ECLI:NL:RBLIM:2021:8402

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
9412977 CV EXPL 21-4185
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ontruiming huurwoning en afwijzing verzoek om medehuurder aan te merken

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 4 november 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonpunt en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Woonpunt vorderde ontruiming van een huurwoning aan de [adres 1] te [woonplaats], die door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] werd bewoond. De achtergrond van de zaak is dat [gedaagde sub 2] de huurovereenkomst voor de woning had opgezegd per 28 juli 2021, maar [gedaagde sub 1] bleef in de woning wonen zonder recht of titel. Woonpunt stelde dat [gedaagde sub 1] niet als medehuurder kon worden aangemerkt, omdat er geen toestemming was gegeven voor zijn inwoning. De rechtbank oordeelde dat Woonpunt voldoende spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de woningnood in Nederland en de lange wachttijden voor sociale huurwoningen. De rechtbank wees de vorderingen van Woonpunt toe, inclusief de huurachterstand en gebruiksvergoeding, en veroordeelde [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van de proceskosten. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9412977 \ CV EXPL 21-4185
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 4 november 2021
in de zaak van:
de
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde mr. P.F.M. Broos,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,wonend aan de [adres 1] [woonplaats] ,

2.
[gedaagde sub 2],
wonend aan de [adres 2] te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. A.J.J. Kreutzkamp.
Partijen zullen hierna Woonpunt en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding met producties 1 tot en met 11,
  • de aan de zijde van Woonpunt overgelegde aanvullende producties 12 tot en met 16,
  • de aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voorafgaand aan de mondelinge behandeling overgelegde producties 1 tot en met 5 en 6,
  • de conclusie van antwoord, tevens pleitnota van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
  • de mondelinge behandeling van 21 oktober 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] zijn gehuwd geweest, welk huwelijk op 13 april 2008 ontbonden is.
2.2.
Tussen Woonpunt en [gedaagde sub 2] is een huurovereenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagde sub 2] met ingang van 1 juli 2018 de woning aan de [adres 1] in [woonplaats] van Woonpunt heeft gehuurd. [gedaagde sub 1] woonde op dat moment in een woning van Woonpunt aan de [adres 3] in [woonplaats] . [gedaagde sub 1] heeft de huur van die woning per 31 oktober 2020 opgezegd en heeft daarbij Woonpunt verzocht om het hem “
mogelijk te maken om in te gaan wonen bij [gedaagde sub 2] op de [adres 1]” (productie 1 [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] ) en is per november 2020 ingetrokken bij [gedaagde sub 2] in de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] . Woonpunt heeft niet geantwoord op het verzoek om inwoning mogelijk te maken. Begin 2021 is [gedaagde sub 2] vanwege huiselijk geweld en agressie tijdelijk opgenomen in een vrouwenhuis. Op 2 februari 2021 heeft zij telefonisch contact opgenomen met de buurtcoördinator van Woonpunt met het verzoek dat [gedaagde sub 1] in de woning aan de [adres 1] kan blijven. Woonpunt heeft hier geen antwoord op gegeven. [gedaagde sub 1] heeft de woning niet verlaten.
2.3.
[gedaagde sub 2] is niet teruggekeerd naar de woning aan de [adres 1] en heeft inmiddels een andere woning van Woonpunt aan de [adres 2] toegewezen gekregen en daar haar intrek genomen. De huur van de woning aan de [adres 1] heeft zij per 28 juli 2021 opgezegd. Op 20 juli 2021 heeft naar aanleiding daarvan de voorinspectie plaatsgevonden. Vervolgens heeft [gedaagde sub 2] echter niet meegewerkt aan de oplevering van de woning en heeft zij de sleutels van de woning niet ingeleverd. De sleutels zijn ook niet door [gedaagde sub 1] ingeleverd. Hij verblijft nog steeds in de woning.

3.Het geschil

3.1.
Woonpunt vordert thans dat de voorzieningenrechter
Primair:
1. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] te ontruimen en te verlaten met al hetgeen zich vanwege [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] daarin of daarop bevindt en al diegenen die zich daarin of op daarop vanwege [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] bevinden en onder afgifte van alle sleutels de woning ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen;
II. [gedaagde sub 2] veroordeelt tot betaling van de huurachterstand ad € 649,24 vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ad 97,24 en de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding (3 september 2021);
III. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 471,32 per maand vanaf 29 juli 2021 tot het moment dat zij de woning hebben opgeleverd;
Subsidiair
een beslissing neemt zoals in goede justitie behoort;
een en ander met veroordeling van hen in de kosten van de procedure.
3.2.
Woonpunt legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] een sociale huurwoning bezet houden waar zij beiden geen recht op hebben. Gelet op de woningnood in Nederland en de lange wachtrijen die voor sociale woonruimten gelden, is dit onaanvaardbaar.
3.3.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] betwisten dat zij zonder recht of titel een sociale huurwoning bezetten.
Subsidiair stellen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zich op het standpunt dat een gedwongen ontruiming in de gegeven omstandigheden misbruik van bevoegdheid oplevert omdat [gedaagde sub 1] een uiterst kwetsbare persoon is met een uitgebreide diagnostiek.
Meer subsidiair verzoeken zij om de ontruimingstermijn substantieel ruimer te maken.

4.De beoordeling

4.1.
Woonpunt heeft voldoende spoedeisend belang bij het gevorderde. Het wordt niet betwist dat [gedaagde sub 2] de huurovereenkomst tegen 28 juli 2021 heeft opgezegd. Gelet op haar standpunt dat [gedaagde sub 1] zonder recht of titel in de woning verblijft, heeft Woonpunt als verhuurder van sociale huurwoningen er spoedeisend belang bij dat haar eigendom op zeer korte termijn geheel tot haar beschikking komt, zodat deze woning kan worden verhuurd aan een daarvoor in aanmerking komende woningzoekende op de wachtlijst voor sociale huurwoningen.
4.2.
Op [gedaagde sub 2] , als degene die met Woonpunt de huurovereenkomst is aangegaan, rust de verplichting om bij het beëindigen van de huurovereenkomst de woning ontruimd en schoon op te leveren en de sleutels in te leveren. Dit wordt door [gedaagde sub 2] ook niet betwist. Dit is alleen anders in het geval dat [gedaagde sub 1] als medehuurder is aangemerkt en de huurovereenkomst kan voortzetten. Woonpunt heeft echter geen toestemming tot (mede)huurderschap verleend voor de inwoning van [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] kan daarom niet als medehuurder worden aangemerkt en kan de huurovereenkomst niet overnemen. Uit de niet beantwoording door Woonpunt van de brief van [gedaagde sub 1] van 27 september 2020, volgt niet dat [gedaagde sub 1] dan als medehuurder kan worden beschouwd, omdat het recht in een dergelijk geval niet de regel kent “wie zwijgt, stemt toe”. Het komt voor risico van [gedaagde sub 1] dat hij zonder dat de toestemming van Woonpunt was verkregen, zijn huurovereenkomst met Woonpunt heeft opgezegd en bij [gedaagde sub 2] is gaan inwonen. Voor deze woning kan hij ook niet zelfstandig als huurder worden aangemerkt, onder meer omdat hij op grond van de wachtlijst niet aan de beurt is. Nu [gedaagde sub 1] geen huurder of medehuurder is, is het aannemelijk dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat [gedaagde sub 1] zonder recht of titel in de woning verblijft.
4.3.
Er kan in dit geschil niet worden vastgesteld dat Woonpunt met haar vordering misbruik van bevoegdheid maakt, nu Woonpunt als verhuurder in de sociale woningbouwsector de woning dient te kunnen verhuren ingevolge de wachtrij voor dergelijke woningen en nu niet valt te verwachten dat het verblijf van [gedaagde sub 1] in de woning nog slechts van overzienbare (korte) duur zal zijn. Op grond van hetgeen dienaangaande door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is aangevoerd en de door hen overgelegde stukken omtrent de inspanningen van de hulpverlenende instanties, valt niet met voldoende zekerheid te stellen dat op korte termijn geen alternatieve woonoplossing voor [gedaagde sub 1] kan worden gevonden. Indien het beroep op 3:13 BW wordt toegewezen zou dat betekenen dat [gedaagde sub 1] onbeperkt in de woning kan blijven. Dat is niet aan de orde. Gelet hierop kan het belang van [gedaagde sub 1] niet zwaarder wegen dan het belang van Woonpunt om de woning op korte termijn weer ter beschikking te krijgen.
4.4.
Het hiervoor overwogene betekent dat de vordering tot ontruiming ten aanzien van zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] kan worden toegewezen, met dien verstande dat een redelijke ontruimingstermijn van twee weken gehanteerd zal moeten worden. Voor een langere ontruimingstermijn ziet de Kantonrechter, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen aanleiding.
4.5.
Zoals hierboven is overwogen, rust op [gedaagde sub 2] als degene die met Woonpunt de huurovereenkomst is aangegaan, de verplichting om bij het beëindigen van de huurovereenkomst de woning ontruimd en schoon op te leveren en de sleutels in te leveren. Zolang zij niet aan deze verplichting heeft voldaan, dient zij de huur c.q. een aan de huur gelijke verblijfsvergoeding te betalen. Het verweer dat na het vertrek van [gedaagde sub 2] de huur bij [gedaagde sub 1] in rekening dient te worden gebracht en hem een factuur dient te worden gestuurd, slaagt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen niet. De vorderingen tot betaling van de huurachterstand en gebruiksvergoeding zullen daarom worden toegewezen. De niet betwiste buitengerechtelijke incassokosten zullen eveneens worden toegewezen conform de vordering.
4.6.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] worden, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Woonpunt worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- exploot van dagvaarding € 123,57
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde €
747,00
Totaal € 1.377,57.

5.De beslissing

De kantonrechter, oordelend als voorzieningenrechter in kort geding:
5.1
veroordeelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] te ontruimen en te verlaten met al hetgeen zich vanwege [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] daarin of daarop bevindt en al diegenen die zich daarin of op daarop vanwege [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] bevinden, en onder afgifte van alle sleutels de woning ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen;
5.2
veroordeelt [gedaagde sub 2] tot betaling van de huurachterstand ad € 649,24 vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ad 97,24 en de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding (3 september 2021);
5.3
veroordeelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] hoofdelijk om aan Woonpunt te betalen € 471,32 per maand als gebruiksvergoeding vanaf 29 juli 2021 (datum eind huurovereenkomst) tot het moment dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] de woning aan Woonpunt hebben opgeleverd;
5.4
veroordeelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Woonpunt tot op heden begroot op € 1.377,57, en tot betaling van de nakosten;
5.5
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2021.
type: EvdS
coll: