ECLI:NL:RBLIM:2021:7961

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
ROE 21/1854 + 21/1950
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor zorgappartementen in strijd met bestemmingsplan door onvoldoende parkeerplaatsen op eigen terrein

Op 12 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een omgevingsvergunning voor het realiseren van 90 zorgappartementen in Echt-Susteren. De eisers, bewoners van de omgeving, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders, dat de vergunning had verleend. De eisers voerden aan dat het bouwplan niet voldeed aan de parkeernormen van het bestemmingsplan, omdat er op het eigen terrein onvoldoende parkeerplaatsen waren voorzien. De voorzieningenrechter oordeelde dat de omgevingsvergunning in strijd was met het bestemmingsplan, omdat de parkeerdruk niet kon worden opgelost met parkeerplaatsen in het openbaar gebied, dat niet tot het eigen terrein behoort. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar verleende de omgevingsvergunning alsnog op basis van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, omdat er in de directe omgeving voldoende parkeerplaatsen beschikbaar waren. De uitspraak benadrukt het belang van de parkeernormen in het bestemmingsplan en de noodzaak voor een goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter droeg de gemeente op het griffierecht aan de eisers te vergoeden en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 21 / 1854 en ROE 21 / 1950

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

12 oktober 2021 op het beroep respectievelijk het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[naam] en 9 anderen, te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: [naam] )
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren, verweerder
(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde 1] )
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
Stichting Nester, te Reuver (gemachtigde [naam gemachtigde 2] ), en
BAM Wonen Zuidte Eindhoven (gemachtigde [naam gemachtigde 3] ).

Procesverloop

Bij besluit van 1 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan Stichting Nester (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van 90 zorgappartementen op de locatie [locatie] , kadastraal bekend als gemeente Echt, sectie K, nummers 1274, 3137, 4510 en 1133.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2021. Eisers [namen van 2 eisers] zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
­ verklaart het beroep gegrond;
­ vernietigt het bestreden besluit voor zover dit berust op de aanname dat aan planregel 6.2.1 van het bestemmingsplan "Mussenstraat, Echt" is voldaan;
­ bepaalt dat de omgevingsvergunning (tevens) wordt verleend met toepassing van planregel 6.2.4 van het bestemmingsplan "Mussenstraat, Echt" en artikel 2.1, eerste lid, onder c, en 2.12, eerste lid, onder a en 1
˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
­ draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eisers te vergoeden;
­ wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Wat voorafging aan de beroepszaak
3. Op 18 december 2020 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van 90 zorgappartementen aan de [locatie] . De aanvraag betreft een vergunning voor onder meer de activiteit bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Verweerder heeft de aanvraag, gelet op artikel 3.10 van de Wabo, behandeld volgens de uniforme openbare voorbereidingsprocedure omdat gelet op het ten tijde van de aanvraag geldende planologische regime de vergunning alleen kon worden verleend met toepassing van een buitenplanse afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef onder a en 3˚, van de Wabo.
4. Op 4 november 2020 heeft de raad van de gemeente Echt-Susteren het bestemmingsplan "Mussenstraat, Echt" (het bestemmingsplan) vastgesteld. Het bestemmingsplan is op 31 december 2020 in werking getreden. Tegen het bestemmingsplan is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) beroep ingesteld. Op dat beroep is nog geen uitspraak gedaan. Het bestemmingsplan is dus nog niet onherroepelijk. Bij de Afdeling is geen verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om de inwerkingtreding van het bestemmingsplan te voorkomen.
5. Op 22 april 2021 heeft verweerder een ontwerp-omgevingsvergunning ter inzage gelegd. Verzoekers hebben over de ontwerp-omgevingsvergunning zienswijzen ingebracht.
6. Bij het bestreden besluit is de omgevingsvergunning verleend. Volgens verweerder past het bouwplan in het (inmiddels in werking getreden) bestemmingsplan en zijn er geen gronden als bedoeld in artikel 2.10 van de Wabo om de vergunning te weigeren. Verweerder heeft de zienswijzen ongegrond verklaard.
Het beroep van eisers
7. Eisers wonen tegenover het vergunde zorgcomplex. Ze zijn het niet eens met de omgevingsvergunning. In beroep voeren ze het volgende aan. Het complex heeft een grote bouwmassa en een hoge gevel die dicht aan de straat ligt. De afmetingen en positionering van het gebouw passen stedenbouwkundig niet in de omgeving. De trappenhuizen en raampartijen zullen bovenmatige lichtoverlast voor omwonenden veroorzaken. Door de gebruiksintensiteit van het complex zullen de verkeers- en parkeerintensiteit toenemen, waardoor het woongenot en de privacy voor omwonenden worden aangetast. In de omgeving zal een tekort aan parkeerruimte ontstaan. Eisers hebben verweerder en vergunninghouder alternatieve bouwmogelijkheden aangereikt, zoals omwisseling van de hoge en lage delen van het gebouw, maar deze zijn zonder deugdelijke motivering afgewezen. Eisers hebben het gevoel dat hun argumenten niet serieus zijn genomen.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
8. Verweerder moet een aanvraag om een omgevingsvergunning beoordelen zoals deze is ingediend. Verweerder is niet verplicht tot vooroverleg met omwonenden over een in te dienen bouwplan of tot aanpassingen in een bouwplan op grond van gevoerd overleg. De voorzieningenrechter heeft geen onjuistheden in de door verweerder gevolgde (voorbereidings)procedure gevonden die tot vernietiging van het bestreden besluit zouden moeten leiden.
9. Het bestemmingsplan is sinds 31 december 2020 in werking. Wanneer de aanvraag past binnen het bestemmingsplan en de andere in artikel 2.10 van de Wabo vermelde toetsingscriteria, zoals de redelijke eisen van welstand, moet verweerder de vergunning verlenen.
10. Eisers hebben niet betwist dat het bouwplan (en dus de bouwmassa en bouwhoogte) past in het bestemmingsplan. Of het bestemmingsplan wat betreft deze aspecten in een goede ruimtelijke ordening voorziet is ter beoordeling aan de Afdeling. Dit geldt ook voor de gevolgen die het bouwplan (dat op grond van het bestemmingsplan is toegestaan) heeft voor de verkeersbewegingen en mogelijke lichthinder, nu het bestemmingsplan geen specifieke voorschriften hierover bevat. De beroepsgronden die zien op de bouwmassa en bouwhoogte, de situering van het bouwplan op het perceel, verkeer en lichthinder richten zich eigenlijk tegen het bestemmingsplan en kunnen in de procedure tegen de omgevingsvergunning geen rol spelen. Dat volgt uit het eerder genoemde artikel 2.10 van de Wabo.
11. Het voorgaande geldt niet voor de beroepsgrond dat door verkeerstoename door personeel en bezoekers van het zorgcomplex te weinig parkeerruimte voor omwonenden zal ontstaan. Deze beroepsgrond ziet naar het oordeel van de voorzieningenrechter (die daarbij ambtshalve de rechtsgronden aanvult) op de vraag of de omgevingsvergunning aan de parkeernormen van het bestemmingsplan voldoet. Over deze beroepsgrond overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
11.1.
Op grond van planregel 6.2.1 van het bestemmingsplan moeten in, op of onder gebouwen dan wel het daarbij behorende terrein voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig zijn. Vaststaat dat in, op of onder de gebouwen niet is voorzien in parkeerplaatsen. De vraag is of wel is voorzien in parkeerplaatsen op het bij de gebouwen behorende terrein. Verweerder stelt zich op het standpunt dat aan planregel 6.2.1 is voldaan. Volgens verweerder dient onder "het daarbij behorende terrein" namelijk te worden verstaan het gebied waarvoor het bestemmingsplan geldt en dat omvat ook het openbaar gebied dat voor ‘Verkeer’ is bestemd en waar is voorzien in extra parkeerplaatsen. Dat betekent dat binnen het plangebied van het bestemmingsplan in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
11.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter maakt het gedeelte van het bestemmingsplan dat openbaar gebied is (en voor verkeer is bestemd) geen deel uit van het terrein dat bij het zorgcomplex behoort, zodat de in dat openbaar gebied aanwezige of te realiseren parkeerplaatsen niet meetellen voor de toepassing van planregel 6.2.1. Uit hetgeen verweerder ter zitting heeft verklaard maakt de voorzieningenrechter op dat op het terrein van het zorgcomplex zelf onvoldoende parkeerplaatsen zijn om aan de parkeerbehoefte te voldoen. Dit betekent dat de omgevingsvergunning is verleend in strijd met artikel 6.2.1 van het bestemmingsplan. Dat betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit niet in stand kan blijven.
11.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat wel is voldaan aan de voorwaarden die planregel 6.2.4 van het bestemmingsplan stelt. Dit is een zogenoemde binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Op grond van die planregel kan verweerder door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in planregel 6.2.1 indien aangetoond is dat in de directe omgeving (een straal van circa 250,00 meter) voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. De voorzieningenrechter is op grond van de toelichting bij het bestemmingsplan ten aanzien van de toetsing aan de parkeernormen en hetgeen in de zienswijzenota onder "Parkeerintensiteit" is vermeld van oordeel dat met de nog aan te leggen extra parkeerplaatsen (aan de [naam straten] ) en de beschikbare parkeermogelijkheden in de openbare ruimte (zoals de Nieuwe Markt) binnen een straal van ongeveer 250 meter rond het zorgcomplex in de parkeerbehoefte wordt voldaan. Eisers hebben het tegendeel niet aangetoond of aannemelijk gemaakt.
11.4.
Als de voorzieningenrechter de zaak zou terugverwijzen naar verweerder om een nieuw besluit te nemen (met inachtneming van deze uitspraak) dan zou, zo is ook ter zitting besproken, verweerder de omgevingsvergunning opnieuw verlenen en daarbij alsnog de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid gebruiken en dan zitten partijen over een hele tijd opnieuw bij de rechter over hetzelfde. De voorzieningenrechter zal daarom op dit punt, nu derde-belanghebbenden in de voorbereidingsprocedure voldoende gelegenheid hebben gehad hun zienswijze te geven ook over het parkeren en de parkeernormen, zelf in de zaak voorzien en de omgevingsvergunning verlenen met toepassing van planregel 6.2.4.
12. Voor het overige past de vergunningaanvraag binnen het bestemmingsplan en zijn er geen andere gronden als bedoeld in artikel 2.10 van de Wabo om de omgevingsvergunning niet te verlenen. Dat tegen het bestemmingsplan nog een beroepsprocedure loopt, maakt dat niet anders nu het bestemmingsplan wel gewoon in werking is getreden en er geen voorlopige voorziening is gevraagd om dat te voorkomen.
Conclusie
Eisers krijgen een beetje gelijk, maar hebben daar eigenlijk weinig aan. Er is niet voldaan aan de parkeernorm dat op eigen terrein in voldoende parkeerplaatsen moet worden voorzien, maar omdat is aangetoond dat er in de directe omgeving wel voldoende parkeerplaatsen zijn, kan de vergunning alsnog (deels op een andere grondslag) verleend worden. De voorzieningenrechter voorziet vanuit oogpunt van finale geschilbeslechting daarom zelf in de zaak door de vergunning alsnog mede te baseren op toepassing van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid van verweerder.
13. Nu direct op het beroep wordt beslist is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat betekent dat het daartoe ingediende verzoek wordt afgewezen.
14. Omdat de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaart, wordt bepaald dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. Van door eisers gemaakte voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de voorzieningenrechter niet gebleken.

Rechtsmiddel

De voorzieningenrechter wijst erop dat tegen deze uitspraak, alleen voor zover daarbij is beslist op het beroep, binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan, hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Waarvan door de griffier is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter is ondertekend. De griffier is verhinderd het proces-verbaal mede te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 20 oktober 2021