ECLI:NL:RBLIM:2021:8502

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
C/03/296790 /HARK 21-310
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele procedure wegens ongerechtvaardigd oponthoud

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 1 oktober 2021 een beslissing genomen op het verzoek tot wraking van de rechters V.P. van Deventer, M.J.A.G. van Baal en Y.J.C.A. Roeffen. Verzoeker heeft op 21 september 2021 een wrakingsverzoek ingediend in een andere zaak, C/03/290920 /HARK 21-175, en stelt dat er sprake is van ongerechtvaardigd oponthoud in de behandeling van zijn verzoek. De rechters hebben op 23 september 2021 laten weten niet in de wraking te berusten en niet ter zitting te verschijnen. Ze hebben hun zienswijze schriftelijk gegeven.

De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat rechters gewraakt kunnen worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de vertraging in de behandeling van het verzoek tot wraking niet kan worden aangemerkt als een grond voor wraking. De vertraging was het gevolg van een misverstand over de wijze van afdoening en de niet gelijktijdige verloven van de rechters. De wrakingskamer concludeert dat er geen objectieve of subjectieve schijn van partijdigheid is ontstaan door deze vertraging.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2021 en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/296790 /HARK 21-310
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
dat strekt tot wraking van mr. V.P. van Deventer, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. Y.J.C.A. Roeffen, rechters in de rechtbank Limburg, hierna de rechters.

1.De procedure

Op 21 september 2021 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend in de zaak met zaaknummer C/03/290920 /HARK 21-175.
De rechters hebben de wrakingskamer op 23 september 2021 bericht dat zij niet in de wraking berusten en niet ter zitting zullen verschijnen. Zij hebben in een gezamenlijke schriftelijke reactie hun zienswijze gegeven.

2.De gronden van het verzoek

Verzoeker stelt in zijn verzoek tot wraking dat er in de behandeling van zijn wrakingsverzoek van mr. Derks-Vonken, hierna de rechter in de bodemzaak, sprake is van ongerechtvaardigd oponthoud nu hij daarin nog geen eindbeslissing heeft ontvangen.

3.De beoordeling

Ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Ingevolge artikel 4 lid 2 onder a van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg kan de wrakingkamer een verzoek zonder behandeling ter zitting direct ongegrond of niet­ ontvankelijk verklaren indien het verzoek kennelijk ongegrond is.
Het verzoek tot wraking van de rechters is naar het oordeel van de wrakingskamer kennelijk ongegrond. Verzoeker voert als wrakingsgrond aan dat er sprake is van ongerechtvaardigd oponthoud. De behandeling van het verzoek tot wraking van de rechter in de bodemzaak
door die wrakingskamer heeft helaas onwenselijke vertraging opgelopen. Aanvankelijk is niet tijdig onderkend dat verzoeker wilde dat de zaak schriftelijk zou worden afgedaan en is nodeloos tijd verloren gegaan door het plannen van een mondelinge behandeling, vervolgens is de behandeling verder vertraagd ten gevolge van de niet gelijktijdig verlopende verloven van de rechters.
Hoe vervelend ook verder voor verzoeker, uit deze vertraging valt noch objectief, noch subjectief een schijn van partijdigheid van de betrokken rechters af te leiden.
De wrakingskamer overweegt dat de enkele omstandigheid dat de eindbeslissing in het verzoek vertraging heeft opgelopen geen grond voor wraking kan zijn.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, mr. R.H.J. Otto en mr. W.E. Elzinga, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier. In het openbaar uitgesproken op I oktober 2021.