2.10.Op 8 mei 2019 heeft verweerder aan eiseres het voornemen kenbaar gemaakt het dienstverband met haar te beëindigen met ingang van 1 juli 2019 in verband met het ontbreken van vertrouwen. Op het voornemen heeft eiseres op 22 mei 2019 haar zienswijze gegeven.
3. Bij het primair besluit heeft verweerder eiseres eervol ontslag verleend op grond van artikel 8:8 van de CAR/UWO. Verweerder is van mening dat er sprake is van een impasse in de werksituatie, omdat het vertrouwen in eiseres is komen te ontbreken. Verweerder heeft aan het ontslag een passende regeling van beperkte omvang verbonden, te weten aanspraak op een WW-uitkering en een budget voor loopbaanbegeleiding van € 5.000,-. Voor het toekennen van een aanspraak op bovenwettelijke voorzieningen op grond van hoofdstuk 10d van de CAR/UWO heeft verweerder, gelet op de mate waarin eiseres een verwijt valt te maken van de situatie, geen aanleiding gezien.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan het ontslag ten grondslag gelegd dat sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk vanwege de houding en het gedrag van eiseres in de afgelopen jaren en de manier waarop zij is omgegaan met de kansen die haar zijn geboden.
Vanaf 2012 heeft eiseres ondersteuning gekregen van verweerder in de vorm van coaching en begeleiding. Door verweerder is tegenover eiseres steeds coulance in acht genomen, zodat zij – ook onder moeilijke privéomstandigheden – in staat zou zijn om haar werk te kunnen blijven doen. Gelet hierop verwachtte verweerder van eiseres dat zij openheid van zaken zou geven over de omstandigheden die haar zijn overkomen en die voor de uitoefening van haar functie relevant zouden zijn. In de functie van medewerker [naam onderdeel] heeft eiseres rechtstreeks contact met de burgers. Zij moet daar het visitekaartje van de gemeente zijn waarbij haar betrouwbaarheid boven iedere discussie verheven moet zijn. Die betrouwbaarheid is volgens verweerder in ernstige mate geschaad.
Verweerder heeft in het bestreden besluit de volgende feiten en omstandigheden genoemd:
het bij herhaling, zo niet bij voortduring belasten van de werkomgeving (collega’s / leidinggevenden) met privéaangelegenheden, bestaande uit relationele problemen, problemen bij de opvoeding van de kinderen en andere huiselijke beslommeringen;
het niet-naleven van de voorschriften bij ziekte, zoals het tijdig telefonisch ziekmelden bij de leidinggevende;
het veelvuldig op het laatste moment melden van afwezigheid wegens ziekte of verlof;
de wijze waarop eiseres is omgegaan met haar alcoholproblematiek, met name door de ontkenning van de aanwezigheid daarvan;
de wijze waarop eiseres is omgegaan met het alcoholprotocol dat op 26 november 2018 door haar is ondertekend;
het niet of niet volledig verstrekken van openheid van zaken wanneer haar daar om is verzocht;
de situatie na de ziekmelding op 1 april 2019 en de omstandigheid dat eiseres over het (herhaalde) verlies van haar rijbevoegdheid geen openheid van zaken heeft gegeven.
Het gestelde onder 7. vormt volgens verweerder de druppel die de emmer heeft doen overlopen. De ziekmelding was per appbericht en op de dag zelf, terwijl eiseres zich telefonisch had dienen af te melden bij haar leidinggevende. Ook vertelde de ex-partner van eiseres aan de leidinggevende van eiseres dat hij eiseres al het hele weekend niet had gezien en dat hij zich zorgen maakte over haar alcoholgebruik. In het verlengde daarvan is uiteindelijk naar voren gekomen dat eiseres al sinds januari 2019 na een alcoholcontrole niet meer in het bezit was van haar rijbewijs. Eiseres had dit moeten melden bij verweerder. Door dit niet te melden, heeft eiseres het voor haar leidinggevenden verborgen gehouden en hen niet vertrouwd. Deze gebeurtenissen hebben ertoe geleid dat eiseres het vertrouwen van de werkgever in haar heeft verspeeld. Om die reden verbindt verweerder een regeling aan het ontslag die volstaat met aanspraak op een WW-uitkering, maar niet op bovenwettelijke voorzieningen. Daarnaast stelt verweerder eiseres een budget van € 5.000,- voor loopbaanbegeleiding ter beschikking.
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres de beroepsgronden over de passende regeling ter zitting heeft ingetrokken. Over de resterende beroepsgronden overweegt de rechtbank als volgt.
6. Eiseres is het niet eens met het feit dat verweerder haar ontslag heeft verleend. Eiseres is van mening dat een ontslag niet gerechtvaardigd is, omdat de feiten waarop het ontslag wordt gegrond onjuist zijn. Het opgesomde feitencomplex dat verweerder aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd, blijkt merendeels te bestaan uit suggesties. Concrete feiten zijn niet onderbouwd. Eiseres verwijst in dit verband naar haar bezwaarschrift waarin ze puntsgewijs heeft gereageerd op de stellingen van verweerder. Verweerder is hier in het bestreden besluit helemaal niet op ingegaan. Verweerder heeft eiseres keer op keer verweten dat zij een alcoholprobleem heeft. Dit ten onrechte. Er is geen alcoholprobleem. Verweerder heeft ook nagelaten om eiseres – in het geval er inderdaad een alcoholprobleem was – voor verdere adviezen en hulpverlening naar de bedrijfsarts te verwijzen. Zeer kwalijk is verder dat verweerder medische informatie is gaan ophalen bij de ex-partner van eiseres, zonder haar toestemming. Verder is er door verweerder op geen enkele wijze moeite gedaan voor een herplaatsing. Sterker nog, een herplaatsing heeft verweerder in het geheel niet onderzocht. Ook zijn er geen andere oplossingsrichtingen onderzocht. Verweerder heeft ook niet richting eiseres gecommuniceerd dat er een ontslag aan zat te komen dan wel wat eiseres zou moeten veranderen om een ontslag te voorkomen.