In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg te Maastricht is behandeld, betreft het een civiele procedure waarin de verdeling van de as aan de orde is. De uitspraak is gedaan op 27 oktober 2021, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld over de verdeling van de as tussen verschillende partijen. De eiseres in conventie, die tevens verweerster in reconventie is, heeft de procedure aangespannen tegen meerdere gedaagden, waarvan er enkele niet zijn verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden op juiste wijze zijn opgeroepen, maar dat zij zich niet hebben gesteld in de procedure, waardoor verstek is verleend.
De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat de partijen, gezien hun familiale relatie, ieder hun eigen kosten moeten dragen. De verdeling van de as is als volgt vastgesteld: de gedaagden krijgen ieder 10% van de as, terwijl de eiseres en een andere gedaagde ieder 35% van de as toebedeeld krijgen. Daarnaast is bepaald dat als de gedaagden geen aanspraak maken op hun deel, dit gedeelte gelijkelijk verdeeld zal worden over de eiseres en de andere gedaagde. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Deze uitspraak is van belang voor de betrokken partijen en biedt duidelijkheid over de verdeling van de as, evenals over de proceskosten die door de partijen zelf gedragen moeten worden. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. K.J.H. Hoofs.