ECLI:NL:RBLIM:2021:8433

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
03.264708.18 en 23.002953.16 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vier mannen voor plofkraak op geldautomaat in Roermond

Op 9 november 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht vier mannen veroordeeld tot (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen voor hun rol in een plofkraak op een geldautomaat van de ABN-AMRO bank in Roermond, gepleegd op 24 december 2018. De rechtbank oordeelde dat de verdachten, waaronder de hoofdverdachte, zich schuldig hebben gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en een poging tot diefstal. De zaak werd behandeld op de zittingen van 5, 7 en 8 oktober 2021, waarbij de verdachte zijn betrokkenheid bij de plofkraak heeft bekend. De rechtbank concludeerde dat de ontploffing gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht en dat de poging tot diefstal niet is voltooid, omdat er geen geld is weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 26 maanden opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die rechtstreeks slachtoffer was van de ontploffing, en de vordering van een andere benadeelde partij afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.264708.18
Parketnummer : 23.002953.16 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P. Figge, advocaat, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 5, 7 en 8 oktober 2021.
De verdachte is op 5 oktober 2021 ter terechtzitting verschenen en zijn raadsvrouw is op alle zittingsdagen verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is onderbroken tot 26 oktober 2021 en op die datum formeel gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:al dan niet samen met anderen een ontploffing teweeg heeft gebracht waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Feit 2:al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd om een hoeveelheid geld weg te nemen van de ABN-AMRO bank door een ontploffing teweeg te brengen in de geldautomaat.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de twee ten laste gelegde feiten, zoals verwoord in het schriftelijk requisitoir.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zoals verwoord in het schriftelijk pleidooi.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op 24 december 2018 kort na middernacht is in Roermond getracht geld te ontvreemden uit een geldautomaat van de ABN-AMRO bank door middel van een zogenaamde plofkraak. Door de ontploffing zijn meerdere panden in de nabijheid van de geldautomaat zwaar beschadigd. Ook aan geparkeerde auto’s en verderop gelegen woningen is schade ontstaan. Verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) zijn tijdens het onderzoek in beeld gekomen als mogelijke daders van deze plofkraak.
Het dossier bevat aangiftes, getuigenverklaringen, sporenonderzoek, telecomgegevens en beschrijvingen van camerabeelden.
Bewijsmiddelen
Eerste bevindingen in de nacht van 24 december 2018
Op 24 december 2018 om 00:01 uur werd de politie verzocht om naar de [adres] in Roermond te gaan, in verband met een alarmering van de geldautomaat van de ABN-AMRO bank. Er zouden twee personen te zien zijn in blauwe regenjassen. Vervolgens kwam de melding door dat er explosieven waren ingebracht in de geldautomaat. Bij het aanrijden kwam de verbalisanten op de Sint Wirosingel een zwarte auto, coupé, nieuw model, met hoge snelheid tegemoet rijden. Rond 00:05 uur kregen de verbalisanten te horen dat de pinautomaat was ontploft. Om 00:06 uur waren verbalisanten ter plaatse. Zij zagen een flinke rookwolk en zagen dat de gevels van diverse panden, waaronder het pand waarin de geldautomaat van de ABN-AMRO bank was gevestigd, waren vernield. Over het hele weggedeelte en de parkeerplaats lagen brokstukken. [2]
Ter plaatse heeft getuige [getuige] tegenover de politie verklaard:
“ze zijn al weg, een zwarte BMW, ze reden die kant op”. Zij wees in de richting van de Sint Wirosingel. “
Het was een witte plaat, [kenteken] , ze waren met drie personen en ze zijn die kant opgegaan”.
De getuige verklaarde verder dat de daders donker gekleed waren, een grote zwarte tas in de auto hadden gegooid en met hoge snelheid waren weggereden. Enkele minuten later kwam de melding dat deze BMW vermoedelijk uit de bocht was gevlogen ter hoogte van de Sint Wirosingel. Ter hoogte van de rotonde Sint Wirosingel/Oranjelaan trof de politie op het gras een zwarte BMW aan voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] . [3]
De verbalisanten zagen in de flauwe bocht van het voetpad nabij de Oranjelaan een regenjas in de berm liggen. [4] De jas lag alsof hij die kant opgegooid was en kwam overeen met het signalement van een van de daders. [5]
Aanhouding van de verdachte
Omstreeks 00:45 uur zagen verbalisanten op een afstand van 600 meter van de gecrashte BMW op de Buizerdhorst een in het donker gekleed mannelijk persoon zonder jas lopen. Bij aanspreken zagen zij dat er grasresten aan zijn schoenen zaten. Desgevraagd vertelde de man dat hij [verdachte] was, in [adresgegevens verdachte] woonde en bij een vriend in Roermond was geweest. Op de vraag waar die vriend dan woonde, gaf de verdachte aan dat hij niet verplicht was om antwoord te geven. Verbalisanten hoorden vervolgens dat collega’s een donkerkleurige regenjas hadden gevonden op een afstand van ongeveer 50 meter van de BMW en in de looprichting van de Buizerdhorst waar zij de verdachte zonder jas aantroffen. Daarop werd de verdachte aangehouden. [6]
Aangifte ABN-AMRO
[aangever] heeft namens ABN-AMRO bank aangifte gedaan van vernieling van de pinautomaat van de ABN-AMRO bank, gevestigd in het pand van de Regiobank, aan de [adres] te Roermond gepleegd op 24 december 2018. Door middel van het plaatsen van een explosief in de automaat is de geldautomaat opgeblazen. Hierdoor is de geldautomaat volledig vernield en zijn omliggende gebouwen en auto’s zwaar beschadigd. Er is geen geld weggenomen. De geldcassettes waren nog intact. [7]
Camerabeelden van de geldautomaat van ABN AMRO
Er zijn vanaf 3 posities beelden opgenomen: vanaf de voorzijde van de geldautomaat en vanaf de linkerzijde van de geldautomaat naar rechts en naar links. Op de beelden is het volgende te zien. Persoon 1 komt aangerend met een sporttas met daaruit stekend een soort antenne. Hij zet deze voor de automaat neer. Daarachter komt persoon 2 die in zijn linkerhand een breekijzer heeft. Persoon 1 is bezig met een pintransactie en persoon 2 met de inhoud van de tas. Persoon 2 rolt kennelijk een snoer uit dat lijkt vast te zitten aan het apparaat met de “antennes”. Zij rollen vervolgens samen het snoer uit. Persoon 1 gaat daarna verder met de geldautomaat. Persoon 1 pakt geld uit de automaat en stopt dit in zijn jas. Daarna houdt hij de uitgifteklep open waarna persoon 2 het overneemt. Persoon 1 trekt enkele strips van een voorwerp dat hij uit de tas pakt en plakt het voorwerp op de automaat. Persoon 2 houdt nog steeds de uitgifteklep open. Persoon 1 pakt dan de “antennes” vast uit de sporttas en loopt hiermee naar de geldautomaat. Persoon 1 steekt de “antennes” in de geldautomaat. Daarna lopen zij beiden weg.
Er komt een auto aanrijden zonder licht. Deze auto heeft bijzondere velgen. De verbalisant merkt op dat dit voertuig lijkt op een BMW, gelet op de vorm van de auto en de vorm van de lampen.
Signalementen personen bij pinautomaat
Persoon 1
Deze persoon draagt een (donker)blauwe regenjas met een reflecterende streep over de borst. Verder draagt hij donkerkleurige handschoenen en een trainingsbroek met drie witte strepen die verticaal lopen op de broekspijp. De linker broekspijp is voorzien van het merkteken van Adidas. Hij draagt zwarte sneakers met witte zool en zwarte schoenveters.
Verder draagt hij een zwarte sjaal of doek voor de mond en een doek of sjaal over het hoofd.
Hij lijkt geen of korte sneakersokken te dragen en als hij bukt is te zien dat hij onder de trainingsbroek een lichtere kleur broek draagt met een donkere riem.
Persoon 2
Deze persoon draagt een (donker)blauwe regenjas met een reflecterende streep over de borst.
Hij draagt een regenbroek met een reflecterende streep aan de onderzijde van de broekspijp die horizontaal over de broekspijp(en) loopt. De handschoenen die hij aan heeft zijn oranje van kleur aan de bovenkant en verder zwart van kleur. Hij draagt verder een groene bivakmuts met een camouflageprint waarbij de ogen en mond nog zichtbaar zijn. Hij draagt een bril met een smal montuur, licht van kleur en heldere glazen.
Hij draagt iets lichts van kleur onder de regenjas en donkere, vermoedelijk zwarte, sneakers die een witte schoenzool lijken te hebben. Onder zijn regenbroek draagt hij iets lichts van kleur. [8]
Verklaring van verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting van 5 oktober 2021 bekend dat hij een van de daders van de plofkraak is. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt en dit is aan het dossier toegevoegd. Kort en zakelijk weergegeven komt deze verklaring, voor zover hier relevant, op het volgende neer.
De verdachte heeft samen met een ander de plofkraak uitgevoerd. Hij is er op het laatste moment bij gekomen. Hij wist er wel al van. Hij heeft de regenpakken gekocht, die zijn gebruikt bij de plofkraak. Hij is degene met de Adidasbroek die te zien is op de camerabeelden van de geldautomaat. Zijn taak was het plaatsen van het explosief in de automaat en daarna het geld opruimen. Het bankpasje waarmee hij heeft gepind trof hij 10 minuten voordat de plofkraak plaatsvond aan in de BMW. Een derde persoon was de bestuurder van de BMW waarmee ze naar de pinautomaat zijn gereden en daarna zijn gecrasht. [9]
Bewijsoverweging
Gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van de verdachte over zijn rol bij de plofkraak is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing en een poging tot diefstal door middel van het teweegbrengen van die ontploffing.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1
op 24 december 2018 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door enig explosief en/of een explosieve lading op/aan een geldautomaat, gevestigd aan de [adres] te Roermond, aan te brengen en dit (vervolgens) te ontsteken, en daarvan gemeen gevaar voor nabijgelegen panden en voertuigen, te duchten was;
2
op 24 december 2018 in de gemeente Roermond, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat van de ABN AMRO, gelegen aan de [adres] te Roermond, weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan ABN AMRO, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en met dat opzet met een mededader, zich naar bovengenoemde geldautomaat heeft begeven en enig explosief en/of een explosieve lading op bovengenoemde geldautomaat heeft aangebracht en tot ontsteking heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest. De vordering tenuitvoerlegging dient niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte de taakstraf inmiddels blijkt te hebben uitgevoerd. Het geschorste bevel voorlopige hechtenis kan worden opgeheven.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd dan de duur van het voorarrest.
Mocht de rechtbank een hogere straf passender vinden, dan verzoekt de verdediging deze op te leggen in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf, dan wel een taakstraf. Tevens heeft de raadsvrouw verzocht om de (geschorste) voorlopige hechtenis op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een plofkraak op een geldautomaat in Roermond.
Het gaat om een brutaal en zeer ernstig feit met een grote maatschappelijke impact. Bij de ontploffing die de daders veroorzaakt hebben, is aanzienlijke schade ontstaan, niet alleen aan de geldautomaat, maar ook aan het gebouw en de inventaris van het gebouw waarin de geldautomaat was geplaatst, de naastgelegen panden en de in de nabijheid geparkeerde voertuigen. Bij tegenovergelegen woningen zijn ruiten gesneuveld. Deze gebeurtenis heeft bij de omwonenden sterke gevoelens van onrust en angst veroorzaakt, zoals ook door slachtoffer [slachtoffer] ter terechtzitting naar voren is gebracht. Daarnaast hebben dit soort plofkraken tot gevolg dat banken hun geldautomaten uit openbare ruimtes verwijderen, waardoor ook in bredere zin sprake is van maatschappelijke schade. Al deze belangen hebben de daders ondergeschikt gemaakt aan eigen geldelijk gewin waarbij aanzienlijke risico’s op de koop toe zijn genomen. Het had immers nog veel ernstiger af kunnen lopen. Een plofkraak als deze had zomaar een nietsvermoedende voorbijganger kunnen doden of zwaar verwonden.
De plofkraak is zeer professioneel aangepakt. Om zo anoniem mogelijk te werk te gaan is misbruik gemaakt van de identiteit van anderen en gestolen goederen. Zo is er een bankpas van iemand anders geregeld ten behoeve van de geldstorting en de geldopname, is er een aan de andere kant van het land gestolen auto geregeld en is gebruikgemaakt van gestolen kentekenplaten. Er zijn regenpakken aangeschaft en speciaal geprepareerde explosieven gebruikt die gemakkelijk in en op de pinautomaat konden worden geplaatst. De plofkraak zelf is ook uiterst efficiënt en snel uitgevoerd.
De persoon van de verdachte
Uit het ten name van verdachte gestelde uittreksel Justitiële documentatie van 3 augustus 2021 blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van deze feiten reeds meermalen wegens vermogensdelicten was veroordeeld. In juli 2018 was verdachte nog veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Deze straf was weliswaar nog niet onherroepelijk ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten – inmiddels wel – maar heeft in elk geval verdachte er niet toe gebracht het destijds anders te gaan aanpakken.
Na de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte in deze zaak lijkt er wel iets veranderd.
De reclassering heeft een rapportage omtrent de persoon van de verdachte opgemaakt. De risicofactoren die tijdens het delict aanwezig waren, zoals het gebrek aan dagbesteding, een negatief sociaal netwerk, schulden en gebrek aan inkomsten, zijn nu niet meer aanwezig. De verdachte heeft een behandeling gevolgd bij FPK De Waag en deze positief afgerond. Dit heeft hem inzicht gegeven in factoren die een rol gespeeld hebben bij beslissingen die hij in het verleden heeft genomen, waaronder het medeplegen van deze feiten. Het recidiverisico wordt door de reclassering als laag ingeschat. Hij heeft momenteel een baan en volgt een opleiding tot elektricien. De reclassering benoemt ook dat hij spijt heeft van hetgeen hij gedaan heeft en een schuldgevoel heeft ten aanzien van zijn delictverleden. In de gesprekken met de reclassering lijkt de verdachte zich niet sociaal wenselijk op te stellen.
Uit de houding van de verdachte ter terechtzitting komt eenzelfde beeld naar voren.
De reclassering heeft verder opgemerkt dat een gevangenisstraf bij de verdachte demotiverend zou werken en dat hij in dat geval zijn baan zou verliezen.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de door het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) geformuleerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Voor een zogenaamde plofkraak met gemeen gevaar voor goederen is een oriëntatiepunt geformuleerd van 2 jaar gevangenisstraf. Dit gaat uit van meerdere daders en een voltooid delict. Strafverzwarend is echter de aanzienlijke schade die de ontploffing met zich heeft gebracht, de mate van professionaliteit waarmee de plofkraak is gepleegd en het strafblad van de verdachte (recidive). Gelet op het hiervoor overwogene is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend en geboden. De vraag is echter of de rechtbank aanleiding ziet om van dat uitgangspunt af te wijken, met name gelet op de positieve ontwikkeling die de verdachte sinds de bewezenverklaarde feiten lijkt te hebben doorgemaakt. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Daarbij houdt de rechtbank -naast de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden - rekening met de navolgende vaststellingen. De rechtbank kan haar ogen niet sluiten voor de wezenlijke rol die de verdachte bij de plofkraak heeft gespeeld. Immers, hij was degene die cruciale handelingen heeft verricht om de geldautomaat tot ontploffing te brengen. Verder vindt de rechtbank het door de verdachte gepleegde feit te ernstig en de gevolgen daarvan te groot om te kunnen volstaan met een deels voorwaardelijke straf. Dat de verdachte ter terechtzitting een bekennende verklaring heeft afgelegd, doet niet af aan het vorenstaande. Immers, de verdachte heeft in de ogen van de rechtbank enkel feiten en omstandigheden bekend die voor de hand lagen en waar hij niet omheen kon. De verdachte bleef daarbij echter voor het merendeel op de oppervlakte en heeft de specifieke vragen van de rechtbank omtrent de nadere details van de voorbereiding en uitvoering van het delict niet beantwoord.
Redelijke termijn
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het recht van de verdachte op een berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is overschreden en dat deze overschrijding verdisconteerd moet worden in de strafoplegging.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De redelijke termijn is in dit geval beginnen te lopen vanaf het moment waarop verdachte door de politie als verdachte is aangehouden, te weten op 24 december 2018.
Tussen die datum en de datum van dit vonnis - 9 november 2021 - ligt een periode van
2 jaar en 10 maanden. Deze overschrijding van de redelijke termijn met 10 maanden valt de verdediging niet te verwijten. Overeenkomstig vaste jurisprudentie van de Hoge Raad wordt bij een dusdanige overschrijding gehandeld naar bevind van zaken.
Hoogte straf
In beginsel acht de rechtbank, gelet op al het voorgaande, voor de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf van 28 maanden passend en geboden. Gelet op de genoemde overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank aan de verdachte echter een gevangenisstraf van 26 maanden opleggen.
Het geschorste bevel voorlopige hechtenis zal worden opgeheven. Er zijn thans geen gronden om verdachte in voorlopige hechtenis te nemen of noodzaak tot voortduring van de schorsende voorwaarden in afwachting van het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 25.000,-, bestaande uit € 20.000,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, nu deze niet voldoet aan de formele eisen die hieraan worden gesteld.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de vordering af te wijzen, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft de vordering, ondanks meermalen rappelleren, niet aangevuld met stukken zoals een uittreksel van de Kamer van Koophandel en/of een machtiging met daarin vermeld wie bevoegd is om namens het bedrijf de vordering in te dienen. Dit zijn formaliteiten waar een verzoek tot schadevergoeding aan dient te voldoen. Ook het gevorderde schadebedrag is in het geheel niet onderbouwd met stukken. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
7.5
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft aangegeven dat zij schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 3.696,45, bestaande uit € 2.696,45 materiële schade en € 1.000,- immateriële schade. De verzekering heeft van de materiële schade reeds een bedrag van € 2.544,77 vergoed, zodat er een te vorderen bedrag van € 1.151,68 resteert.
7.6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de post ‘reiskosten’ en immateriële schade kan worden toegewezen. De officier heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de immateriële schade moet worden gematigd tot een bedrag van € 500,-. Voor wat betreft de post ‘eigen risico’ heeft de officier van justitie geconcludeerd dat dit deel van de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu deze post niet (voldoende) is onderbouwd.
7.7
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de vordering af te wijzen, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.8
Het oordeel van de rechtbank
Rechtstreekse schade
De benadeelde partij is rechtstreeks slachtoffer van de ontploffing en derhalve van de strafbare feiten ten aanzien waarvan de rechtbank in deze zaak tot een bewezenverklaring is gekomen. De benadeelde partij kan dan ook worden ontvangen in haar vordering.
Materiële schade
De materiële schade betreft, na aftrek van de vergoeding door de verzekering, een bedrag van € 151,68. Dit bedrag bestaat uit € 150,- eigen risico en € 1,68 reiskosten die de benadeelde gemaakt heeft voor haar bezoek aan Slachtofferhulp.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten voldoende zijn onderbouwd en de kosten voor het eigen risico ook zonder nadere onderbouwing aannemelijk zijn en daarom voor toewijzing in aanmerking komen. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de materiële schade geheel toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank stelt voorop dat als schade, die het gevolg is van een onrechtmatige daad, een nadeel omvat dat niet uit vermogensschade bestaat, de benadeelde op grond van artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Dat kan als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. In dit geval zou van dit laatste sprake moeten zijn wil de benadeelde in aanmerking kunnen komen voor vergoeding van immateriële schade.
Voor toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon ‘op andere wijze’ is het uitgangspunt dat de benadeelde psychische schade heeft opgelopen. Het geestelijk letsel moet door de benadeelde onderbouwd worden. Het geestelijk letsel moet naar objectieve maatstaven kunnen worden vastgesteld, bijvoorbeeld door (medische) informatie van een psycholoog of psychiater. Bij bijzondere ernst van de normschending en (voldoende ernstige) gevolgen voor het slachtoffer kan immateriële schade evenwel toewijsbaar zijn zonder dat geestelijk letsel hoeft te worden aangetoond.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en ernst van de normschending en de gevolgen die de benadeelde partij daarvan heeft ondervonden, de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een aantasting van de persoon op andere wijze, ook zonder dat sprake is van objectiveerbaar letsel. De rechtbank heeft hierbij gelet op de ernst en impact van de bewezenverklaarde feiten en op de gevolgen voor de benadeelde partij. Zij heeft ter terechtzitting hierop een toelichting gegeven. Zij heeft onder andere naar voren gebracht dat ze dacht dat het dak van haar huis vloog, toen ze de knal hoorde en dat ze de nummertjes van de geldautomaat voor haar deur zag liggen. Ze kan tot op de dag van vandaag bepaalde programma’s op de televisie niet kijken en schrikt nog van iedere harde knal die zij hoort. Ze heeft ook benadrukt dat er mensen het leven hadden kunnen laten.
Dat uit de toelichting van de benadeelde partij blijkt dat er eerder heftige incidenten bij deze pinautomaat aan deze plofkraak vooraf zijn gegaan waardoor de impact van deze plofkraak waarschijnlijk nog is versterkt, kan niet afdoen aan de schadevergoedingsplicht op basis van het bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan voor de benadeelde zoals daarvan is gebleken.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag aan immateriële schade, zijnde € 1.000,-, billijk en zal dit dan ook toewijzen.
Het totaal toe te wijzen bedrag, zijnde € 1.151,68, zal worden vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel toepassen ter inning van de vordering.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civiele maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de geleden schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat de verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen als een of meer van zijn medeverdachten het bedrag al betaald heeft, en andersom.

8.Het beslag

Ter terechtzitting is door de raadsvrouw aangevoerd dat er beslag zou zijn gelegd op kleding van de verdachte. Dit blijkt de rechtbank niet uit het dossier. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven een en ander uit te zoeken en daarover in contact te treden met de raadsvrouw. De rechtbank zal daarom ten aanzien van het mogelijke beslag geen beslissing nemen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een op 19 januari 2017 door het gerechtshof te Amsterdam onder parketnummer 23.002953.16 voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 30 uren. Deze taakstraf is reeds bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 juli 2018 ten uitvoer gelegd. De rechtbank verklaart de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk ten aanzien van deze vordering.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 en 2 tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op de (geschorste) voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
[slachtoffer]
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 1.151,68, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 21 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door (een van de) mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de [slachtoffer] of de Staat te betalen;
[bedrijf]
  • verklaart de benadeelde partij [bedrijf]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van de verdachte, tot op heden begroot op nihil;

Vordering tot tenuitvoerlegging

- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 23/002953-16.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. C. Wapenaar en mr. M.E.M.W. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers en J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 24 december 2018 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door enig explosief (middel) en/of een explosieve lading op/aan een geldautomaat (gevestigd aan de [adres] te Roermond) vast te maken/aan te brengen en/of dit (vervolgens) te ontsteken, en daarvan gemeen gevaar voor één of meer nabijgelegen pand(en)
en/of voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2
hij op of omstreeks 24 december 2018 in de gemeente Roermond, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat van de ABN AMRO (gelegen aan de [adres] te Roermond) weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan ABN AMRO, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die hoeveelheid geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich naar bovengenoemde geldautomaat heeft/hebben begeven, en/of enig explosief (middel) en/of een explosieve lading op bovengenoemde geldautomaat heeft/hebben vastgemaakt/aangebracht en/of tot ontsteking heeft/hebben gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2018195577, gesloten d.d. 14 mei 20219, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1174.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2018, pag. 312.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2018, pag. 316 en 317.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2018, pag. 320 en 321.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2018, pag. 316 en 317.
6.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] d.d. 24 december 2018, pag. 81 en 82.
7.Het proces-verbaal van verhoor aangever [aangever] namens ABN-AMRO bank d.d. 28 december 2018, pag. 288 en 289
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2019, pag. 421 tot en met 430.
9.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2021 voor zover dit betreft de verklaring van de verdachte [verdachte] .