ECLI:NL:RBLIM:2021:8190

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
C/03/269268 / HA ZA 19-493
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling voormalig samenwoners met betrekking tot inboedel en woningverdeling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil tussen een man en een vrouw die sinds 1990 samenwoonden en in 1998 gezamenlijk eigenaar werden van een woning. De affectieve relatie is beëindigd en de man heeft het samenlevingscontract opgezegd per 1 juli 2019. De vrouw heeft in de procedure vorderingen ingesteld met betrekking tot de verdeling van de gemeenschappelijke inboedel, de woning en de bijbehorende kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gezamenlijk eigenaar zijn van de inboedel en dat de man zonder toestemming van de vrouw gemeenschappelijke zaken heeft meegenomen. De rechtbank heeft de waarde van de inboedel en de voertuigen geschat en de verdeling van deze zaken vastgesteld. De man is veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de vrouw wegens overbedeling. Daarnaast zijn er vorderingen gedaan met betrekking tot de vergoeding voor het gebruik van de woning, kosten voor onderhoud en schoonmaak van het zwembad, en de kosten voor het vervangen van sloten. De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw deels toegewezen en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/269268 / HA ZA 19-493
Vonnis van 27 oktober 2021
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
ten tijde van dagvaarden wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.W.J. Schoonbrood te Heerlen,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.H.J. Wegener te Brunssum.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 september 2019 met acht producties
  • de conclusie van antwoord en van eis in reconventie met vijf producties
  • de dagbepaling van de comparitie na antwoord
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte vermindering van eis in conventie,
met vijf producties
  • de akte depot van 13 februari 2020
  • de rolbeslissing van 22 april 2020 (annulering geplande comparitie door Corona)
  • de akten uitlaten van partijen
  • de nieuwe dagbepaling van de comparitie na antwoord
  • het proces-verbaal van comparitie van 2 april 2021, met daaraan gehecht acht producties,
  • de akte uitlaten van de man
  • de akte van de vrouw, tevens akte vermeerdering van eis in reconventie, tevens akte
inbreng bewijsstukken
  • de antwoordakte van de man met vier producties
  • de antwoordakte van de vrouw met de producties 13 tot en met 15
  • het B16 formulier van de vrouw, waarbij zij de rechtbank verzoekt vonnis te wijzen
  • het B7 formulier van de man waarbij hij verzoekt een nadere akte te mogen nemen
  • de rolbeslissing van 14 juli 2021 waarbij het verzoek van de man als onvoldoende
gemotiveerd is afgewezen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben sinds 1990 samengewoond en een gemeenschappelijke huishouding gevoerd. Partijen zijn in 1998 ieder voor de onverdeelde helft eigenaar geworden van de woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning).
2.2.
Partijen hebben op 18 september 2002 bij een notaris een ‘akte van samenlevingscontract’ (hierna: samenlevingscontract) opgesteld en getekend (productie 1, dagvaarding). Van het samenlevingscontract maakt deel uit een zogenaamde “
Aanbrengstenlijst”. In die lijst is te lezen dat de man de auto, de audio-video installatie, de Japanse Koi’s en de filtercombinatie voor de vijver heeft aangebracht en de vrouw de rest van de inboedel. In het samenlevingscontract is voorts te lezen dat partijen - voor zover relevant - zijn overeengekomen:

DOEL
ARTIKEL 1
Met deze overeenkomst willen partijen onder meer regelen:
a. de kosten van de gemeenschappelijke huishouding;
b. de gemeenschappelijke goederen;
c. de gemeenschappelijke woning;
(…)
GEMEENSCHAPPELIJKE HUISHOUDING
(…)
ARTIKEL 4
(…)
2. Premies van overlijdensrisicoverzekering (daaronder het risicodeel van een gemengde verzekering en een ongevallenverzekering begrepen) vallen niet onder de kosten van huishouding.
De begunstigde partij dient tevens verzekeringnemer te zijn van een dergelijke verzekering en indien dat niet het geval is, wordt de begunstigde partij geacht verzekeringnemer te zijn.
Deze begunstigde partij draagt de deswege verschuldigde of betaalde premies of koopsommen.
(…)
GEMEENSCHAPPELIJKE INBOEDEL
ARTIKEL 5
De inboedel (in de zin van artikel 3:5 Burgerlijk Wetboek) aangeschaft voor de gemeenschappelijke huishouding, alsmede vervoermiddelen, zullen partijen ieder voor de onverdeelde helft toebehoren.
(…)
EINDE
ARTIKEL 7
Deze overeenkomst eindigt:
a. door opzegging door één van de partijen op het tijdstip tegen welke de opzegging is gedaan. De opzegging geschiedt bij aangetekend schrijven gericht aan de wederpartij, waarbij een opzegtermijn van tenminste een maand in acht genomen moet worden.
(…)
VERBLIJVENSBEDING
(…)
ARTIKEL 9
1. Indien de overeenkomst eindigt ten gevolge van opzegging (…) zijn partijen verplicht er aan mee te werken:
a. dat ieder in het bezit gesteld wordt van zijn of haar privégoederen;
b. dat aan iedere partij worden toebedeeld en geleverd de goederen die hij/zij heeft aangebracht.
2. Het overig gemeenschappelijk vermogen zal zo spoedig mogelijk door partijen bij helfte worden verdeeld.
(…)
4. Voor de bepaling van het zuiver saldo van het overig gemeenschappelijk vermogen, bedoeld in lid 2, zal per de dag van het eindigen van de overeenkomst een staat van baten en schulden worden opgesteld. Op deze staat worden de goederen opgenomen voor de waarde daaraan toegekend door partijen in onderling overleg.
(…)
Voorzover partijen over een verdeling niet tot overeenstemming kunnen komen, vindt de verdeling plaats op de wijze als bepaald in artikel 3:185 Burgerlijk Wetboek.
5. Indien door de ene partij een uitkering wegens overbedeling moet worden gedaan aan de andere partij, zal de schuldenaar de bevoegdheid hebben de uitkering te voldoen in vijf gelijke jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt zes maanden na het eindigen van de overeenkomst.
Over het nog niet betaalde deel van de uitkering is door de schuldenaar een rentevergoeding verschuldigd gelijk aan de wettelijke rente.
(…)
(TIJDELIJKE) VOORTZETTING WOONGENOT
ARTIKEL 10
(…)
4. Indien de woning toebehoort aan beide partijen (…) dient de partij die blijft wonen over gemelde periode een redelijke vergoeding te betalen.
(…)
De vergoeding wordt vastgesteld door partijen in onderling overleg.
Indien partijen het over de vergoeding niet eens kunnen worden, zullen zij deze laten bepalen door een door de kantonrechter te benoemen deskundige.
(…)
GESCHILLEN
(…)
AANBRENGSTEN EN MEDE-EIGENDOM VAN INBOEDEL
Partijen hebben geruild en aan elkaar geleverd de onverdeelde helft in ieders inboedel.
In afwijking van het vorenstaande blijft ieder eigenaar van de kleding, sieraden en overige persoonlijke goederen, welke hij of zij in gebruik heeft of welke tot zijn of haar persoonlijk gebruik bestemd zijn, alsmede van alle goederen waarvan partijen hebben vastgelegd, dat zij privé-eigendom blijven van één van hen.
(…)
2.3.
De affectieve relatie van partijen is beëindigd. De man heeft bij exploot van
29 mei 2019 (productie 2, dagvaarding) het samenlevingscontract, met inachtneming van een termijn van één maand, per 1 juli 2019 opgezegd.
2.4.
De man heeft op 16 juli 2019 de woning verlaten. De vrouw is in de woning blijven wonen tot 30 juli 2019. De man heeft op of omstreeks 30 juli 2019 de sloten van de woning vervangen en heeft vanaf 30 juli 2019 tot 10 augustus 2019 het gebruik van de woning gehad. De man heeft op 2 augustus 2019 privéspullen, een deel van de inboedel, de Opel Corsa en de scooter meegenomen. De vrouw heeft de woning op 10 augustus 2019 betreden (conclusie van antwoord in conventie, p. 3, laatste alinea) en is op 12 augustus 2019 weer in de woning gaan wonen. Zij heeft de woning op 30 oktober 2019 (randnr. 7 conclusie van antwoord in conventie) definitief verlaten.
2.5.
De woning is op 19 juli 2019 verkocht (koopovereenkomst, productie 5, dagvaarding) en op 1 november 2019 aan de kopers notarieel geleverd. De man heeft de maandelijkse hypotheeklasten tot november 2019 voldaan.
2.6.
De vrouw heeft, bij brief van haar advocaat van 26 augustus 2019 (productie 1 van de vrouw), de man - kort gezegd - een voorstel tot verdeling en verrekening gedaan. De man heeft bij e-mail van zijn advocaat van 17 september 2019 het voorstel van de vrouw van de hand gewezen (productie 2 van de vrouw).

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De man vordert op grond van de artikelen 5, 9 en 10 lid 4 samenlevingscontract, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - na vermindering van eis - samengevat:
primair:
- veroordeling van de vrouw tot betaling aan de man van een redelijke vergoeding voor het gebruik van de gemeenschappelijk woning van partijen, te betalen vanaf 16 juli 2019 tot de beëindiging van dat gebruik en opeisbaar nadat die woning is verkocht en geleverd en deze redelijke vergoeding vast te stellen op de maandelijks te betalen hypotheeklast (zijnde (4,9% x € 135.000,00 + 4,4% x € 50.000,00) : 12 = € 734,58), althans op de gebruikelijke maandelijkse gebruiksvergoeding (van 4% x de eigen woningreserve/overwaarde : 2 deelgenoten) : 12), althans op een andere redelijke vergoeding;
subsidiair:
  • veroordeling van de vrouw te gehengen en te gedogen dat de gemeenschappelijke vermogensbestanddelen worden verdeeld en de gemeenschappelijk lasten worden verrekend op de wijze als door de rechtbank zal worden vastgesteld c.q. dat de rechtbank de verdeling zelf vaststelt;
  • mee te werken aan de verdeling van de gemeenschappelijke vermogensbestanddelen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag of een gedeelte daarvan dat de vrouw drie dagen na betekening van dit vonnis weigert daaraan gevolg te geven;
primair en subsidiair:
- compensatie van de proceskosten, in die zin dat iedere partij zijn/haar eigen proceskosten draagt.
3.2.
De vrouw voert verweer.
in reconventie
3.3.
De vrouw vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, - na vermindering (zie proces-verbaal comparitie, p. 4) en vermeerdering van eis - samengevat:
1. de man te gebieden dat hij de bewijsstukken in het geding brengt van de waarde van de roerende zaken en van de tussen partijen te verrekenen kosten;
2. voorwaardelijk, namelijk indien de rechtbank niet de verdeling vaststelt of de wijze van verdeling vaststelt, een notaris te benoemen ten overstaan van wie de werkzaamheden van scheiding en deling van de beperkte gemeenschap van partijen zullen worden verricht, met benoeming van een onzijdig persoon als naar de wet om de man zonodig te vertegen-woordigen;
3. veroordeling van de man om ten gunste van de vrouw te verrekenen de posten wegens onderhoud van het zwembad (1/2 x € 93,47), de kosten vervanging sloten huis (€ 80,00) en de kosten van afvoer achtergebleven roerende zaken (1/2 x € 750,00), in totaal € 501,74;
4. veroordeling van de man om binnen één week na uitspraak van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, over te gaan tot uitkering van de helft van de waarde per datum 1 juli 2019, althans per datum die de rechtbank redelijk en billijk acht, van de volgende verzekeringen en beleggingsrekeningen:
- kapitaalverzekering DINHYP 6362014 (Dynamisch Investeringsplan van de Allianz Verzekeringen) waarde per 01-01-2018 € 26.440,00;
- Zwitserleven SwissLife Beleggingsplan polisnummer 711.8258, opgebouwde waarde onbekend;
- Allianz Polisnummer 636.2014 (overgenomen door Brand New Day Bank), mogelijk vervangen door Brand New Day Bank Beleggingsrekening [rekeningnummer 1] ;
- Allianz Polisnummer 636.2016 (overgenomen door Brand New Day Bank), mogelijk vervangen door Brand New Day Bank Beleggingsrekening [rekeningnummer 2] ;
dan wel subsidiair veroordeling van de man om aan deze verrekening zijn actieve medewerking te verlenen, zulks op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag of gedeelte daarvan dat hij nalaat om met de vrouw deze posten te verrekenen;
5. de man te bevelen om binnen twee dagen na uitspraak van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, die de rechtbank redelijk en billijk acht, in ongeschonden staat en compleet aan de vrouw via haar advocaat op de Schoolstraat 11 te 6443 BT Brunssum af te geven:
- haar foto’s;
- haar originele geboorteakte;
- de lichtgrijze nepbont deken met één bijpassend kussen;
- haar pensioenklapper en overige persoonlijke administratie;
- één van de twee TomTom’s,
zulks op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag of gedeelte daarvan dat hij dit bevel niet opvolgt;
6. de man te bevelen om binnen twee dagen na uitspraak van dit vonnis, althans een door de rechtbank te noemen termijn, te laten weten bij welke verzekeraar zijn verkeersverzekering loop en onder welke voorwaarden, dan wel een overdrachtsverklaring schadevrije jaren af te geven, zulks op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag of gedeelte daarvan dat hij dit bevel niet opvolgt;
7. veroordeling van de man om met de vrouw over te gaan tot verrekening bij helfte van de IB belastingaanslagen over het jaar 2019 binnen één week na uitspraak van dit vonnis, dan wel na ontvangst van de definitieve aanslag over 2019, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn die de rechtbank redelijk en billijk acht;
8. veroordeling van de man om binnen één week na dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, aan de vrouw wegens uitkering overwaarde inboedel een bedrag van € 23.000,00 te betalen, althans een bedrag dat de rechtbank redelijk en billijk acht;
9. veroordeling van de man om aan de vrouw € 3.500,00 te betalen, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag, binnen één week na datum uitspraak van dit vonnis, ter verrekening van de voertuigen (Scooter en Opel Corsa);
10. veroordeling van de man in de proceskosten.
3.4.
De man heeft op de comparitie verklaard (proces-verbaal comparitie, p. 4) dat hij bereid is om de helft van de factuur kosten onderhoud zwembad van € 93,47, alsmede de kosten voor de vervanging van de sloten ad € 80,00, aan de vrouw te betalen. De man voert voor het overige verweer.
in conventie en reconventie
3.5.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Op grond van artikel 5 en het artikel “
AANBRENGSTEN EN MEDE-EIGENDOM VAN INBOEDEL” van het samenlevingscontract zijn partijen gezamenlijk eigenaar geworden van de roerende zaken die strekken ten behoeve van de gemeenschappelijke huishouding en die voor dit doel na het sluiten van het samenlevingscontract zijn aangeschaft, voor zover ten tijde van het uiteengaan van partijen nog aanwezig.
4.2.
Doordat het samenlevingscontract per 1 juli 2019 is beëindigd en partijen verdeling van de gemeenschappelijke zaken willen, zal de rechtbank met inachtneming van artikel 9 van dit contract, de aan partijen in gemeenschappelijke eigendom toebehorende zaken bij het einde van het samenlevingscontract, tussen hen scheiden en delen, tegen verrekening van de waarde. De vorderingen in conventie en reconventie lenen zich dan ook voor gezamenlijke behandeling.
4.3.
Partijen zijn het eens dat zij samen - ieder voor de helft - eigenaar van de inboedel, auto en scooter zijn en dat deze zaken nog moeten worden verdeeld, tegen de verrekening van de waarde. Daarnaast willen partijen een oordeel van de rechtbank over een aantal te verrekenen (gemeenschappelijke) kosten en de gebruikersvergoeding voor het verblijf in de woning. De vrouw heeft voorts gesteld dat de man privégoederen van de vrouw onder zich heeft en dat zij recht op afgifte daarvan heeft. De man heeft die laatste stelling betwist. Tevens staat tussen partijen ter discussie de omvang, inhoud en strekking van de (levens)verzekeringen. Dienaangaande moet volgens partijen de vraag worden beantwoord of - al dan niet - sprake is van gemeenschappelijke zaken die - al dan niet - moeten worden gescheiden en aan één van partijen moeten worden toebedeeld, tegen verrekening van de (afkoop)waarde.
Verdeling gemeenschappelijke inboedel en voertuigen
4.4.
Partijen zijn er niet in geslaagd om de gemeenschappelijke inboedel in onderling overleg te verdelen. De man heeft op 2 augustus 2019, in strijd met artikel 9 lid 4 samenlevingscontract, zonder voorafgaand overleg met de vrouw en zonder haar toestemming, naast zijn privégoederen (nog niet verdeelde) gemeenschappelijke zaken uit de woning en de twee voertuigen meegenomen. De vrouw heeft daardoor geen invloed gehad op de scheiding en deling van die gemeenschappelijke zaken en kwam zonder eigen vervoermiddel te zitten. De man heeft gesteld dat de verdeling van de boedel op 2 augustus 2019 feitelijk, voor ongeveer gelijke delen, heeft plaatsgevonden, doch die stelling - die door de vrouw is bestreden - impliceert niet dat ook een juridische verdeling van de gemeenschappelijke inboedel heeft plaatsgevonden (Hoge Raad 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4279). Met inachtneming van het vorenoverwogene zal de rechtbank de scheiding en toedeling van de gemeenschappelijke zaken op de hierna te bepalen wijze vaststellen.
Opel Corsa
4.5.
Partijen zijn het er over eens dat de auto aan de man dient te worden toebedeeld, onder verplichting van de man tot betaling van de helft van de waarde van die auto aan de vrouw. De man heeft gesteld dat de waarde ongeveer € 1.200,- bedraagt; de vrouw heeft gesteld dat de waarde ongeveer € 3.000,- bedraagt. Beide partijen hebben onvoldoende feiten gesteld ter onderbouwing van hun stellingen. De rechtbank zal de waarde van de auto, met inachtneming van de argumenten van partijen daarover, dan ook per 1 juli 2019 schatten op € 2.100,-. De Opel Corsa zal worden toegedeeld aan de man, onder verplichting van de man tot betaling aan de vrouw van
€ 1.050,-(de helft van de toegekende waarde).
Scooter
4.6.
Op de comparitie van partijen van 2 april 2021 heeft de man verklaard dat de scooter gestolen is, nadat hij deze had meegenomen uit de woning op 2 augustus 2019. Die omstandigheid, die overigens niet is onderbouwd, komt voor zijn rekening en risico. De man heeft bij dagvaarding van 19 september 2019 gesteld dat de scooter aan de vrouw kan worden toegedeeld. De man kan echter (zijn aandeel in) de scooter, indien het klopt dat die scooter gestolen is, niet meer leveren aan de vrouw. Al deze omstandigheden maken dat de rechtbank de man zal verplichten tot betaling aan de vrouw van de helft van de waarde van de scooter.
De man heeft gesteld dat de waarde van de scooter ongeveer € 1.500,- bedraagt. Die stelling heeft hij echter niet met voldoende ter zake doende feiten onderbouwd. Hiertoe wordt over-wogen dat de man Marktplaats-advertenties van scooters heeft overgelegd van particuliere eigenaren, doch dat die advertenties geen voldoende objectieve waardebepalingen zijn. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat door de handelwijze van de man, zoals onder rechtsoverweging 4.4 is overwogen, de man debet is aan het feit dat een taxatie van de scooter niet meer mogelijk is. De vrouw heeft onderbouwd dat de waarde van de scooter inclusief accessoires bij aankoop op 22 september 2012 € 4.718,00 bedroeg (factuur, productie 1, proces-verbaal van comparitie). De door de vrouw bij conclusie van antwoord in conventie geschatte waarde van de scooter op 1 juli 2019 van € 2.500,- komt de rechtbank dan ook niet onredelijk voor. De man dient gelet hierop
€ 1.250,-(de helft van die waarde) aan de vrouw te betalen.
Gemeenschappelijke inboedel
4.7.
Doordat partijen, over en weer, geen afgifte meer willen van zaken van de gemeenschappelijke huisraad die de andere partij onder zich heeft, zal de rechtbank de feitelijke verdeling van de betreffende roerende zaken hierna als juridisch gescheiden en gedeeld vaststellen, met dien verstande dat de verdeling van een aantal concrete spullen ter discussie staat.
4.8.
De verdeling van de gemeenschappelijke inboedel tussen partijen zal als volgt definitief worden vastgesteld:
Roerende zaken die worden toebedeeld aan de vrouw:
4.7.1
één segment van de sofa
4.7.2
een wasmachine
4.7.3
een televisie
4.7.4
diverse lampen (één van de Tolomeo vloerlampen)
4.7.5
een laptop
4.7.6
vazen
4.7.7
curiosa
4.7.8
inrichting tuin
4.7.9
keukengerei en pannen
4.7.10
handdoeken
4.7.11
een bed met matras en beddengoed
4.7.12
kleine inboedel waaraan de vrouw gehecht was
4.7.13
het deel van het gereedschap dat de vrouw nu onder zich heeft
4.7.14
de losse (ongebruikte) badkameraccessoires van Au Four
De rechtbank heeft bij 4.7.14 in aanmerking genomen dat niet ter discussie staat dat die roerende zaken tot de gemeenschappelijke inboedel behoren. De vrouw heeft gesteld dat de man de accessoires heeft meegenomen; de man heeft aangevoerd dat hij die spullen heeft achtergelaten. Doordat de vrouw haar stelling dat de man de spullen heeft meegenomen niet met rechtens relevante feiten heeft onderbouwd moet het ervoor worden gehouden dat de betreffende roerende zaken zijn achtergebleven in de woning voor de vrouw.
Roerende zaken die worden toebedeeld aan de man:
4.8.1
de diepvrieskast van Liebherr
4.8.2
de droogmachine Miele T8387 WP Eco
4.8.3
het deel van het gereedschap en machines met gereedschapskast die de man nu onder zich heeft
4.8.4
de JVC-stereo
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de stelling van de man dat hij die stereo heeft ingebracht, gelet op de bepaling in het samenlevingscontract over “
AANBRENGSTEN EN MEDE-EIGENDOM VAN INBOEDEL”, als niet relevant moet worden verworpen. De JVC is immers gemeenschappelijk geworden omdat noch het samenlevingscontract noch de staat van aanbrengsten bepalen dat de spullen op die lijst privé-eigendom blijven.
4.8.5
de reiskoffers die de man onder zich heeft
4.8.6
het koffiezetapparaat
4.8.7
een bed met toebehoren
4.8.8
een televisie
4.8.9
een deelbank van zolder
4.8.10
twee van de drie segmenten van de sofa (koopprijs drie delen destijds € 7.300,-)
4.8.11
een Samsung tablet
4.8.12
een deel van het keukengerei (pannen en bestek)
4.8.13
de zwembadrobotstofzuiger
De rechtbank begrijpt het verweer van de man aldus dat hij niet meer in bezit is van de zwembadstofzuiger, omdat hij die zou hebben achtergelaten voor de kopers van de woning. Dit verweer is niet onderbouwd en de juistheid ervan blijkt ook niet uit de lijst van zaken bij de koopovereenkomst. Dit verweer wordt daarom verworpen.
4.8.14
één van de Tolomeo vloerlampen.
4.9.
De scheiding en deling maakt dat de conclusie van de vrouw, dat de man is overbedeeld, voor juist moet worden gehouden. Een aantal zaken, zoals de bedden met toebehoren, keuken-spullen, tv’s en lampen kunnen tegen elkaar worden weggestreept. Doordat onder de streep de man meer roerende zaken heeft meegenomen is de slotsom dat niet gelijkelijk is verdeeld. De stelling van de man dat hij van de gemeenschappelijke inboedel ongeveer de helft van de roerende zaken heeft meegenomen wordt dan ook verworpen. De man dient gelet hierop wegens overbedeling met de vrouw te verrekenen als bedoeld in artikel 9 lid 5 samenlevingscontract.
4.10.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de (te verrekenen) waardes van de gemeenschappelijke inboedelzaken. De vrouw heeft gesteld dat, doordat de man van de duurdere spullen 2/3e deel heeft meegenomen en voor de vrouw slecht 1/3e deel heeft achtergelaten, hij nog aan haar dient te betalen wegens overbedeling een bedrag van
€ 23.000,00 (zie proces-verbaal, p. 2). De man heeft ten verwere aangevoerd dat de gemeenschappelijke inboedel ongeveer tien jaar oud is en geen hoge waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt.
4.11.
De rechtbank overweegt allereerst dat de vrouw alleen wat betreft de scooter, de sofa en de badkameraccessoires aankoopbonnen heeft overgelegd. Ter zake van de scooter is al onder 4.6 geoordeeld. De vrouw heeft gelet op het vorenoverwogene het bedrag van
€ 23.000,00 onvoldoende onderbouwd, terwijl op haar ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast van die stelling rust. De vrouw heeft gesteld dat zij geen andere aankoopbonnen en dergelijke meer heeft en gevorderd dat de man wordt veroordeeld bewijsstukken in het geding te brengen waarmee de waardes van de roerende zaken kunnen worden aangetoond (vordering 1 van de vrouw). De man heeft echter aangevoerd dat hij, gelijk de vrouw, geen aankoopbonnen van de huishoudelijke inboedel meer heeft. Gelet op de ouderdom van de gemeenschappelijke zaken is het niet op voorhand onaannemelijk dat aankoopbonnen niet meer voorhanden zijn. Mede gelet hierop heeft de vrouw haar stelling dat die bonnen er nog zijn en dat de man daarover beschikt onvoldoende met feiten onderbouwd. De vordering onder 1 (rov. 3.3) van de vrouw wordt dan ook verworpen.
Doordat het ervoor moet worden gehouden dat partijen de aankoopwaardes van een groot deel van de gemeenschappelijke zaken niet nader kunnen onderbouwen zal de rechtbank de waarde van de gemeenschappelijke inboedel, met inachtneming van de ouderdom van de inboedel en vervangingswaarde van de wasmachine en de laptop, ex aequo et bono vaststellen op een bedrag van € 24.000,00 in totaal. De man, die wordt geacht 2/3e deel van de gemeenschappelijke boedel geleverd te hebben gekregen, moet wegens overbedeling nog
€ 4.000,00aan de vrouw betalen.
Overige roerende zaken
4.12.
De vrouw heeft gesteld dat de man de lichtgrijze nep bont deken met bijpassend kussen en de twee Tomtoms heeft meegenomen. De vrouw wil die deken met kussen en één van de twee Tomtoms nog toebedeeld krijgen. Doordat de man geen behoefte aan afgifte van deze zaken heeft (proces-verbaal comparitie, p. 3, vijfde alinea) zouden deze aan de vrouw kunnen worden toebedeeld. De man heeft echter betwist dat hij die spullen in zijn bezit heeft. Doordat de vrouw de stelling dat de man deze zaken niet voor haar heeft achtergelaten respectievelijk heeft meegenomen niet met feiten heeft onderbouwd moet het, die zaken betreffende, onder 5 (rov. 3.3) gevorderde worden afgewezen.
Privégoederen van de vrouw
4.13.
De man heeft op 2 augustus 2019 persoonlijke spullen uit de woning meegenomen. De vrouw heeft gesteld dat zij nog een deel van haar privégoederen mist. Zij heeft gesteld dat de man naast zijn eigen persoonlijke spullen haar geboorteakte, haar pensioenklapper en foto’s uit haar jeugd moet hebben meegenomen. De man heeft die stelling betwist.
Doordat de vrouw de betreffende vordering 5 (rov. 3.3) niet met feiten heeft onderbouwd en de man heeft betwist die privégoederen van de vrouw in zijn bezit te hebben, heeft de vrouw niet aan haar stelplicht voldaan en moet de vordering 5 van de vrouw tot afgifte van die spullen als ongegrond worden afgewezen.
(Levens)verzekeringen
4.14.
De vrouw maakt melding van een Kapitaalverzekering DINHYP 6362014. Volgens haar betreft dit een andere verzekering dan de Allianz verzekering 636.2014. Zij verwijst daartoe naar productie 3 bij dagvaarding. De rechtbank overweegt dat in die productie het door haar genoemde kenmerk DINHYP 6362014 niet vermeld wordt. Andere stukken waaruit het bestaan van een kapitaalverzekering met dit kenmerk blijkt, zijn niet overgelegd door de vrouw. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het nummer 6362014 alleen hoort bij de Allianz verzekering. Dat deze Allianz verzekering, zoals de vrouw stelt en de man betwist, is overgenomen door de Brand New Day Bank heeft de vrouw niet met stukken aangetoond.
1) Allianz verzekering 636.2014
4.15.
De man heeft (laatstelijk) gesteld dat hij de verzekeringnemer van deze levens-verzekering is en dat die verzekering alleen op zijn naam stond. Hij heeft gesteld dat op grond van het samenlevingscontract de afkoopwaarde van die levensverzekering alleen hem als verzekeringnemer toekomt en dat deze niet tussen partijen moet worden verdeeld c.q. verrekend. De man heeft de levensverzekering per 23 november 2020 afgekocht. De afkoopwaarde bedroeg € 25.335,00 en is aan hem uitgekeerd (productie 1, akte uitlaten van de man).
4.16.
De vrouw heeft bij antwoordakte aangevoerd dat partijen in het verleden deze verzekering samen hebben afgesloten en dat zij samen de premies betaald hebben. Zij verwijst daartoe naar haar productie 13.
4.17.
Uit die productie 13 kan de rechtbank niet afleiden dat partijen samen de verzekeringnemer zijn. Productie 13 betreft een brief uit 2012 waarin partijen worden aangeduid als rekeninghouders en niet als verzekerden. In die brief wordt geen melding gemaakt van de Allianz verzekering met nummer 636.2014. De vrouw heeft derhalve geen bewijs overgelegd dat deze levensverzekering ooit mede op haar naam als verzekerde gestaan heeft. Er is dan ook geen grondslag voor toewijzing van vordering 4 in reconventie om het uitgekeerde bedrag tussen partijen te verdelen. Aan de stelling dat partijen samen de premies voor deze levensverzekering betaald hebben, heeft de vrouw geen rechtsgevolg en geen vordering verbonden. De rechtbank gaat aan die stelling dan ook voorbij.
2) Allianz verzekering 636.2016
4.18.
De man heeft laatstelijk gesteld (akte uitlaten 19 mei 2021) dat deze verzekering niet aan de hypotheekverstrekker was verpand. De verzekering is op 4 december 2020 premievrij voortgezet. Het nieuw verzekerd kapitaal dat bij overlijden van de vrouw tot uitkering komt aan de man bedraagt tot de einddatum (1 oktober 2026) € 36.707,00.
4.19.
De vrouw heeft niet aangetoond dat deze levensverzekering is overgenomen door de Brand New Day Bank. De rechtbank overweegt voorts dat niet gebleken is dat met betrekking tot deze verzekering een bedrag is uitgekeerd of nog zal worden uitgekeerd bij leven van de vrouw, gelet op de aard van deze verzekering. Vordering 4 in reconventie wordt daarom wat deze verzekering betreft eveneens afgewezen.
3) Zwitserleven, Swiss Life Beleggingsplan 711.8258(productie 3, dagvaarding)
4.20.
De man heeft gesteld dat deze polis al op 16 juli 2009 is afgekocht en ter onderbouwing ervan een e-mail van 25 mei 2021 van een medewerker van Reaal overgelegd (productie 1, antwoordakte).
4.21.
Bij antwoordakte zegt de vrouw dat zij zich vagelijk iets over afkoop kan herinneren. Dat partijen op grond van de compensatieregeling gerechtigd waren tot een bedrag, dat dit bedrag alleen aan de man is uitgekeerd en dat partijen nog moeten verrekenen, is ontoereikend gesteld en onderbouwd door de vrouw. Vordering 4 in reconventie zal dan ook wat deze verzekering betreft worden afgewezen, nu niet gebleken is van het bestaan van een gezamenlijk vermogensrecht.
4) beleggingsrekeningen
4.22.
Daarnaast heeft de vrouw, bij akte vermeerdering van eis in reconventie, gesteld dat er sprake is van beleggingsrekeningen op naam van beide partijen die nog tussen partijen moeten worden verdeeld, namelijk 1) [rekeningnummer 1] en 2) [rekeningnummer 2] . Ter onderbouwing hiervan heeft zij verwezen naar productie 6 bij akte van 19 mei 2021. De vrouw heeft gesteld dat het saldo van de beleggingsrekening [rekeningnummer 1] per 31 december 2020 € 118,00 bedroeg. Volgens de vrouw betreft de waarde van de beleggingsrekening [rekeningnummer 2] per 31 december 2020 € 6.938,00.
4.23.
De rechtbank begrijpt dat de man stelt dat hij niet op de hoogte was van deze twee beleggingsrekeningen. In zijn antwoordakte maakt de man kenbaar te kunnen instemmen met verdeling van deze twee beleggingsrekeningen. De rechtbank zal de saldi van deze beleggingsrekeningen derhalve delen, in die zin dat ieder van partijen gerechtigd is tot de helft van de waarde van deze beleggingsrekeningen.
Redelijke vergoeding woongenot
4.24.
De rechtbank begrijpt dat wat de man vordert als redelijke vergoeding voor woon-genot effectief betreft een bijdrage in de helft van de hypotheeklasten. Uit opmerkingen van de vrouw tijdens de zitting begrijpt de rechtbank dat de vrouw daarmee akkoord is, maar dat dan wel moet worden uitgegaan van de helft van de netto hypotheeklasten. De rechtbank heeft partijen gevraagd de netto hypotheeklast per maand te berekenen. De man heeft dit becijferd op € 404,50 per maand. De vrouw heeft geen eigen berekening overgelegd.
De rechtbank zal dan ook uitgaan van het door de man berekende bedrag van € 404,50 : 2 = € 202,25 x 2,5 maanden = afgerond
€ 505,63. De rechtbank is hierbij uitgegaan van de periode 12 augustus 2019 tot 30 november 2019. Daarvoor is er een periode geweest waarin ieder van partijen ongeveer twee weken alleen in de woning gewoond hebben, dus die twee periodes van ongeveer twee weken heeft de rechtbank tegen elkaar weggestreept en niet meegenomen in de bovenstaande berekening. De vrouw zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de man.
Verrekenposten(vordering 3 van de vrouw)
a) onderhoud en schoonmaak zwembad
4.25.
Doordat de man bereid is de helft van de factuur met nummer F00024 van
26 september 2019 (productie 4 van de vrouw) ad € 93,47 te betalen zal het gevorderde worden toegewezen. De man zal veroordeeld worden
€ 46,74aan de vrouw te voldoen.
b) kosten vervangen sloten ad € 80,00
4.26.
Doordat de man bereid is deze kosten volledig te betalen zal het gevorderde worden toegewezen. De man zal veroordeeld worden
€ 80,00aan de vrouw te voldoen.
c) kosten afvoer achtergebleven zaken
4.27.
De vrouw heeft gesteld dat de kosten van afvoer van de in de woning achtergebleven zaken € 750,00 bedraagt. Zij heeft gevorderd dat de man de helft hiervan aan haar vergoedt. De man heeft betwist dat de door de vrouw overgelegde factuur van Movers [naam] Verhuizingen en Transporten (productie 5 van de vrouw) de afvoer/leegruiming van de woning betreft.
4.28.
In de bovenstaande factuur is te lezen dat deze de verhuizing van de inboedel van de vrouw op 28 oktober 2019 betreft en dat verhuiskosten € 750,00 bedragen conform de offerte 2019095. Uit die factuur blijkt niet dat de verhuizing niet alleen ziet op de verhuizing maar ook op de afvoer van spullen. Een offerte van een ander verhuisbedrijf (productie 11 bij akte vermeerdering van eis) is onvoldoende ter nadere onderbouwing van de gestelde afvoerkosten. Het gevorderde moet dan ook wat deze kosten betreft als onvoldoende deugdelijk onderbouwd worden afgewezen.
Belastingteruggave (inzage IB 2019)
4.29.
De vrouw grondt haar vordering 7 op de stelling dat partijen in 2019 nog fiscale partners waren. De man heeft betwist dat partijen in 2019 zogenaamde fiscale partners waren.
4.30.
In het licht van de gemotiveerde betwisting van de man heeft de vrouw haar stelling dat zij in 2019 nog fiscale partners waren en dat moet worden verrekend onvoldoende nader onderbouwd. Het dienaangaande gevorderde zal daarom worden afgewezen.
Overdrachtsverklaring schadevrije jaren
4.31.
De betreffende vordering 6 van de vrouw wordt als ongegrond afgewezen. De vrouw heeft immers niet (nader) onderbouwd dat de man zo’n verklaring kan invullen zonder afstand te doen van zijn eigen opgebouwde rechten.
Proceskosten
4.32.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Overige stellingen en verweren
4.33.
Gelet op al het vorenoverwogene behoeven de overige stellingen en verweren van partijen geen verdere beoordeling meer.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
stelt de verdeling van de inboedel van partijen als volgt vast:
Roerende zaken toebedeeld aan de vrouw:
- één segment van de sofa
- een wasmachine
- een televisie
- diverse lampen (één van de Tolomeo vloerlampen)
- een laptop
- vazen
- curiosa
- inrichting tuin
- keukengerei en pannen
- handdoeken
- een bed met matras en beddengoed
- kleine inboedel waaraan de vrouw gehecht was
- het deel van het gereedschap dat de vrouw nu onder zich heeft
- de losse (ongebruikte) badkameraccessoires van Au Four
Roerende zaken toebedeeld aan de man:
- de diepvrieskast van Liebherr
- de droogmachine Miele T8387 WP Eco
- het deel van het gereedschap en machines met gereedschapskast die de man nu onder zich heeft
- de JVC-stereo
- de reiskoffers die de man onder zich heeft
- het koffiezetapparaat
- een bed met toebehoren
- een televisie
- een deelbank van zolder
- twee van de drie segmenten van de sofa
- een Samsung tablet
- een deel van het keukengerei (pannen en bestek)
- de zwembadrobotstofzuiger
- één van de Tolomeo vloerlampen
en veroordeelt de man aan de vrouw wegens overbedeling te betalen € 4.000,-,
5.2.
stelt de verdeling van de beleggingsrekeningen [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] vast, in die zin dat tot de saldi van deze beleggingsrekeningen ieder van partijen gerechtigd is tot de helft van de waarde van deze beleggingsrekeningen,
5.3.
deelt de Opel Corsa toe aan de man en veroordeelt de man aan de vrouw wegens overbedeling te betalen € 1.050,-,
5.4.
veroordeelt de man aan de vrouw te betalen € 1.250,- als vergoeding voor de gestolen scooter,
5.5.
veroordeelt de man aan de vrouw te betalen € 46,74 voor onderhoud en schoonmaak zwembad en € 80,- in verband met de kosten voor het vervangen van de sloten,
5.6.
veroordeelt de vrouw aan de man te betalen de gebruikersvergoeding voor de woning van in totaal € 505,63,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM