ECLI:NL:RBLIM:2021:8031

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
C/03/282864 / HA ZA 20-483
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om tussentijds hoger beroep in asbestsaneringszaak afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 oktober 2021 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de Gemeente Venlo en een gedaagde partij, die in de hoofdzaak als eiser optreedt. De procedure betreft een incident waarin de gedaagde partij verzocht om tussentijds hoger beroep tegen een eerder tussenvonnis van 22 september 2021. In dat tussenvonnis oordeelde de rechtbank dat de gedaagde partij zijn asbestsaneringsverplichting had geschonden, waardoor de Gemeente Venlo hem kon aanspreken op de schade die daaruit voortvloeit.

De gedaagde partij heeft aangevoerd dat de rechtbank al een bindende eindbeslissing heeft genomen over zijn aansprakelijkheid, en dat dit aanleiding geeft om tussentijds hoger beroep toe te staan. De Gemeente Venlo heeft zich echter verzet tegen dit verzoek. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat volgens de wet hoger beroep van een tussenvonnis alleen tegelijk met het hoger beroep van het eindvonnis kan worden ingesteld. De rechtbank heeft geen redenen gevonden om van dit uitgangspunt af te wijken, en heeft ook het belang van een voortvarende procesvoering meegewogen in haar beslissing.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de gedaagde partij om tussentijds hoger beroep open te stellen afgewezen. Tevens is de gedaagde partij veroordeeld in de kosten van het incident, die aan de zijde van de Gemeente Venlo zijn begroot op € 140,75 aan salaris advocaat. Dit vonnis is uitgesproken door mr. T. Dohmen en openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/282864 / HA ZA 20-483
Vonnis in incident van 20 oktober 2021 (bij vervroeging)
in de zaak van
GEMEENTE VENLO,
zetelend te Venlo,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.D.E. van den Heuvel te Venlo,
tegen
[gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. H.A.J. Stollenwerck te Maastricht.
Partijen worden hierna de Gemeente Venlo en [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 september 2021;
  • het incidentele verzoek van [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] om tussentijds hoger beroep van het tussenvonnis toe te staan;
  • de conclusie van antwoord in het incident van de Gemeente Venlo.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In deze zaak is op 22 september 2021 tussenvonnis gewezen. Daarin is – kort gezegd – geoordeeld dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] de op hem rustende asbestsaneringsverplichting heeft geschonden en dat de Gemeente Venlo hem daarop kan aanspreken. De rechtbank heeft de Gemeente Venlo opgedragen om een nadere toelichting te geven op de door haar gestelde schade. Daarna krijgt [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] gelegenheid om te reageren op die toelichting.
2.2.
Bij brief van 24 september 2021 heeft [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] de rechtbank verzocht om tussentijds hoger beroep toe te staan van het tussenvonnis. [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] voert daartoe aan dat de rechtbank ten aanzien van de aansprakelijkheid van [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] al een bindende eindbeslissing heeft genomen. De Gemeente Venlo verzet zich tegen dit verzoek.
2.3.
Uitgangspunt van de wet is dat het hoger beroep van een tussenvonnis slechts tegelijk met het hoger beroep van het eindvonnis kan worden ingesteld (artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). In het gegeven dat de rechtbank een bindende eindbeslissing ten aanzien van de aansprakelijkheid heeft genomen, ziet de rechtbank onvoldoende grond om af te wijken van dit wettelijk uitgangspunt. De rechtbank is voorts van oordeel dat ook het belang van een voortvarende procesvoering meebrengt dat het verzoek om tussentijds hoger beroep toe te staan, moet worden afgewezen. De rechtbank zal tussentijds hoger beroep dan ook niet openstellen.
2.4.
[gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit incident. De kosten aan de zijde van de Gemeente Venlo worden begroot op € 140,75 aan salaris advocaat (1/4 punt x tarief II ad € 563,00).

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het verzoek van [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] om tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis van 22 september 2021 open te stellen af;
3.2.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van de Gemeente Venlo tot op heden begroot op € 140,75.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Dohmen en in het openbaar uitgesproken.
Type: TD