de sanering viel en ongeveer 60 meter verder ligt. De manege is naar (zoals de Rb “na” leest) zijn aard stoffig en wij weten niet vanaf welke plek elk stofje vandaan komt. Er wordt wel periodiek schoongemaakt, maar niet spik en span. Het mos waar ik het net over had bij de bespreking van productie 28 heb ik laten liggen. Ik weet dat Kiwa de nodige monsters heeft genomen. De lampen hingen er al van ver voor 2000 en zijn bij de werkzaamheden nooit verwijderd geweest.”
16.2.2
De op verzoek van SRI gehoorde getuige [getuige 2] heeft verklaard, voor zover van belang:
“Ik ben bedrijfsleider (…) en heb (…) ingepland maar niet zelf uitgevoerd (…) het ophangen van veiligheidsnetten in de manege [naam manege] ergens in 2018. Het werk is uitgevoerd door een monteur met behulp van een telescoop -hoogwerker die op een rupsvoertuig staat. Ik schat dat de 2 rupsen onder het voertuig tussen de 250 en 300 cm lang zijn en ongeveer 50 cm breed. De veiligheidsnetten en het voertuig met de telescoop-hoogwerker waren voor dit project gebruikt op nieuwbouwprojecten. Wij maken niet standaard na elk project netten en ander materiaal schoon. Wij maken wel altijd schoon als gewerkt is op modderige projecten waarbij modder op ons materiaal is gekomen. Voertuig met telescoop-hoogwerker zijn door ons op een bakwagen naar de manege gebracht en ik denk dat de bakwagen op enkele meters van de manege is geparkeerd zodat het voertuig op rups enkele meters diende te rijden na de ingang van de manege. Ik ben zelf niet ter plekke geweest dus dit soort feitelijke lokale feiten heb ik van mijn monteur. Ik zeg u er wel bij dat het rupsvoertuig zo langzaam is dat het uit dien hoofde zo dicht mogelijk bij de werkplek wordt uitgeladen. De telescoop-arm was zo lang dat al het werk verricht kon worden vanuit ongeveer het midden van de ruimte. Dat betekent mede in verband met de rupsen die het voertuig niet wendbaar maken, dat in 1 keer in een zo recht mogelijke lijn naar het middelpunt wordt gereden. De werkzaamheden kunnen dan verder zonder het voertuig te verplaatsen worden uitgevoerd. Wij hebben de netten opgehangen op een moment dat de saneringswerkzaamheden klaar waren. Voor de volledigheid zeg ik ook dat wij ook buiten de hal hebben gewerkt. Daar hebben wij dakrandbeveiliging aangebracht. Ik weet niet of de monteur eerst binnen en toen buiten heeft gewerkt. Het is wel op dezelfde dag gebeurd.”
16.2.3
De op verzoek van SRI gehoorde getuige [getuige 3] heeft verklaard, voor zover van belang:
“(…) ik werkte nog bij Kiwa toen Kiwa een onderzoek uitvoerde in 2018 bij de Manege [naam manege] . Mij wordt nu voorgelezen hetgeen onder nummer 8 is vermeld in de verklaring van [getuige 1] . Wat de feitelijkheden en data ’s onder dat nummer betreft zeg ik het volgende: Het eerste bezoek dat door Kiwa is afgelegd is afgelegd door [naam 2] . Die heeft toen op die dag foto’s en monsters genomen en naar het laboratorium gebracht waarna (zoals de Rb “waarnaar” leest) hij volgens mij dezelfde dag weer is teruggekomen met Wilms. En volgens mij ben ik toen 1 of 2 dagen later zelf ter plekke geweest. Mr. Huijbregts zegt mij nu dat het inventarisatierapport, productie 8 dagvaarding dateert van 27 september 2018 en vraagt mij of ik de eerste keer het [naam manege] heb bezocht voor de dag van het rapport of na het rapport. Als ik dit feit over het rapport zo hoor zeg ik dat ik (…) na 27 september 2018 voor het eerst het [naam manege] heb bezocht. Ik zeg u nu dus wel dat ik nu een reconstructie aan het maken ben aan de hand van de mededeling van mr. Huijbregts. Toen ik ter plekke kwam heb ik in de rijbak asbesthoudende mos zien liggen en ook schilfertjes dakplaat. Dat waren zaken die daar niet horen te liggen als Ervé zijn werk goed had gedaan, want Ervé was de asbestsaneerder. Ik ben ook boven geweest in de manege. Er is in de manege een kantine. Het plafond van die kantine is de vloer van de juryruimte en die heeft ook weer een plafond en daarboven is dan weer het schuine dak. De juryruimte heeft ook een plafond met een luik. Onder dat luik hing een stuk folie en ik zag op de folie, dus tussen plafond en luik, stof en mosresten. Dat had daar niet meer horen te liggen na een sanering. Ik heb die folie niet op dezelfde dag verwijderd vanwege veiligheidsredenen. Ik ben later teruggekomen met veiligheidsmateriaal en heb toen die folie verwijderd en door het luik gekeken dat zich bevond in het plafond van de juryruimte en ook op dat plafond trof ik stof aan en mosresten.
Als vakman kan ik verklaren dat van het dak vrijkomende asbestdeeltjes niet zijn (zoals de Rb “is” leest) te vinden recht onder dat dak. Wij hebben hier te maken met een schuin dak en die asbesthoudende deeltjes rollen van het dak af en vallen dan aan de buitenkant van het gebouw langs de muren op de grond. Ik kan met mijn ervaring tevens zeggen dat ik in de hal zoveel asbesthoudende mos aantrof dat dit nooit alleen met een rupsvoertuig naar binnen kan zijn gereden. Ik ben niet betrokken geweest productie 8 dagvaarding waarop is vermeld versie 1.0 D.D. 27 september 2018. Ik ben wel betrokken bij een versie 2.0 waarvan ik niet meer weet op welke dag die is gedateerd.”
16.3.1
Bij de beantwoording van de vraag of SRI bewijs heeft geleverd van het feit dat tijdens de door Ervé verrichte werkzaamheden in de periode 3 tot en met 7 september 2018 asbesthoudende mos in de rijbak is gevallen en/of asbesthoudende stof is gevallen in de rijbak en/of asbesthoudend mos op het verlaagde plafond van de eerste verdieping boven de kantine terecht is gekomen, moet van het volgende worden uitgegaan.
a. Ervé heeft de saneringswerkzaamheden uitgevoerd in de periode van maandag 3 tot en met vrijdag 7 september 2018 (nr. 7 antwoord conventie en pag. 3 Kiwarapport (productie 8 dagvaarding).
b. Sanitas heeft na een visuele inspectie de asbestsanering goedgekeurd bij rapport van 7 september 2018 voor wat betreft dak van rijhal en kantine/kantoor, torenkraan en omliggend terrein en bij rapport van 13 september 2018 voor wat betreft dak paardenstal, dak woning, zolder en terrein. Beide rapporten (productie 4 dagvaarding) vermelden als eindconclusie: “
Op grond van bovenstaande bevindingen van de uitgevoerde inspectie kan worden geconcludeerd dat het geinspecteerde gebied WEL voldoet aan de eisen zoals beschreven in art. 4.47b lid 2 van het arbeidsomstandighedenbesluit en dat het geinspecteerde gebied WEL zonder gebruik van adembescherming mag worden betreden.” (rov. 2.1 sub h vonnis 12 juni 2019).
c. Het algemene beeld van de video-opname van de slotwerkzaamheden verricht op 7 september 2018 getuigt van een ongedisciplineerde en onzorgvuldige werkwijze door de saneerders. Verder hadden de saneerders de afdekfolie voorafgaande aan de eindcontrole nooit mogen verwijderen omdat dit in strijd is met artikel 7.3.4, 4e aandachtsstreepje van de NEN 2990. Hierin is vastgelegd dat ‘bij de uiteindelijke eindcontrole de folie tijdens de eindinspectie in het bijzijn van de inspecteur moet worden verwijderd zodat een volledige inspectie mogelijk is’.” (13.2.1 jo. laatste zin van rov. 13.2.3 vonnis 26 augustus 2020).
d. Ervé heeft haar opdracht tot sanering niet goed uitgevoerd omdat de rijbak bedekkende folie zodanig onzorgvuldig was gelegd, dat deze is opgewaaid en dat rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de zandbodem van de rijbak al asbestverontreiniging bevatte voordat Ervé met haar werkzaamheden begon (rov. 13.3.3 vonnis 26 augustus 2020).
e. De folie op de zandbodem had conform de NEN 2990 niet verwijderd mogen worden zònder de aanwezigheid van de inspecteur/rapporteur van Sanitas. Indien de inspecteur/rapporteur tijdens de verwijdering van de folie zoals te zien is op het filmpje wel aanwezig zou zijn geweest, zou naar de mening van de deskundigen een ander rapport behoren te zijn opgemaakt. De inspecteur/rapporteur zou in dat geval niet hebben kunnen uitsluiten dat de zandbodem verontreinigd zou kunnen zijn geweest, tenzij hij/zij visueel had kunnen vaststellen dat het water op de folie ‘schoon’ was geweest. Zou de inspecteur/rapporteur hebben vastgesteld dat de zandbodem wellicht wel verontreinigd zou kunnen zijn met asbest - hoewel dit mogelijk niet visueel waarneembaar was - had hij/zij kunnen besluiten om enkele monsters van de toplaag te nemen en te laten analyseren conform de NEN.
f. De visuele inspectie van Sanitas van de zandbodem in de rijhal heeft ongeveer 45 minuten geduurd. Deze inspectietijd is veel te kort om een grondige visuele inspectie te houden op/in de gordingen, de zandbodem en het overige werkgebied. Voor een dergelijke inspectie zou tenminste 2-2,5 uur moeten worden uitgetrokken (rov. 13.4.1 jo laatste zin rov. 13.4.2).
g. In het rapport Monstername van Kiwa (productie 8 antwoord in conventie) is vermeld dat Kiwa op 13 september 2018 monsters heeft genomen in Rijhal 1, zolder en jurykamer van de [adres] te [plaats] . Het eveneens als productie 8 overgelegde analyserapport vermeldt dat op het monster “mos in rijbak” Asbest Cement is aangetroffen van de soort chrysotiel met massa percentage 10-15%, hechtgebonden (rov. 2.1 sub l vonnis 12 juni 2019).
16.3.2
De opmerking van de door de rechtbank benoemde deskundigen dat de afdekfolie in aanwezigheid van de inspecteur/rapporteur weggehaald had moeten worden, terwijl daarover in het rapport van Sanitas niets valt te lezen, en de opmerking van de deskundigen dat een inspectietijd van 45 minuten veel te kort is om een grondige visuele inspectie te houden, maakt dat de rechtbank voorbij gaat aan de rapporten van Sanitas. Die zijn, gelet op de net genoemde mankementen, onvoldoende betrouwbaar. Er kan dus niet van worden uitgegaan dat er op 7 september 2018 geen visueel zichtbare asbesthoudende materialen in de rijbak en de overige haldelen aanwezig waren.
16.4
Bezien in de context van het feit dat voorbij moet worden gegaan aan de rapporten van Sanitas, dat de beelden op het filmpje getuigen van een ongedisciplineerde en onzorgvuldige werkwijze door de saneerders en dat de saneerders de afdekfolie voorafgaande aan de eindcontrole nooit hadden mogen verwijderen, heeft de rechtbank geen redenen om niet voor waar aan te nemen de getuigenverklaring van [getuige 1] voor zover hij onder ede bevestigt de door hem ondertekende verklaring (productie 29 SRI) inhoudende dat personeel van Ervé op 5 september 2008 oude zeilen verwijderde en verving waarbij zeer veel asbestdelen in de rijbak vielen en zijn als getuige gegeven verduidelijking dat hij met “na mijn mening zeer veel asbestdelen” in die verklaring bedoelt dat hij toen zag dat er in zijn beleving zeer veel stukjes golfplaat en mos van het zeil afgleden, waarbij hij met zekerheid kan zeggen dat het stukjes asbestplaat betrof, omdat de dakdekking bestond uit asbestplaten. De verklaring van [getuige 1] dat de harker schep noch zak bij zich had toen hij de rijbak aanharkte, vindt steun in de filmbeelden, waar wel een harker op is te zien, maar geen schep en/of zak, zodat ook dat voor vaststaand wordt aangenomen. De rechtbank heeft geen aanwijzingen om [getuige 1] niet te volgen ter zake zijn verklaring over de als productie 28 SRI overgelegde foto’s. Op enkele foto’s, gemaakt tijdens en kort na de sanering, zijn kleine vlekjes te zien en er is niet voldoende door Ervé aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat die vlekjes geen stukjes mos zijn die daar niet hadden horen te liggen als er goed was opgeruimd. Ook op andere foto’s zijn dergelijke kleine zwarte deeltjes te zien (zie de verklaring van [getuige 1] ). Een voldoende aannemelijke andere reden dan slordig werk van Ervé voor de door Kiwa aangetroffen deeltjes op zolder (zie rov. 16.3.1 sub g) is niet gegeven. Ook die deeltjes hadden dus door Ervé moeten zijn opgeruimd. De mogelijkheid dat de na de werkzaamheden van Ervé aangetroffen asbest is veroorzaakt tijdens het ophangen van veiligheidsnetten op zaterdag 8 september 2018, is voldoende ontkracht door de verklaringen van de getuige [getuige 2] en [getuige 3] , bezien in onderling verband. [getuige 2] verklaarde dat de veiligheidsnetten en het voertuig met de telescoop-hoogwerker voor dit project waren gebruikt op nieuwbouwprojecten, dat het rupsvoertuig zo langzaam is dat het uit dien hoofde zo dicht mogelijk bij de werkplek wordt uitgeladen en dat het voertuig niet wendbaar is zodat in 1 keer in een zo recht mogelijke lijn naar het middelpunt wordt gereden waarna de werkzaamheden verder zonder het voertuig te verplaatsen kunnen worden uitgevoerd. [getuige 3] verklaarde wat dit betreft dat hij met zijn ervaring kan zeggen dat hij in de hal zoveel asbesthoudende mos aantrof dat dit nooit alleen met een rupsvoertuig naar binnen kan zijn gereden.
Uit dit alles in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat vaststaat dat tijdens de door Ervé verrichte werkzaamheden in de periode 3 tot en met 7 september 2018 asbesthoudende mos in de rijbak is gevallen en/of asbesthoudende stof is gevallen in de rijbak en op het verlaagde plafond van de eerste verdieping boven de kantine. Dit alles rechtvaardigt dat er hernieuwde saneringswerkzaamheden zijn verricht en dat de kosten daarvoor door Ervé moeten worden vergoed.
16.5
Zoals uit rov. 13.5 van het vonnis van 26 augustus 2020 blijkt, heeft SRI die schade niet berekend aan de hand van de juiste maatstaf. De juiste maatstaf is dat die kosten moeten worden vergoed die zouden zijn gemaakt indien de nieuwe sanering had plaatsgevonden (zou zijn schoongemaakt) conform de regels in of bij het Productenbesluit Asbest. SRI zal in staat worden gesteld om aan de hand van deze maatstaf een voldoende gemotiveerde schadeberekening op te stellen.
16.6
Al met al heeft de rechtbank inmiddels zoveel belangrijke beslissingen genomen en is niet onaannemelijk dat het vervolgtraject nog zoveel kosten met zich brengt, dat het de rechtbank om proceseconomische redenen geraden voorkomt om van dit tussenvonnis (en daarmee ook van alle eerder in dit geschil gewezen tussenvonnissen) hoger beroep open te stellen.
16.7
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

17.De beslissing

De rechtbank
in conventie en reconventie:
17.1
stelt SRI in staat om ter rolle van 12 januari 2022 over te leggen een akte waarin zij haar schade berekent alsof de hernieuwde sanering heeft plaatsgevonden (zou zijn schoongemaakt) conform de regels in of bij het Productenbesluit Asbest;
17.2
bepaalt dat Ervé acht (8) weken nadat SRI voornoemde akte heeft genomen, een antwoordakte mag nemen;
17.3
bepaalt ex art. 337 lid 2 Rv dat van dit tussenvonnis hoger beroep kan worden ingesteld;
17.4
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2021.