ECLI:NL:RBLIM:2021:8546

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
03/261857-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van woningoverval met geweld en poging tot woningoverval

Op 14 augustus 2020 vond een gewelddadige woningoverval plaats in Venray, waarbij de verdachte en haar medeverdachte de bewoonster, die samen met haar pasgeboren baby thuis was, overmeesterden. De bewoonster opende de deur en werd onmiddellijk door de mannelijke dader vastgepakt en gewurgd, terwijl de vrouwelijke dader de woning doorzocht. Tijdens de overval werd de trouwring van de echtgenoot van de bewoonster gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld en poging tot diefstal met geweld. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar en concludeerde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de rol van de verdachte in de overval.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/261857-20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M. Kuipers, advocaat kantoorhoudende te Duivendrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 september 2021. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met een ander een woningoverval heeft gepleegd;
Feit 2:samen met een ander heeft geprobeerd een woningoverval te plegen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie verwezen naar de aangiftes en verklaringen van [slachtoffer] en [naam echtgenoot slachtoffer] en de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] . Aangeefster [slachtoffer] heeft telkens consistente en gedetailleerde verklaringen over de woningoverval en de daarbij weggenomen trouwring afgelegd. Deze verklaringen kunnen dan ook als betrouwbaar worden aangemerkt, aldus de officier van justitie. Dit maakt dat de officier van justitie bewezen acht dat door de verdachte en [medeverdachte 1] in een nauwe en bewuste samenwerking bij de woningoverval een trouwring is weggenomen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie eveneens verwezen naar de aangifte en de verklaringen van [slachtoffer] , het letsel dat op haar lichaam is aangetroffen en de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman primair aangevoerd dat wettig en overtuigend bewijs voor de diefstal van de trouwring ontbreekt. De verdachte en de medeverdachte ontkennen uitdrukkelijk een trouwring uit de woning te hebben meegenomen en de ring is niet onder de verdachte aangetroffen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van de diefstal van de trouwring komen, dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen, nu geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachte. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het geweldsaspect, nu dit geweld is toegepast door de medeverdachte en de verdachte niet hiervoor verantwoordelijk kan worden gehouden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachte. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het geweldsaspect, nu dit geweld is toegepast door de medeverdachte en de verdachte niet hiervoor verantwoordelijk kan worden gehouden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op 14 augustus 2020 kwam bij de politie een telefonische melding binnen. [slachtoffer] deelde mede dat een uur geleden in haar woning aan de [adres 1] te Venray was ingebroken. Zij had de daders van deze woningoverval overlopen en er waren trouwringen meegenomen. [2]
Ter plaatse
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn vervolgens ter plaatse gegaan. In een proces-verbaal van bevindingen hebben zij – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende gerelateerd [3] :
Bij binnenkomst zagen wij net achter de voordeur een donkerkleurige pluk haren op de grond liggen. Dit bleek van meldster zelf te zijn, naar aanleiding van het geweld dat tegen haar gebruikt is. Wij zagen dat haar shirt compleet van de zijkant van haar schouder tot aan haar billen was opengetrokken. Wij zagen meerdere rode striemen in haar nek, op haar schouder en boven op haar rug. Ook zagen wij striemen op haar knie. Een aantal lades stonden open en de woning was rommelig. Wij hoorden van het slachtoffer dat zij alleen thuis was met haar pasgeboren baby en dat de deurbel ging, waarop zij de deur opende. Direct hierop pakte een man haar vast en ging een vrouw de woning doorzoeken. Wij hoorden van meldster dat de man en vrouw van Poolse afkomst waren. Wij hoorden dat meldster gehoord had dat de man en vrouw op zoek waren naar geld. Wij hoorden meldster zeggen dat alleen de trouwring van haar man was meegenomen, die in de woonkamer op een kastje lag.
Aangeefster [slachtoffer]
Door [slachtoffer] is vervolgens op 14 augustus 2020 aangifte van deze woningoverval gedaan. [4] Zij heeft – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Op vrijdag 14 augustus 2020 was ik alleen met de baby thuis. Omstreeks 13.15 uur werd er aangebeld bij mijn voordeur. Ik maakte de deur open en zag dat er iemand stond. Het ging allemaal heel erg snel. Ik had het idee dat die man op mij sprong. Ik werd meteen bij mijn keel gepakt met twee handen en tegen de grond gewerkt. Ik voelde dat hij bovenop mij ging liggen. Ik lag op mijn buik en hij lag met zijn buik op mij. Ik probeerde te schreeuwen, maar dat lukte niet omdat mijn keel zo hard dichtgeknepen werd. Ik lag op de grond toen ik zag dat er een vrouw over mij heen kwam hangen en aan mij vroeg waar het geld was. Ik wilde eerst schreeuwen, maar ik was bang voor de baby, want deze lag in de woonkamer te slapen. Ik wilde zeggen dat ik gewoon zou meewerken, maar deze kans kreeg ik ook niet. Die man die mij vast had bij mijn keel bleef maar aan mij vragen waar het geld was en dat ik niet moest schreeuwen. Hij liet mij toen iets meer los en toen zei ik tegen hem dat ze mijn tasje mee moesten nemen en dat wij geen geld in huis bewaarden. Ik voelde toen dat hij zijn elleboog of met zijn handen, dat weet ik niet meer precies, in mijn keel drukte en daardoor voelde ik dat ik stikte. Ik voelde het zwart worden voor mijn ogen en had het idee dat ik bewusteloos was. Wat ik me dan weer kan herinneren is dat die vrouw met mijn tas aan kwam lopen. Ik werd op dat moment aan mijn haren vastgepakt en op mijn rug gedraaid. Ik werd door hem bij mijn keel gepakt in een soort wurggreep. Ik voelde dat hij zo hard aan mijn haren trok dat hij haren uit mijn hoofd trok. Ook hing mijn hoofd in zijn elleboog waardoor ik weer het gevoel kreeg dat ik aan het stikken was. Toen wij in de woonkamer waren, werd ik nog steeds met een soort wurggreep vastgehouden. Mijn hoofd zat in zijn elleboog. Het was niet meer zo hard als van tevoren en ik kon voor het eerst weer vrij ademen. Ik zag ondertussen dat die vrouw van alles aan het doorzoeken was in de kamer. Toen zag ik dat ze naar de kamer van de baby ging om daar te zoeken naar geld. Ik voelde dat de greep van mijn aanvaller weer harder werd. Ik heb toen gedaan alsof ik bewusteloos werd. Ik had ook zijn arm vast, om zo te proberen om wat lucht te krijgen. Toen ik deed alsof ik bewusteloos werd, liet ik mezelf vallen. Alsof ik geen kracht meer had in mijn benen. Ik voelde toen dat ik samen met mijn aanvaller op de grond viel. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat ik mij niet moest aanstellen. Ik bewoog mijzelf niet en ik ademde zwaar. Ik reageerde toen ook niet op wat hij zei. Ik voelde dat hij zijn greep toen minder hard rondom mijn keel had. Ik voelde toen dat hij mij los liet en toen kon ik naar de baby lopen. De baby lag op de bank en toen hij begon te huilen wilde ik hem troosten. Ik zag dat de vrouw bij mij kwam staan en dat de man naar onze slaapkamer ging en onder de matrassen ging kijken of hij daar iets zou kunnen vinden. Ik zag dat de vrouw mij niet aankeek en dat ze naar een klein kastje liep waar de trouwring van mijn man in lag. Ik zag dat de vrouw de trouwring pakte en deze in haar hand hield. Ik heb niet gezien waar ze de trouwring gelaten heeft. Omdat de vrouw toen met haar rug naar mij toestond en de man in een andere kamer was, ben ik met de baby op mijn arm naar de voordeur gevlucht. Ik kon de trap naar beneden afrennen en ben blijven roepen om hulp. Ik werd toen door de man aan mijn jurk vastgepakt en ben toen door deze impact samen met mijn baby tegen de muur aan geklapt. Ik zag toen dat een buurman de deur opendeed en toen zijn de man en de vrouw gevlucht.
Aangeefster [slachtoffer] heeft op 25 augustus 2020 nogmaals een verklaring tegenover verbalisanten van de politie afgelegd. [5] Zij heeft – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Hij zei of vroeg de hele tijd waar het geld lag. Ik heb gezegd dat wij geen geld hebben. Hij zei dat wij wel geld hadden. Hij herhaalde dat steeds. Door de manier van praten leek het alsof hij er heel erg van overtuigd was dat we geld hadden. Net alsof iemand tegen hem gezegd had dat wij geld hadden. Het leek wel alsof hij zelf niet wist waar hij moest zoeken.
Geneeskundige informatie aangeefster [slachtoffer]
Op 17 augustus 2020 is bij [slachtoffer] door een forensisch arts een letselonderzoek uitgevoerd. [6] Door de forensisch arts is onder meer het volgende in de letselrapportage beschreven:
Betreft een uitwendige inspectie bovenlichaam, met name hals, op letsels. Het huidige tijdsinterval kan passen bij de ouderdom van het letsel. De gemelde toedracht past goed bij het letsel.
Sporen hals hebben petechiën die in een circulair beeld om de hals aanwezig zijn,
wat door wringen om de hals met kleding of via huid-huid contact kan ontstaan, zoals bijvoorbeeld bij wurggreep met arm (arm klem) om de hals bij tegenstribbelend persoon.
Op rechterarm/rechterschouder achterzijde een oppervlakkige schaafplek met daarbij bloeduitstorting, mogelijk ontstaan op het moment dat zij met haar baby in haar armen tegen een muur is geklapt, geduwd of geworpen. De gemelde toedracht past mogelijk bij het letsel.
Ook is er op de rechterknie een schaafplekje aangetroffen, mogelijk tijdens het op de grond duwen ontstaan. De gemelde toedracht past mogelijk bij het letsel.
Aangever [naam echtgenoot slachtoffer]
Door de echtgenoot van aangeefster, de heer [naam echtgenoot slachtoffer] , is op 16 augustus 2020, een verklaring tegenover verbalisanten van de politie afgelegd. [7] Hij heeft – zakelijk
weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik was werken, in de logistiek als heftruck chauffeur bij [bedrijf 1] in Grubbenvorst. Een paar dagen van tevoren hebben bekenden een foto genomen van mijn auto. Een collega van mijn werk, [medeverdachte 2] . Ja, hij was alleen. Ik zag dat hij kwam aangereden met zijn auto en achter mijn auto ging staan. Toen pakte hij zijn telefoon en hij maakte foto's van mijn auto. Ik ben uit de auto gestapt om te kijken wat er aan de hand was. Dit was de zaterdag voor de overval, op 8 augustus 2020, omstreeks 18.00 uur. Toen hij de foto's gemaakt had, ben ik naar hem toe gelopen en hebben wij nog kort met elkaar gepraat. Ik vroeg wat er aan de hand was. Hij zei dat van een van zijn vrienden de auto kapot was en of ik misschien zou kunnen helpen om deze te repareren. Ik zei tegen hem dat ik hem niet kon helpen. Ik vond het vreemd, want hij zei dat hij mijn auto zag en dat hij even wilde vragen of ik dat wilde doen. Hij zei dat hij niet wist op welk huisnummer ik woonde. Ik vond het heel raar, omdat hij twee maanden geleden nog langsgekomen is bij mijn vrouw en de sleutels heeft opgehaald van zijn auto. Hij wist dus precies waar ik woonde. Ik heb het vermoeden dat die overval gepland is. Deze personen wisten dat ik niet thuis was. Weet je, je praat met mensen en ik heb wel eens tegen mensen verteld dat wij een huis wilden kopen en dat ik aan het sparen was om een eigen inleg te hebben. Ik heb dat aan heel veel mensen verteld op het werk. Die [medeverdachte 2] wist dat ook.
Door [naam echtgenoot slachtoffer] is op 8 januari 2021 aangifte gedaan van de diefstal van zijn trouwring. [8]
Getuige [getuige 1]
Door de politie is op 7 januari 2021 [getuige 1] als getuige gehoord, zijnde een collega van aangever [naam echtgenoot slachtoffer] . [9] Hij is op 14 augustus 2020 kort na de woninginbraak samen met [naam echtgenoot slachtoffer] naar diens woning gegaan. Hij heeft – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik had een telefoontje gekregen van [naam echtgenoot slachtoffer] , dat ik zo snel mogelijk moest komen. Hij vertelde toen aan mij dat zijn vrouw thuis was overvallen. Toen gingen we naar de woning van [naam echtgenoot slachtoffer] . Ik zag in de woning dat alle kastjes open stonden. En dat het bed openlag. Achteraf dacht ik na en vond ik het raar dat [naam echtgenoot slachtoffer] meteen zei dat zijn trouwring weg was genomen.
De verdachte
De verdachte is na een anonieme tip op 18 oktober 2020 door de politie aangehouden. [10] Zij heeft bekend samen met medeverdachte [medeverdachte 1] op 14 augustus 2020 in de woning te Venray op zoek te zijn geweest naar een geldbedrag van 40.000,- euro. [11] Zo heeft zij op 18 oktober 2020 tegenover verbalisanten van de politie – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt verklaard: [12]
Een kennis van mijn vriend kent een kennis die goed bevriend is met de vrouw die overvallen is. Die ene kennis heet [getuige 2] . De andere is een goede kennis van die vrouw die overvallen is en die heet [medeverdachte 2] . Die [medeverdachte 2] die werkt samen met de man van de aangeefster. [medeverdachte 2] heeft contact opgenomen met mijn vriend. Hij zei tegen mijn vriend dat deze mensen 40.000,- euro in huis hadden liggen. De aangever heeft met trots op zijn werk tegen [medeverdachte 2] gezegd dat hij zoveel geld thuis had liggen. [medeverdachte 2] heeft het telefoonnummer van mijn vriend via [getuige 2] gekregen. [medeverdachte 2] ontmoette mijn vriend in Venlo. Dit was een week voor de situatie. Ja, ik was er ook bij. [medeverdachte 2] zei toen dat daar 40.000,- euro in het huis was. Hij zei dat de vrouw alleen thuis was. [medeverdachte 2] wilde dat ik het samen met mijn vriend zou voltrekken. Aangezien hij een vriend van hun was, kon hij het niet zelf doen. [medeverdachte 2] zei dat het een simpele klus was en dat hij een deel hiervan wilde hebben. [medeverdachte 2] zei dat hij nog een foto zou sturen van het trappenhuis en de portiek. Dit was voor de voorbereiding, ik en mijn vriend kenden Venray en die mensen niet. [medeverdachte 2] zei dat hij 10.000,- euro wilde en de rest maakte hem niets uit. Hij zei dat het zo snel mogelijk moest gebeuren. [medeverdachte 2] zei dat we het moesten doen wanneer de man op zijn werk was. Hij zei dat ze moesten werken tot 15.00 uur. [medeverdachte 2] heeft aan mijn vriend een foto gestuurd, via Whatsapp, van het trappenhuis c.q. de portiek van de flat en ook het nummer van de deur. [medeverdachte 2] heeft ook gezegd dat het trappenhuis open zou zijn.
Mijn vriend en ik zijn naar boven gegaan. Mijn vriend heeft op de deur geklopt en toen deed er een vrouw open. We zijn toen de woning binnengegaan. Mijn vriend hield die vrouw vast en ik heb toen gezocht naar het geld. Mijn vriend hield de vrouw bij de armen/handen vast en vroeg aan haar of ze niet wilde schreeuwen.
Mijn vriend heeft die vrouw losgelaten zodat zij bij haar baby kon. De vrouw heeft toen de baby vastgepakt en is de woning uitgerend. Wij zijn toen ook de woning uitgerend. Ik wist niet waar het geld lag, hier moest ik naar zoeken. Dat alles gebeurde zo snel. Ik heb in kamertjes gezocht en in de woonkamer heb ik rondgekeken. Ja klopt, ik heb ook onder de matrassen gekeken, dat weet ik ook nog.
Op 20 oktober 2020 heeft de verdachte tegenover verbalisanten van de politie wederom een verklaring afgelegd, onder meer over de ontmoeting met de door haar eerder genoemde [medeverdachte 2] . [13] Zij heeft toen – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ja, ik was daarbij, maar heel kort. Ik was 5 of 10 minuten zoiets erbij, [medeverdachte 2] had ook haast. Het was maar een heel kort gesprek. Op de [adres 2] in Venlo. Hij kwam met een Mercedes aangereden. Hij zei dat hij niet lang kon blijven. Hij zei dat het echtpaar van Poolse afkomst was. Hij zei dat de man met hem aan het werk was tot 15.00 uur. Hij heeft toegezegd dat hij de foto’s van het portier en het huis zou sturen.
Op 28 oktober 2020 heeft de verdachte tegenover verbalisanten van de politie wederom een verklaring afgelegd over deze [medeverdachte 2] . [14] Zij heeft toen – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Je hebt [medeverdachte 2] twee keer gezien. Een keer bij de ontmoeting in Venlo en de andere keer toen jullie naar Venray zijn gereden. Klopt dat?Ja, maar die ander keer was ik helemaal vergeten. De auto waarmee we naar Venray zijn gereden betrof een kleiner type Mercedes die hij van zijn vrouw had geleend. [medeverdachte 2] heeft foto’s doorgestuurd via mijn WhatsApp van de gang en van het gebouw van de woning waar de overval in Venray is gepleegd. Hij heeft nog wat extra foto’s gestuurd, ook van de voordeur, zodat we wisten waar het was.
Op 12 november 2020 heeft de verdachte op foto’s de medeverdachte [medeverdachte 2] herkend als zijnde de [medeverdachte 2] waarover zij eerder heeft verklaard. [15]
Ter terechtzitting heeft de verdachte overeenkomstig haar eerdere verklaringen bij de politie verklaard en heeft zij bekend samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] op 14 augustus 2020 in de betreffende woning in Venray op zoek te zijn geweest naar een geldbedrag van
€ 40.000,- euro. [16]
De medeverdachte [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] is eveneens na een anonieme tip op 18 oktober 2020 door de politie aangehouden. [17] Hij heeft eveneens bekend samen met de verdachte op 14 augustus 2020 in de betreffende woning in Venray te zijn geweest met het doel een geldbedrag van
€ 40.000,- te stelen. [18] Zo heeft hij tijdens zijn verhoor op 27 oktober 2020 tegenover verbalisanten van de politie – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard [19] :
Toen ik bij [bedrijf 2] werkte, werd ik een week voor het incident aangesproken op het werk. Ik werd aangesproken door [getuige 2] . [getuige 2] vroeg aan mij of ik geld wilde verdienen. [getuige 2] zei dat ik mijn telefoonnummer moest geven. Dan zou er iemand contact met mij opnemen. We zouden elkaar dan ontmoeten en dan zouden we over de details gaan praten. Het weekend erna heb ik [medeverdachte 2] ontmoet. Op 8 augustus had ik de afspraak met [medeverdachte 2] . Dit was bij de Bulgaarse winkel in Venlo. We hebben daar afgesproken tussen 16.00 en 18.00 uur. Hij kwam toen met zijn Mercedes SLK. Ik heb hem ontmoet, omdat hij mij heeft gebeld. Hij had het nummer van [getuige 2] gekregen. Hij belde me en vroeg of ik geld wilde verdienen. We hebben elkaar daarna ontmoet en hij heeft mij verteld wat ik moest doen. Na dit eerste contact heb ik nog een aantal keren contact met hem gehad. We konden namelijk geen chauffeur vinden. [medeverdachte 2] heeft uiteindelijk een chauffeur gevonden die ons naar Venray heeft gebracht. Ook heeft [medeverdachte 2] mij nog foto’s gestuurd van de woning en de deur van de woning waar het om ging. Na het incident heb ik nog geprobeerd om contact met hem te krijgen. Dit lukte niet meer. Hij was verdwenen. Dan wil ik er nog aan toevoegen dat [medeverdachte 2] een goede vriend is van [naam echtgenoot slachtoffer] . Ze kennen elkaar van het werk. Hier zou [naam echtgenoot slachtoffer] hebben gezegd dat hij veel geld thuis had liggen. [medeverdachte 2] vertelde dat er in de woning in Venray, bij [naam echtgenoot slachtoffer] , 40.000,- euro zou liggen. Wij moesten van [medeverdachte 2] gewoon aankloppen, dan netjes vragen naar het geld, het geld pakken en dan weggaan. [medeverdachte 2] vertelde dat [naam echtgenoot slachtoffer] in dezelfde ploeg werkte. Ook vertelde hij dat er thuis in Venray nog een baby van twee maanden oud zou zijn. Daarom zou het ook makkelijk zijn. Als we om het geld zouden vragen, dan zou de moeder schrikken en ons het geld sneller geven. [medeverdachte 2] zei dat hij van het hele bedrag 10.000,- euro wilde hebben. De rest was voor ons. Volgens mij is de Mercedes van de vrouw van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft zelf een Volkswagen Phaeton. Een dag na onze ontmoeting zijn we met [medeverdachte 2] naar Venray gereden. Hier heeft hij ons laten zien waar de plaats was. Dus waar de woning was. Hierna zijn we weer teruggegaan. Nadat we in Venray waren geweest, heeft hij mij nog foto's gestuurd. Dit waren foto’s van de portiekdeur, de deur van de woning en het huisnummer. Dit was geloof ik nummer [X] . Er werd afgesproken dat de diefstal tussen maandag en vrijdag zou plaatsvinden. Uiteindelijk heeft [medeverdachte 2] een chauffeur geregeld. Hij was al een beetje boos, omdat het zo lang duurde. Ik weet niet waarom [medeverdachte 2] zo’n haast had en het die week moest gebeuren. Hij heeft mij uitgelegd dat hij te dicht bij het gezin staat en dat de vrouw hem zou herkennen. Tijdens het incident waren [medeverdachte 2] en [naam echtgenoot slachtoffer] aan het werk. Zij hadden ochtenddienst.
We kwamen aan. We wisten waar we moesten zijn, welke portiek. We waren hier van tevoren al met [medeverdachte 2] geweest. Door de vrouw werd de deur geopend. Ik rende vervolgens naar binnen. Ik pakte haar van achteren bij haar ellebogen vast met een hand. Met mijn andere hand heb ik haar mond dicht gehouden. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) kwam achter mij aan naar binnen. Zij heeft ook de deur van de woning weer dicht gemaakt. Ik vroeg de vrouw vervolgens naar het geld. Ik zei tegen haar dat er ergens geld moest liggen. Ik zei dat we voor het geld kwamen en dan weer zouden weggaan. Ik had nog steeds een hand op haar mond. Ik zei tegen haar dat ze niet moest schreeuwen of roepen. Ze maakte me duidelijk dat ze dit niet zou doen en toen heb ik mijn hand van haar mond gehaald. Ik vroeg aan haar waar het geld was. Ze zei tegen mij dat er geen geld was. Op enig moment werd de vrouw slap. Ze zakte op de grond. Ik had haar nog steeds vast bij haar ellebogen en ze zakte naar beneden. Hierdoor had ik haar ook even bij haar nek vast. Dit deed ik zodat ze niet op de grond viel. De vrouw deed alsof ze flauwviel. Dit was fake. Ik ging ook door mijn knieën en ging achter haar op de grond zitten. Ik sloeg haar vervolgens tegen haar wangen om haar wakker te krijgen. Ik zag dat ze een oog open deed. Ik heb haar gezegd dat ze niet hoeft te doen alsof ze flauwviel. Dat we alleen geld kwamen halen. Ik zei weer dat ze niet moest schreeuwen en dat er niets ging gebeuren. De vrouw zei dat er niets in huis was en dat ze naar haar kind wilde. Ik heb haar vervolgens onder haar oksels opgetild en losgelaten. Ik heb toen met [verdachte] de woning doorzocht. We zochten dus naar geld. Opeens zag ik dat ze vanuit de woonkamer naar de deur rende en deze opende met het kind in haar armen. Ik rende er achteraan en ik pakte haar bij haar arm. Dit omdat ik zag dat ze naar beneden wilde rennen. Ik heb haar toen gepakt. Hierdoor ging haar kleding stuk. Nadat de vrouw met de baby is weggerend, zijn [verdachte] en ik gevlucht. [verdachte] heeft de hele woning doorzocht. Zij was aan het zoeken.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 12 november 2020 op foto’s de medeverdachte [medeverdachte 2] herkend als zijnde de [medeverdachte 2] waarover hij eerder heeft verklaard. [20]
Medeverdachte [medeverdachte 2]
De medeverdachte [medeverdachte 2] is op 2 november 2020 door de politie aangehouden. [21] Hij heeft verklaard aan de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een foto van de flat van aangevers te hebben getoond. [22]
Getuige [getuige 2]
Zowel de verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] hebben verklaard over een persoon genaamd [getuige 2] waarmee [medeverdachte 1] bij [bedrijf 2] zou hebben gewerkt en die het telefoonnummer van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] zou hebben gegeven. Na onderzoek door de politie is op 23 februari 2021 [getuige 2] als getuige gehoord. Hij herkent tijdens dit verhoor [medeverdachte 1] op een foto als zijnde een persoon met wie hij samen bij [bedrijf 2] heeft gewerkt. [medeverdachte 2] is een goede vriend van hem. Het is juist dat hij het telefoonnummer van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] heeft gegeven. [23]
Telecomgegevens
Door de politie is in het kader van het strafrechtelijk onderzoek een onderzoek naar de telefoongegevens van de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ingesteld. [24]
Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] op en rond 14 augustus 2020 vermoedelijk de gebruiker was van het telefoonnummer
[telefoonnummer 1]. [25] De verdachte was op en rond 14 augustus 2020 vermoedelijk de gebruiker van het telefoonnummer
[telefoonnummer 2]. [26] De medeverdachte [medeverdachte 2] was op en rond 14 augustus 2020 vermoedelijk de gebruiker van het telefoonnummer
[telefoonnummer 3]. [27]
Tussenconclusie van de rechtbank met betrekking tot de telefoonnummers
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaand telecomonderzoek kan worden geconcludeerd dat bovenstaande telefoonnummers in de genoemde periodes bij de verdachten in gebruik zijn geweest, waarbij de rechtbank opmerkt dat deze telecomgegevens door de verdachten ook niet zijn betwist.
De analyse van de telecomgegevens
Uit een analyse van de telefoongegevens komt naar voren dat op 10 augustus 2020 tussen 08.10 uur en 08:16 uur enkele telefonische contacten (belpogingen) hebben plaatsgevonden tussen het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 2] en het telefoonnummer van de verdachte. [28] Verder komt naar voren dat tussen het telefoonnummer van [medeverdachte 1] en het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 2] tussen 12 en 16 augustus 2020 meerdere telefonische contacten hebben plaatsgevonden. Op de dag van de woningoverval, te weten 14 augustus 2020, vonden er om 13.20 uur en om 15:44 uur nog enkele langere telefonische contacten tussen deze telefoonnummers plaats, evenals op 15 augustus 2020 om 10.19 uur. De verdere telefonische contacten van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] werden doorgeschakeld naar de voicemail box van het telefoonnummer van [medeverdachte 2] . [29]
Zoals eerder beschreven heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat hij en de verdachte op 8 augustus 2020 tussen 16:00 uur en 18:00 uur met de genoemde [medeverdachte 2] in Venlo hadden afgesproken. Deze ontmoeting vond plaats in Venlo, nabij de Bulgaarse winkel aan de [adres 2] . [30] Ook de verdachte heeft over deze ontmoeting verklaard. [31] Uit een analyse van de historische verkeersgegevens van bovenstaande telefoonnummers blijkt dat het telefoonnummer van [medeverdachte 1] op 8 augustus 2020 tussen 17:00 uur en 18:00 uur een zendmast aanstraalde in het geografische gebied alwaar de [adres 2] te Venlo is gelegen. [32] Ook het telefoonnummer van de verdachte straalde op die datum tussen 17:26 uur en 17:33 uur een zendmast aan in het geografische gebied alwaar de [adres 2] te Venlo is gelegen. [33] En ook het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 2] straalde op die dag om 17:32 uur een zendmast aan die onder andere dekking geeft in het geografische gebied waar de [adres 2] in Venlo is gelegen. [34]
Onderzoek naar de auto van medeverdachte [medeverdachte 2]
Uit onderzoek van de politie bleek dat door de medeverdachte [medeverdachte 2] gebruik werd gemaakt van twee personenauto’s, te weten een Volkswagen Phaeton met het Duitse kenteken [kenteken 1] en een Mercedes SLK 200 voorzien van het Duitse kenteken [kenteken 2] . Uit onderzoek bleek de Volkswagen op naam van medeverdachte [medeverdachte 2] geregistreerd te staan. De Mercedes SLK bleek op naam van een persoon genaamd [naam vriendin medeverdachte 2] geregistreerd te staan. [35] Zij heeft verklaard de vriendin van medeverdachte
[medeverdachte 2] te zijn. [36]
Uit het onderzoek door de politie bleek verder dat deze twee voertuigen doorgaans geparkeerd staan in een autogarage in Venray. Uit de logboekgegevens van deze autogarage blijkt dat de Mercedes SLK op 8 augustus 2020 om 14.07 uur uit de garage is vertrokken en dat de auto om 18.27 uur weer in de garage werd geparkeerd. [37]
Tussenconclusie
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in de woning van de aangevers door de daders van de woningoverval een grote buit werd verwacht. De overvallers waren op zoek naar geld. Voor de rechtbank staat op basis van de bewijsmiddelen in het dossier vast dat er een tipgever in het spel is geweest die tegen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gezegd dat er veel geld te halen was in de betreffende woning, meer specifiek een geldbedrag van € 40.000,-. Uit het politieonderzoek zijn geen aanknopingspunten naar voren gekomen dat de verdachte en [medeverdachte 1] de aangevers kenden of dat zij wisten waar zij woonden. Dit is anders voor de medeverdachte [medeverdachte 2] . Hij kende de aangevers wel. Uit het dossier blijkt namelijk dat hij en
[naam echtgenoot slachtoffer] collega’s waren en dat zij als collega’s ook contact met elkaar hadden. Hij was als collega op de hoogte van de persoonlijke omstandigheden van de aangevers, zoals hun adres, het feit dat aangevers recent ouders waren geworden en dat zij aan het sparen waren voor een koopwoning. Ook was hij als collega in de gelegenheid het werkrooster van [naam echtgenoot slachtoffer] te raadplegen. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben medeverdachte [medeverdachte 2] herkend op een foto als zijnde de [medeverdachte 2] waarover zij in deze strafzaak hebben verklaard. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen, nu deze verklaringen worden bevestigd door andere bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank verwijst in dit verband tevens naar de verklaring van [getuige 2] , die heeft bevestigd het telefoonnummer van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] te hebben gegeven en de telecomgegevens, waaruit blijkt dat de drie verdachten op en rond 14 augustus 2020 telefonisch met elkaar in contact stonden en welke telefoongegevens passen bij de verklaringen van de verdachte en [medeverdachte 1] , inhoudende dat zij en [medeverdachte 2] elkaar op 8 augustus 2020 in de buurt van de [adres 2] te Venlo hebben ontmoet. Ook passen enkele persoonlijke details die de verdachten over deze [medeverdachte 2] hebben gegeven bij [medeverdachte 2] , zoals dat hij gebruik maakte van de Mercedes SLK van zijn vriendin. Ook het gegeven dat [medeverdachte 2] op 8 augustus 2020 door aangever [naam echtgenoot slachtoffer] fotograferend bij zijn woning is gezien en de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben verklaard foto’s van de woning van [medeverdachte 2] te hebben gekregen, draagt bij aan het bewijs.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat medeverdachte [medeverdachte 2] moet worden gezien als de tipgever van deze woningoverval en de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] als degenen die op 14 augustus 2020 daadwerkelijk in de woning zijn geweest op zoek naar een geldbedrag van € 40.000,-.
Conclusie
Aan de verdachte is onder feit 1 het medeplegen van een diefstal met geweld van een trouwring ten laste gelegd. Onder feit 2 is het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld van een geldbedrag van € 40.000,- ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 1 dient de rechtbank allereerst de vraag te beantwoorden of wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat op 14 augustus 2020 uit de woning een trouwring is weggenomen. De rechtbank overweegt als volgt.
Aangeefster [slachtoffer] heeft op 14 augustus 2020 kort na de woningoverval de politie gebeld. Hierbij gaf zij aan dat die middag in haar woning was ingebroken en dat hierbij trouwringen waren weggenomen. Tegenover de verbalisanten die vervolgens ter plaatse kwamen, heeft zij wederom verklaard dat een trouwring was weggenomen, meer specifiek de trouwring van haar man die op een kastje in de woonkamer lag. Vervolgens heeft
[slachtoffer] aangifte tegen de verdachten gedaan, in welke aangifte zij uitvoeriger heeft verklaard over de woningoverval en het wegnemen van de trouwring door de verdachte. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Aangeefster heeft telkens gedetailleerde en uitgebreide verklaringen afgelegd over het gedrag van de verdachten in de woning. De inhoud van haar verklaringen komt authentiek en concreet over. Zo benoemt zij concreet de door de verdachten verrichte handelingen in de woning: de mannelijke overvaller hield haar in bedwang en de vrouwelijke overvaller doorzocht op dat moment de woning, een rolverdeling die overigens door de verdachten wordt bevestigd. Daarnaast wordt haar verklaring ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier, zoals het bij haar aangetroffen letsel, de pluk haar die in de woning is aangetroffen en haar kapotte kleding. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Dit maakt dat de rechtbank bewezen acht dat op 14 augustus 2020 in Venray een woningoverval met geweld heeft plaatsgevonden waarbij door de verdachte een trouwring is weggenomen.
Medeplegen?
Vervolgens rijst de vraag of de verdachte als medepleger van deze voltooide woningoverval kan worden aangemerkt. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals door de Hoge Raad in het overzichtsarrest van 2 december 2014 [38] is overwogen is voor een bewezenverklaring van medeplegen vereist dat sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. De rechtbank neemt in deze zaak de volgende gedragingen in aanmerking.
[medeverdachte 1] is ongeveer een week voorafgaand aan het tenlastegelegde benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. [medeverdachte 1] is op dit aanbod ingegaan en op 8 augustus 2020 hebben de verdachte en [medeverdachte 1] met de tipgever, zijnde [medeverdachte 2] , afgesproken om de woningoverval voor te bespreken. Er werd onder meer gesproken over het geldbedrag van
€ 40.000,- dat in de woning aanwezig zou zijn, over de ligging van de woning en de persoonlijke omstandigheden van de bewoners. De tipgever zou een bedrag ter hoogte van
€ 10.000,- van de buit krijgen, de rest was voor de verdachte en [medeverdachte 1] om te verdelen. Na dit eerste gesprek zijn de drie verdachten samen naar Venray gereden om de betreffende woning te bekijken en zijn er door de tipgever nog foto’s van de woning naar de verdachten gestuurd. Hieruit leidt de rechtbank een gezamenlijke voorbereiding af.
Vervolgens zijn de verdachte en [medeverdachte 1] op 14 augustus 2020 samen naar de woning gegaan. Tijdens de woningoverval is door [medeverdachte 1] geweld jegens aangeefster toegepast, om haar in bedwang te houden, en heeft de verdachte de woning doorzocht. De rechtbank leidt hieruit een bepaalde rolverdeling af, welke rollen de rechtbank als gelijkwaardig ziet. Er bestond kennelijk een gezamenlijk belang, namelijk het vinden en wegnemen van het geldbedrag. Het was voor zowel de verdachte als voor [medeverdachte 1] duidelijk waarom zij in de woning aanwezig waren, namelijk het wegnemen van goederen van waarde om zichzelf te verrijken.
Hierop gelet is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat er ten aanzien van de woningoverval sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] , zowel voorafgaand aan, als ook tijdens de woningoverval.
Dit geldt ook ten aanzien van het wegnemen van de trouwring. Het was voor medeverdachte [medeverdachte 1] immers voorzienbaar dat de verdachte op enig moment, tijdens het doorzoeken van de woning, zich andere goederen van waarde wederrechtelijk zou toe-eigenen. Hij heeft zodoende willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de verdachte mogelijk ook andere goederen uit de woning zou wegnemen, zodat zijn opzet ook geacht wordt daarop gericht te zijn geweest. Evenzeer is de rechtbank van oordeel dat ook ten aanzien van het door [medeverdachte 1] gebruikte geweld tijdens de woningoverval sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] . Het was voor de verdachte immers zonder meer voorzienbaar dat, op het moment dat de bewoonster thuis is, [medeverdachte 1] enig geweld zou gebruiken om haar in de gelegenheid te stellen de woning te doorzoeken. Zij heeft zich op geen enkel moment van dit geweld gedistantieerd en het gepleegde geweld kennelijk op de koop toegenomen. Zij heeft zodoende willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de verdachte mogelijk geweld zou gebruiken, zodat haar opzet ook geacht wordt daarop gericht te zijn geweest.
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en hetgeen daarover hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich onder feit 1 schuldig heeft gemaakt aan een diefstal in vereniging met geweld en onder feit 2 aan een poging tot diefstal in vereniging met geweld.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van het procesdossier niet kan worden bewezen dat aangeefster aan de haren over de grond is gesleept, van welk onderdeel van de tenlastelegging de verdachte zal worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 14 augustus 2020 in de gemeente Venray, tezamen en in vereniging met een of meer anderen een trouwring, die geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan [naam echtgenoot slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat haar mededader die [slachtoffer] beet heeft gepakt en vervolgens met beide handen bij de keel heeft gegrepen en vervolgens tegen de grond heeft gewerkt en op die [slachtoffer] is gaan liggen en daarbij haar keel dicht heeft geknepen terwijl/waarna zij, verdachte en haar mededader meermaals zeiden 'Waar is het geld?' en 'Niet schreeuwen', althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en vervolgens met zijn elleboog en/of handen op de keel van die [slachtoffer] heeft gedrukt
en die [slachtoffer] bij de nek vast heeft gepakt en vervolgens tegen het gezicht heeft geslagen en vervolgens bij de haren vast heeft gepakt en op haar rug heeft gedraaid en aan haar haren heeft getrokken en vervolgens meermalen in een wurggreep heeft gepakt
en vervolgens tijdens de vlucht de kleding van die [slachtoffer] beet heeft gepakt, waardoor die [slachtoffer] tegen de muur klapte;
Feit 2
op 14 augustus 2020 in de gemeente Venray, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om
40.000 euro, die geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en [naam echtgenoot slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, de woning van die [slachtoffer] en [naam echtgenoot slachtoffer] heeft
doorzocht en daarbij de woorden heeft toegevoegd: 'Waar is het geld?', althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat haar mededader die [slachtoffer] beet heeft gepakt en vervolgens met beide handen bij de keel heeft gegrepen en vervolgens tegen de grond heeft gewerkt en op die [slachtoffer] is gaan liggen en daarbij haar keel dicht heeft geknepen terwijl/waarna zij, verdachte en haar mededader meermaals zeiden 'Waar is het geld?' en 'Niet schreeuwen', althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en vervolgens met zijn elleboog en/of handen op de keel van die [slachtoffer] heeft gedrukt en die [slachtoffer] bij de nek vast heeft gepakt en vervolgens tegen het gezicht heeft geslagen en vervolgens bij de haren vast heeft gepakt en op haar rug heeft gedraaid en aan haar haren heeft getrokken en vervolgens meermalen in een wurggreep heeft gepakt en vervolgens tijdens de vlucht de kleding van die [slachtoffer] beet heeft gepakt, waardoor die [slachtoffer] tegen de muur klapte.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken
gepleegd in eendaadse samenloop met
Feit 2
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft aangevoerd dat aan de verdachte een geslaagd beroep op psychische overmacht toekomt en de verdachte dientengevolge moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Een beroep op psychische overmacht kan slechts slagen, indien de verdachte heeft gehandeld onder een zodanige van buiten komende drang, dat redelijkerwijs niet van haar kon worden gevergd dat zij daaraan weerstand zou bieden. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat de verdachte heeft gehandeld onder moeilijke omstandigheden die zijn terug te voeren op haar relatie met de medeverdachte, waardoor zij een grote druk heeft ervaren. De verdachte heeft bewust de keuze gemaakt op zich op 14 augustus 2020 naar de woning in Venray te begeven om een woningoverval te plegen. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk geworden dat er ten tijde van het begaan van het onderhavige feit sprake was van een druk bij de verdachte die een zodanige gemoedstoestand had veroorzaakt, dat zij in haar mogelijkheden werd aangetast om anders te handelen dan het bewezenverklaarde handelen.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een situatie van psychische overmacht zoals door de raadsman is betoogd.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk dient te worden gesteld aan de duur van het voorarrest, eventueel in combinatie met een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat heeft de verdachte gedaan?
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval. Toen aangeefster de voordeur opende, is zij onmiddellijk en op een gewelddadige manier door de verdachten overmeesterd. Zij was op dat moment samen met haar slechts twee maanden oude baby in de woning aanwezig. Door de overvallers werd meermaals geschreeuwd om geld en de gehele woning werd doorzocht. Tijdens de woningoverval werd de trouwring van haar echtgenoot, zijnde een sieraad met een grote emotionele waarde, gestolen. Toen aangeefster kans zag samen met haar baby de woning te verlaten, heeft de medeverdachte zodanig hard aan haar kleding getrokken dat deze scheurde en zij, met haar baby in haar armen, tegen een muur klapte. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke omstandigheden en feiten verregaande gevolgen voor de slachtoffers hebben. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen en, zoals blijkt uit de slachtofferverklaring, is het voor haar een zeer heftige en schokkende ervaring geweest om in de veronderstelde veiligheid van haar eigen woning te zijn overvallen. Daarnaast versterken dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid die in de samenleving bestaan.
Namens het slachtoffer [slachtoffer] is in de schriftelijke slachtofferverklaring onder meer het volgende naar voren gebracht:
“De overval veranderde mijn leven voorgoed. Vroeger lachte ik altijd, was ik positief, vol
leven en had ik vertrouwen in anderen. Ik begon net aan mijn volwassen leven en wilde mijn
zoon laten zien hoe geweldig deze wereld is. Al mijn plannen en dromen werden vernietigd.
Ik opende de voordeur. Hoewel iedereen tegen me zegt dat dit normaal is en ik het mezelf niet kwalijk moet nemen, voel ik diep vanbinnen iets anders. Er is nu een jaar voorbij en ik herinner en herbeleef het nog steeds alsof het gisteren gebeurde. Onze levens zijn erg veranderd. Ik word belemmerd in mijn dagelijks leven. Ik doe voor niemand de deur meer open. Het afgelopen jaar heb ik het gevoel gehad dat ik in mijn huis gevangen zit. Ik heb het gevoel dat ik nooit uit deze gevangenis zal worden bevrijd.”
Het reclasseringsrapport
De reclassering heeft op 20 september 2021 een rapportage over de verdachte opgesteld. Er lijkt geen sprake te zijn van structurele psychische problematiek. Het is echter wel van belang dat de verdachte zich assertiever opstelt en zich niet meer negatief laat beïnvloeden door anderen, aldus de reclassering. Zij laat hierin echter al positieve stappen zien, door het verbreken van de relatie met haar ex-partner, te verhuizen en werk te vinden. De verdachte kan hierdoor een zelfstandig leven opbouwen en haar sociale netwerk uitbreiden, waardoor zij minder kwetsbaar en daardoor minder beïnvloedbaar zal zijn. Er zijn op dit moment geen indicaties dat de inzet van interventies noodzakelijk is. De reclassering schat het recidiverisico in als laag.
De LOVS-oriëntatiepunten
De rechtbank heeft zich voor de straftoemeting mede georiënteerd op de voor een soortgelijk strafbaar feit gebruikelijke straffen. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting, gepubliceerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), is voor een woningoverval met licht geweld en bedreiging met geweld de oplegging van een gevangenisstraf van 3 jaren uitgangspunt voor de toemeting van de straf. Bij de toepassing van ander geweld is een gevangenisstraf van 5 jaren uitgangspunt voor de toemeting van de straf.
Strafvermeerderende factoren
De rechtbank acht strafverzwarend dat de overval in vereniging is gepleegd en dat met opzet een moment is gekozen waarop de bewoonster met haar baby in de woning aanwezig zou zijn. Het baart de rechtbank zorgen dat de verdachte kennelijk bereid is om na een tip een gewelddadige woningoverval te plegen om zichzelf op die manier financieel te verrijken.
Strafverminderende factoren
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten met politie of justitie in aanraking is gekomen. Ook neemt de rechtbank de jeugdige leeftijd van de verdachte mee.
Welke straf is passend?
De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat zij openheid van zaken heeft gegeven. Daar staat evenwel tegenover dat de rechtbank niet tot de overtuiging is gekomen dat zij haar verantwoordelijkheid wil nemen, maar dat er eerder sprake is van een weloverwogen procespositie van de verdachte. Dat leidt tot de overtuiging van de rechtbank dat in dit geval, anders dan de officier van justitie heeft gerekwireerd, sprake is van drie gelijkwaardige verdachten.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat een hogere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist passend en geboden is, nu de rol van de verdachte als die van medepleger moet worden aangemerkt.
De rechtbank acht, alles overwegende, de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar passend en geëigend.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam] vordert een schadevergoeding van € 200,-, bestaande uit immateriële schade.
De benadeelde partij [naam echtgenoot slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 837,46, bestaande uit materiële schade ad € 337,46 en immateriële schade ad € 500,-.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 8.834,94, bestaande uit materiële schade ad € 1.334,94 en immateriële schade ad € 7.500,-.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van benadeelde partij [naam]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd en de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De vordering van benadeelde partij [naam echtgenoot slachtoffer]
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat de vordering voor gehele toewijzing gereed ligt, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer]
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering met uitzondering van de schadepost die ziet op de weggenomen trouwring voor toewijzing gereed ligt, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De vordering van benadeelde partij [naam]
De raadsman refereert zich ten aanzien van deze vordering aan het oordeel van de rechtbank.
De vordering van benadeelde partij [naam echtgenoot slachtoffer]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de verdachte van het onderliggende strafbare feit moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de immateriële schade refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot immateriële schade moet worden afgewezen dan wel dan de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu door de verdachte geen geweld jegens aangeefster is toegepast. Subsidiair verzoekt de raadsman de vordering tot immateriële schade te matigen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van benadeelde partij [naam]
De rechtbank is van oordeel dat door de benadeelde partij onvoldoende is gemotiveerd dat en hoe sprake is van immateriële schade als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit, zodat de benadeelde partij in haar schadevergoedingsvordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De vordering van benadeelde partij [naam echtgenoot slachtoffer]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat door de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit materiële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het tenlastegelegde. De rechtbank acht de gevorderde schadepost ‘Trouwring’ met een totaalbedrag van € 337,46 dan ook voor toewijzing vatbaar, nu deze schadepost voldoende is onderbouwd en een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit, onder vermeerdering van de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 14 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en zij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.
Nu de mededader ten aanzien van de benadeelde partij tot vergoeding van dezelfde schade worden veroordeeld, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor de vergoeding van de schade op grond van artikel 6:102 BW.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat door de benadeelde partij onvoldoende is gemotiveerd dat en hoe sprake is van immateriële schade als direct gevolg van de bewezenverklaarde feiten, temeer nu de benadeelde partij ten tijde van de woningoverval niet lijfelijk in de woning aanwezig is geweest. Voor zover door de benadeelde partij een vergoeding wordt gevraagd voor verplaatste schade als bedoeld in artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek overweegt de rechtbank dat niet is voldaan aan de in artikel 6:107, lid 1, onder a en b BW gestelde voorwaarden dat sprake is van kosten of ernstig en blijvend letsel ten gevolge van het tenlastegelegde feit, zodat de rechtbank de benadeelde partij in haar schadevergoedingsvordering ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk zal verklaren.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Materiële schade
Kosten fysiotherapie
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost onvoldoende is gemotiveerd en niet met verificatoire stukken is onderbouwd. Voor zover de benadeelde partij deze schadepost heeft willen onderbouwen met het bijgevoegde fysiotherapeutisch journaal overweegt de rechtbank dat een medische diagnose ontbreekt en uit het journaal juist naar voren lijkt te komen te sprake is van a-specifieke lage rugklachten, waaruit de rechtbank niet anders kan concluderen dan dat een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de door de benadeelde partij ervaren pijnklachten en een concrete onderliggende oorzaak of oorzakelijke (gekwetste) structuur ontbreekt bij gevolg waarvan een causaal verband tussen de klachten en het bewezenverklaarde strafbare feit niet kan worden gelegd. Nu een dergelijk causaal verband ook niet op enige andere wijze is onderbouwd zal de rechtbank de benadeelde partij in haar schadevergoedingsvordering ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren.
Eigen risico
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost onvoldoende is gemotiveerd en niet met verificatoire stukken is onderbouwd. De benadeelde partij zal in haar schadevergoedingsvordering ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk worden verklaard.
Trouwring
De benadeelde partij zal ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze schadepost in de vordering van de benadeelde partij [naam echtgenoot slachtoffer] door de rechtbank is toegewezen.
Beveiligingscamera’s en toebehoren
Onder verwijzing naar bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad is de rechtbank van oordeel dat deze kosten kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 51f lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht de gevorderde schadepost met een totaalbedrag van € 282,00 dan ook voor toewijzing vatbaar, nu deze schadepost voldoende is onderbouwd en een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten, onder vermeerdering van de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 14 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Jurk
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat door de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde strafbare feiten materiële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het tenlastegelegde. De rechtbank acht de gevorderde schadepost ‘Kapotgetrokken jurk’ met een totaalbedrag van € 10,00 dan ook voor toewijzing vatbaar, nu deze schadepost voldoende is onderbouwd en een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit, onder vermeerdering van de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 14 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verschenen reis- en parkeerkosten
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten die zien op de fysiotherapie en het verblijf in Polen geen rechtstreekse schade zijn als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit zodat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten zal worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat door de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde strafbare feiten de overige gevorderde reis- en parkeerkosten zijn geleden zoals gevorderd, zodat deze schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank acht deze schadepost tot een bedrag van € 77,26 dan ook voor toewijzing vatbaar, nu deze schadepost voldoende is onderbouwd en een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit, onder vermeerdering van de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 14 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorwaardelijke reiskosten
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten voor het bijwonen van de zitting in hoger beroep overweegt de rechtbank dat op grond van artikel 238, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geen reiskosten voor het bijwonen van de zitting kunnen worden vergoed als een benadeelde partij bij gemachtigde procedeert. Deze gevorderde reiskosten zal de rechtbank dan ook afwijzen.
Immateriële vordering
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade neemt de rechtbank
zondermeeraan dat de gedragingen van de verdachte traumatisch voor [slachtoffer] zijn geweest. Hoewel door de benadeelde partij geen concrete gegevens ter onderbouwing van het verzoek tot immateriële schade zijn ingediend is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een situatie waarin de aard en de ernst van de normschending met zich brengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is aldus van oordeel dat aannemelijk is dat er immateriële schade is geleden waarvoor de verdachte aansprakelijk is en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van de door verdachte gepleegde woningoverval. De rechtbank zal voor de begroting van de schade gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en stelt het bedrag van de immateriële schadevergoeding dienovereenkomstig vast op een bedrag van € 7.500,- met vermeerdering van de wettelijke rente over dit bedrag, te rekenen over de periode vanaf 14 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.
Nu de mededaders ten aanzien van de benadeelde partij tot vergoeding van dezelfde schade worden veroordeeld, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor de vergoeding van de schade op grond van artikel 6:102 BW.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 55 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 en feit 2 tot een gevangenisstraf van 4 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
  • veroordeelt [naam] in de kosten van de procedure, aan de zijde van de verdachte tot op heden begroot op nihil;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam echtgenoot slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij,
[naam echtgenoot slachtoffer] , van een bedrag van 337,46 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, in dier voege, dat in zoverre dit bedrag door een van zijn mededaders geheel of gedeeltelijk is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van deze betalingsverplichting;
- veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 124,00;
  • veroordeelt de verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het
slachtoffer [naam echtgenoot slachtoffer] van een bedrag van 337,46 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, en in dier voege, dat in zoverre dit bedrag door een van zijn mededaders geheel of gedeeltelijk is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van deze betalingsverplichting;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te
vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in
zoverre komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 7.869,26 euro, bestaande uit materiële schade ad 369,26 en immateriële schade ad 7.500 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
14 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, in dier voege, dat in zoverre dit bedrag door een van zijn mededaders geheel of gedeeltelijk is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van deze betalingsverplichting;
- veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
  • veroordeelt de verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • wijst de vordering ten aanzien van de voorwaardelijke reiskosten en de verschenen reis- en parkeerkosten die zien op de fysiotherapie en het verblijf in Polen af;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van 7.869,26 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, en in dier voege, dat in zoverre dit bedrag door een van zijn mededaders geheel of gedeeltelijk is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van deze betalingsverplichting;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 74 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te
vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in
zoverre komt te vervallen.
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B.J. Driessen, voorzitter, mr. R.J.M.G. Rulkens en
mr. J.S. Spijkerman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Feron-Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 oktober 2021.
Buiten staat
Mr. J.B.J. Driessen en mr. J.S. Spijkerman zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 14 augustus 2020 in de gemeente Venray, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een trouwring, in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer]
en/of [naam echtgenoot slachtoffer] , heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal
werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of haar mededader die [slachtoffer] beet heeft gepakt en/of
(vervolgens) (met beide handen) bij de keel heeft gegrepen en/of
(vervolgens) tegen de grond heeft gewerkt en/of op die [slachtoffer] is
gaan liggen en/of (daarbij) haar keel (met kracht) dicht heeft geknepen
terwijl/waarna zij, verdachte en/of haar mededader(s) (meermaals)
zei(den) 'Waar is het geld?' en/of 'Niet schreeuwen', althans woorden
van gelijke aard en/of strekking, en/of (vervolgens) met de elleboog
en/of handen (met kracht) op de keel van die [slachtoffer] heeft gedrukt
en/of die [slachtoffer] bij de nek vast heeft gepakt en/of (vervolgens)
tegen het gezicht heeft geslagen en/of (vervolgens) bij de haren vast
heeft gepakt en/of op haar rug heeft gedraaid en/of aan haar haren heeft
getrokken en/of (vervolgens) (meermalen) in een wurggreep heeft
gepakt en/of (vervolgens) (aan haar haren) over de grond heeft gesleept
en/of (vervolgens) (tijdens de vlucht) de kleding van die [slachtoffer]
beet heeft gepakt, waardoor die [slachtoffer] tegen de muur klapte;
2.
zij op of omstreeks 14 augustus 2020 in de gemeente Venray, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van
het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om
40.000 euro en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar
mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer] en/of [naam echtgenoot slachtoffer]
, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, de woning van die [slachtoffer] en/of [naam echtgenoot slachtoffer] heeft
doorzocht en/of (daarbij) de woorden heeft toegevoegd: 'Waar is het
geld?', althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd
met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft
verdachte en/of haar mededader(s) die [slachtoffer] beetgepakt en/of
(vervolgens) (met beide handen) bij de keel gegrepen en/of (vervolgens)
tegen de grond gewerkt en/of op die [slachtoffer] gelegen en/of (daarbij)
haar keel (met kracht) dichtgeknepen, terwijl/waarna verdachte en/of
haar mededader(s) (meermaals) zei(den) 'Waar is het geld?' en/of 'Niet
schreeuwen', althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
(vervolgens) met de elleboog en/of handen (met kracht) op de keel van
die [slachtoffer] gedrukt en/of die [slachtoffer] bij de nek vastgepakt
en/of (vervolgens) tegen het gezicht geslagen en/of (vervolgens) bij de
haren vastgepakt en/of op haar rug gedraaid en/of aan haar haren
getrokken en/of (vervolgens) (meermalen) in een wurggreep te gepakt
en/of (vervolgens) (aan haar haren) over de grond gesleept en/of
(vervolgens) (tijdens de vlucht) de kleding van die [slachtoffer]
beetgepakt, waardoor die [slachtoffer] tegen de muur klapte.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer B1R020093-78, gesloten d.d. 19 maart 2021, bestaande uit een algemeen dossier doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 185, een persoonsdossier [medeverdachte 1] , doorgenummerd van pagina 1 tot en met 70, een persoonsdossier [verdachte] , doorgenummerd van pagina 1 tot en met 56 en een persoonsdossier [medeverdachte 2] , doorgenummerd van pagina 1 tot en met 68.
2.Stamproces-verbaal d.d. 19 maart 2021, pagina 6.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2020, pagina’s 73 en 74.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 14 augustus 2020, pagina’s 11 tot en met 16.
5.Proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 25 augustus 2020, pagina’s 19 tot en met 24.
6.Letselrapportage forensische geneeskunde d.d. 17 augustus 2020, pagina’s 129 tot en met 131.
7.Proces-verbaal verhoor getuige [naam echtgenoot slachtoffer] d.d. 16 augustus 2020, pagina’s 58 tot en met 61.
8.Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 januari 2021, pagina’s 58 tot en met 61 en de bijlagen op de pagina’s 62 en 63.
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , pagina’s 96 tot en met 99.
10.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 18 oktober 2020.
11.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 18 oktober 2020, pagina’s 24 tot en met 34.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 18 oktober 2020, pagina’s 24 tot en met 34.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 oktober 2020, pagina’s 40 tot en met 45.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 oktober 2020, pagina’s 46 tot en met 51.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 november 2020, pagina 54.
16.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 september 2021.
17.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 18 oktober 2020, pagina’s
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 oktober 2020, pagina’s
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 oktober 2020, pagina’s
20.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 20 november 2021, pagina 51.
21.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 2 november 2020, pagina’s 11 en 12.
22.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 11 december 2020, pagina’s 51 tot en met 64.
23.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 23 februari 2021, pagina’s 52 tot en met 59.
24.Proces-verbaal telecom overval Venray d.d. 13 maart 2021, pagina’s 62 tot en met 80.
25.Proces-verbaal telecom overval Venray d.d. 13 maart 2021, pagina 63.
26.Proces-verbaal telecom overval Venray d.d. 13 maart 2021, pagina 63.
27.Proces-verbaal telecom overval Venray d.d. 13 maart 2021, pagina 63.
28.Proces-verbaal telecom overval Venray d.d. 13 maart 2021, pagina 72.
29.Proces-verbaal telecom overval Venray d.d. 13 maart 2021, pagina 72.
30.Proces-verbaal verdachte d.d. 27 oktober 2020, pagina’s
31.Proces-verbaal verdachte d.d. 20 oktober 2020, pagina’s
32.Proces-verbaal telecom overval Venray d.d. 13 maart 2021, pagina 73.
33.Proces-verbaal telecom overval Venray d.d. 13 maart 2021, pagina 73.
34.Proces-verbaal telecom overval Venray d.d. 13 maart 2021, pagina 73.
35.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2020, pagina’s 43 en 44.
36.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 november 2020, pagina’s 32 tot en met 42.
37.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2020, pagina’s 50 en 51.
38.Vindplaats: ECLI:NL:HR:2014:3474.