Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 9 december 2020,
- het deskundigenrapport van de heer ing. F.M.J. Feron van Eff Eff Bouwpathologie van
- de conclusie na deskundigenbericht met eiswijziging van [eiser] van 23 juni 2021,
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van Martens van 21 juli 2021.
2.De gewijzigde vordering
3.De verdere beoordeling
- de deskundige merkt ten onrechte op dat Martens zich bij de samenstelling van zijn rapport had moeten afvragen of een woning uit 1922, met mergel als bouwmateriaal, over voldoende vochtkeringen beschikt. Het was immers slechts aan Martens om zichtbare gebreken vast te stellen ten behoeve van de aankoop van de woning;
- de deskundige heeft meer en andere informatie ter beschikking dan Martens in het kader van zijn onderzoek had en behoorde te hebben;
- als Martens al iets had moeten waarnemen, dan zou dat hooguit de met de achterzijde van de woning verband houdende vochtproblematiek zijn. Martens betwist expliciet dat sprake is van optrekkend vocht. Aangezien de vochtproblematiek in de volledige woning te wijten is aan het probleem aan de achterzijde (doorslaand vocht), kan alleen herstel van dat probleem aan de orde zijn en dient gekozen te worden voor de minst invasieve maatregel voor de woning van [eiser] , te weten door middel van herstel via de buitenzijde, zoals door EMN voorgesteld. Hierdoor komen verschillende posten, en in elk geval die posten die verband houden met het wegnemen van de oorzaak van optrekkend vocht, niet voor vergoeding in aanmerking;
- de optie van het waterkerend bekleden van de buitenzijde van de achtergevel is door de deskundige omschreven in zijn rapportage. De deskundige meent dat dit niet de aangewezen optie is, mede omdat voor deze hersteloptie medewerking van de verkoper van de woning vereist is. Met inachtneming van het feit dat de schade door toedoen van de verkoper is veroorzaakt, ziet Martens de bezwaren op dit punt niet. Gesteld noch gebleken is dat de verkoper niet bereid zou zijn mee te werken;
- de deskundige stelt dat het aanbrengen van een waterdicht scherm niet mogelijk zou zijn en meent dat herstel via de buitenzijde van de woning (ook) daarom niet aangewezen is. Naar aanleiding van de conceptrapportage heeft EMN opgemerkt dat het aanbrengen van folie tegen de achterzijde wel degelijk mogelijk is door bij de montage een knelstrip te gebruiken;
- dat de deskundige geen onderbouwing geeft van zijn stelling dat naast de vochtproblematiek aan de achterzijde ook sprake zou zijn van optrekkend vocht in de gehele woning;
- de herstelkosten die zien op herstel van de vochtproblematiek vanuit de fundering dienen niet voor vergoeding in aanmerking te komen en zijn onterecht door de deskundige meegenomen. Er dienen derhalve diverse posten buiten beschouwing te worden gelaten;
- de herstelkosten van de vochtproblematiek aan de achterzijde van de woning komen op advies van EMN niet voor vergoeding in aanmerking;
- de door de deskundige gehanteerde opslagen komen niet voor vergoeding in aanmerking, althans dienen naar beneden te worden bijgesteld omdat ze buitenproportioneel zijn;
- de kosten voor het hypothetische probleem van condensatie komt niet voor vergoeding in aanmerking.
3 september 2018 ter hoogte van € 199,65 inclusief btw (productie 18 bij dagvaarding). Martens bestrijdt dat deze kosten zijn gemaakt. Zij heeft daartoe naar voren gebracht dat een onderbouwing van deze vordering ontbreekt, nu [eiser] bij dagvaarding enkel een factuur van € 199,65 heeft overgelegd, terwijl het bedrag dat hij vordert veel hoger is. Martens betwist dan ook dat deze kosten zijn gemaakt.
5.310,00(3,0 punten × tarief € 1.770,00)