ECLI:NL:RBLIM:2021:7970

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
03/702659-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtelijke omkoping en schending geheimhoudingsplicht door politieambtenaar

Op 25 oktober 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een politieambtenaar, geboren in 1966, die beschuldigd werd van ambtelijke omkoping en schending van zijn geheimhoudingsplicht. De verdachte, bijgestaan door mr. P.G.J.M. Boonen, werd ervan beschuldigd vertrouwelijke informatie te hebben verstrekt aan onbevoegden, waaronder een persoon genaamd [getuige]. De rechtbank behandelde de zaak op 11 oktober 2021, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere het tegen betaling verstrekken van vertrouwelijke informatie en het in bezit hebben van een veerdrukpistool dat leek op een vuurwapen.

De rechtbank overwoog dat de verdachte zijn ambtsgeheim had geschonden door vertrouwelijke informatie te delen met derden, wat in strijd is met de Wet politiegegevens. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was, waaronder dactyloscopische sporen die aan de verdachte konden worden gekoppeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de feiten en legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk voor het ten laste gelegde onder feit 2A, maar vond de verdachte wel schuldig aan de overige feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702659-16
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
25 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte ],
geboren te Maastricht op [geboortedatum 1] 1966,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.G.J.M. Boonen, advocaat kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 oktober 2021. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte:
Feiten 1 en 2: als politieambtenaar al dan niet tegen betaling vertrouwelijke informatie heeft verstrekt aan personen die daar geen recht op hadden (ambtelijke omkoping en/of schenden ambtsgeheim);
Feit 3: een veerdrukpistool voorhanden heeft gehad, dat sprekend leek op een vuurwapen.

3.De voorvragen

Het verweer van de raadsman ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman heeft de rechtbank verzocht een einde te maken aan de vervolging van de verdachte door de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. Volgens de raadsman heeft het Openbaar Ministerie het recht op vervolging verspeeld, niet alleen vanwege een ernstige schending van de redelijke termijn waarbinnen een zaak voor de rechtbank hoort te zijn afgerond, maar ook omdat er volgens de raadsman sprake moet zijn van een verzwegen deal met een getuige genaamd [getuige] . Het lijkt erop dat het Openbaar Ministerie bewust gewacht heeft op de uitkomst van de strafzaak tegen deze getuige, alvorens de verdachte te dagvaarden, om zo een belastende verklaring tegen de verdachte te kunnen krijgen. Het achterhouden van informatie en de door het Openbaar Ministerie veroorzaakte vertraging in de behandeling van de zaak maken dat de verdachte geen eerlijk proces krijgt, zoals gewaarborgd wordt door het EVRM. De raadsman heeft ter verdere onderbouwing van zijn standpunt nog gewezen op recente uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
De officier van justitie is van mening dat dit verweer moet worden verworpen. De [bijnaam 2] duur van een zaak kan niet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, maar hooguit tot strafvermindering. Dat is al geruime tijd vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Verder bestaat er geen deal met de getuige [getuige] om een belastende verklaring te kunnen krijgen tegen de verdachte. Deze getuige heeft zichzelf gemeld en er is niet op zijn berechting gewacht. De vertraging van de onderhavige zaak heeft te maken met de gebruikelijke factoren, zoals de omvang van het onderzoek en het drukke zittingsschema van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt. De Hoge Raad heeft als uitgangspunt geformuleerd dat een overschrijding van de redelijke termijn, zoals gewaarborgd in artikel 6 EVRM, niet leidt tot het niet-ontvankelijk verklaren van de officier van justitie, ook niet in uitzonderlijke gevallen (zie het arrest van de Hoge Raad van 6 juni 2008 en door de Hoge Raad daarna gewezen arresten). Compensatie moet worden gezocht in strafvermindering of, in het uiterste geval, in het toepassen van het rechterlijk pardon.
De feiten in deze zaak hebben zich in 2016 afgespeeld. De verdachte is toen ook aangehouden, verhoord en (voor enige maanden) in preventieve hechtenis genomen. Vandaag komt de rechtbank met haar vonnis. Daarmee is in deze zaak sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn voor een berechting in eerste aanleg. Die overschrijding is helaas niet uitzonderlijk in zaken waarin veel onderzoek door de politie is gedaan, zoals de onderhavige zaak. Een zaak die ook nog eens raakvlakken had met een omvangrijk moordonderzoek. Een andere vertragende factor is dat het Openbaar Ministerie een eerder uitgebrachte dagvaarding heeft ingetrokken, omdat een openbare behandeling van deze zaak op dat moment van invloed zou kunnen zijn geweest op opsporingsonderzoek dat nog gaande was. Daarna is het einddossier in november 2019 compleet gemaakt.
De zaak is vervolgens meer dan twee jaar blijven liggen, wat onder andere verklaard kan worden door de gevolgen van de uitbraak van het COVID-19 virus, wat de reeds beperkte zittingscapaciteit van de rechtbank verder beperkt heeft.
Er zijn dus verschillende factoren die de vertraging kunnen verklaren.
Het verwijt van de raadsman dat het Openbaar Ministerie bewust ten nadele van de verdachte voor vertraging heeft gezorgd met het oog op het sluiten van een deal met [getuige] is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Niet alleen heeft de officier van justitie dat nadrukkelijk en gemotiveerd betwist, maar de raadsman heeft dat verwijt ook niet onderbouwd; het is gebleven bij speculatie.
Het recht van verdachte om binnen een redelijke termijn berecht te worden is geschonden, zonder dat dat aan de verdachte is te wijten. Dat enkele feit is echter onvoldoende om af te wijken de jurisprudentie van de Hoge Raad.
De uitspraken waar de raadsman naar heeft verwezen hadden betrekking op heel andere typen delicten, waarbij werd gewezen op het in het gedrang komen van de waarheidsvinding en daarmee het recht op een eerlijk proces, omdat eventuele onderzoekswensen van de verdediging illusoir waren geworden door het tijdsverloop. Dat alles speelt hier niet. De rechtbank zal dus volstaan met een compensatie door strafvermindering, voor de feiten die hierna bewezen kunnen worden.
De ontvankelijkheid ten aanzien van het ten laste gelegde onder feit 2A
De officier van justitie heeft onder feit 2 twee verwijten ten laste gelegd. Onder feit 2A bevat de tenlastelegging het verwijt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tegen betaling verstrekken van vertrouwelijke informatie aan drie personen die geen recht hadden op die informatie. Dat verwijt ziet op het overtreden van artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht, ambtelijke omkoping. Daarnaast is onder feit 2B ten laste gelegd dat de verdachte opzettelijk zijn ambtsgeheim heeft geschonden door die vertrouwelijke informatie te verstrekken aan die drie personen. Dit is strafbaar gesteld in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht.
In een eerder stadium in deze zaak, toen beslist moest worden op onderzoekswensen van de raadsman, heeft de officier van justitie echter aan de verdachte, diens raadsman en de rechtbank laten weten dat op de definitieve tenlastelegging alleen het verwijt van het schenden van het ambtsgeheim zou komen te staan (artikel 272 Sr). Dat mag uitgelegd worden als een toezegging tot niet-vervolgen voor ambtelijke omkoping (artikel 363 Sr). Ondanks deze toezegging is het verwijt van omkoping onder feit 2A toch in de uiteindelijke dagvaarding opgenomen. De raadsman heeft terecht gewezen op deze omissie van de kant van het Openbaar Ministerie. In reactie hierop heeft de officier van justitie ter zitting opgemerkt het zuiver te vinden als de rechtbank hem niet-ontvankelijk verklaart in de vervolging voor feit 2A. Dit zal de rechtbank doen.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten bewezen. De verdachte, een politieambtenaar, is tegen de lamp gelopen tijdens het opsporingsonderzoek naar de moord op [slachtoffer] . De verdachte heeft volgens de officier van justitie in juli 2016 vertrouwelijke informatie uit de politiesystemen geprint en verkocht aan een persoon genaamd [getuige] . Die heeft deze afdrukken weer geleverd aan een politie-infiltrant die was ingezet in voornoemd moordonderzoek. Dit handelen van de verdachte levert ambtelijke omkoping op (feit 1A).
In het onderzoek bleek verder dat de verdachte vaker zijn ambtsgeheim heeft geschonden, door aan twee vrouwen vertrouwelijke informatie te geven, zonder dat daar enige rechtsgrond voor bestond (feit 2B). Niet vastgesteld kan worden dat de verdachte nog aan een derde in de tenlastelegging genoemde vrouw vertrouwelijke informatie heeft gegeven. Dat moet dan leiden tot een partiele vrijspraak voor zover het die derde vrouw betreft.
Tot slot trof de politie bij de doorzoeking van een woning van de verdachte een veerdrukpistool aan dat sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, wat een misdrijf oplevert volgens de Wet wapens en munitie (feit 3).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1 en gedeeltelijk van feit 2. Het dossier bevat wettig bewijs tegen de verdachte ter zake van feit 1, maar de verdachte blijft volhouden dat hij geen informatie verkocht heeft aan [getuige] en dat die informatie dus door iemand anders in de politieorganisatie moet zijn opgevraagd en verstrekt. Het dossier bevat daar ook aanknopingspunten voor. Dat maakt dat het bewijs niet overtuigt en de verdachte dus het voordeel van de twijfel moet krijgen en moet worden vrijgesproken.
De verdachte heeft toegegeven dat hij vertrouwelijke informatie heeft gegeven aan twee vrouwen. In één geval had dat niet gemogen, maar in het andere geval betrof het een vrouw met wie de verdachte niet alleen privé, maar ook uit hoofde van hun beider beroep contact had en met wie hij dus informatie mocht delen. De verdachte werd zelfs geprezen door zijn werkgever voor de wijze waarop hij informatie deelde met ketenpartners. Ook ging het deels om informatie die niet als geheim kan worden aangemerkt, namelijk GBA-gegevens van die vrouw zelf.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de feiten. Hierna zal zij uiteenzetten wat zij heeft kunnen vaststellen op basis van de bewijsmiddelen en waar nodig nog ingaan op het verweer van de raadsman. In een bijlage bij het vonnis zal de rechtbank de bewijsmiddelen uitgebreid weergegeven.
Aan feit 3, het feit met betrekking tot de Wet wapens en munitie, zal de rechtbank geen bijzondere overwegingen wijden, nu de raadsman zich aan haar oordeel heeft gerefereerd en de verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er een nepwapen lag in de desbetreffende woning, die zijn eigendom was, waar hij regelmatig kwam en waar een vriendin van hem woonde die ook van het bestaan van dit wapen op de hoogte was. Daarmee kan dit feit zonder meer bewezen worden verklaard.
De feiten 1 en 2
De verdachte was werkzaam als politieambtenaar sinds 1999 bij de Politie Regio Zuid, later Politie Eenheid Limburg. Politieambtenaren leggen een eed of belofte af om vertrouwelijke informatie geheim te houden, zo ook de verdachte in 1999. Die geheimhoudingsplicht is ook specifiek vastgelegd in de Wet politiegegevens.
Ten behoeve van de politietaken en op basis van de wet zijn er uitzonderingen op die plicht en kan informatie worden gedeeld. De politie kan anders haar werk ook niet doen. Wel moet door de politieagent die informatie wil delen altijd goed in de gaten worden gehouden welke bevoegdheid en/of plicht daaraan ten grondslag ligt, welk doel het bekendmaken van die informatie dient en altijd moet afgewogen worden of het verstrekken of gebruiken van vertrouwelijke informatie proportioneel is onder de omstandigheden. Telkens moet dus een afweging worden gemaakt welke informatie wordt prijsgegeven en waarvoor. Het spreekt voor zich dat een politieambtenaar nooit geld mag vragen voor het geven van informatie.
Op basis van het bewijs in het dossier kan de rechtbank vaststellen dat de verdachte meermalen vertrouwelijke informatie heeft opgezocht, die was opgeslagen in diverse politiesystemen, waarvoor de verdachte autorisaties had. Daarna heeft hij die informatie aan derden verstrekt. De verdachte heeft verklaard dat hij informatie uit die systemen heeft verstrekt aan twee vrouwen, genaamd [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . De rechtbank komt hier nog op terug. De verdachte heeft echter met klem ontkend dat hij (tegen betaling) informatie in de systemen heeft opgevraagd en aan een persoon genaamd [getuige] heeft verstrekt. Toch bestaat daarvoor veel wettig bewijs.
De rechtbank kan namelijk vaststellen uit dat bewijs dat met het persoonlijke personeelsnummer en het persoonlijke wachtwoord van de verdachte op [datum 1] informatie is opgevraagd via een computer op het politiebureau in [plaats 1] . Die informatie had betrekking op een persoon genaamd [fictieve persoon] . Dat was een fictieve persoon die voor opsporingsdoeleinden in het systeem was ingebracht. Degene die met het personeelsnummer en wachtwoord van de verdachte inlogde in het systeem, heeft informatie over [fictieve persoon] geprint, zoals diens “burgerservicenummer”, “RDW-gegevens” en een fictief mutatierapport van de politie over een politiecontrole die zou hebben plaatsgevonden van [fictieve persoon] . De politie heeft ook nauwkeurig kunnen vaststellen hoe laat de informatie uit de systemen is gehaald: tussen 12:15 uur en 12.22 uur. Dit is de enige bevraging die in het systeem op [fictieve persoon] is gedaan.
De vier afdrukken met die informatie zijn vervolgens diezelfde dag nog, om 15:15 uur, uit handen van een man genaamd [getuige] verkregen door een opsporingsambtenaar die onder dekmantel werkzaam was in een lopend moordonderzoek (hierna aangeduid met: WOD-er). Deze WOD-er, die zich [naam 1] noemde, betaalde [getuige] voor de informatie, die besteld was bij [getuige] door een tweede WOD-er, die zich voordeed als voornoemde [fictieve persoon] en al een bedrag van € 500,- had aanbetaald. [getuige] hield zich op in het circuit van de vermoedelijke daders van de moord (in het onderzoek waarnaar de WOD-ers waren ingezet) en heeft op enig moment voorgesteld om gebruik te maken van zijn contact bij de politie om de door [fictieve persoon] gevraagde politie-informatie over zichzelf te verkrijgen. Dit alles blijkt uit het relaas van de WOD-ers en uit opgenomen communicatie. Voor de informatie moest € 1.500,- worden betaald: dat was het tarief. Helder is dat noch [getuige] , noch WOD-er [naam 1] gerechtigd was die informatie in ontvangst te nemen.
De afdrukken waren duidelijk afkomstig uit de politiesystemen, maar – met uitzondering van het mutatierapport – niet voorzien van de gebruikelijke bovenkant, waarop te zien is wie die informatie uit de systemen heeft opgevraagd en wanneer. Die bovenkanten, drie strookjes, waren van die documenten afgeknipt of gesneden en in een papiercontainer achtergebleven op het politiebureau in [plaats 1] . Het NFI heeft onderzocht of die strookjes afkomstig kunnen zijn geweest van de door [getuige] geleverde afdrukken. Uit het onderzoek kan door de rechtbank worden geconcludeerd dat deze strookjes volledig pasten bij de aan WOD-er [naam 1] geleverde afdrukken.
Verder zijn er dactyloscopische sporen aangetroffen, niet alleen op de afdrukken (vingerafdrukken en een handpalmafdruk), maar ook op één van de achtergelaten strookjes (één vingerafdruk). Die dactyloscopische sporen zijn vergeleken met de vinger- en handpalmafdrukken van de verdachte. De rapporten van het NFI zijn duidelijk: er is een overtuigende match tussen de vingerafdrukken en de handpalmafdruk op de papieren, de vingerafdruk op het strookje en de verdachte. De kans om de gevonden mate van overeenkomst tussen de sporen en het referentiemateriaal van de verdachte aan te treffen bij een willekeurige andere persoon wordt extreem klein geacht door het NFI.
Alles duidt er dus op dat de verdachte:
  • degene is geweest die de vertrouwelijke informatie over de fictieve [fictieve persoon] heeft opgevraagd in het systeem;
  • die informatie heeft afgedrukt op het politiebureau in [plaats 1] ;
  • de afdrukken heeft ontdaan van gegevens die hem zouden kunnen identificeren;
  • de afdrukken heeft geleverd aan [getuige] ;
  • en daarvoor € 1.500,- heeft ontvangen.
De verdachte heeft erkend dat hij [getuige] op [datum 1] tweemaal heeft ontmoet bij een terras aan de [adres 2] . Dit was zowel kort voordat de informatie uit de systemen werd gehaald als ook kort daarna. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij bij de tweede ontmoeting op [datum 1] afdrukken in handen heeft gehad en dat hij op [datum 2] geld van [getuige] heeft gekregen.
Is er reden te twijfelen aan al dit bewijs?
De verdachte blijft volhouden dat er geen verband is tussen het geld dat hij kreeg van [getuige] en het leveren van informatie en dat hij niet degene is geweest die de [fictieve persoon] -informatie aan [getuige] op bestelling heeft geleverd. Er moet iemand anders zijn geweest, die zijn account heeft misbruikt op het politiebureau in [plaats 1] , aldus de verdachte.
Deze stelling wordt echter op geen enkele manier aannemelijk. De verdachte heeft bij zijn verhoor veel proberen te verklaren, maar op het aantreffen van zijn vingerafdruk op de achtergebleven strook heeft hij niet nader gereageerd. De rechtbank ziet ook niet hoe daar nog een verifieerbaar, aannemelijk alternatief scenario voor zou kunnen worden geschetst. Hoe iemand anders een vingerafdruk van de verdachte kan aanbrengen op een strookje dat in een afgesloten papiercontainer wordt achtergelaten op het politiebureau, dan wel hoe die ander op geraffineerde wijze papier met daarop van de verdachte verkregen vingerafdruk op voorhand meeneemt naar dat bureau, is wellicht iets voor een filmscenario, maar niet voor de alledaagse werkelijkheid. De ontkenning van de verdachte dat hij degene was die [getuige] van info voorzag, strandt alleen al op dit ene gegeven.
Daaraan kan niet afdoen dat WOD-er [fictieve persoon] op [datum 1] al om 10:10 uur te horen krijgt dat hij de producten kan ophalen, waar de raadsman nog op gewezen heeft. Er is immers maar één keer een bevraging gedaan in de politiesystemen op [fictieve persoon] . Dat was tussen 12:15 uur en 12.22 uur. Die mededeling duidt er eerder op hoe zeker [getuige] van zijn contact bij de politie moet zijn geweest. [getuige] zegt letterlijk op [datum 4] : “Zie ik die man woensdag. Hij doet dat meteen. Klats.”
Het NFI heeft nog onderzocht hoe de aangetroffen dactyloscopische sporen passen bij de verklaring van de verdachte, die erop neerkomt dat hij de [fictieve persoon] -afdrukken van [getuige] heeft aangepakt en slechts korte tijd heeft vastgehouden. De rechtbank maakt uit de scenariovergelijking van het NFI op dat het sporenbeeld beter past bij het uitvoeren van handelingen met het papier, bijvoorbeeld het afsnijden van de strook of bij het in een papierlade leggen van een printer, dan bij het aanpakken van het papier bij het in ontvangst nemen hiervan. Ook daardoor is de verklaring van de verdachte er niet aannemelijker op geworden.
De rechtbank twijfelt er ook niet aan dat het overhandigen van geld door [getuige] op [datum 2] de betaling is geweest voor de dienst die de verdachte leverde. De verdachte heeft gesteld dat dit een terugbetaling was voor een (oude) lening aan [getuige] . Van het bestaan van een geldleenovereenkomst is echter niet gebleken. Ook begrijpt de rechtbank niet waarom [getuige] verzonnen zou hebben dat voor de prestatie van de verdachte betaald moest worden. Evenmin ligt het voor de hand dat de verdachte zonder tegenprestatie zijn baan op het spel zette. Uit onderzoek naar de financiën van de verdachte komt bovendien naar voren dat het niet aannemelijk is dat de verdachte over voldoende contant geld beschikte om zomaar een bedrag van meer dan € 2.000,- aan [getuige] uit te lenen, zoals hij verklaard heeft. Uit een overzicht van contante opnamen en stortingen van zijn bankrekening blijkt dat dat niet mogelijk is geweest.
Kortom: er is geen ontlastend bewijs te vinden in het dossier, geen enkele reden voor twijfel. De rechtbank acht feit 1 dan ook niet alleen wettig, maar ook overtuigend bewezen, zowel het ten laste gelegde onder 1A, als onder 1B. Niet alleen heeft de verdachte voor geld vertrouwelijke informatie geleverd aan [getuige] en via hem aan WOD-er [naam 1] , die daar beiden geen recht op hadden, ook heeft de verdachte op die manier zijn ambtsgeheim geschonden.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2]
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte gedurende langere tijd vertrouwelijke informatie gaf aan een burger, [betrokkene 1] . Zij heeft aan de politie afdrukken overhandigd van een uitgebreide bevraging van een buurtbewoner van haar, genaamd De [naam 3] . Op die uitdraai stonden veel zeer privacygevoelige gegevens, zoals strafbare feiten die op het conto van deze man stonden. Ook stond erbij met welke anderen personen hij in verband werd gebracht, met naam, toenaam en foto’s erbij. [betrokkene 1] kon op geen enkele manier aanspraak maken op al die informatie.
De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte meermalen vertrouwelijke informatie deelde met [betrokkene 2] en dat ook zij daar geen recht op had. Met haar had de verdachte ten tijde van zijn aanhouding en het delen van die informatie een relatie. Zij werkte bij [instelling] , een instelling voor de opvang van kwetsbare mensen. Er was daarom ook een beroepsmatige connectie tussen beiden, maar die maakt het handelen van de verdachte niet zonder meer gerechtvaardigd.
Niet op haar werk, maar in de woning van [betrokkene 2] werden afdrukken van een uitgebreide bevraging in beslag genomen ter zake van een cliënte van [instelling] , genaamd [cliënt 1] . Daarbij zat ook een zogenoemd mutatierapport uit 2011 over die mevrouw. In deze stukken stonden wederom uiterst privacygevoelige zaken, zoals de strafbare feiten waarmee deze vrouw in verband werd gebracht en informatie van haar gezinsvoogd en ook hier werden namen en gegevens van andere personen vermeld.
[betrokkene 2] heeft verklaard dat zij vergelijkbare stukken had gekregen van de verdachte met betrekking tot een andere cliënte van [instelling] , genaamd [cliënt 2] (een mutatierapport). Verder trof de politie bij de stukken twee uitdraaien met gegevens over [betrokkene 2] zelf uit de gemeentelijke basisadministratie.
De vraag is opgeworpen of de verdachte wel strafbaar gehandeld heeft met het geven van informatie aan [betrokkene 2] , nu zij ook een werkrelatie hadden en [instelling] mensen opvangt op basis van allerlei titels, ook in het kader van forensische zorg. [instelling] werkt daarbij nauw samen met diverse partijen die bij de cliënten betrokken zijn, zoals de reclassering en de politie. [betrokkene 2] verklaarde dat zij bij [instelling] contactpersoon van de politie was. De verdachte heeft verklaard dat hij [betrokkene 2] daarom als ketenpartner zag en dat hij geen probleem zag in het verstrekken van vertrouwelijke gegevens ten behoeve van het werk van [betrokkene 2] met deze cliënten.
De rechtbank gaat daar niet in mee. Zij verwijst naar haar eerdere opmerking dat het geven van informatie niet alleen een wettige basis moet hebben, maar ook altijd afgewogen moet plaatsvinden, met een duidelijk doel en in verhouding met dat doel. Door lukraak bevragingen te doen, de resultaten af te drukken en in hun geheel mee te nemen naar de woning van [betrokkene 2] , overschreed de verdachte alle redelijke grenzen. De verdachte deed niet eens de moeite om alleen die gegevens te filteren die wellicht echt nodig zouden kunnen zijn geweest voor het werk van [betrokkene 2] , maar gaf haar gewoon alles wat hij had kunnen vinden. Dat is disproportioneel geweest en dus strafbaar.
Dat geldt ook voor het verstrekken van GBA-uitdraaien over [betrokkene 2] zelf. De verdachte had geen legitieme reden om deze gegevens uit de politiesystemen te halen. Die systemen zijn niet bedoeld voor raadplegingen voor privédoeleinden. Dat deze informatie door [betrokkene 2] ook op een andere manier kon worden verkregen, doet hier ook niet aan af.
In art. 272 Sr staat immers, gelet op de in die bepaling gekozen bewoordingen, het schenden van de verplichting een geheim te bewaren voorop. De wet spreekt niet (meer) van het bekendmaken (of openbaren) van een geheim. Nu bekendmaking van het geheim niet is vereist, betekent dit dat niet bepalend is of de personen aan wie de informatie is gegeven reeds van de informatie op de hoogte was. Net zo min is van belang of het voor die personen al dan niet eenvoudig was de informatie op andere wijze te achterhalen.
De rechtbank acht feit 2 onder B dan ook wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van hetgeen ten laste is gelegd ter zake van de persoon genaamd [naam 2] . Niet vastgesteld kan worden welke concrete informatie uit de politiesystemen de verdachte met haar gedeeld zou hebben. Dat leidt tot een partiele vrijspraak bij dit feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
A.
in de periode van [datum 4] tot en met [datum 2] in het arrondissement Limburg als ambtenaar van politie (Eenheid Limburg) een gift, te weten geld, heeft aangenomen, wetende dat deze hem, verdachte, werd aangeboden naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in zijn huidige bediening is gedaan, te weten het bevragen van het geautomatiseerde politiesysteem, met betrekking tot een persoon en verstrekken van aldus verkregen gegevens/informatie aan een ander, te weten de navolgende (fictieve) gegevens aangaande een politieambtenaar werkend onder dekmantel:
- een formulier met daarop de gegevens van een bevraging middels gebruikmaking van het informatie bevragingsysteem "NL-bluespot" in gebruik bij de Nationale Politie met daarop onder andere:
- de persoonsgegevens van W.D. [fictieve persoon] geboren op [geboortedatum 9] te [geboortegegevens] ( [land 1] )
- het Gemeentelijk Basis Administratienummer van W.D. [fictieve persoon]
- het Burgerservicenummer van W.D. [fictieve persoon]
- registratieoverzicht W.D. [fictieve persoon]
- adressenoverzicht W.D. [fictieve persoon] , en
- een formulier met de bevragingsgegevens met betrekking tot de (fictieve) rijbewijsgegevens en (fictieve) RDW-gegevens van W.D. [fictieve persoon] , en
- een formulier met betrekking tot een mutatie met nummer: [nummer 1] , zijnde een opgestelde mutatie over een (fictieve) controle van M.D. [fictieve persoon] d.d. dinsdag 14 juni 2016,
terwijl degene aan wie de informatie werd verstrekt en laatstgenoemde politieambtenaar in de hoedanigheid waarin hij zich aan verdachte presenteerde, niet tot kennisneming van die informatie gerechtigd/bevoegd waren;
en
B.
in de periode van [datum 4] tot en met [datum 2] in het arrondissement Limburg geheimen waarvan hij, verdachte, wist dat hij, verdachte, uit hoofde van ambt, te weten het zijn van politieambtenaar, verplicht was ze te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij, verdachte, informatie, verkregen uit en door het bevragen van het geautomatiseerde politiesysteem, vervolgens verstrekt aan en gedeeld met een ander terwijl die ander niet tot kennisneming van die informatie gerechtigd/bevoegd was, te weten (fictieve) gegevens van (een) bevraging(en) door middel van gebruikmaking van het informatie bevragingsysteem “NL-bluespot” in gebruik bij de Nationale Politie inhoudende
onder andere:
- de (fictieve) persoonsgegevens van W.D. [fictieve persoon] geboren op [geboortedatum 9] te [geboortegegevens] ( [land 1] )
- het Gemeentelijk Basis Administratienummer van W.D. [fictieve persoon]
- het Burgerservicenummer van W.D. [fictieve persoon]
- registratieoverzicht W.D. [fictieve persoon]
- adressenoverzicht W.D. [fictieve persoon] en
- de bevragingsgegevens met betrekking tot de (fictieve) rijbewijsgegevens en RDW-gegevens van W.D. [fictieve persoon] en
- de gegevens met betrekking tot een mutatie met nummer: [nummer 1] , zijnde een opgestelde mutatie over een (fictieve) controle van M.D. [fictieve persoon] d.d. dinsdag 14 juni 2016;
2B
in de periode van 18 september 2015 tot en met [datum 5] in het arrondissement Limburg meermalen geheimen waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij, verdachte, uit hoofde van ambt, te weten het zijn van politieambtenaar, verplicht was ze te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij, verdachte, (onder meer) informatie of wetenschap verkregen uit en door het bevragen van het geautomatiseerde politiesysteem vervolgens verstrekt aan en gedeeld met een ander terwijl die ander niet tot kennisneming van die informatie gerechtigd/bevoegd was, te weten:
- verstrekking van inlichtingen vanuit de politiesystemen aan [betrokkene 2] aangaande personen die aangeduid zijn als [cliënt 1] en [cliënt 2] en aangaande GBA-gegevens betreffende die [betrokkene 2] en
- verstrekking van inlichtingen vanuit de politiesystemen aan [betrokkene 1] (onder meer) aangaande personen die zijn aangeduid als De [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 10] ;
3.
op [datum 5] in de gemeente Beek (L), tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een veerdrukpistool (met inscriptie P228 en D05257), dat qua vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen zijn opgenomen in een bijlage bij dit vonnis (bijlage II).

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
A: als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt naar aanleiding van hetgeen door hem in zijn bediening is gedaan
en
B: enig geheim, waarvan hij weet dat hij uit hoofde van ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden
Feit 2B
enig geheim, waarvan hij weet dat hij uit hoofde van ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd
Feit 3
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf en/of de maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. Daarnaast moet aan de verdachte een geldboete van € 1.500,- worden opgelegd. De officier van justitie vindt het onbegrijpelijk dat een politieambtenaar zijn eigen organisatie heeft ondermijnd. Het mag zo zijn dat de gevolgen van de strafzaak grote impact op de verdachte hebben, maar er is evenzeer een grote impact geweest op de politieorganisatie door de ontdekking dat een collega vertrouwelijke informatie lekte en zich daar dik voor liet betalen.
De officier van justitie houdt in matigende zin rekening met het blanco strafblad van de verdachte en past een korting toe vanwege de schending van de redelijke termijn.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank, wanneer zij het bewijsverweer niet zou honoreren, verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. In elk geval moet aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd die de duur van het reeds ondergane voorarrest overschrijdt. Daarnaast kan eventueel een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Een geldboete acht de raadsman niet gepast.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van feiten die bewezen zijn verklaard en de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan. Ook is gelet op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft als politieambtenaar het vertrouwen geschaad dat de samenleving moet kunnen hebben in de integriteit van de overheid. De samenleving heeft een groot belang bij een goed functionerende rechtstaat. Van ambtenaren die onder meer tot taak hebben strafbare feiten op te sporen en criminaliteit tegen te gaan, wordt verwacht dat zij dat functioneren van de overheid niet aantasten. Dat wordt benadrukt door het afleggen van een eed of belofte. Die eed heeft ook betrekking op het verbod om geld aan te nemen, anders dan het salaris.
De verdachte heeft zijn eed geschonden. Het handelen van de verdachte speelde criminelen in de kaart. De verdachte ging om met iemand van wie hij wist dat die criminele antecedenten had: [getuige] . De verdachte heeft immers ook deze man opgezocht in de politiesystemen en heeft daar moeten zien dat [getuige] als vuurwapengevaarlijk geregistreerd stond en Opiumwetantecedenten had.
Aanvankelijk heeft de verdachte in de verhoren volgehouden dat zijn ontmoetingen met [getuige] van onschuldige aard waren: ze spraken over vrouwen en relaties, meer niet. Later, geconfronteerd met de opstapeling van bewijs, heeft de verdachte toegeven dat zijn omgang met [getuige] ongepast was. De verdachte heeft niet toegegeven hoe ongepast die relatie was: de verdachte was te koop.
Uit de opmerkingen van [getuige] in de opgenomen gesprekken blijkt van een bestendige relatie tussen beiden, waarbij [getuige] kennelijk geregeld in ruil voor geld via de verdachte toegang had tot vertrouwelijke politie-informatie. [getuige] heeft het in die gesprekken over een vast tarief van € 1.500,- en kan erop vertrouwen dat de verdachte meteen voor hem aan de slag gaat. De verdachte gaf in de eerste verhoren er blijk van hoe erg dat is: hij ging toch geen collega’s in gevaar brengen? En dat is nu precies wat het bewezen verklaarde omvat: de verdachte ondermijnde het werk van zijn collega’s, voor geld.
Daarnaast zag de verdachte er geen probleem in om vrouwen op wie hij indruk wilde maken gevraagd of ongevraagd te voorzien van privacygevoelige informatie over anderen. De verdachte was daar scheutig mee. Uit het dossier blijkt dat hij [betrokkene 1] niet alleen afdrukken gaf van een complete bevraging in het systeem zoals ten laste gelegd, maar hij stuurde haar ook meermalen vertrouwelijke foto’s en meer informatie over anderen, kennelijk om zichzelf belangrijk te maken. [betrokkene 2] kreeg een mutatierapport met informatie over [cliënt 1] uit 2011, zonder enige relevantie voor het werk met deze cliënte in 2016.
Daarmee heeft de verdachte zich dus niet alleen aan omkoping schuldig gemaakt, maar ook aan het schenden van zijn ambtsgeheim.
De ernst van de feiten maakt dat de rechtbank niet kan volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een vrijheidsbeneming. Met name het faciliteren van een crimineel kan niet anders worden bestraft, maar ook het lichtvaardig omgaan met gevoelige informatie over burgers om indruk te maken is ernstig. De rechtbank beschouwt in beginsel een gevangenisstraf van 12 maanden als een noodzakelijke reactie op de feiten. Zij ziet geen aanleiding een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Daarvoor vindt zij de feiten te ernstig. De rechtbank zal de straf wel dienen te matigen, omdat de redelijke termijn is geschonden waarbinnen een strafzaak in beginsel moet worden afgerond met een einduitspraak. De verdachte is op [datum 5] in verzekering gesteld en deze uitspraak volgt ruim 38 maanden later. Daarom past de rechtbank een korting toe op de straf van 2 maanden. Zij zal aan de verdachte een gevangenisstraf van 10 maanden opleggen.
De verdachte heeft ook een nepwapen voorhanden gehad. Een dergelijk feit wordt doorgaans bestraft met een geldboete. In het licht van de 10 maanden gevangenisstraf, ziet de rechtbank in het opleggen van een extra straf hiervoor echter geen meerwaarde.
Tot slot ziet de rechtbank geen aanleiding voor het voor de gepleegde omkoping opleggen van een geldboete zoals gevorderd. Voor de verdachte heeft de zaak veel gevolgen gehad, waaronder financiële, omdat hij zijn baan is kwijtgeraakt. Een extra vergelding in de vorm van een boete voegt wat de rechtbank betreft niets toe om het strafwaardige van zijn handelen te benadrukken.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 272 en 363 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk ten aanzien van het ten laste gelegde onder feit 2A en verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk in de vervolging van de verdachte;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. I.P. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 oktober 2021.
Buiten staat
Mr. I.P. de Groot is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
A.
hij in de periode van [datum 4] tot en met [datum 5] , althans op of omstreeks [datum 1] in het arrondissement Limburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als ambtenaar van politie (eenheid Limburg) een gift, te weten geld heeft aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte, werd aangeboden
-- teneinde hem, verdachte, te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of
-- ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten, te weten het bevragen van het geautomatiseerde politiesysteem, met betrekking tot een persoon en verstrekken van aldus verkregen gegevens/informatie aan een ander, te weten de navolgende (fictieve) gegevens aangaande een politie-ambtenaar werkend onder dekmantel:
- een formulier met daarop de gegevens van een bevraging middels gebruikmaking van het informatie bevragingsysteem "NL-bluespot" in gebruik bij de Nationale Politie met daarop onder andere:
- de persoonsgegevens van W.D. [fictieve persoon] geboren op [geboortedatum 9] te [geboortegegevens] ( [land 1] ) :
- het Gemeentelijk Basis Administratienummer van W.D. [fictieve persoon]
- het Burgerservicenummer van W.D. [fictieve persoon]
- registratieoverzicht W.D. [fictieve persoon]
- adressenoverzicht W.D. [fictieve persoon] , en/of
- een formulier met de bevragingsgegevens met betrekking tot de (fictieve) rijbewijsgegevens en (fictieve) RDW-gegevens van W.D. [fictieve persoon] , en/of
- een formulier met betrekking tot een mutatie met nummer: [nummer 1] , zijnde een opgestelde mutatie over een (fictieve) controle van M.D. [fictieve persoon] d.d. dinsdag 14 juni 2016,
terwijl degene aan wie de informatie werd verstrekt en laatstgenoemde politie-ambtenaar in de hoedanigheid waarin hij zich aan verdachte presenteerde, niet tot kennisneming van die informatie gerechtigd/bevoegd was/waren;
en/of
B.
hij in de periode van [datum 4] tot en met [datum 5] , althans op of omstreeks [datum 1] in het arrondissement Limburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, geheimen waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij, verdachte, uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep, te weten het zijn van politieambtenaar, verplicht was ze te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij, verdachte,
(onder meer) informatie of wetenschap verkregen uit en door het bevragen van het geautomatiseerde politiesysteem vervolgens verstrekt aan en gedeeld met een ander terwijl die ander niet tot kennisneming van die informatie gerechtigd/bevoegd was, te weten (onder meer) (fictieve) gegevens van (een) bevraging(en) door middel van gebruikmaking van het informatie bevragingsysteem "NL-bluespot" in gebruik bij de Nationale Politie inhoudende
onder andere:
- de (fictieve) persoonsgegevens van W.D. [fictieve persoon] geboren op [geboortedatum 9] te [geboortegegevens] ( [land 1] ) :
- het Gemeentelijk Basis Administratienummer van W.D. [fictieve persoon]
- het Burgerservicenummer van W.D. [fictieve persoon]
- registratieoverzicht W.D. [fictieve persoon]
- adressenoverzicht W.D. [fictieve persoon] en/of
- de bevragingsgegevens met betrekking tot de (fictieve) rijbewijsgegevens en RDW-gegevens van W.D. [fictieve persoon] en/of
- de gegevens met betrekking tot een mutatie met nummer: [nummer 1] , zijnde een opgestelde mutatie over een (fictieve) controle van M.D. [fictieve persoon] d.d. dinsdag 14 juni 2016;
art 272 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 363 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht
2.
A.
hij in de periode van [datum 6] tot en met [datum 5] , in het arrondissement Limburg, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) als ambtenaar van politie (eenheid Limburg) (telkens) een gift, te weten geld heeft aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte, werd aangeboden
-- teneinde hem, verdachte, te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten
en/of
-- ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten, te weten het bevragen van het geautomatiseerde politiesysteem en het (vervolgens) verstrekken van aldus verkregen gegevens/informatie afkomstig uit dat geautomatiseerde politiesysteem aan een ander, te weten:
- verstrekking van inlichtingen vanuit de politiesystemen aan [naam 2] aangaande diverse onderwerpen en/of
- verstrekking van inlichtingen vanuit de politiesystemen aan [betrokkene 2] (onder meer) aangaande personen die aangeduid zijn als [cliënt 1] en/of [cliënt 2] en/of aangaande GBA-gegevens betreffende die [betrokkene 2] en/of
- verstrekking van inlichtingen vanuit de politiesystemen aan [betrokkene 1] (onder meer) aangaande personen die zijn aangeduid als De [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10] ,
terwijl (telkens) degene aan wie de informatie werd verstrekt niet tot kennisneming van die informatie gerechtigd/bevoegd was/waren;
en/of
B.
hij in de periode van [datum 6] tot en met [datum 5] , in het arrondissement Limburg, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) geheimen waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij, verdachte, uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep, te weten het zijn van politieambtenaar, verplicht was ze te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij, verdachte, (onder meer) informatie of wetenschap verkregen uit en door het bevragen van het geautomatiseerde politiesysteem vervolgens verstrekt aan en gedeeld met een ander terwijl die ander niet tot kennisneming van die informatie gerechtigd/bevoegd was, te weten:
- verstrekking van inlichtingen vanuit de politiesystemen aan [naam 2] aangaande diverse onderwerpen en/of
- verstrekking van inlichtingen vanuit de politiesystemen aan [betrokkene 2] (onder meer) aangaande personen die aangeduid zijn als [cliënt 1] en/of [cliënt 2] en/of aangaande GBA-gegevens betreffende die [betrokkene 2] en/of
- verstrekking van inlichtingen vanuit de politiesystemen aan [betrokkene 1] (onder meer) aangaande personen die zijn aangeduid als De [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10] ;
art 272 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 363 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks [datum 5] in de gemeente Beek(L), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een veerdrukpistool (met inscriptie P228 en/of D05257), dat qua vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebezigde termen en uitdrukkingen worden geacht te zijn gebezigd in de betekenis daaraan toegekend in de Wet wapens en munitie en/of in de Regeling wapens en munitie.
BIJLAGE II: De bewijsmiddelen
Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt – tenzij anders vermeld – gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Rijksrecherche Regio Zuid, proces-verbaalnummer 20160070 Latina, gesloten d.d. 14 november 2019. Dit dossier bestaat uit een algemeen deel, uit zaaksdossiers en persoonsdossiers, die ieder een eigen doornummering hebben. Verwezen wordt naar telkens specifieke pagina’s uit het desbetreffende zaaksdossier, afgekort met ZD, of persoonsdossier, afgekort met PD, gevolgd door het nummer van het zaaks- of persoonsdossier en een paginanummer (ZD.01.1/PD.01.1). Daarbij wordt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
PD.
1.
30Het geschrift met opschrift Akte van aanstelling, inhoudende:
De korpsbeheerder van Politie Regio Limburg Zuid besluit [verdachte ] , [verdachte ] , geboren op [geboortedatum 1] 1966 met ingang van [datum 7] aan te stellen in de functie van surveillant van politie.
PD.
1.
32Het proces-verbaal van beëdiging, inhoudende:
Op de veertiende december negentienhonderdachtennegentig verscheen voor mij, [korpschef] korpschef van de Politie Regio Limburg Zuid,
[verdachte ] , [verdachte ] , geboren op [geboortedatum 1] 1966, die in mijn handen de navolgende eden, voorgeschreven in artikel 9, lid 1 van het Besluit Algemene Rechtspositie Politie, aflegde:
Eed van zuivering
Ik zweer, dat ik, om iets hoegenaamd in mijn betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd, middellijk of onmiddellijk enige beloften of geschenken zal aannemen.
Ambtseed
Ik zweer dat ik de zaken, waarvan ik door mijn ambt kennis draag en die mij als geheim zijn toevertrouwd, of waarvan ik het vertrouwelijk karakter moet begrijpen niet zal openbaren aan anderen dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben.
AD.
1.
28: Het proces-verbaal bevindingen m.b.t. autorisaties, inhoudende
In het kader van het onderzoek [naam onderzoek 1] werd aan de afdeling Forensisch Digitale Onderzoek (FDO) verzocht om te inventariseren welke autorisaties aan de verdachte [verdachte ] , [verdachte ] , geboren op [geboortedatum 1] 1966 binnen de kantoorautomatiseringsomgeving van de politie eenheid Limburg waren toegekend.
Op 3 augustus 2016 ontving ik van de afdeling FDO een uitdraai van de autorisaties voor politiesystemen, welke door de verdachte kon worden gebruikt. Deze autorisaties worden verwoord in de file:
[ file-nummer] GroupMemberShip.txt (Dit betreffen de gegevens betreffende de verdachte [verdachte ] ).
AD.
1.
31/32Het geschrift met opschrift [ file-nummer] GroupMemberShip.txt, inhoudende: The User [ file-nummer] Is A Member Of The Following Groups:
[ file-nummer]
ZD.
1.
324Het geschrift met opschrift: inloggegevens per werkstation, bijlage bij het proces-verbaal bevindingen m.b.t. werkplekken bureau [plaats 1] , ZD.01.321, inhoudende:
Werkstation [werkstation]
gebruiker: [ file-nummer]
startdatum-tijd [datum 1] 12:15:27 uur
einddatum-tijd [datum 1] 12:22:23 uur
sessieduur/uren 0.115556
ZD.
1.
346Het proces verbaal bevindingen m.b.t. BVI-IB bevraging keno: [documentnaam] , inhoudende:
In het kader van het onderzoek Latina 20160070 van de Rijksrecherche werd door tussenkomst van de afdeling Forensisch Digitale Onderzoek van de landelijke eenheid van de politie, stafbureau VIK, een logging gerealiseerd met de vraag welke medewerkers, werkzaam bij de Nationale Politie, de personen:
[naam 14] [naam 17] [fictieve persoon] , geb. te [geboortegegevens] op [geboortedatum 2] 1974 en het kenteken: [kenteken 1] binnen de kantoorautomatiseringsomgeving hadden bevraagd:
Op woensdag [datum 1] , ontving ik van de afdeling FDO, een logging van de Basis Voorziening Informatie - Integrale Bevraging (BVI-IB) welke staat verwoord in excel bestand:
BVI-IB_Bevragingen_op_ [documentnaam] .xlsx.
Uit onderzoek van deze logging werd bekend dat op woensdag [datum 1] te 12:16:57 - 12:17:28 uur, middels gebruikmaking van de inloggegevens [inloggegevens] op keno: [documentnaam] (eerste vier letters van achternaam ( [fictieve persoon] ) eerste letter voornaam en laatste twee cijfers van geboortejaar) is bevraagd.
Personeelsnummer: [inloggegevens] behoort toe aan de politieambtenaar: [verdachte ] , Basisteam Westelijke Mijnstreek (BT Geleen).
ZD.
1.
362Het proces verbaal bevindingen m.b.t. bevraging [fictieve persoon] geb. te [geboortegegevens] op [geboortedatum 2] 1974, inhoudende:
Op 28 juli 2016, ontving ik van de afdeling FDO een logging van Basisvoorziening Informatie, integraal Bevragen te weten:
Datum/tijd (Gsbr.bg.) Gebruiker Werkstation Bestemd voor Actiesoort Kenosleutel
27-jul-2016 12:17:28 [inloggegevens] 10 145.6.1 [inloggegevens] Selecteren [documentnaam]
27-jul-2016 12:17:08 [ file-nummer] 10.145.6.2 [inloggegevens] Selecteren [documentnaam]
27-jul-2016 12:16:57 [inloggegevens] 10.145.6.2 [inloggegevens] Selecteren [documentnaam]
Telefonisch werd de afdeling FDO verzocht om de logging van de terminals (WRPDC) waarop gebruiker [ file-nummer] heeft gewerkt op 27-juli-2016. Naar aanleiding van vorenstaande verzoek werd onderstaande logging ontvangen.
[ file-nummer] [werkstation] 10.24.245.41 27-juli-2016 12:15:27 27-juli-2016
12:22:23 [plaats 1] , [adres 3]
De terminal [terminal] is aangesloten in werkruimte [werkruimte] voorzien van nummer [nummer 2] van het politiebureau van de politie Eenheid Limburg te [plaats 1] , aan de [adres 4] .
Gebruiker [inloggegevens] is het personeelsnummer van de politie Eenheid Limburg van: [verdachte ] . [verdachte ]
ZD.
1.
109Het proces-verbaal van bevindingen politieel infiltrant [nummer 3] , inhoudende:
Ik, politieel infiltrant [nummer 3] , verklaar het volgende. Ik kreeg op maandag [datum 4] van mijn begeleider de opdracht om [naam 11] en/of [naam 12] te ontmoeten in [plaats 2] en daar in contact te komen met de man die het contact zou onderhouden met de corrupte politiemedewerker.
Op maandag [datum 4] was ik omstreeks 11:45 uur bij de woning van [naam 13] aan de [adres 5] te [plaats 2] .
Ik begroette [naam 13] welke alleen in zijn woning was en ging op de bank zitten. [naam 13] gaf aan dat [bijnaam 1] samen met de, voor mij onbekende, man onderweg was naar onze locatie.
Omstreeks 14:30 uur wordt er op de deur geklopt en komen er 2 mannen binnen. 1 van de mannen ken ik als [bijnaam 1] en de andere man ken ik niet.
De onbekende man begint direct tegen mij te praten over wat hij voor mij kan doen. Hij geeft aan dat hij een contact bij de politie heeft die dingen voor hem kan nagaan in de politiesystemen en ‘politie dingen’ voor hem kan regelen. De man gaf aan dat hij mijn gegevens via dit contact kan natrekken. Als ik zeker wil weten of er geen politie op mijn hielen zit, dan moet ik een politieportofoon aanschaffen. Voor het navragen van gegevens uit het politiesysteem is de prijs normaal 3000 euro, maar dat kan hij voor mij regelen voor 1500 euro. Ik gaf aan dat ik beiden wilde hebben.
De man legde mij vervolgens uit hoe een politieonderzoek werkte. Vervolgens gaf hij aan dat ik mijn volledige naam en geboortenaam en plaats aan hem moest geven. Ik schreef mijn gegevens op een briefje en toen ik mijn naam ' [naam 14] op schreef zei de man: oww we hebben dezelfde naam. [naam 14] gaf aan dat hij het woensdag aan zijn contact bij de politie zou geven en dat hij het in een gesloten enveloppe in de brievenbus van De [bijnaam 2] zou leggen. [naam 13] zou het daar ophalen en ik zou het dan van [naam 13] krijgen. Ik betaalde [naam 14] 500 euro als aanbetaling en de overige 1000 euro bij aflevering van mijn gegevens. We namen om 15:00 uur afscheid van elkaar.
ZD.
1.
113tot en met
119Het geschrift met opschrift Gesprek d.d. [datum 4] Onderzoek LBRAB15010 (OVC-gesprek), inhoudende:
[naam 15] en contactpersoon komen woning [naam 13] binnen.
[naam 13] zegt tegen contact: Jullie hebben dezelfde voornamen.
[naam 14] stelt zich voor. Contact stelt zich ook voor als [naam 14] .
[naam 14] zegt dat het mooi is dat contactpersoon er is. Hij is het al helemaal gewend hier, appertementje lenen. Hij is al maanden hier. Contact vraagt of [naam 14] er noodgedwongen is. [naam 14] zegt hier nu wel, normaal zit hij in [land 1] . [naam 14] zegt dat hij iets gehoord heeft over het contact. Die vraagt of [naam 14] Nederlander is. [naam 14] bevestigt dit en zegt dat hij echt een probleem heeft. De jongens kunnen dat bevestigen. [land 1] heeft hij geen probleem, dat is geen EU, maar zodra hij.....Hij heeft een controle gehad bij Echt. Daar is hij volledig door de mangel gehaald. Als hij bij een douane controle hebben, niks, maar er staat wat. [naam 14] weet niet wat maar. [naam 14] rijdt door [plaats 2] en op een gegeven moment ga je alles zien.
C: ...ntv....ik weet niet wat je doet, met wie je het doet. Dat maakt me ook niet uit
W: Nee nee dat maakt niet uit.
C: Nee dat is heel simpel, er zijn vaste tarieven voor. Er zijn twee mogelijkheden, die ik voor jou kan doen. Ik heb een half woord nodig om te begrijpen voor wat je bedoelt. Als je zegt ik wil helemaal gecheckt worden, dit en dat. Dat kost gewoon 15 meijers (1500 euro). Wil je een politieportofoon, een actieve, als je die wil hebben dat kost 7,5 rug (7500EUR).
W: Oke
C: Ik heb een iemand die is om, dat kost het.
C: Ik kan je nou checken, ben je 1500 kwijt, zeg ik eerlijk. Maar misschien ben je vanavond gesignaleerd.
C: Je hoeft het volledige niet te betalen voor na te checken. Voor een check betaal je gewoon 500 nu.
W: JA
C: En als je de dingen voor jou, dan betaal je rest.
C: Dan moet je even je naam geven, je geboortedatum, dus je volledige voornamen en achternamen met geboortedatum, meer heb ik niet nodig. En als je ook nog wil weten waar je staat ingeschreven, ja...als je dat nog wil weten, maar het hoeft niet
W: Nee dat gaan ze niet vinden nee
C: Doe het gewoon ik blokletters als je wil, dat ik het ook goed lezen. Dan ga ik dat wel anders doen. Want wij gaan naar [naam 16] (fon). Deze week nog. Ik zie die man woensdag om 12 uur. Ik geef hem dat door. Dat wordt op de brievenbussenmanier. Normaal moet ik het in de brievenbus laten gooien met een gesloten enveloppe. Hij wil het zo snel mogelijk doen. Als ik het nou bij in de brievenbus laat gooien, in een gesloten enveloppe. Komt daar iemand bij, in jou post?
C: Gaan we het bij [bijnaam 2] doen. Hij geeft het aan hem door. Kwart over..ntv...zie ik die man woensdag. Hij doet dat meteen. Klats. Hij gooit dat dan in de bus. Dan moet die [bijnaam 2] ook maar het financiële effe afhandelen.
C: En dan betaal je die man vooruit. Je bent ermee gebaat natuurlijk, zo snel mogelijk. W. is dat een O of een D?
W: W...D..
C: An....
W: [fictieve persoon] C: [fictieve persoon] ?
W: [fictieve persoon] C: een D?
W: een D
(Naam [fictieve persoon] wordt gespeld door [naam 14] en Contact)
C: Dit is....dat kan....wat is de volledige naam voor W ... D? Waar staat W. D. voor?
W: [naam 14] [naam 17]
W: Schrijf ik het zo goed? Jij krijgt van mij nu 5 meijer en dan maak ik de afspraak met jou dat je....
C: Nee doet dat met de [bijnaam 2] , met hem...We geven de [bijnaam 2] instructie dat hij hun dat geeft.
[naam 15] : Wij ga naar [land 2] daarom
C: Ik ga naar [land 2] maar woensdag zie ik die man. Om 12 uur. Geef ik hem dat. Zal ik het misschien 's avonds al hebben of de morgen erop. Ligt eraan hoe hem zijn dienst is. En dan gooien we het bij die [bijnaam 2] in de bus in een gesloten enveloppe.
En dan regel je geld gewoon met hun.
W: Maar je wil nu 5 meijer hebben?
C: Ja......als ik je ergens mee kan helpen moet je het me maar zeggen
W: Ja is goed C: Nee dat is ...ntv....
ZD.
1.
124Het proces-verbaal van bevindingen politieel infiltrant [nummer 4] , inhoudende:
Ik kreeg op woensdag [datum 1] van mijn begeleider de opdracht om een man genaamd [naam 13] te ontmoeten in of bij zijn woning aan de [adres 5] te [plaats 2] . Ik moest bij hem informatie uit een politiesysteem, welke door een corrupte politiemedewerker aangeleverd zouden worden, ophalen en betalen. Deze goederen zouden door een man die zich tegenover [nummer 3] had bekendgemaakt als “ [naam 14] ” aan [naam 13] worden geleverd.
Op woensdag [datum 1] ben ik omstreeks 15:15 uur bij de woning van [naam 13] aan de [adres 5] te [plaats 2] . Ik zeg dat ik op zoek ben naar [naam 13] . Een van de mannen geeft aan dat hij [naam 13] is en vraagt of ik [naam 1] ben. Ik bevestig dit en de man gebaart me binnen te komen. Op dat moment word ik gebeld door [nummer 3] en hebben we een kort gesprek. Nadat ik heb opgehangen zeg ik dat ik hier ben om wat op te halen. [naam 13] wijst naar de blanke man en zegt dat ik bij hem moet zijn. [naam 13] zegt tegen de man dat er iemand anders gestuurd is om het op te halen. De man staat op en geeft me een hand.
Kort hierop haalt de man een aantal A-viertjes tevoorschijn met daarop informatie uit een politiesysteem over [nummer 3] . De man legt me hier het een en ander over uit en geeft me daarna de papieren.
Ik schud hem de hand en betaal hem E.1000,- voor de informatie. Kort hierop nemen we afscheid en vertrek ik omstreeks 15:35 uur. Ik heb hiervan direct mijn begeleider op de hoogte gesteld en de door mij gekochte informatie en portofoon ook direct aan hem overgedragen.
ZD.
1.
127en
128Het geschrift met opschrift Gesprek Onderzoek: LBRAB15101 SPECHT, inhoudende:
Datum [datum 1]
15:36 uur [getuige] : ik heb hem gebeld, ik moet die informatie hebben. Zo en zo en zo dan kom ik je dalijk gelijk geld geven. Goed toen is hij meteen naar het bureau gegaan en heeft hij meteen gedaan.
ZD.
1.
87Het proces-verbaal beslag documenten en portofoon, inhoudende:
Op woensdag [datum 1] werd aan ons door een medewerker van de afdeling Werken onder Dekmantel overgedragen: bescheiden en een in een doek gewikkelde portofoon.
Deze voorwerpen werden door ons voor nader onderzoek overgedragen aan de afdeling Forensische Opsporing.
ZD.
1.
88Het proces-verbaal, inhoudende:
Ik verpakte de bescheiden in daarvoor bestemde zak. Deze zak droeg ik over aan de afdeling Forensische Opsporing.
ZD.01.
134tot en met
146Het proces-verbaal Onderzoek documenten, inhoudende:
Door mij werd een forensisch onderzoek naar sporen verricht. Waar in dit proces-verbaal wordt vermeld dat sporen/sporendragers zijn veiliggesteld, wordt tevens bedoeld dat deze in beslag zijn genomen.
Ik zag dat in de papieren zak de navolgende documenten (SIN [document] ) aanwezig waren:
1. een blanco A5 enveloppe. Het betrof een enveloppe met een zelfklevende sluitrand. De beschermstrip van deze rand was verwijderd en het geleek of de enveloppe dicht geplakt was geweest en daarna was geopend.
2. een uitdraai van een mutatie uit het politiesysteem BVH voorzien van het BVH-nummer [bvh nummer] .
3. Drie uitdraaien uit het politiesysteem Blue Spot. Onder aan de uitdraaien stond vermeld 1 van 3, 2 van 3 en 3 van 3. Het betrof een persoonsbevraging met de kenocode [documentnaam] . Aan de bovenzijde van deze drie documenten was een strook afgeknipt/gesneden.
Bijlage: Foto 01, 06, 08
ZD.
1.
150/151Het proces-verbaal Onderzoek Politiebureau [plaats 1] , inhoudende:
Op 1 augustus 2016 werd door mij een forensisch onderzoek naar sporen verricht. Waar in dit proces-verbaal wordt vermeld dat sporen/sporendragers zijn veiliggesteld, wordt tevens bedoeld dat deze in beslag zijn genomen.
Op 1 augustus 2016 werd een onderzoek ingesteld in drie papiercontainers welke zich bevonden in het politiebureau te [plaats 1] Het betrof:
1. een papiercontainer welke stond in de printerruimte op de begane grond van het politiebureau. Het betrof een afgesloten papiercontainer waarin vertrouwelijke stukken konden worden gedeponeerd. Op een tafel naast deze container stond een papiersnijder. Nadat ik de container had geopend, heb ik de inhoud daarvan veiliggesteld (SIN [document] ).
Op 2 augustus 2016 heb ik een onderzoek ingesteld aan de inhoud van de onder 1 genoemde papiercontainer (SIN [document] ). Bij dit onderzoek trof ik 3 strookjes papier aan die vermoedelijk één geheel hadden gevormd met drie van de vier documenten (SIN [document] ), die eerder veilig werden gesteld. Deze strookjes werden door mij afzonderlijk veilig gesteld respectievelijk SIN [document] , [document] en [document] .
ZD.
1.
157: de afbeelding 08, behorende bij het proces-verbaal Onderzoek Politiebureau [plaats 1] , inhoudende:
VERTROUWELIJK Politie
Vernietigen zodra de informatie niet meer nodig is
Geëxporteerd door POLITIENL\ [ file-nummer] Print datum/tijd: 27-07-2016 12:17:52
Verstrekt aan: [ file-nummer]
Reden bevraging: Dagelijkse politietaak
ZD.
1.
161,
162,
171en
172Het NFI rapport d.d. 16 augustus 2016, opgemaakt door Ing. I. Keereweer, verbonden aan het NFI met opschrift Een soucheonderzoek aan strookjes en vellen papier naar aanleiding van lekken van vertrouwelijke informatie, inhoudende:
Overzicht ontvangen materiaal
[document] : strookje papier uit [document]
: strookje papier uit [document]
: strookje papier uit [document]
Eerder ontvangen materiaal
: bescheiden en envelop
Het eerder ontvangen materiaal is op het NFI voorzien van een extra volgnummer voor elk apart stuk van overtuiging.
#002: vel papier met print, bevat onder andere de tekst “pagina 1 van 3”
#003: vel papier met print, bevat onder andere de tekst “pagina 2 van 3”
#004: vel papier met print, bevat onder andere de tekst “pagina 3 van 3”
Vraagstelling
De letterlijke vraagstelling in de benoeming van de rechter-commissaris luidt:
“Vaststellen waarmee de stroken zijn afgeknipt of gesneden. Souche onderzoek met de documenten ( [document] ) die in een eerdere spoedaanvraag zijn ingezonden.”
Conclusie
Met betrekking tot de vraagstelling zijn de volgende hypothesen opgesteld:
Hypothese 1: het strookje [..] heeft oorspronkelijk één geheel gevormd met vel [ [document] #002]
Hypothese 2: het strookje [..] heeft oorspronkelijk één geheel gevormd met vel [ [document] #003]
Hypothese 3: het strookje [..] heeft oorspronkelijk één geheel gevormd met vel [ [document] #004]
Hypothese 4: het strookje [..] heeft oorspronkelijk één geheel gevormd met een willekeurig ander geprint vel met vertrouwelijke politie-informatie, anders dan de vellen [ [document] ]
Strookje [document]
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
Strookje [document]
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
Strookje [document]
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 2 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
ZD.
1.
179en
181: De brief d.d. 4 augustus 2016, met bijlagen, opgemaakt door W.J. Dittmar, verbonden aan het NFI, inhoudende:
Ter identificatie de foto’s van de dactyloscopische sporen [document] #D01 tot en met #D38, aangetroffen op de envelop en brieven [ [document] ]:
Voorzijde brief (NL-Bluespot): plaats van aantreffen dactyloscopische sporen [document] #D14 tot en met [document] #D18
Voorzijde brief
NL-Bluespot
Identiteit WD [fictieve persoon]
Geboren [geboortedatum 9] te [geboortegegevens] ( [land 1] )
GBA [gba]
BSN [bsn]
NL-RDW
ZD.
1.
296tot en met
319De rapporten dactyloscopisch onderzoek, opgemaakt door J.A.J.M. Riemen, operationeel specialist biometrie van politie Landelijke Eenheid, d.d. 26 en 27 augustus 2016, inhoudende:
Kenmerk [naam onderzoek 2] : 06240816000000805
Kenmerk spoor: [document] #D14
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in [naam onderzoek 2] onder:
Biometrienummer: [nummer 5]
Incidentnummer: [nummer 6]
[verdachte ] , geboortedatum: [geboortedatum 3]
De individualisatie komt voort uit afzonderlijk en onafhankelijk onderzoek door twee gecertificeerde dactyloscopische deskundigen.
Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor 06240816000000805 en de afbeelding van de rechter wijsvinger van incidentnummer [nummer 6] geregistreerd in [naam onderzoek 2] onder biometrienummer [nummer 5] .
Deze bevindingen liggen geheel in lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
Kenmerk [naam onderzoek 2] : 06240816000001000
Kenmerk spoor: [document] #D16
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in [naam onderzoek 2] onder:
Biometrienummer: [nummer 5]
Incidentnummer: [nummer 6]
[verdachte ] , geboortedatum: [geboortedatum 3]
De individualisatie komt voort uit afzonderlijk en onafhankelijk onderzoek door twee gecertificeerde dactyloscopische deskundigen.
Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor 06240816000001000 en de afbeelding van de linker duim van incidentnummer [nummer 6] geregistreerd in [naam onderzoek 2] onder biometrienummer [nummer 5] .
Deze bevindingen liggen geheel in lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
Kenmerk [naam onderzoek 2] : 06240816000001100
Kenmerk spoor: [document] #D17
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in [naam onderzoek 2] onder:
Biometrienummer: [nummer 5]
Incidentnummer: [nummer 6]
[verdachte ] , geboortedatum: [geboortedatum 3]
De individualisatie komt voort uit afzonderlijk en onafhankelijk onderzoek door twee gecertificeerde dactyloscopische deskundigen.
Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor 06240816000001100 en de afbeelding van de rechter duim van incidentnummer [nummer 6] geregistreerd in [naam onderzoek 2] onder biometrienummer [nummer 5] .
Deze bevindingen liggen geheel in lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
Kenmerk [naam onderzoek 2] : 06240816000001200
Kenmerk spoor: [document] #D18
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in [naam onderzoek 2] onder:
Biometrienummer: [nummer 5]
Incidentnummer: [nummer 6]
[verdachte ] , geboortedatum: [geboortedatum 3]
De individualisatie komt voort uit afzonderlijk en onafhankelijk onderzoek door twee gecertificeerde dactyloscopische deskundigen.
Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor 06240816000001200 en de afbeelding van de linker pink van incidentnummer [nummer 6] geregistreerd in [naam onderzoek 2] onder biometrienummer [nummer 5] .
Deze bevindingen liggen geheel in lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
ZD.
1.
364en
365Het rapport dactyloscopisch onderzoek, opgemaakt door J.A.J.M. Riemen, operationeel specialist biometrie van politie Landelijke Eenheid, d.d. 26 oktober 2016, inhoudende:
Kenmerk [naam onderzoek 2] : 06240816000000905
Kenmerk spoor: [document] #D15
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in [naam onderzoek 2] onder:
Biometrienummer: [nummer 5]
Incidentnummer: [afdrukkenblad]
[verdachte ] , geboortedatum: [geboortedatum 3]
De individualisatie komt voort uit afzonderlijk en onafhankelijk onderzoek door twee gecertificeerde dactyloscopische deskundigen.
Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor 06240816000000905 en de afbeelding van de Palm L van incidentnummer [afdrukkenblad] geregistreerd in [naam onderzoek 2] onder biometrienummer [nummer 5] .
Deze bevindingen liggen geheel in lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
ZD.
1.
618tot en met
647Het rapport van het NFI d.d. 10 maart 2017 Vergelijking dactyloscopisch onderzoek en criminalistische interpretatie van sporen naar aanleiding van een doodslag/moor op 25 september 2015 te [plaats 2] , opgemaakt door A. Lubach, NFI-deskundige vingersporenindividualisatie, inhoudende:
Overzicht ontvangen sporenmateriaal
SIN Omschrijving
[document] #002 NL-Bluespot (pagina 1 van 3)
[document] #003 NL-Bluespot (pagina 2 van 3)
[document] #004 NL-RDW (pagina 3 van 3)
[document] #005 Mutatierapport
[document] Papieren strook
Overzicht ontvangen referentiemateriaal
SIN Omschrijving
AAIU0329NL Dactyloscopisch signalement op naam van [verdachte ] , [voornamen 1] , geboren [geboortedatum 3] . Het signalement bestaat uit een tienvingerafdrukkenblad met incidentnummer [nummer 6] en een handpalmafdrukkenblad met [afdrukkenblad] .
Vraagstelling
2. Sin [document] : VSP002 Probabilistische interpretatie van de bewijskracht van vingersporen. De vingerafdruk aangetroffen op de afgesneden strook [sin [document] #D01]. Betreft dit een fragment van een vingerafdruk of een handpalmspoor?
Indien handpalmspoor deze vergelijken met de handpalmsporen van [verdachte ]
Indien een vingerspoor deze handmatig vergelijken met de vingerafdrukken van [verdachte ]
3. sin [document] #002: VSP Probabilistische interpretatie van de bewijskracht van vingersporen. Van de vingerafdrukken/handpalm aangetroffen op de Bluespot uitdraai indien mogelijk een uitspraak doen op activiteitenniveau. Bij dit onderzoek het dactyloscopisch spoor [sin [nummer 7] #D01] afkomstig van de afgesneden strook [sin [document] ], welke zeer waarschijnlijk een deel heeft gevormd met de Bluespot uitdraai, hierbij betrekken. Dit laatste als het dactyspoor afkomstig is van de verdachte [verdachte ]
Dit onder de (mogelijke) hypothesen
H1. De vingerafdrukken/handpalmspoor zijn geplaatst bij het uitvoeren van handelingen met het papier. (bv afsnijden van de strook oftewel bij het papier in een papierlade leggen van printer)
H2. De vingerafdrukken/handpalmspoor zijn geplaatst door het papier aangeraakt te hebben bij het in ontvangst nemen hiervan. (aanpakken papier)
4.1
Dactyloscopische vraagstelling
Om de vraagstelling te beantwoorden is door twee onderzoekers, onafhankelijk van elkaar, het volgende onderzocht:
of de dactyloscopische sporen geschikt zijn voor vergelijkend dactyloscopisch onderzoek,
in welke mate de dactyloscopische sporen overeenkomsten of verschillen met de referentieafdrukken van de verdachten,
wat de bewijskracht is van de aangetroffen mate van overeenkomst of verschil tussen de dactyloscopische sporen en de referentieafdrukken van de verdachten,
5. wat de locatie en stand is van de sporen op de NL-Bluespot (pagina 1 van 3) met SIN [nummer 8] #002 en op de papieren strook met SIN [document] ,
6. of de resultaten van het vergelijkend onderzoek, de locatie en stand van de sporen op de NL-Bluespot (pagina 1 van 3) met SIN [document] #002 en op de papieren strook met SIN [document] , onderscheid maken tussen de hypothesen op activiteitenniveau zoals gesteld in de vraagstelling.
4.1.2
Bewijskracht op activiteitniveau
In het geval van een overeenkomst tussen de aangetroffen dactyloscopische sporen en de referentieafdrukken van de verdachte, kan een inschatting worden gemaakt van de stand van de betreffende sporen. Voor de bepaling van de bewijskracht op activiteitniveau (wijze van ontstaan van de sporen), wordt een inschatting gemaakt of en in hoeverre de locatie en stand van de sporen onderscheid maken tussen de geformuleerde hypothesen op activiteitniveau, die zijn overgenomen uit de aanvraag d.d. 28-11-2016:
Hypothese 1: De vingerafdrukken/handpalmspoor zijn geplaatst bij het uitvoeren van handelingen met het papier. (bv afsnijden van de strook oftewel bij het papier in een papierlade leggen van printer).
Hypothese 2: De vingerafdrukken/handpalmspoor zijn geplaatst door het papier aangeraakt te hebben bij het in ontvangst nemen hiervan. (aanpakken papier)
5.3
Resultaten van vergelijkend onderzoek
Overeenkomsten met de verdachte [verdachte ]
Het vergelijkend onderzoek heeft voor de sporen SIN [document] #D01 en SIN [document] #D14, #D15, #D16, #D17, #D18 en #D35 overeenkomsten opgeleverd met de referentieafdrukken van verdachte [verdachte ] , [voornamen 1] geboren [geboortedatum 3] .
5.3.1
De vergelijking van spoor SIN [document] #D01
Vergelijking van het papillairlijnenverloop
Het papillairlijnenverloop zoals waargenomen in het spoor komt sterk overeen met het papillairlijnenverloop in het deltagebied in de referentieafdruk van de linkerduim van [verdachte ]
Vergelijking van dactyloscopische kenmerken
Bij de vergelijking van het spoor zijn in de referentieafdruk van de linkerduim van [verdachte ] ten minste 13 corresponderende dactyloscopische kenmerken aangetroffen. De samenhang tussen deze kenmerken wordt als goed beoordeeld. Dactyloscopische verschillen zijn niet aangetroffen.
5.3.7
De vergelijking van spoor SIN [document] #D35
Vergelijking van het papillairlijnenverloop (grondpatroon)
Het grondpatroon van het spoor (een dubbele lusfiguur) komt sterk overeen met het papillairlijnenverloop in de referentieafdruk van de rechterduim van [verdachte ]
Vergelijking van dactyloscopische kenmerken
Bij de vergelijking van het spoor zijn in de referentieafdruk van de rechterduim van [verdachte ] ten minste 13 corresponderende dactyloscopische kenmerken aangetroffen. De samenhang tussen deze kenmerken wordt als goed beoordeeld. Dactyloscopische verschillen zijn niet aangetroffen.
6 Interpretatie van de waarnemingen
6.1
Voor alle sporen vermeld in tabel 4 liggen de bevindingen geheel in de lijn der verwachting wanneer de sporen door de verdachte [verdachte ] , [voornamen 1] geboren [geboortedatum 3] zijn geplaatst. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurige andere persoon wordt extreem klein geacht.
Tabel 4. Overzicht van de vergelijkingen die een overeenkomst hebben opgeleverd
SIN: [document] Papieren strook
Overeenkomst: [document] #D01 en de afdruk van de linkerduim van [verdachte ]
Onderscheidende waarde: Extreem sterk, ten minste 13 corresponderende kenmerken
SIN: [document] #002 Bluespot (1 van 3)
Overeenkomst: [document] #D14 en de afdruk van de linkerduim van [verdachte ]
Onderscheidende waarde: Extreem sterk, ten minste 14 corresponderende kenmerken
Overeenkomst: [document] #D15 en de afdruk van de linkerhandpalm van [verdachte ]
Onderscheidende waarde: Extreem sterk, ten minste 14 corresponderende kenmerken
Overeenkomst: [document] #D16 en de afdruk van de linkerduim van [verdachte ]
Onderscheidende waarde: Extreem sterk, ten minste 14 corresponderende kenmerken
Overeenkomst: [document] #D17 en de afdruk van de rechterduim van [verdachte ]
Onderscheidende waarde: Extreem sterk, ten minste 18 corresponderende kenmerken.
Overeenkomst: [document] #D18 en de afdruk van de linkerwijsvinger van [verdachte ]
Onderscheidende waarde: Extreem sterk, ten minste 15 corresponderende kenmerken
SIN: [document] #005 Achterzijde mutatierapport
Overeenkomst: [document] #D35 en de afdruk van de rechterduim van [verdachte ]
Onderscheidende waarde: Extreem sterk, ten minste 13 corresponderende kenmerken
7.2
Bewijskracht op activiteitenniveau
7.2.3
De bewijskracht op activiteitniveau van de sporen [document] #D15, [document] #D16 en [document] #D18
Het vergelijkend onderzoek heeft tot de bevinding geleid, dat de sporen [document] #D15, [document] #D16 en [document] #D18 op de NL-Bluespot (pagina 1 van 3) overeenkomen met respectievelijk de linkerhandpalm, de linkerduim en de linkerwijsvinger van [verdachte ] . Uit de analyse van het sporenbeeld blijkt verder, dat deze sporen zodanig ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd, dat dit passend is bij een gelijktijdige zetting van de handpalm, duim en wijsvinger uit de linkerhand.
Onder de aanname dat de sporen [document] #D15, [document] #D16 en [document] #D18 afkomstig zijn van een gelijktijdige zetting van de linkerhand van [verdachte ] , leidt de inschatting van de locatie van de sporen en de stand van de donorvingers en donorhandpalm tot de volgende conclusie:
De bevindingen van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer [verdachte ] de vingersporen en het handpalmspoor heeft geplaatst bij het uitvoeren van handelingen met het papier (bv afsnijden van de strook oftewel bij het papier in een papierlade leggen van printer), dan wanneer [verdachte ] de vingersporen en het handpalmspoor heeft geplaatst door het papier aangeraakt te hebben bij het in ontvangst nemen hiervan (aanpakken papier).
PD.
1.
307tot en met
309Het proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende:
Die beroemde week van de 27e, ik heb hem volgens mij de 25e gezien. 27e twee keer en de 29e heb ik van hem het geld gekregen.
Hij vroeg mij of ik woensdag wilde komen. Ik ben toen bij hem geweest. Ik denk dat het omstreeks tien over twaalf, acht over twaalf, ergens tussenin, heb ik hem gezien.
Ik denk dat het rond 1 uur geweest zal zijn. Ik ben weer bij zijn portier gaan zitten. Hij geeft mij een aantal papieren in de handen. Die heb ik vast.
Ik heb op dat terras geld van hem gekregen.
PD.
1.
437Het geschrift met opschrift Financieel- mbt geldlening [getuige] , inhoudende:
23-12-2013 opname 1000€
23-12-2013 opname 200€
30-12-2013 opname 650€
01-01-2014 betaling 1400€
Contant op zak 450€
24-01-2014 opname 900€
01-02-2014 betaling 1400€
Contant op zak -50€
26-02-2014 opname 800€
01-03-2014 opname 1400€
Contant op zak -650€
21-03-2014 opname 400€
26-03-2014 opname 100€
01-04-2014 betaling 1400€
Contant op zak -1550€
17-04-2014 opname 1000€
22-04-2014 opname 250€
01-05-2014 betaling 1400€
Contant op zak -1700€
22-05-2014 opname 1100€
30-05-2014 opname 1250€
01-06-2014 betaling 1400€
Contant op zak -750€
ZD.
6.
75Het proces verbaal van bevindingen, inhoudende:
Op donderdag 11 augustus 2016 omstreeks 16.05 uur verhoorden de verbalisanten [naam 21] en [naam 22] , de getuige [betrokkene 1] . (documentcode [code] . Hierbij overhandigde zij ons vrijwillig documenten:
2. Een uitdraai uit de politiesystemen verstrekt aan dienstnummer [ file-nummer] omtrent [voornamen 2] de [naam 3] en zijn criminele relaties met bijbehorende foto's, (documentnummer [nummer 9]
Deze voorwerpen zijn door mij, met instemming van getuige [betrokkene 1] , ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek Latina, inbeslaggenomen en door mij in de onderzoeksbibliotheek van het onderzoek Latina opgenomen.
ZD.
6.
77tot en met
88Het geschrift, inhoudende:
VERTROUWELIJK
vernietigen zodra de informatie niet meer nodig is
Geëxporteerd door: POLITIENL\ [ file-nummer] Print datum/tijd: 07-12-2015 15:28:03 Verstrekt aan: [ file-nummer]
Reden bevraging: Dagelijkse politietaak
Zoek registers: AAC (PL2000. PL2100, PL2300), HKS (PL1900, PL2000, PL2100. PL2200. PL2300, PL2400), PAROS (PL1900 PL2000, PL2100, PL2200, PL2300. PL2400), BLUESPOT, CVI, GBA, NDS. OPS; PSHV, RDW: VERONA, VIP, EUC, NL-SIS-II, SLID, SMV
Zoekcriteria: Achternaam [naam 3]
Voorletters/naam [voorletters]
Relaties: [naam 4] (met foto) [naam 5] (met foto), [naam 6] , [naam 7] (met foto), [naam 8] (met foto), [naam 9] (met foto), [naam 10] (met foto).
Antecedenten:
Eenvoudige mishandeling
Diefstal in vereniging
Besturen voertuig met lag hoger dan 220 microgr.
Aanwezig hebben harddrugs
Opzettelijke brandstichting, geen wettig bewijs
ZD.
6.
251Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende:
Bevindingen bevragingen user [ file-nummer] mbt document aangetroffen bij [betrokkene 1]
4. Nader onderzoek bevragingen politiesystemen
Op basis van de aangetroffen politie informatie bij getuige [betrokkene 1] werd onderzoek gedaan naar relevante bevragingen in politiesystemen door verdachte [verdachte ] (username [ file-nummer] ). Hieruit bleek dat user [ file-nummer] in gebruik bij verdachte [verdachte ] op maandag 7 december 2015:
- een dagdienst heeft van 07.30-16.00 uur met de omschrijving “Uitvoeren wijkzorg/wijkwerk". (bron: BVCM);
- Vanaf 15:18 uur het adres [adres 7] -184 Geleen bevraagt in diverse systemen;
- Vanaf 15:23 uur doorzoekt op [naam 3] geb: [geboortedatum 4] in diverse politiesystemen;
- Om 15.24:02 uur een opdracht tot exporteren geeft;
- Vanaf 15.25 uur verder zoekt op [naam 3] voornoemd in onder andere CVI, GBA, HKS en RDW
- Om 15:28:09 een opdracht tot exporteren geeft waarna het bevragen op [naam 3] stopt
Op de laatste pagina van de bij getuige [betrokkene 1] aangetroffen is handmatig informatie genoteerd. Uit de logging van user [ file-nummer] in gebruik bij verdachte [verdachte ] blijkt dat al deze info is bevraagd op maandag 7 december 2015:
- Vanaf 16.38 uur wordt gezocht op [adres 6] , Kerkrade en bijbehorende postcode;
- Om 16:40:45 uur wordt een opdracht tot exporteren gegeven;
” Van 16:42 tot 16:44 uur wordt gezocht op [naam 18] geb: [geboortedatum 5] in diverse politiesystemen waaronder GBA en Blue SPOT;
- Om 20:44 uur opnieuw wordt gezocht op [naam 18] onder andere op kenosleutel en burgerservicenummer in de systemen HKS, GBA en RDW waarna de bevragingen deze dag stoppen.
PD.
1.
181en
182Het proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende:
Verbalisanten: [betrokkene 1] heeft een aantal documenten overhandigd o.m. m.b.t. de [adres 7] Geleen.
Verdachte: ja, dat is politie-informatie en die is door mij verstrekt. Dus dan heb ik wel vertrouwelijke informatie met haar gedeeld. Dit is een uitdraai van het politiesysteem BVI. Omdat deze stukken op mijn naam zijn uitgedraaid en dit over meneer De [naam 3] gaat.
Verbalisanten: maar het is meer dan alleen info over meneer De [naam 3] , ook over medeverdachten, antecedenten, foto’s en dergelijke.
Verdachte: ja, als je iemand in BVI bevraagt, krijg je al die informatie. Dit is helemaal fout dat ik dit gedaan heb.
PD.
1.
279Het proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende:
Verbalisanten: Dus vanaf 18 september 2015 tot en met 23 januari 2016 heb je informatie gedeeld met mevrouw [betrokkene 1] ?
Antwoord verdachte: Ja daar heb ik over verklaard. Ik heb informatie gedeeld met mevrouw [betrokkene 1] .
ZD.
7.
107Het proces-verbaal onderzoek beslag, inhoudende:
In het kader van het opsporingsonderzoek, bekend onder de naam “Latina”, werd op maandag [datum 5] een doorzoeking ter in beslagname verricht in de woning, [adres 8] te [plaats 1] .
Goederen die vatbaar waren voor in beslagname zijn verpakt en gewaarmerkt.
IBN-CODE OMSCHRIJVING GOEDEREN
E.02.01.001 Uitdraai Blue Spot H. [cliënt 1]
ZD.
7.
277Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende:
Op [datum 5] werd de woning gelegen aan de [adres 8] te [plaats 1] doorzocht. Dit betreft de woning van één van de vriendinnen van verdachte [verdachte ] , genaamd [betrokkene 2] . In deze woning werd een enveloppe van de Politie (met politielogo) met daarin diverse schriftelijke bescheiden aangetroffen en in beslag genomen. Deze enveloppe werd voorzien van inbeslagnummer E.02.01.001.
In deze enveloppe zaten de navolgende schriftelijke bescheiden, waarvan er 5 voorzien werden van een afzonderlijk documentnummer:
  • Vertrouwelijke politie informatie: BVI-IB uitdraai (Bluespot) van [cliënt 1] , geboren op [geboortedatum 6] (6 pagina’s), verstrekt aan [ file-nummer] (zijnde het personeelsnummer van verdachte [verdachte ] , geprint op 28 juli 2016;
  • Vertrouwelijk Mutatierapport van de politieregio Limburg Noord, nummer: PL233F2011025430-1 (3 pagina’s)
  • 2 x Politie gba bevraging betreffende [betrokkene 2] , opgevraagd 21 juli 2016 door LBZ02568;
ZD.
7.
282tot en met
286Het geschrift, inhoudende:
VERTROUWELIJK POLITIE
Vernietigen zodra de informatie niet meer nodig is
Geëxporteerd door: POLITIENL\ [ file-nummer] Print datum/tijd: 28-07-2016
NL-BLUESPOT
Identiteit: [cliënt 1]
Geboren: [geboortedatum 7] te Geleen
Geslacht: vrouw
Burgelijke staat Samenwonend
Woon- of verblijfadres: [adres 11] Geleen
ANTECEDENTENOVERZICHT
18-04-2012 BEDREIGING
08-10-2008 OPZETTELIJK BRANDSTICHTING GEMEEN GEVAAR GOEDEREN
MEDEVERDACHTEN
[naam 7]
BELANGRIJKSTE VERWIJZINGEN
NFI Bewaren DNA-profiel
ZD.
7.
288tot en met
290Het geschrift, inhoudende:
Registratienummer: PL233F2011025430-1
Mutatie rapport (vertrouwelijk)
Aandachtsvestiging
Donderdag 17 maart 2011
Betrokken personen: [cliënt 1]
Toelichting bij zelfstandige aktie
Meldster heeft van buurvrouw en van zoon vernomen dat [cliënt 1] door het dorp rijdt. [cliënt 1] zit met 2 mannen in een legergroene Citroen Xsara met kent. [kenteken 2] . Meldster is bang dat ze het 7-jarige kind wil weghalen. School is ingelicht.
N.a.v. bovenstaande gebeld met gezinsvoogd [voogd] . [voogd] was al op de hoogte van de melding. De vader van de kinderen, die invalide was en in een rolstoel zat, is een tijdje geleden overleden en nu heeft alleen moeder nog het ouderlijk gezag. Het is onbekend waar moeder ingeschreven staat, maar de kinderen willen absoluut niet naar moeder [cliënt 1] .
ZD.
7.
291Het geschrift, inhoudende:
Resultaat GBA-V Bevraging
Opgevraagd door: lbz02587
Datum 26-05-2016
Persoon
Voornamen [betrokkene 2] Geslachtsnaam [betrokkene 2]
ZD.
7.
295Het geschrift, inhoudende:
Resultaat GBA-V Bevraging
Opgevraagd door: lbz02587
Datum 21-07-2016
Persoon
Voornamen [betrokkene 2] Geslachtsnaam [betrokkene 2]
ZD.
7.
109Het proces-verbaal verhoor van de getuige [betrokkene 2] , inhoudende:
V: Wisselden jullie wel eens vertrouwelijke informatie met elkaar uit?
A: Ik weet denk ik wel waar het over gaat. [naam 19] komt wel eens op mijn werk. [naam 19] gaf aan dat hulpverleners meer met elkaar informatie zouden moeten uitwisselen omdat je vaak tegen dingen aanloopt als het om een crisis gaat. De informatie van Bluespot die jullie hebben gevonden in mijn woning, zat in een open envelop. [naam 19] heeft mij verteld dat hij een uitdraai had gemaakt van iemand die hij had gesproken op mijn werk, om aan mij te laten zien hoe dat eruit zag. In die envelop zaten ook een uitdraai van mijn GBA.
V: Hoe kom je aan de uitdraai van de GBA?
A: Dit was een uitdraai van de GBA van mijzelf. Die heeft [naam 19] gemaakt.
V: En de uitdraai van de Bluespot?
A: Ik zag dat er vertrouwelijk op stond en ik had er zelf ook niet om gevraagd.
V: Waarom bracht hij dit mee, wat ging daaraan vooraf?
A: Hij heeft aan mij wel eens aangegeven dat je tegen het beroepsgeheim aanloopt. Dit is wel logisch, maar als je iemand wilt helpen dan is dit wel lastig. Ik had er niet om gevraagd, maar hij nam dit ineens mee als voorbeeld.
V: Bij u in de woning aan de [adres 8] te [plaats 1] is tijdens de doorzoeking een document aangetroffen. Dit document is voorzien van [nummer 10] en hiervan is een proces-verbaal opgemaakt onder nummer 1608101115.AMB. Wat kunt u hierover verklaren?
A: [naam 19] heeft dit ongevraagd meegenomen. Ik heb hier niet om gevraagd. Mevrouw [cliënt 1] is één van de cliënten.
Ik wil nog zeggen dat nog iets is voorgevallen. Ik weet niet meer precies wanneer dit was. Ik had een cliënte genaamd [cliënt 2] . Deze mevrouw is psychotisch en ik kwam niet verder met haar in de behandeling. Ik heb toen aan [naam 19] gevraagd of hij meer informatie kon vinden over deze mevrouw zodat ik haar beter kon helpen. [naam 19] heeft toen een uitdraai meegenomen. Dit lijkt niet op de Bluespot uitdraai, maar meer op de uitdraai die erachter zit.
Opmerking verbalisanten: Zij wijst het mutatie rapport PL233F 2011025430-1 aan.
[naam 19] kwam toen naar mijn werk en heeft mij dus een uitdraai laten zien van deze mevrouw [cliënt 2] .
PD.
1.
185,
188en
193Het proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende
Vraag verbalisanten: Wie is [cliënt 1] , geboren op [geboortedatum 8] in Geleen?
Antwoord verdachte: [cliënt 1] is een patiënt bij [betrokkene 2] . Die zit in de stichting waar [betrokkene 2] werkt.
Vraag verbalisanten: Volgens het politiesysteem is op donderdag 28 juli 2016, omstreeks 13.46 uur, een BVI- bevraging gedaan op jouw inlogcode [nummer 11] de keno van [cliënt 1] , geboren op [geboortedatum 8] in Geleen. Wat kun je hierover verklaren?
Antwoord verdachte:
Dat heb ik gedaan.
Vraag verbalisanten: Hoe kan het dat een uitdraai van de BVI-bevraging met daarop vertrouwelijke politie-informatie van die [cliënt 1] en anderen, met daaraan toegevoegd een BHV-mutatie over haar uit 2011, waarop eveneens allerlei andere personen, verdachten en vertrouwelijke politie-informatie staat vermeld, is aangetroffen in de woning van jouw vriendin [betrokkene 2] ?
Antwoord verdachte:
Dat klopt. De uitdraai lag op de tafel in de keuken. Ik had het moeten vernietigen en dat heb ik niet gedaan.
Vraag verbalisanten: Uit een afgelegde verklaring van [betrokkene 2] blijkt dat zij aan jou heeft gevraagd om meer informatie over die mevrouw zodat zij haar beter zou kunnen helpen. Uit jouw logging gegevens blijkt dat op jouw inloggegevens op 24 juli 2016, om 15.49 uur, vanaf het politiebureau Geleen, een persoon met de KENO-code gazem63 hebt opgevraagd. [betrokkene 2] heeft verklaard dat jij naar haar werk bent gekomen en dat jij een uitdraai van mevrouw [cliënt 2] had meegenomen en haar hebt laten lezen. Wat kan je hierover verklaren?
Antwoord verdachte:
Als [betrokkene 2] dat zegt, dan zal dat zo zijn geweest.
Niet opgenomen in het dossier van de Rijksrecherche:
Het proces-verbaal doorzoeking van de rechter-commissaris d.d. 18 augustus 2016, betreffende de doorzoeking op [datum 5] van de woning gelegen aan de [adres 10] , te Beek met bijlage: lijst van inbeslaggenomen goederen: D.04.02.003: air soft gun
ZD.
5.
74tot en met
76Het Proces-verbaalnummer 2015179496-305, Betreft: een proces-verbaal relaterende een onderzoek aan het op pagina nr. 1 van dit proces-verbaal vermelde voorwerp, opgemaakt door verbalisant Schwanen, inhoudende:
Voorwerpnummer: D.04.02.003/ 20160070 24781, veerdrukpistool
Dit voorwerp is een veerdrukpistool, dat qua vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis heeft met een vuurwapen, bijvoorbeeld een: pistool Sig Sauer, P228. Derhalve is dit een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie.
PD.
1.
180Het proces-verbaal van verhoor van verdachte P.C.C. [verdachte ] (4e), inhoudende:
Vraag verbalisanten: In jouw woning aan de [adres 10] in Beek is een wapen aangetroffen, een air soft gun P228-model. Van wie is dat?
Antwoord verdachte:
Dit wapen is waarschijnlijk gekocht door mevrouw [voormalig bewoner] die daar voorheen heeft gewoond. [naam 20] en ik hebben het er vaak over gehad om dat ding weg te gooien, maar dat hebben we nooit gedaan. Ik was er af en toe. Het is gewoon blijven liggen. Ik begrijp dat ik zo’n wapen niet in huis mag hebben.