ECLI:NL:RBLIM:2021:8133

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
9310568 CV EXPL 21-3223
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident van de kantonrechter bij vervroeging inzake onrechtmatige daad en bevoegdheid van de rechter

Op 27 oktober 2021 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in een civiele zaak met zaaknummer 9310568 CV EXPL 21-3223. In deze zaak vorderde de eisende partij, vertegenwoordigd door mr. A.C.F. Mank-Zwerver, dat de kantonrechter zou verklaren dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld en hen zou veroordelen tot het verwijderen van materialen van de zijgevel van de woning van de eiser. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. S.J.M. Peters, stelden dat de zaak naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken verwezen diende te worden, omdat het een zaak van onbepaalde waarde betreft. De kantonrechter oordeelde dat de zaak niet in overeenstemming met artikel 96 Rv was voorgelegd, aangezien de eiser zonder tussenkomst van de kantonrechter een dagvaarding had uitgebracht. De kantonrechter besloot de zaak te verwijzen naar de absoluut bevoegde rechter en veroordeelde de eiser in de proceskosten van het incident. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: 9310568 CV EXPL 21-3223
Vonnis in incident van de kantonrechter bij vervroeging van 27 oktober 2021
in de zaak van
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
gemachtigde mr. A.C.F. Mank-Zwerver,
tegen

1.[gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident sub 1] ,2. [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident sub 2] ,

bieden wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
gemachtigde mr. S.J.M. Peters.
Partijen zullen hierna [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] en [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 21
  • de exceptie van onbevoegdheid met producties 1 t/m 7
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

in de hoofdzaak
2.1.
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Voor recht verklaart dat dat gedeelte van de zijgevel van de woning van eiser
( [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] ) dat boven de woning van gedaagden ( [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] c.s.) uitsteekt volledig in
eigendom toebehoort aan eiser ( [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] );
2. Voor recht verklaart dat gedaagden ( [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] c.s.) onrechtmatig hebben gehandeld
jegens eiser ( [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] ) door zonder toestemming van eiser ( [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] ), dat gedeelte van
de zijgevel van de woning van eiser ( [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] ), dat volledig in eigendom toebehoort
aan eiser ( [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] ), voor hun verbouwingswerkzaamheden te gebruiken;
3. Gedaagden veroordeelt om te verwijderen en verwijderd te houden, al hetgeen, dus alle materialen/zaken/balken, (die) zij in dan wel aan dat gedeelte van de zijgevel van de woning van eiser ( [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] ), dat uitsluitend in eigendom toebehoort aan eiser ( [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] ), hebben aangebracht, dan wel hebben laten aanbrengen, onder verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,--, althans een door de kantonrechter te bepalen dwangsom, met een maximum van € 10.000,00 aan verbeurde dwangsommen, voor elke dag of deel daarvan dat gedaagden ( [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] c.s.) daar niet aan voldoen;
4. Gedaagden ( [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] c.s.) veroordeelt om aan eiser ( [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] ) te betalen, des de een
betalende, de ander zal zijn gekweten, de schade die eiser ( [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] ) heeft geleden
door de (verbouwings)werkzaamheden van gedaagden, en zoals die is vastgesteld in
het deskundigenrapport van CED Nederland BV, totaal ten bedrage van € 3.250,00,
althans een door de kantonrechter te bepalen ander bedrag, alsmede een bedrag van
€ 1.210,00 ter zake de kosten van het deskundigenrapport;
5. Voor recht verklaart dat gedaagden ( [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] c.s.) aansprakelijk zijn voor de schade
die [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] lijdt door de voortgezette verbouwingswerkzaamheden, welke schade
bestaat uit de aanvullende herstelkosten van de gevel van de woning van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] en
derhalve gedaagden ( [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] c.s.) te veroordelen om aan eiser ( [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] ) te betalen de
aanvullende schade aan de gevel van de woning van eiser ( [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] ), die zij hebben
veroorzaakt door nadere verbouwingswerkzaamheden en die niet is meegenomen in de rapportage Van CED Nederland BV, welke schade nader bij staat dient te worden
opgemaakt;
6. Gedaagden veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de
nakosten ten belope van € 120,--, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na
dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet
binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over
de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, een en ander
voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
in het incident2.2. [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] c.s. vorderen dat de kantonrechter de zaak verwijst naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken, nu het een zaak van onbepaalde waarde betreft en er geen enkele indicatie is dat de vordering een waarde vertegenwoordigt van minder dan € 25.000,00. Voorts stellen [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] c.s. zich op het standpunt dat het beroep van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] op art. 96 Rv naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, nu deze overeenkomst zonder medeweten en zonder machtiging van [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] c.s. is gesloten met de rechtsbijstandsverzekeraar. Daarbij is deze keuze bovendien niet rechtsgeldig, nu de procedure - zonder tussenkomst van de kantonrechter - aanhangig is gemaakt door het uitbrengen van een dagvaarding en het geschil geen rechtsgevolgen betreft die ter vrije bepaling van partijen staan.
2.3.
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] is van mening dat tussen partijen een rechtsgeldige keuze is gemaakt om de zaak aan de kantonrechter voor te leggen.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Partijen zijn het erover eens dat de zaak een vordering van onbepaalde waarde betreft en dat de kamer voor andere zaken dan kantonzaken in beginsel (absoluut) bevoegd is van de zaak kennis te nemen.
3.2.
Blijkens de door [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] in het geding gebrachte stukken (producties 18 en 19 bij de dagvaarding) is tussen partijen overeengekomen het onderhavige geschil op grond van artikel 96 Rv aan de kantonrechter ter beslissing voor te leggen.
Partijen kunnen zich op de voet van het artikel 96 Rv in alle zaken die slechts rechtsgevolgen betreffen die ter vrije bepaling van partijen staan, samen tot een kantonrechter van haar keuze wenden en diens beslissing inroepen. Artikel 96 Rv bepaalt echter ook dat het geding wordt gevoerd op de wijze als door de kantonrechter bepaald.
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] heeft zich kennelijk niet gestoord aan die bepaling, nu hij zonder tussenkomst van de kantonrechter heeft besloten de procedure aan te brengen door het uitbrengen van een dagvaarding.
Nog afgezien van de stelling van [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] c.s. over de totstandkoming van de afspraak tussen partijen, is de kantonrechter van oordeel dat – nu de zaak niet in overeenstemming met de bedoeling van art. 96 Rv is voorgelegd – de zaak dient te worden verwezen naar de absoluut bevoegde rechter.
3.3.
De kantonrechter zal dan ook de zaak in de staat en stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht.
3.4.
Wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure alleen bij advocaat kunnen procederen.
3.5.
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] zal in de proceskosten van het incident worden veroordeeld, nu uit het voorgaande volgt dat hij dit incident nodeloos heeft veroorzaakt.

4.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
4.1.
wijst de vordering toe,
4.2.
veroordeelt [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] c.s. tot op heden begroot op € 124,00,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de civiele rolzitting voor de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank, locatie Maastricht van
woensdag 3 november 2021voor stellen advocaat,
4.5.
wijst partijen erop dat zij na verwijzing dienen te procederen bij advocaat,
4.6.
wijst [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort,
4.7.
wijst [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] c.s. erop dat na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH