In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de vereffenaar van de nalatenschap van een overleden persoon. De vereffenaar, die ook verzoeker is, vroeg om vaststelling van zijn eigen salaris en dat van zijn medewerkers, evenals het salaris van de vorige vereffenaar. De rechtbank oordeelde dat de vorige vereffenaar zelf een verzoek tot vaststelling van zijn salaris had kunnen indienen, waardoor de notaris niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek. De kantonrechter volgde de verzoeker niet in zijn stelling dat het torenhoge bedrag van € 19.615,90 voor de vorige vereffenaar moest worden vastgesteld, omdat dit bedrag zonder machtiging van de boedelrekening was afgeschreven. De beslissing over het verzoek tot vaststelling van het salaris van de verzoeker en zijn medewerkers werd aangehouden, omdat niet kon worden vastgesteld of de urenspecificatie werkzaamheden bevatte die al door de vorige vereffenaar waren verricht. De verzoeker werd in de gelegenheid gesteld om binnen een maand een boedelbeschrijving en verslag van de vereffening aan te leveren. De kantonrechter benadrukte dat de erfgenamen als belanghebbenden worden aangemerkt en dat de verzoeker niet vrijgesteld kan worden van het deponeren van een uitdelingslijst en een rekening en verantwoording. Het verzoek om goedkeuring voor het storten van een erfdeel in de consignatiekas werd afgewezen, omdat dit bij wet is geregeld.