ECLI:NL:RBLIM:2021:8249

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
3 november 2021
Zaaknummer
9216576 EZ VERZ 21-68
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke beschikking inzake het salaris van de vereffenaar en de verplichtingen van de erfgenamen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de vereffenaar van de nalatenschap van een overleden persoon. De vereffenaar, die ook verzoeker is, vroeg om vaststelling van zijn eigen salaris en dat van zijn medewerkers, evenals het salaris van de vorige vereffenaar. De rechtbank oordeelde dat de vorige vereffenaar zelf een verzoek tot vaststelling van zijn salaris had kunnen indienen, waardoor de notaris niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek. De kantonrechter volgde de verzoeker niet in zijn stelling dat het torenhoge bedrag van € 19.615,90 voor de vorige vereffenaar moest worden vastgesteld, omdat dit bedrag zonder machtiging van de boedelrekening was afgeschreven. De beslissing over het verzoek tot vaststelling van het salaris van de verzoeker en zijn medewerkers werd aangehouden, omdat niet kon worden vastgesteld of de urenspecificatie werkzaamheden bevatte die al door de vorige vereffenaar waren verricht. De verzoeker werd in de gelegenheid gesteld om binnen een maand een boedelbeschrijving en verslag van de vereffening aan te leveren. De kantonrechter benadrukte dat de erfgenamen als belanghebbenden worden aangemerkt en dat de verzoeker niet vrijgesteld kan worden van het deponeren van een uitdelingslijst en een rekening en verantwoording. Het verzoek om goedkeuring voor het storten van een erfdeel in de consignatiekas werd afgewezen, omdat dit bij wet is geregeld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht / Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 9216576 \ EZ VERZ 21-68
Beschikking van 28 oktober 2021
[verzoeker] ,
kantoor houdend te [vestigingsplaats] ,
verzoeker, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] .

1.Verloop van de procedure

1.1.
Op 8 september 21 is een verzoekschrift met bijlagen ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
1.2.
Vervolgens is beschikking bepaald en wordt vandaag uitspraak gedaan.

2.Het verzoek

2.1.
Verzoeker vraagt:
1. vaststelling van het vereffenaarsloon van hemzelf en zijn medewerkers en, overeenkomstig de drie nota’s die bij het verzoekschrift zijn gevoegd,
van [naam 1] (de voormalige vereffenaar) en diens medewerkers
2. toestemming om het aan de erfgenamen van wijlen [erflaatster] toekomende erfdeel in de consignatiekas te mogen storten.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de procesdossiers volgt het volgende:
  • op [overlijdensdatum] is te [overlijdensplaats] [erflater] (verder: de erflater) laatstelijk wonend te [woonplaats] overleden
  • bij beschikking van 22 november 2013 heeft deze rechtbank [naam 1] (verder: [naam 1] ) tot vereffenaar van de nalatenschap van de erflater benoemd
  • bij beschikking van deze rechtbank van 7 januari 2019 is [naam 1] op eigen verzoek als vereffenaar van de nalatenschap van de erflater ontslagen omdat hij is gedefungeerd en hij zijn kantoor heeft overgedragen aan verzoeker. Dat verzoek is bij voormelde beschikking ingewilligd en verzoeker is tot opvolgend vereffenaar benoemd. Het verzoek om de beloning van de vereffenaar maandelijks te mogen te declareren is bij voormelde beschikking afgewezen
  • de erflater heeft niet bij uiterste wil over zijn nalatenschap beschikt
  • verzoeker heeft, ondanks diverse pogingen daartoe, de erfgenamen van de beneficiair aanvaarde erfgename [erflaatster] niet kunnen achterhalen. De overige erfgenamen van de nalatenschap van de erflater zijn verzoeker bekend en door hem aangeschreven
  • het batig saldo van de nalatenschap bedraagt thans € 29.104,22.
3.2.
Uit de thans voorhanden zijnde processtukken blijkt dat de vereffening van deze nalatenschap - op betaling van de factuur van [naam 2] van € 161,61 na - is voltooid en dat het enkel nog gaat over de vaststelling van de vereffeningskosten waaronder het vereffenaarsloon.
3.3.
Verzoeker stelt dat de drie nota’s (bijlagen 1 t/m 3) ad in totaal € 19.615,90 van
[naam 1] zijn uitgebracht op basis van een vast uurtarief van € 105,00 respectievelijk
€ 140,00 per uur, beide bedragen exclusief btw, welke bedragen hem niet onrealistisch voorkomen. Verzoeker vraagt om deze nota’s als vereffenaarsloon vast te stellen zodat er geen berekening overeenkomstig de Recofa-richtlijnen hoeft plaats te vinden. Volgens verzoeker zou dat onnodig belastend zijn omdat de door hem ontvangen urenspecificaties ontoereikend zijn om de vaststelling overeenkomstig voormelde richtlijnen te laten plaatsvinden.
3.4.
Nu het verzoek tot vaststelling van het vereffenaarsloon van [naam 1] alleen door hemzelf kan worden gedaan en uit de procesdossiers volgt dat [naam 1] vanaf zijn benoeming tot aan zijn ontslag geen verzoek tot vaststelling van zijn vereffenaarsloon heeft ingediend, zal verzoeker in zijn verzoek tot vaststelling van het vereffenaarsloon van
[naam 1] en diens medewerkers, overeenkomstig de drie nota’s die bij het verzoekschrift zijn gevoegd, niet-ontvankelijk worden verklaard. De kantonrechter volgt verzoeker, met uitzondering van de gehanteerde uurtarieven, voor het overige niet in zijn stellingen. In de voorhanden zijnde procesdossiers is een boedelbeschrijving noch een document waaruit het verloop van de vereffening volgt aanwezig zodat het te kort door de bocht is om uit het oogpunt van voorkoming van onnodig belastende werkzaamheden dan maar het torenhoge bedrag van € 19.615,90 dat door [naam 1] c.q. [naam 3] in de periode van
22 november 2013 tot en met 26 november 2018 vanaf de boedelrekening is afgeschreven als vereffenaarsloon vast te stellen, welke afschrijvingen ook nog eens zonder machtiging zijn verricht. Gesteld noch gebleken is op grond waarvan [naam 1] zijn factuur van
1 januari 2012 aan [naam 3] heeft gericht (bijlage 1) en op grond waarvan [naam 3] de facturen van 16 december 2013 en 27 november 2018 (toen [naam 1] nog vereffenaar was) in rekening bij de erfgenamen van de erflater hebben gebracht en die rekeningen aan de “Erven de heer [erflater] ” p/a aan [naam 1] hebben gericht op hetzelfde adres als waar [naam 3] kantoor houdt.
3.5.
Wat het salaris van verzoeker en diens medewerkers betreft zal de kantonrechter zijn beslissing op dit verzoek aanhouden. Niet kan worden vastgesteld of de urenspecificatie van verzoeker en/of zijn medewerkers werkzaamheden bevat die reeds door [naam 1] of diens medewerkers zijn verricht. Verzoeker wordt in de gelegenheid gesteld om binnen een maand na heden een boedelbeschrijving en een kort verslag van het verloop van de vereffening aan te leveren.
3.6.
Aangezien sprake is van een zogenoemde positieve nalatenschap stelt verzoeker dat op grond van art. 4:221 lid 2 BW. het neerleggen van een uitdelingslijst en een rekening en verantwoording achterwege kan blijven. Uit de stelling van verzoeker volgt dat er nog een factuur van [naam 2] dient te worden voldaan. Zonder nadere toelichting die verzoeker niet heeft gegeven kan niet anders geconcludeerd worden dan dat verzoeker niet heeft voldaan aan de termijn zoals bepaald in art. 4:218 lid 1 jo. 4:221 lid 2 BW. Anders dan de vereffenaar, die tegen de beslissing tot vaststelling van het loon van de vereffenaar alleen kan opkomen door middel van het instellen van hoger beroep, kan een belanghebbende tegen die vaststelling slechts opkomen door middel van het instellen van verzet tegen de uitdelingslijst waarvan het loon van de vereffenaar ook deel uitmaakt. In het kader van transparantie naar de erfgenamen toe, die als belanghebbenden worden aangemerkt, en met inachtneming van het in deze beschikking overwogene zal de kantonrechter verzoeker niet vrijstellen van het deponeren van een uitdelingslijst en een rekening en verantwoording.
3.7.
Het verzoek onder 2 zal worden afgewezen nu de kantonrechter hier geen taak in heeft. Het afdragen van een toekomend erfdeel aan een of meerdere onbekende erfgenamen in de consignatiekas is immers bij wet geregeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot vaststelling van het vereffenaarsloon van [naam 1] ,
4.2.
wijst het verzoek tot goedkeuring om het aan wijlen [erflaatster] toekomende erfdeel te storten in de consignatiekas af,
4.3.
stelt verzoeker in de gelegenheid om binnen een maand na heden te voldoen aan het in r.o. 3.4. en 3.5. verzochte,
4.4.
houdt iedere verder beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
YT