ECLI:NL:RBLIM:2021:8382

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
C/03/266662 / HA ZA 19-374
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verdeling van gemeenschap en doorlopend krediet tussen samenwonenden

Op 3 november 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis uitgesproken in een civiele zaak tussen SAMEN IN BEWIND B.V. en een man en vrouw die samenwoonden. De vrouw, vertegenwoordigd door haar bewindvoerster, vorderde de toebedeling van een woning aan de man, die onder water staat, en vroeg om diverse maatregelen met betrekking tot de verkoop en verdeling van de woning. De man verzet zich tegen de verdeling, omdat de hypothecaire schuld hoger is dan de waarde van de woning. In reconventie vorderde de man betaling van de vrouw voor de helft van een doorlopend krediet dat hij had afgelost. De vrouw betwistte de vordering en stelde dat deze was verjaard. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen samenhangen en dat de vrouw niet kon aantonen dat de vordering van de man was verjaard. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en een mondelinge zitting gepland op 17 december 2021, waarbij de man stukken moet overleggen die zijn stellingen onderbouwen. De rechtbank heeft de beslissing aangehouden en verdere instructies gegeven voor de procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/266662 / HA ZA 19-374
Vonnis bij vervroeging van 3 november 2021
in de zaak van
SAMEN IN BEWIND B.V.,vertegenwoordigd door
[naam bewindvoerster 1] (opvolgster van [naam bewindvoerster 2] ) in hoedanigheid van bewindvoerster over
[naam onderbewindgestelde],
gevestigd te Gulpen,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.P.C.M. van Riet,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat mr. P.G.J.M. Boonen.
Eiseres in conventie/verweerster in reconventie wordt hierna de vrouw genoemd, gedaagde in conventie/eiser in reconventie de man.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 2 producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met negen producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie met drie producties;
- de rolbeslissing van 20 mei 2020;
- de akte die elke partij heeft genomen naar aanleiding van de rolbeslissing;
- de conclusie van repliek in conventie;
- de aan de man verleende akte niet dienen.
1.2
Ten slotte heeft de vrouw vonnis gevraagd, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

1.De feiten in conventie en reconventie

2.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende vaststaande feiten.
a. de vrouw ( [naam onderbewindgestelde] ) en de man hebben met elkaar samengewoond alsof zij waren gehuwd. De relatie is geëindigd in maart 2011.
b. De man en de vrouw hebben tijdens de samenwoning in 2006 ieder voor de helft een woning in eigendom verkregen en wel het huis aan de [adres] te [woonplaats] (hierna “de woning”). De woning is betaald met een hypothecaire lening van € 310.000,- met een spaar/levensverzekering.
c. De Hollandsche Disconto Voorschotbank B.V. heeft partijen in november 2013 (nr. 27 conclusie van antwoord van de man) een doorlopend krediet verleend van € 15.000,-.

2.Het geschil

in conventie:

3.1
De vrouw vordert dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1) het in deze dagvaarding omschreven registergoed (noot Rb: de woning) toebedeelt aan de man onder de mogelijke gehoudenheid het aandeel van de vrouw in die waarde, binnen vier maanden na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan de vrouw uit te keren evenals het daarheen te leiden dat binnen de gestelde termijn de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de op het registergoed gevestigde hypothecaire geldlening ten behoeve van de Westland Utrecht Bank;
2) indien de man de onder 1 genoemde termijn ongebruikt laat verstrijken de vrouw machtigt, zulks op de voet van artikel 3.174 BW:
- over te gaan tot het te gelden maken van het in het lichaam van de dagvaarding gemelde registergoed. Meer in het bijzonder de vrouw te machtigen alles te doen wat noodzakelijk (is, toevoeging Rb) voor de verkoop van de woning;
- de man veroordeelt om de makelaar al dan niet bij koopgegadigden toe te laten tot de woning met machtiging aan de vrouw dit onderdeel van de beschikking ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm;
- bepaalt dat het te wijzen vonnis (zoals de Rb “de beschikking” leest) in plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de man tot het in verkoop geven van het registergoed bij een makelaar;
- bepaalt dat het te wijzen vonnis (zoals de Rb “de beschikking” leest) in de plaats komt voor de obligatoire koopovereenkomst noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man;
- bepaalt dat het te wijzen vonnis (zoals de Rb “de beschikking” leest) in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaringen en/of handtekening van de man;
3) bepaalt dat bij gelegenheid van de notariële overdracht van de registergoederen de man de woning zal verlaten en niet verder zal betreden met machtiging aan de vrouw en dit ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm;
4) de man veroordeelt in het kosten van dit geding en daarbij tevens te bepalen dat alle kosten die strekken ten verkoop van het gemelde registergoed, waaronder begrepen de makelaar – notaris – en alle kosten die direct of indirect verband houden met de verkoop en levering van het registergoed ten laste komen van de in de dagvaarding omschreven gemeenschap;
5) de man veroordeelt in de kosten van dit geding.
De vrouw legt hieraan ten grondslag dat de relatie tussen partijen al lang geleden is geëindigd en dat zij alle belang heeft bij ontbinding van de gemeenschap. Zij is niet in staat de woning over te nemen, terwijl de man heeft gezegd de woning te willen hebben.
3.2
De man verzet zich tegen verdeling van de woning omdat de woning onder water staat: de volledige hypothecaire schuld is veel hoger dan de waarde van de woning.
in reconventie:
3.3
De man vordert (zoals de rechtbank ‘verzoekt’ leest) dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- de vrouw veroordeelt tot betaling van € 7.334,04, zijnde de helft van het door de man betaalde bedrag ter aflossing van het doorlopend krediet, binnen vier weken na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de achtste dag na het in deze te wijzen vonnis;
- de vrouw veroordeelt in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, indien de vrouw deze kosten niet binnen zeven dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis heeft voldaan;
- de vrouw veroordeelt in de nakosten ex artikel 237 Rv tot een bedrag van € 131,- indien de vrouw aangeschreven dient te worden om uitvoering te geven aan c.q. tot betaling over te gaan van hetgeen waartoe zij in het in deze te wijzen vonnis wordt veroordeeld, maar betekening van het vonnis niet plaatsvindt, dan wel te vermeerderen met een bedrag van € 68,- indien er wel betekening van het vonnis plaatsvindt.
De man legt hieraan ten grondslag dat hij het doorlopend krediet van € 15.000, waarvan toen was opgenomen € 14.668,08, volledig heeft afgelost. De helft daarvan, dus € 7.334,04, is de vrouw aan hem verschuldigd.
3.4
De vrouw meent dat de vordering is verjaard en betwist dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het krediet volledig heeft afgelost. Daarnaast voert zij aan een aantal schulden van partijen te hebben “meegenomen” nadat de samenleving is verbroken en/of een erfenis heeft ingebracht die partijen hebben opgemaakt.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie:

4.1
De vorderingen hangen zodanig met elkaar samen dat zij gelijktijdig zullen worden beoordeeld.
4.2
Het door de man gevorderde vloeit zodanig voort uit de gemeenschap, dat daarop moet worden toegepast art. 3:178 BW. In lid 1 van art. 3:178 BW is bepaald dat te allen tijde verdeling kan worden gevorderd, waaruit voortvloeit dat een vordering tot verdeling van de gemeenschap niet verjaart. Het verweer van de vrouw dat het door de man gevorderde is verjaard, faalt.
4.3
Dat de man een door partijen gesloten doorlopend krediet van € 14.668,04 ter zake een doorlopend kredietovereenkomst met een maximum van € 15.000,- heeft afgelost, blijkt, zonder nadere maar niet gegeven toelichting, niet uit de door hem overgelegde productie 7. Die productie betreft namelijk een rekeningoverzicht doorlopend krediet met rekeningnummer [rekeningnummer] met een kredietlimiet van € 60.000. Ook productie 1 antwoord in reconventie heeft betrekking op dit rekeningnummer en in die productie vermeldt de Hollandsche Disconto Voorschotbank dat de hoogte van de vordering op 24 november 2015 € 60.359,01 bedraagt. De man wordt in staat gesteld stukken over te leggen waaruit blijkt dat hij de door partijen gezamenlijk gesloten kredietovereenkomst heeft afgelost en/of stukken waaruit blijkt dat de vrouw door de Hollandsche Disconto Voorschotbank B.V. niet meer kan worden aangesproken uit hoofde van een doorlopende kredietovereenkomst. In dit kader stelt de rechtbank nog vast dat de vrouw niet heeft betwist dat ten tijde van de verbreking van de samenleving € 14.668,08 was opgenomen.
4.4
Voor het overige zal de rechtbank op dit moment nog niet beslissen omdat partijen in een eerder stadium de rechtbank hebben laten weten overeenstemming te hebben bereikt, waarvan echter, aldus partijen toen, nog niet duidelijk is dat die overeenstemming ook kan worden uitgevoerd. De rechtbank wenst te weten hoe een en ander in elkaar steekt en zal daartoe een mondelinge behandeling gelasten. De situatie op de woningmarkt lijkt verder zodanig te zijn dat als de man (nog steeds) niet in staat is het huis op korte termijn te kopen, het voor de hand ligt dat partijen gezamenlijk tot verkoop besluiten en ter uitvoering daarvan een door hen tezamen aan te wijzen makelaar de betreffende opdracht geven. Alleen al het feit dat de samenleving ten behoeve waarvan het huis is gekocht al meer dan tien jaar is verbroken, rechtvaardigt dat een einde wordt gemaakt aan het gemeenschappelijke eigendom van het huis.
4.5
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
verwijst de zaak naar de rol van 1 december 2021 teneinde de man in staat te stellen bij akte stukken over te leggen waaruit blijkt dat: - hij de door partijen bij de Hollandsche Disconto Voorschotbank B.V. afgesloten doorlopende kredietovereenkomst met een maximum van € 15.000,- heeft afgelost;
en/of
- de vrouw door de Hollandsche Disconto Voorschotbank B.V. niet meer kan worden aangesproken uit hoofde van de net genoemde doorlopende kredietovereenkomst;
5.2
beveelt een mondelinge behandeling en bepaalt dat deze zal worden gehouden op 17 december 2021 vanaf 13.30 uur ten overstaan van mr. Sijmonsma, rechter, in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht aan het St. Annadal 1 te Maastricht;
5.3
bepaalt dat indien partijen en/of hun raadslieden zijn verhinderd op 17 december 2021, zij hiervan de rechtbank in kennis stellen binnen 14 dagen na de dag van deze uitspraak, met opgave van verhinderdata van partijen en hun raadslieden in de periode 1 januari 2022 tot en met 1 augustus 2022;
5.4
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken.