ECLI:NL:RBLIM:2021:8196

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
C/03/297762 KG ZA 21-373
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over speelgerechtigdheid van een student-importspeler in ijshockey

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van een kort geding, vordert de Stichting Sponsoring en Businessclub Friesland Flyers (hierna: FF) dat de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, de Stichting Grensoverschrijdend IJshockey (hierna: GIJ) veroordeelt om de heer [naam speler] als een van de twee import speelgerechtigde ijshockeyspelers in het team van FF toe te laten. Dit geschil is ontstaan naar aanleiding van een bestuursbesluit van GIJ, waarin het verzoek van FF om de speler als student-import speelgerechtigd te verklaren, negatief is beoordeeld. FF stelt dat het bestuursbesluit niet rechtsgeldig tot stand is gekomen, omdat niet de meerderheid van het bestuur aanwezig was bij de besluitvorming. GIJ betwist de bevoegdheid van de civiele rechter en stelt dat de beslissing op basis van reglementaire criteria is genomen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende spoed is om de zaak te behandelen, gezien de vraag of de speler op de dag van de uitspraak kan spelen. De voorzieningenrechter concludeert dat GIJ onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat de Nederlandse bestuursleden zijn afgetreden, en dat de bestuursbeslissing mogelijk strijdig is met de statuten van de BeNe-league. Desondanks wordt de vordering van FF afgewezen, omdat niet is aangetoond dat FF officieel heeft verzocht om de speler als importspeler aan te merken. De voorzieningenrechter wijst erop dat de vraag of de speler als student-importspeler kan worden aangemerkt, niet kan worden beantwoord, omdat dit begrip niet voorkomt in de geldende reglementen. FF wordt veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. J.R. Sijmonsma, voorzieningenrechter, op 29 oktober 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/297762 / KG ZA 21-373
Vonnis in kort geding van 29 oktober 2021
in de zaak van
de
Stichting Sponsoring en Businessclub Friesland Flyers,
gevestigd te Heerenveen,
eiseres,
advocaat mr. A. Avedissian.
tegen:
de
Stichting Grensoverschrijdend IJshockey,
gevestigd te Beek,
gedaagde,
advocaat mr. D.Th.J. van der Klei.
Eiseres wordt FF genoemd, gedaagde GIJ.

1.De procedure

1.1
Het dossier op grond waarvan dit vonnis is gewezen bestaat uit:
- de dagvaarding met 16 producties;
- een brief van 26 oktober 2021 van GIJ met 19 producties;
- een brief van 26 oktober 2021 van FF met producties 17 t/m 23;
- een brief van 27 oktober 2021 van GIJ met de producties 20 en 21;
- een brief van 27 oktober 2021 van FF met producties 24 en 25;
- hetgeen is besproken tijdens de zitting van 28 oktober 2021. Tijdens die zitting is onder meer beslist dat de producties 26 en 27 van FF als te laat ingediend buiten beschouwing worden gelaten. FF heeft overgelegde pleitnotities voorgedragen en GIJ heft een overgelegd “pleidooi zijdens gedaagde” voorgedragen.
1.2
Vervolgens is vonnis gevraagd en is beslist dat vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten waarvan in dit kort geding wordt uitgegaan

2.1
FF speelt ijshockey in onder meer de BeNe-League, een grensoverschrijdende competitie met als deelnemende landen België en Nederland. GIJ is (mede)organisator van de BeNe-League. Het bestuur van GIJ bestaat uit vier leden waarvan twee worden voorgedragen door de Nederlandse ijshockeybond (hierna “Nederlandse bestuurder(s)”) en twee door de Belgische ijshockeybond (hierna “Belgische bestuurder(s)”). Tussen de vier bestuursleden bestaat in elk geval verschil van mening over wie nog bestuurslid is. De twee Belgische bestuursleden zijn van mening dat de twee Nederlandse bestuursleden zijn afgetreden, terwijl de twee Nederlandse bestuursleden betwisten te zijn afgetreden.
2.2
Om een ijshockeyspeler speelgerechtigd te maken, moet een club als FF een dossier over die speler indienen. Na indiening van zo’n dossier over speler [naam speler] bij de Nederlandse ijshockeybond, heeft deze bond [naam speler] speelgerechtigd verklaard.
2.3
Bij brief van 8 oktober 2011 (productie 8 dagvaarding) heeft FF een dossier omtrent speler [naam speler] aangeleverd aan het bestuur van GIJ. In die brief is onder meer vermeld:

Voordat er onduidelijkheid ontstaat hadden wij behoefte dit e.e.a. transparant toe te lichten. Wij hebben bij de speelgerechtigheid ons eerst gericht op IJshockey Nederland daar die de internationale vrijgave diende te regelen.”
2.4
Het als productie 9 bij dagvaarding overgelegde e-mailverkeer bevat onder meer het volgende bericht van [naam] van FF van 8 oktober 2021 18:51 aan onder meer de vier bestuursleden van BIJ:

Hierbij het dossier van 12 pagina’s m.b.t. [naam speler] met toelichting.
Gezien de informatie is het duidelijk dat het een student import betreft. Dus zien wij de administratieve afwikkeling door het BeNe league bestuur dan ook tegemoet. Ik denk een meer dan volledig dossier. (…)”.
2.5
De als productie 15 dagvaarding overgelegde “bestuursbeslissing” van BeNe-League 16 oktober 2021 (hierna “het bestuursbesluit”) houdt in dat het verzoek van FF om genoemde speler (Vzr: [naam speler] ) als student import speelgerechtigd te verklaren, negatief is beoordeeld.

3.Het geschil

3.1.1
FF vordert dat de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg locatie Maastricht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad GIJ veroordeelt:
I. om FF direct na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis in staat te stellen de heer [naam speler] voor FF als een van twee import speelgerechtigde ijshockeyspelers, althans als student import speelgerechtigde ijshockeyspeler in het team van FF te laten meespelen in ijshockeywedstrijden in het kader van de Nederlandse bekercompetitie, de BeNe-league competitie en alle andere wedstrijden die door of namens GIJ georganiseerd worden en waarin eiseres deelneemt, zonder dat GIJ daaraan sancties of maatregelen kan verbinden, totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,- per dag, of gedeelte van een dag dat GIJ in gebreke is en blijft na betekening van het vonnis aan dit vonnis te voldoen;
II. tot betaling van de kosten van deze procedure met inbegrip van de nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente;
althans een zodanige voorziening te bepalen als de Voorzieningenrechter in goede justitie juist acht.
3.1.2
FF legt hieraan ten grondslag dat het bestuursbesluit niet rechtsgeldig tot stand is gekomen omdat dit besluit is genomen terwijl niet een meerderheid van het bestuur aanwezig was, want de Nederlandse bestuurders zijn niet bij de beslissing betrokken. Verder betreedt GIJ met haar beslissing terrein waarop zij zich niet mag begeven voor zover uit de beslissing voortvloeit dat [naam speler] ook niet mag worden opgesteld in wedstrijden om de Nederlandse beker. Voor zover [naam speler] geen student-importspeler is, moet hij worden toegelaten omdat hij dan de reglementair toegelaten tweede importspeler van FF is. FF meent verder dat [naam speler] moet worden gekwalificeerd als student-importspeler omdat hij voldoet aan de daarvoor geldende criteria. De bestuursbeslissing is genomen aan de hand van niet-reglementair vastgelegde criteria.
3.2
GIJ meent dat de civiele rechter niet bevoegd is omdat in het kader van ijshockey in Nederland er een arbitragebeding geldt en in de BeNe-league het tuchtreglement dat een commissie van beroep kent. GIJ heeft verder haar beslissing dat [naam speler] niet binnen het bereik van de omschrijving van student-importspeler valt, genomen aan de hand van de reglementair bepaalde regels, onder meer vastgesteld in het verslag van overleg van 12 april 2021 (productie 7 BeNe-league). Tenslotte brengt de eventuele vaststelling dat de bestuursbeslissing niet correct tot stand is gekomen, niet mee dat [naam speler] speelgerechtigd is. Daar moet dan immers nog over worden beslist.

4.De beoordeling

4.1
Voor zover partijen voor geschillen als de onderhavige arbitrage zijn overeengekomen, is onvoldoende duidelijk dat in het kader van die arbitrage met de in dit geschil noodzakelijke haast, een uitspraak kan worden verkregen. De voorzieningenrechter acht zich daarom bevoegd. Het feit dat het tuchtreglement van BeNe-league een commissie van beroep kent, betekent niet dat daarmee de gang naar de kort gedingrechter is geblokkeerd. Ook wat dat betreft acht de voorzieningenrechter zich bevoegd.
4.2
Dit geschil betreft onder meer de vraag of [naam speler] op de dag van deze uitspraak, 29 oktober 2021, kan spelen. Daarmee is de vereiste spoed gegeven.
4.3
Van een niet rechtstreeks bij de BeNe-league betrokken partij als FF kan, indien zij de stelling betrekt dat de Nederlandse bestuursleden van de BeNe-league nog steeds bestuurslid zijn, niet meer worden verwacht dan FF heeft gedaan: e-mailcorrespondentie overleggen van onder meer de Nederlandse bestuursleden waaruit voortvloeit dat zij zich nog steeds bestuurslid vinden. Daartegenover heeft GIJ onvoldoende aangevoerd. Zij stelt hier namelijk niet meer tegenover dan de mededeling van de voorzitter (een Belgisch bestuurslid) dat de twee Nederlandse bestuursleden zijn afgetreden. Die enkele stelling is niet onderbouwd met enige schriftelijke verklaring van de twee Nederlandse bestuursleden. Evenmin is bijvoorbeeld een brief van BeNe-league aan de twee Nederlandse bestuursleden overgelegd met het verzoek om zich duidelijk en gemotiveerd uit te laten over de stelling van GIJ dat de twee Nederlandse bestuursleden zelf ontslag hebben genomen. Voorshands moet dan ook worden uitgegaan van het feit dat er nog steeds een voltallig viermans bestuur is. De vraag of deze voorshandse vaststelling dat sprake is van vier met elkaar ruziënde bestuursleden over de vraag wie wel en niet bestuurslid is, feitelijk al de teloorgang van de BeNe-league betekent, ligt voor de hand, maar ligt (nog) niet ter beantwoording aan de voorzieningenrechter voor. Dat voortzetting van deze ruzie onherroepelijk tot het einde van de BeNe-league zal leiden, lijkt duidelijk.
4.4
Voorshands kan de voorzieningenrechter niet vaststellen dat de bestuursbeslissing inderdaad is genomen terwijl – minimaal – het voltallige bestuur is uitgenodigd voor de beraadslaging op het verzoek om [naam speler] speelgerechtigd te verklaren en om de betreffende beslissing te nemen. Ook daarvoor geldt dat voor zover GIJ heeft willen aanvoeren dat de bestuursbeslissing conform haar statuten tot stand is gekomen, zij zelfs geen uitnodiging aan de Nederlandse bestuursleden voor de beraadslaging omtrent het verzoek tot speelgerechtigheid heeft overgelegd. Waar voorshands dus niet is gebleken van reglementair ontslag van de twee Nederlandse bestuursleden en evenmin is gebleken dat de twee Nederlandse bestuursleden in staat zijn gesteld deel te nemen aan de beraadslaging omtrent het verzoek om [naam speler] speelgerechtigd te verklaren, is de bestuursbeslissing strijdig met art. 6 van de statuten van BeNe-league voor zover inhoudende dat het bestuur in een vergadering alleen kan besluiten indien de meerderheid van de in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is.
4.5.1
Het in rov. 4.4 gegeven oordeel betekent dat de vordering nader inhoudelijk moet worden beoordeeld. Voor zover FF primair vordert om GIJ te veroordelen om FF direct na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis in staat te stellen de heer [naam speler] voor FF als een van twee import speelgerechtigde ijshockeyspelers te laten meespelen, is onvoldoende gebleken dat FF een dergelijk verzoek officieel aan GIJ heeft gedaan. Uit de stukken blijkt niet anders dan dat FF alleen maar heeft verzocht om [naam speler] aan te merken als student-importspeler. Zonder dat FF eerst voldoende duidelijk GIJ heeft verzocht om toelating van [naam speler] als importspeler, is het niet aan de voorzieningenrechter om meteen een dergelijke vordering toe te wijzen. In dit verband wordt nog opgemerkt dat voorshands niet kan worden vastgesteld dat GIJ FF heeft verboden om [naam speler] aan te merken als speelgerechtigd importspeler. Voor zover GIJ een dergelijke toestemming niet zou hoeven te geven, moet de primaire vordering als nodeloos ingesteld worden afgewezen.
4.5.2
Het onder 4.5.1 gegeven oordeel brengt mee dat onder meer niet hoeft te worden beslist over de vraag of GIJ handelt in strijd met het Europese gebod op vrij verkeer van werknemers: een betreffende vraag tot toelating van [naam speler] als importspeler is immers nog niet voorgelegd aan GIJ.
4.6
FF vordert subsidiair dat GIJ moet worden veroordeeld om [naam speler] als student import speelgerechtigde ijshockeyspeler in het team van FF te laten meespelen. GIJ heeft wat dat betreft terecht aangevoerd dat indien de voorzieningenrechter aan de hand van voorshands vastgestelde feiten tot het oordeel komt dat de bestuursbeslissing niet geldig is, dit niet betekent dat [naam speler] dus mag spelen. Daarover moet dan opnieuw worden beslist. In normale omstandigheden moet de voorzieningenrechter GIJ in staat stellen om opnieuw te beslissen. De omstandigheden zijn echter verre van normaal: het bestuur ruziet immers in elk geval over de vraag wie wel en niet bestuurslid is. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat alle bestuursleden (noot vzr: met de nadruk op alle) zo verstandig zijn dat zij tezamen op korte termijn uit deze impasse weten te komen, zodat het ervoor moet worden gehouden dat een beslissing over de speelgerechtigdheid van [naam speler] van GIJ nog onacceptabel lang op zich zal laten wachten. Dat gat moet dan bij gebreke van anderen door de voorzieningenrechter worden opgevuld.
4.7.1
Voor het opvullen van het in rov. 4.6 genoemde gat is van belang dat er geen nieuwer reglement bestaat dan het speelreglement van januari 2020 (productie 4 dagvaarding). Voor zover FF en/of GIJ hebben willen aanvoeren dat tijdens vergaderingen nadere invullingen en/of uitwerkingen van dat speelreglement zijn overeengekomen, blijkt uit dit speelreglement niet dat een en ander op deze wijze mogelijk is, zodat aan die stelling voorbij wordt gegaan. Dit betekent dat de vraag of [naam speler] als speelgerechtigde “student-importspeler” kan worden aangemerkt, moet worden beantwoord aan de hand van het speelreglement januari 2020. In dit speelreglement komt het begrip “student-importspeler” niet voor. Daarmee is de vraag beantwoord: bij ontstentenis van dit begrip in de geldende reglementen, kan een beslissing op de vraag om een speler aan te merken als “student-importspeler” slechts negatief zijn. De “student-importspeler” bestaat immers niet.
4.7.2
Voor zover “de student-importspeler” wel bestaat op grond van tussen de relevante partijen gevoerd overleg na januari 2020 waarin over een dergelijke speler is gesproken, kan de voorzieningenrechter evenmin de vordering toewijzen. Partijen verschillen dermate met elkaar van mening over de concrete criteria waaraan moet worden getoetst of een persoon een “student-importspeler” is, dat in kort geding onvoldoende handvatten bestaan om tot het oordeel te kunnen komen dat [naam speler] als speelgerechtigde student-importspeler moet worden beschouwd.
4.8
Al met al wordt het gevorderde dan ook afgewezen en zal FF als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Die worden aan de zijde van GIJ begroot op € 667,- aan griffierecht en € 1.016,- salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt FF in de kosten van dit geding, voor zover gerezen aan de zijde van GIJ begroot op € 1.683,-;
5.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2021.