ECLI:NL:RBLIM:2021:8007

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
ROE 19/3300
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eervol ontslag op grond van artikel 8:8 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) door vertrouwensbreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan over het eervol ontslag van eiseres door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert. Eiseres, die sinds 1 september 2003 in vaste dienst was bij de gemeente, kreeg eervol ontslag op grond van artikel 8:8 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) vanwege een vertrouwensbreuk. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsverhouding onherstelbaar was verstoord door de gedragingen van eiseres, waaronder het niet tijdig melden van ziekte en het niet open zijn over haar alcoholgebruik. Eiseres had eerder een alcoholprotocol ondertekend, maar heeft niet voldaan aan de afspraken die daarin zijn vastgelegd. De rechtbank concludeerde dat de werkgever bevoegd was om eiseres te ontslaan, omdat herplaatsing binnen de gemeentelijke organisatie niet meer mogelijk was.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, maar heeft de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) wel veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak. De rechtbank stelde vast dat de redelijke termijn met bijna vier maanden was overschreden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 500,- voor eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van openheid en vertrouwen in de arbeidsrelatie, vooral in functies waarbij integriteit en betrouwbaarheid cruciaal zijn.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 19/3300

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. M.J.O.F. Rutten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.G. Kerkhof),
en

de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) (Staat).

Procesverloop

In het besluit van 19 juni 2019 (primair besluit) heeft verweerder eiseres eervol ontslag verleend op grond van artikel 8:8 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) met ingang van 1 juli 2019.
In het besluit van 12 november 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [naam 1] en [naam 2] .

Overwegingen

1. Met ingang van 1 januari 2020 is de Ambtenarenwet gewijzigd en Ambtenarenwet 2017 (AW 2017) gaan heten. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de AW 2017 blijft op besluiten of handelingen die vóór 1 januari 2020 bekend zijn gemaakt, het toen geldende recht van toepassing wat betreft de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen en wat betreft de behandeling van dat bezwaar of beroep.
2.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.2.
Eiseres was sinds 1 september 2003 in vaste dienst bij de gemeente Weert.
2.3.
Sinds 1 april 2012 was zij geplaatst in de functie van [naam functie 1] bij de afdeling [naam afdeling 1] .
2.4.
Vanaf 8 juni 2016 is eiseres langdurig arbeidsongeschikt geweest. Daardoor heeft zij niet kunnen deelnemen aan de plaatsingsprocedure in het kader van de reorganisatie van de afdeling [naam afdeling 1] die vanaf 1 april 2017 heeft plaatsgevonden.
2.5.
Sinds september/oktober 2017 is eiseres begonnen met re-integreren bij het [naam onderdeel] bij de afdeling [naam afdeling 2] .
2.6.
Bij besluit van 20 februari 2018 heeft verweerder eiseres met ingang van 1 maart 2018 boventallig verklaard voor 21,6 uur per week. In het kader van het van-werk-naar-werk-traject is eiseres in de functie bij het [naam onderdeel] blijven werken.
2.7.
Op 26 november 2018 hebben eiseres en [naam hoofd afdeling 3] , het hoofd van de afdeling [naam afdeling 3] , afspraken gemaakt met betrekking tot het gebruik van alcohol door eiseres. Deze afspraken zijn vastgelegd in een door beiden ondertekend document (hierna: het alcoholprotocol).
2.8.
Op 1 april 2019 heeft eiseres zich per appbericht aan haar leidinggevende [naam leidinggevende] ziek gemeld.
2.9.
Op 2 en 8 april 2019 hebben er gesprekken plaatsgevonden tussen eiseres, haar leidinggevende, het hoofd van de afdeling [naam afdeling 3] en HRM adviseur [naam HRM adviseur] .
Haar leidinggevende heeft eiseres meegedeeld dat het vertrouwen in haar flink is geschaad door het niet geven van openheid van zaken. Het gevolg daarvan is dat eiseres niet in aanmerking is gebracht voor de vacature bij de afdeling [naam afdeling 2] en dat wordt toegewerkt naar een beëindiging van het dienstverband.
2.10.
Op 8 mei 2019 heeft verweerder aan eiseres het voornemen kenbaar gemaakt het dienstverband met haar te beëindigen met ingang van 1 juli 2019 in verband met het ontbreken van vertrouwen. Op het voornemen heeft eiseres op 22 mei 2019 haar zienswijze gegeven.
3. Bij het primair besluit heeft verweerder eiseres eervol ontslag verleend op grond van artikel 8:8 van de CAR/UWO. Verweerder is van mening dat er sprake is van een impasse in de werksituatie, omdat het vertrouwen in eiseres is komen te ontbreken. Verweerder heeft aan het ontslag een passende regeling van beperkte omvang verbonden, te weten aanspraak op een WW-uitkering en een budget voor loopbaanbegeleiding van € 5.000,-. Voor het toekennen van een aanspraak op bovenwettelijke voorzieningen op grond van hoofdstuk 10d van de CAR/UWO heeft verweerder, gelet op de mate waarin eiseres een verwijt valt te maken van de situatie, geen aanleiding gezien.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan het ontslag ten grondslag gelegd dat sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk vanwege de houding en het gedrag van eiseres in de afgelopen jaren en de manier waarop zij is omgegaan met de kansen die haar zijn geboden.
Vanaf 2012 heeft eiseres ondersteuning gekregen van verweerder in de vorm van coaching en begeleiding. Door verweerder is tegenover eiseres steeds coulance in acht genomen, zodat zij – ook onder moeilijke privéomstandigheden – in staat zou zijn om haar werk te kunnen blijven doen. Gelet hierop verwachtte verweerder van eiseres dat zij openheid van zaken zou geven over de omstandigheden die haar zijn overkomen en die voor de uitoefening van haar functie relevant zouden zijn. In de functie van medewerker [naam onderdeel] heeft eiseres rechtstreeks contact met de burgers. Zij moet daar het visitekaartje van de gemeente zijn waarbij haar betrouwbaarheid boven iedere discussie verheven moet zijn. Die betrouwbaarheid is volgens verweerder in ernstige mate geschaad.
Verweerder heeft in het bestreden besluit de volgende feiten en omstandigheden genoemd:
het bij herhaling, zo niet bij voortduring belasten van de werkomgeving (collega’s / leidinggevenden) met privéaangelegenheden, bestaande uit relationele problemen, problemen bij de opvoeding van de kinderen en andere huiselijke beslommeringen;
het niet-naleven van de voorschriften bij ziekte, zoals het tijdig telefonisch ziekmelden bij de leidinggevende;
het veelvuldig op het laatste moment melden van afwezigheid wegens ziekte of verlof;
de wijze waarop eiseres is omgegaan met haar alcoholproblematiek, met name door de ontkenning van de aanwezigheid daarvan;
de wijze waarop eiseres is omgegaan met het alcoholprotocol dat op 26 november 2018 door haar is ondertekend;
het niet of niet volledig verstrekken van openheid van zaken wanneer haar daar om is verzocht;
de situatie na de ziekmelding op 1 april 2019 en de omstandigheid dat eiseres over het (herhaalde) verlies van haar rijbevoegdheid geen openheid van zaken heeft gegeven.
Het gestelde onder 7. vormt volgens verweerder de druppel die de emmer heeft doen overlopen. De ziekmelding was per appbericht en op de dag zelf, terwijl eiseres zich telefonisch had dienen af te melden bij haar leidinggevende. Ook vertelde de ex-partner van eiseres aan de leidinggevende van eiseres dat hij eiseres al het hele weekend niet had gezien en dat hij zich zorgen maakte over haar alcoholgebruik. In het verlengde daarvan is uiteindelijk naar voren gekomen dat eiseres al sinds januari 2019 na een alcoholcontrole niet meer in het bezit was van haar rijbewijs. Eiseres had dit moeten melden bij verweerder. Door dit niet te melden, heeft eiseres het voor haar leidinggevenden verborgen gehouden en hen niet vertrouwd. Deze gebeurtenissen hebben ertoe geleid dat eiseres het vertrouwen van de werkgever in haar heeft verspeeld. Om die reden verbindt verweerder een regeling aan het ontslag die volstaat met aanspraak op een WW-uitkering, maar niet op bovenwettelijke voorzieningen. Daarnaast stelt verweerder eiseres een budget van € 5.000,- voor loopbaanbegeleiding ter beschikking.
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres de beroepsgronden over de passende regeling ter zitting heeft ingetrokken. Over de resterende beroepsgronden overweegt de rechtbank als volgt.
6. Eiseres is het niet eens met het feit dat verweerder haar ontslag heeft verleend. Eiseres is van mening dat een ontslag niet gerechtvaardigd is, omdat de feiten waarop het ontslag wordt gegrond onjuist zijn. Het opgesomde feitencomplex dat verweerder aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd, blijkt merendeels te bestaan uit suggesties. Concrete feiten zijn niet onderbouwd. Eiseres verwijst in dit verband naar haar bezwaarschrift waarin ze puntsgewijs heeft gereageerd op de stellingen van verweerder. Verweerder is hier in het bestreden besluit helemaal niet op ingegaan. Verweerder heeft eiseres keer op keer verweten dat zij een alcoholprobleem heeft. Dit ten onrechte. Er is geen alcoholprobleem. Verweerder heeft ook nagelaten om eiseres – in het geval er inderdaad een alcoholprobleem was – voor verdere adviezen en hulpverlening naar de bedrijfsarts te verwijzen. Zeer kwalijk is verder dat verweerder medische informatie is gaan ophalen bij de ex-partner van eiseres, zonder haar toestemming. Verder is er door verweerder op geen enkele wijze moeite gedaan voor een herplaatsing. Sterker nog, een herplaatsing heeft verweerder in het geheel niet onderzocht. Ook zijn er geen andere oplossingsrichtingen onderzocht. Verweerder heeft ook niet richting eiseres gecommuniceerd dat er een ontslag aan zat te komen dan wel wat eiseres zou moeten veranderen om een ontslag te voorkomen.
7.1.
Op grond van artikel 8:8, eerste lid, van de CAR/UWO kan een ambtenaar die vast is aangesteld eervol worden ontslagen op een bij het besluit omschreven grond, niet vallende onder de gronden die worden genoemd in eerdere bepalingen van hoofdstuk 8 van de CAR/UWO.
7.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan een ontslaggrond als die uit artikel 8:8 van de CAR/UWO worden toegepast als sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:137) en voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet van het bestuursorgaan kan worden verlangd.
8.1.
Deze situatie doet zich hier voor. Uit de stukken blijkt dat eiseres tijdens haar functioneren als [naam functie 1] sinds april 2012 langdurig persoonlijk is gecoacht. Dit heeft ertoe geleid dat eiseres als persoon zichtbaar is gegroeid, maar over het vakmanschap als [naam functie 1] bij haar leidinggevende twijfels zijn blijven bestaan. In 2016 heeft eiseres tegenover haar toenmalig leidinggevende [naam hoofd afdeling 3] verklaard dat zij een drankprobleem had.
Bij brieven van 3 augustus 2016 en 20 juli 2017 heeft eiseres twee waarschuwingen gekregen voor het te laat en per appbericht ziek melden en het belasten van collega’s met privéproblemen.
Vanaf september/oktober 2017 is eiseres begonnen met haar werkzaamheden bij het [naam onderdeel] en kreeg zij een nieuwe leidinggevende, [naam leidinggevende] . [naam leidinggevende] wilde eiseres de kans geven om met een schone lei in een nieuwe functie te beginnen.
In de daarop volgende periode heeft eiseres zich regelmatig ziek gemeld wegens ziekte of privéomstandigheden. In een gesprek op 5 november 2018 heeft de leidinggevende van eiseres aan haar gevraagd om open en eerlijk naar haar te zijn. Op 26 november 2018 heeft eiseres het alcoholprotocol ondertekend met daarin afspraken over haar alcoholgebruik. Vervolgens heeft eiseres zich weer een aantal keer ziek gemeld wegens ziekte of privéproblemen. Naar aanleiding van de ziekmelding op 1 april 2019 hebben er op 2 en 8 april 2019 gesprekken plaatsgevonden met eiseres. Tijdens deze gesprekken is gebleken dat eiseres voor de tweede maal in drie jaar tijd een rijontzegging heeft opgelegd gekregen wegens het rijden onder invloed, ditmaal voor de duur van acht maanden (van januari tot september 2019). Dit heeft eiseres niet uit zichzelf tegen haar leidinggevende verteld. Dit laatste was voor verweerder de druppel die de emmer deed overlopen.
Verweerder heeft aan het ontslag ten grondslag gelegd dat sprake was van een onherstelbare vertrouwensbreuk vanwege de gebeurtenissen rondom de gesprekken op 2 en 8 april 2019. In het voornemen is te lezen dat het verweerder vooral heeft getroffen dat eiseres heeft laten zien dat alle inzet, begeleiding, extra energie en de kansen die eiseres binnen de gemeentelijke organisatie in de afgelopen jaren heeft gekregen, voor eiseres geen aanleiding zijn geweest om haar gedrag structureel te veranderen. Ook heeft eiseres geen openheid van zaken gegeven over haar situatie, terwijl haar leidinggevende daar uitdrukkelijk om had verzocht. Hierdoor heeft eiseres het in haar te stellen vertrouwen ernstig beschaamd. De rechtbank acht het aannemelijk dat als gevolg van de hiervoor genoemde gedragingen van eiseres sprake was van een vertrouwensbreuk.
8.2.
Vervolgens rijst de vraag of de arbeidsverhouding door de vertrouwensbreuk onherstelbaar verstoord was. Anders dan eiseres beantwoordt de rechtbank die vraag bevestigend. Hiervoor is van betekenis dat eiseres in de functie van medewerker [naam onderdeel] in direct contact stond met burgers en zelf ook rijbewijzen en andere identiteitspapieren moest uitreiken. De integriteit en betrouwbaarheid van eiseres dienden daarbij buiten discussie te staan. Bovenal had het voor eiseres duidelijk moeten zijn dat zij haar leidinggevende openheid van zaken had moeten geven over het feit dat haar rijbewijs opnieuw was ingevorderd. Juist het feit dat haar leidinggevende met haar een alcoholprotocol was overeengekomen, maakt dat eiseres wist dan wel had moeten weten dat kennis van deze alcohol gerelateerde gebeurtenis voor haar leidinggevende van cruciaal belang was. Door haar niet in te lichten, heeft eiseres bovendien in strijd met de strekking van het alcoholprotocol gehandeld. Door deze gang van zaken heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres het vertrouwen dermate had geschaad dat er geen basis meer bestond voor herstel daarvan. Daarmee was herplaatsing van eiseres binnen de gemeentelijke organisatie ook geen optie meer. Dit betekent dat verweerder bevoegd was om eiseres op grond van artikel 8:8 van de CAR/UWO te ontslaan.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
10.1.
De rechtbank zal tot slot – ambtshalve – beoordelen of er reden is om een bedrag aan schadevergoeding toe te kennen in verband met overschrijding van de redelijke termijn bij de behandeling van deze zaak, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden.
10.2.
Of de redelijke termijn bedoeld in dat artikel is overschreden moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. In procedures als deze mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep bij de rechtbank ten hoogste anderhalf jaar duren. Doorgaans zal geen sprake zijn van een overschrijding van de redelijke termijn, indien de fase van bezwaar en beroep gezamenlijk niet langer dan twee jaar heeft geduurd. Als uitgangspunt geldt een tarief van € 500,- per half jaar waarmee de termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.
10.3.
Voor deze zaak betekent dit het volgende. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift van eiseres door verweerder op 8 juli 2019 tot de datum van deze uitspraak zijn twee jaar en bijna vier maanden verstreken. Van dit tijdsverloop heeft de behandeling van het bezwaar door verweerder minder dan zes maanden geduurd. De overschrijding van de redelijke termijn heeft plaatsgevonden in de fase bij de bestuursrechter. De redelijke termijn is in dit geval met bijna vier maanden overschreden. Dit leidt tot een schadevergoeding van € 500,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat (minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van schade aan eiseres wegens overschrijding van de redelijke termijn tot een bedrag van € 500,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.H. Span-Henkens, voorzitter, en mr. M.M.T. Coenegracht en mr. E.M.J. Hardy, leden, in aanwezigheid van mr. M.H. Vonk-Menger, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2021 .
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 26 oktober 2021

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.