ECLI:NL:RBLIM:2021:7942

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
03.259392.19, 18.242167.18 (tul), 18.920109.18 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en mishandeling met bijzondere voorwaarden

Op 27 oktober 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging van medewerkers van een woningbouwvereniging, poging tot dwang, mishandeling van zijn partner, en het voorhanden hebben van pepperspray. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 24 tot en met 28 oktober 2019 medewerkers van de woningbouwvereniging heeft bedreigd en geprobeerd heeft hen te dwingen tot actie. De bedreigingen waren van zodanige aard dat de medewerkers zich ernstig bedreigd voelden. De verdachte heeft ook zijn partner mishandeld en had pepperspray in zijn bezit, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 166 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Bij de veroordeling zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, opname in een klinische zorginstelling, een drugsverbod en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de geestelijke gezondheid van de verdachte, die lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en een verslaving aan cannabis. De rechtbank heeft geen tbs-maatregel opgelegd, maar benadrukt dat de verdachte dringend hulp nodig heeft en dat eerdere interventies niet effectief zijn geweest. De zaak is behandeld in tegenspraak en de verdachte heeft zich tijdens de zitting laten bijstaan door een advocaat.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03.259392.19, 18.242167.18 (tul), 18.920109.18 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.A. Wijnands, advocaat kantoorhoudende te Schinnen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 oktober 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
  • feit 1: in de periode van 24 tot en met 28 september 2019 (medewerkers van) [naam woningbouwvereniging] heeft bedreigd;
  • feit 2: in de periode van 25 tot en met 27 september 2019, al dan niet met een ander of anderen, geprobeerd heeft dwang uit te oefenen op een medewerkster van [naam woningbouwvereniging] ;
  • feit 3: op 6 oktober 2019 pepperspray voorhanden heeft gehad;
  • feit 4: in de periode van 15 september 2019 tot en met 4 oktober 2019 zijn levensgezel heeft mishandeld;
  • feit 5: op 24 oktober 2019 een gedragsaanwijzing heeft overtreden.
De rechtbank stelt vast dat in de tenlastelegging onder feit 1 en 2 diverse werkwoorden ontbreken. De rechtbank zal de tenlastelegging van deze feiten verbeterd lezen. De verdachte is daardoor, mede nu de raadsman daarover ter terechtzitting geen opmerkingen heeft gemaakt, niet in zijn verdediging geschaad. Voor zover verder in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal de rechtbank deze ook verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor evenmin in de verdediging geschaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen over de opname van het telefoongesprek en de bekennende verklaring die de verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft afgelegd. De woorden die de verdachte heeft geuit zijn als bedreigend te kwalificeren en de medewerkers van [naam woningbouwvereniging] voelden zich bedreigd, zeker gelet op de context van een eerdere dreiging. Het was ook de intentie van de verdachte dat de dreigementen bij de medewerkers van [naam woningbouwvereniging] terecht zouden komen. Feit 2 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte, de verklaring van [naam 2] , het proces-verbaal van bevindingen over het Facebook-bericht en de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting. De officier van justitie acht de feiten 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, gelet op de inhoud van de procesdossiers en de bekennende verklaringen die de verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft afgelegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 bepleit en aangevoerd dat de uitlatingen van de verdachte, gelet op de context waarin deze gedaan zijn, het indirecte karakter van de uitingen en rekening houdend met de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte, niet gekwalificeerd kunnen worden als een strafrechtelijke bedreiging. Het waren slechts ongewenste uitlatingen vanuit onmacht of frustratie, geuit in een vertrouwelijk telefoongesprek. Ook van feit 2 moet de verdachte volgens de raadsman worden vrijgesproken. De verdachte heeft niet geprobeerd dwang uit te oefenen, maar wilde de juiste hulp krijgen en heeft zijn frustratie en emoties geuit, geen bedreigingen. De feiten 3, 4 en 5 zijn volgens de raadsman wettig en overtuigend te bewijzen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 [1]
Op 26 oktober 2019 heeft een verbalisant telefonisch contact gehad met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] gaf aan op 24 oktober 2019 gebeld te zijn door [verdachte] , die boos was en onder andere zei dat hij bij [naam woningbouwvereniging] naar binnen zou gaan om alles kapot te slaan. [slachtoffer 1] heeft van dat telefoongesprek een video opname gemaakt en die naar de politie gestuurd. Op 26 oktober 2019 heeft een verbalisant de opname bekeken. De verbalisant relateert daarover: "Ik zag dat op de video opname een telefoon zichtbaar was met hierop de naam [verdachte] en telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik heb het voornoemde telefoonnummer bevraagd in de politiesystemen en zag dat voornoemd telefoonnummer gekoppeld was aan betrokkene [verdachte] . Ik hoorde dat tijdens het gesprek onder andere het navolgende gezegd wordt door [verdachte] ;
- ik denk dat het wijs is dat we bij [naam woningbouwvereniging] binnen vallen met een groep van 500 man of zo en de hele kankertoko daar verbouwen
- ik zal je wel vertellen he [naam broer] , mijn broertje, mijn tweelingbroer die wil zelfs met mijn vader deze kant opkomen om de hele toko hier te gaan verbouwen van [naam woningbouwvereniging] hoor, die zijn er zelfs klaar mee dat ze de kinderen hier gewoon laten barsten
- alsjeblieft ga in ieder geval met je advocaat naar [naam woningbouwvereniging] , weet ik veel wat je doet, inderdaad regel iets, want dit gaat niet werken, anders gaan er echt, er gaan dingen gebeuren hier in Sittard hoor
- [naam woningbouwvereniging] die hele kankertoko gaat eraan dat kan ik je wel vertellen als mijn pa hier staat met mijn broertje
- als wij werkelijk de boel op kunnen blazen hier, dan kunnen we onder het slotje gewoon een koperen leiding doorboren hoor en dan zet ik de boel hier zo in de hens, dat is blijkbaar wel wat ze willen, nou dan kun je het krijgen toch of niet
- Ze hebben deze week nog de tijd om die kankerbende aan te komen sluiten anders zijn ze van mij
- en mevrouw [slachtoffer 2] die draai ik hoogstpersoonlijk de kankerkop van de romp, echt ik zweer het, want hoe Gaine hier er nu bij zit [naam broer] , mijn bek valt er van open, echt waar
- die hele toko hier van [naam woningbouwvereniging] gaat eraan hoor, want mijn tweelingbroer heeft mij gisteren gebeld met [verdachte] werkelijk, meen je dit, ik breek de hele kankerzooi daar open en die hele teringbende gaat eruit." [2]
Op 28 oktober 2019 heeft een medewerker van [naam woningbouwvereniging] , die anoniem wil blijven, aangifte gedaan van bedreiging, mede namens [naam woningbouwvereniging] : "U heeft mij verteld dat er een melding bij de politie is gedaan van bedreigingen in de richting van woningbouwcorporatie [naam woningbouwvereniging] te Sittard en een medewerker van [naam woningbouwvereniging] . Van deze bedreigingen was ook een opname gemaakt. Deze heeft u mij laten horen. De bedreigingen zijn tijdens een telefoongesprek geuit door [verdachte] , wonende aan de [adres] in [woonplaats] . [naam woningbouwvereniging] heeft onlangs het gas laten afsluiten van de woning gelegen aan de [adres] in [woonplaats] , daar door [verdachte] en [naam 2] gedreigd was om de boel in de hens te steken en de woning op te blazen. Er is toen ook aangifte van bedreiging gedaan. Ik heb de geluidsopname gehoord en ik kan u vertellen dat deze bedreigingen zeer angstaanjagend zijn. [naam woningbouwvereniging] en de betreffende medewerker voelen zich hierdoor ernstig bedreigd. (…) De betreffende medewerker gaat hier emotioneel aan onder door en vreest voor haar leven. [naam woningbouwvereniging] wenst strafvervolging regen [verdachte] ." [3]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 13 oktober 2021 verklaard dat dat hij de woorden uit de tenlastelegging heeft geuit in een telefoongesprek met [slachtoffer 1] .
Overwegingen en conclusies feit 1
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Gelet op de context waarin deze uitlatingen gedaan zijn en het indirecte karakter daarvan, rekening houdend met de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte, kan het handelen van de verdachte volgens de raadsman niet gekwalificeerd worden als een strafrechtelijke bedreiging.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde bewoordingen die de verdachte richting [naam woningbouwvereniging] heeft geuit in de gegeven omstandigheden naar hun aard een bedreiging opleveren. Door deze uitlatingen en de omstandigheden waaronder ze zijn geuit, kon bij de aangever in redelijkheid de vrees ontstaan dat de verdachte de bedreigingen daadwerkelijk zou gaan uitvoeren. Uit het dossier blijkt immers dat de verdachte en zijn partner een conflict hadden met [naam woningbouwvereniging] en dat hij zich reeds eerder dreigend had opgesteld richting [naam woningbouwvereniging] .
Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich ervan bewust moest zijn geweest dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] de door hem geuite bedreigingen zou melden en dat (medewerkers van) [naam woningbouwvereniging] daarvan op de hoogte zou(den) raken, en dat de verdachte die kans ook heeft aanvaard. Dit geldt temeer omdat de verdachte tegen [slachtoffer 1] gezegd heeft: "alsjeblieft ga in ieder geval met je advocaat naar [naam woningbouwvereniging] , weet ik veel wat je doet, inderdaad regel iets, want dit gaat niet werken, anders gaan er echt, er gaan dingen gebeuren hier in Sittard hoor". De verdachte geeft hiermee aan dat hij wilde dat [slachtoffer 1] actie zou ondernemen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door het uitspreken van de ten laste gelegde bedreigingen in de uit de bewijsmiddelen blijkende omstandigheden, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat (medewerkers van) [naam woningbouwvereniging] kennis zou(den) nemen van de bedreigingen. De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging.
Ten aanzien van feit 2 [4]
Door een verbalisant is het volgende gerelateerd: "Op 26 september 2019, werd door een medewerker van [naam zorggroep] telefonisch contact opgenomen met [verdachte] . "Het contact was zeer dreigend in de richting van [naam woningbouwvereniging] , hij gaf geen ruimte voor een gesprek. Benoemde dat [naam woningbouwvereniging] tot 16.45 uur de tijd had om iets aan de nijpende situatie op hun adres te doen, zo niet dan wordt [naam woningbouwvereniging] aangepakt door heel veel bikers. Waarop hij het gesprek beëindigde." Hierop werd door [naam zorggroep] contact opgenomen met [naam woningbouwvereniging] en dit met hun gedeeld, (…) hetgeen dusdanig angst bij de medewerkers van [naam woningbouwvereniging] heeft veroorzaakt, dat men de maatregel nam om het kantoor voor de rest van de dag te sluiten en een melding hiervan bij de politie te doen. (…) Hierop is besloten om (…) [verdachte] een lokaalverbod voor het pand van [naam woningbouwvereniging] op te leggen. Tevens werd in het contact met [verdachte] en een Reclasseringsmedewerker dezelfde dreigende woorden benoemd, onder meer: "Dat hij zelf niets zou doen, maar dat zal laten doen. Dat hij via een vriend bikers ging regelen die om 16:55 uur bij [naam woningbouwvereniging] gingen binnenvallen en niemand zouden laten gaan tot er een oplossing zou komen. Tevens dat [verdachte] naar de burgemeester en wethouder wilde gaan voor een oplossing." Hierop heeft deze betreffende medewerker een melding gedaan bij de meldkamer van de politie.
Op 26 september kwam er een melding binnen via de regionale meldkamer van de politie. (…) De melding betrof dat [naam 2] en [verdachte] in het gemeentehuis waren en een gesprek met de burgemeester en wethouder eisten en niet wilden vertrekken. (…)
Op 27 september 2019, werd er een facebook bericht geplaatst waar de navolgende tekst werd benoemd, onder de naam " [verdachte] ": "wel met partner maar geen kinderen... nou weet je wat [naam woningbouwvereniging] ? ik trek die hele kankerpand van jullie leeg en jullie kunnen geen werkzaamheden meer uitvoeren... en mevrouw [slachtoffer 2] als je dit leest, dit is geen dreigement, lekker zielig te doen bij de politie.... want als jij je kanker werk had gedaan had je dit niet zo op hoeven vatten.... dit is een belofte je kent mij niet....wees daar maar blij mee, want zodra jij mij kent wil je niet weten waartoe ik in staat ben,,, en zelfs de politie heeft jou gewaarschuwd over mij..je weet dat ze je niet meer helpen omdat zij ons helpen.... dus denk nu onwijs goed na wat je doet." Van dit facebookbericht is een screenshot gemaakt welke als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd." [5]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 13 oktober 2021 verklaard dat dat hij de woorden uit de tenlastelegging heeft gezegd tegen de medewerkers van [naam zorggroep] en de reclassering en dat hij het bericht op Facebook heeft geplaatst.
Overwegingen en conclusies feit 2
Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot dwang is vereist dat wordt bewezen dat de verdachte met zijn handelen geprobeerd heeft om aangever wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden. De kern van het onder feit 2 ten laste gelegde is dat de verdachte door dreigende woorden te uiten, geprobeerd heeft [naam woningbouwvereniging] te bewegen tot een oplossing te komen voor de woonsituatie van hem en zijn partner. De door de verdachte geuite bewoordingen zijn, naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de context, naar hun aard dreigend en niet slechts een schreeuw om hulp. Daaruit blijkt ook dat de verdachte een oplossing voor zijn woonsituatie wilde afdwingen. Dat de verdachte zijn uitlatingen niet rechtstreeks ten overstaan van medewerkers van [naam woningbouwvereniging] heeft gedaan, maakt dit niet anders. Gezien de inhoud van zijn boodschap was voor de ontvangers van die evident dat [naam woningbouwvereniging] gewaarschuwd moest worden. De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman.
De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Omdat verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2021 deze feiten heeft bekend en zijn raadsman geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
feit 3:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 oktober 2019 [6] ;
- de kennisgeving van inbeslagneming [7] ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 oktober 2019 [8] ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2021;
feit 4:
- de aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 6 oktober 2019 [9] ;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie d.d. 6 oktober 2019 [10] ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2021;
feit 5:
- de gedragsaanwijzing die op 6 oktober 2019 in persoon aan verdachte is uitgereikt [11] ;
- het proces-verbaal aanhouding verdachte d.d. 24 oktober 2019 [12] ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2021.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
in de periode van 24 oktober 2019 tot en met 28 oktober 2019 in de gemeente Sittard-Geleen [naam woningbouwvereniging] en/of medewerkers van [naam woningbouwvereniging] heeft bedreigd met
  • openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, en
  • enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en
  • enig misdrijf tegen het leven gericht, en
  • zware mishandeling, en
  • brandstichting,
door dreigend de woorden toe te voegen:
  • “Ik denk dat het wijs is dat we bij [naam woningbouwvereniging] binnen vallen met een geroep van 500 man of zo en de hele kankertoko daar verbouwen” en
  • “Er gaan dingen gebeuren hier in Sittard hoor” en
  • “ [naam woningbouwvereniging] die hele kankertoko gaat eraan dat kan ik je wel vertellen als mijn pa hier staat met mijn broertje” en
  • “Als wij werkelijk de boel op kunnen blazen hier, dan kunnen we onder het slotje gewoon een koperen leiding doorboren hoor en dan zet ik de boel hier zo in de hens, dat is blijkbaar wel wat ze willen, nou dan kun je het krijgen toch of niet” en
  • “Ze hebben deze week nog de tijd om die kankerbende aan te komen sluiten anders zijn ze van mij” en
  • “Mevrouw [slachtoffer 2] die draai ik hoogstpersoonlijk de kankerkop van de romp”;
2.
in de periode van 25 september 2019 tot en met 27 september 2019 ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om slachtoffer 983596 door bedreiging met geweld gericht tegen dat slachtoffer, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, door opzettelijk dreigend
  • tegen [naam zorggroep] te zeggen: "Dat [naam woningbouwvereniging] tot 16:45 uur de tijd had om iets aan de nijpende situatie op hun adres te doen, zo niet dan wordt [naam woningbouwvereniging] aangepakt door heel veel bikers" en
  • tegen een reclasseringsmedewerker te zeggen: "Dat hij zelf niets zou doen, maar dat zal laten doen. Dat hij via een vriend bikers ging regelen die om 16:55 uur bij [naam woningbouwvereniging] gingen binnenvallen en niemand zouden laten gaan tot er een oplossing zou komen. Tevens dat [verdachte] naar de burgemeester en wethouder wilde gaan voor een oplossing" en
  • op facebook een bericht te plaatsen met onder meer de tekst: "wel met partner maar geen kinderen...nou weet je wat [naam woningbouwvereniging] ? ik trek die hele kankerpand van jullie leeg en jullie kunnen geen werkzaamheden meer uitvoeren... en mevrouw [slachtoffer 2] als je dit leest, dit is geen dreigement, lekker zielig te doen bij de politie.... want als jij je kanker werk had gedaan had je dit niet zo op hoeven vatten....dit is een belofte je kent mij niet....wees daar maar blij mee, want zodra jij mij kent wil je niet weten waartoe ik in staat ben,,, en zelfs de politie heeft jou gewaarschuwd over mij..je weet dat ze je niet meer helpen omdat zij ons helpen.... dus denk nu onwijs goed na wat je doet",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 6 oktober 2019, te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, voorhanden heeft gehad;
4.
in de periode van 15 september 2019 tot en met 4 oktober 2019, te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , meerdere malen heeft mishandeld door die [naam 2] te slaan en met zijn, verdachtes, knokkels met kracht op haar sleutelbeen te drukken en haar te bijten;
5.
op 24 oktober 2019 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 06 oktober 2019 gegeven door de officier van justitie te Limburg kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich moet onthouden van elke vorm van contact met [slachtoffer 2] , door zich te bevinden in de woning van die [naam 2] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
1.
bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen en met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, met verkrachting en met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met brandstichting;
2.
poging tot een ander door bedreiging met geweld, gericht tegen derden, wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden;
3.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
4.
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;
5.
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psychiater J.R. Nijdam en de psycholoog C. Moerland hebben over de geestvermogens van de verdachte op respectievelijk 19 maart 2021 en 21 maart 2021 een rapport uitgebracht. Zij adviseren om de verdachte de feiten 1, 2 en 4 verminderd toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusies over.
De rechtbank komt op basis van de in die rapporten vervatte bevindingen en de daarin vervatte adviezen tot de conclusie dat bij de verdachte geen sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. Ook overigens zijn er geen omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met de voorwaarden zoals deze door de reclassering in haar advies zijn verwoord. De psycholoog en de psychiater schatten het recidivegevaar als hoog in en achten een intensief en langdurig traject nodig om recidive in de toekomst te voorkomen. De officier van justitie heeft tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel en de voorwaarden gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak van feit 1 en 2 en de zwaarte van de te bewijzen feiten 3, 4 en 5 wordt er volgens de raadsman niet voldaan aan de voorwaarden om een tbs-maatregel op te kunnen leggen. De raadsman acht een straf gelijk aan het voorarrest passend. Daarnaast heeft de raadsman verzocht een zorgmachtiging af te geven, zodat de verdachte de juiste hulpverlening die hij zo hard nodig heeft, kan behouden en voortzetten. Daarnaast heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich in een tijdsbestek van een aantal weken schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Hij heeft (medewerkers van) [naam woningbouwvereniging] bedreigd door onder meer te zeggen dat hij met een groep bij [naam woningbouwvereniging] gaat binnenvallen, de toko gaat verbouwen, de boel opgeblazen wordt en in de hens gezet wordt. Ook heeft hij tegen hulpverleners dreigende woorden geuit richting [naam woningbouwvereniging] en zo geprobeerd dwang uit te oefenen op een medewerker van [naam woningbouwvereniging] . De verdachte heeft hiermee gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de medewerkers van [naam woningbouwvereniging] en de maatschappij. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige partner in haar woning. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op haar gevoel van veiligheid, terwijl ze zich juist binnen haar relatie en in haar eigen huis veilig zou moeten kunnen voelen. Verdachte heeft tevens pepperspray aanwezig gehad en het contactverbod dat hem was opgelegd in de vorm van een gedragsaanwijzing overtreden.
Blijkens het strafblad van 10 september 2021 is de verdachte meerdere keren veroordeeld voor onder meer bedreiging en mishandeling. De rechtbank stelt vast dat de verdachte, ondanks deze eerdere veroordelingen, doorgaat met het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op eerdergenoemde rapportages over de verdachte, opgemaakt door psychiater J.R. Nijdam en psycholoog C. Moerland. Psychiater Nijdam concludeert dat de verdachte lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken en een stoornis in het gebruik van cannabis. Door het met de ernstige persoonlijkheidsstoornis samenhangende gebrek aan zelfcontrole is de verdachte onvoldoende in staat geweest om zijn gedrag onder controle te houden en werd hij overspoeld door zijn emoties en agressieve gevoelens. Het recidiverisico moet als hoog tot zeer hoog worden beschouwd. Geadviseerd wordt een behandeling bij een forensisch psychiatrisch instituut. Dit kan als een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Een tbs-maatregel met voorwaarden biedt volgens de psychiater een steviger kader met een grotere kans op het verminderen van het recidiverisico. Psycholoog C. Moerland komt tot soortgelijke conclusies en schat de kans op recidive, zonder behandeling, als hoog in. Die behandeling moet gericht zijn de aanpak van de negatieve gevolgen van de borderline persoonlijkheidsproblematiek, antisociale trekken en problematisch middelengebruik. Omdat eerdere begeleiding en behandeling binnen het kader van bijzondere voorwaarden onvoldoende effectief zijn geweest, adviseert ook de psycholoog de verplichting tot begeleiding en behandeling op te leggen binnen een kader van tbs-maatregel met voorwaarden. Naar verwachting gaat daar een meer dwingend en regulerend effect vanuit.
Ook de reclassering schat de risico's op recidive, letselschade en het onttrekken aan voorwaarden in als hoog. In haar laatste rapport van 5 oktober 2021 adviseert de reclassering een tbs-maatregel met als voorwaarden: klinische behandeling in de FPK Assen of een soortgelijke zorginstelling, drugsverbod, contactverbod met het slachtoffer en reclasseringstoezicht.
Ten slotte betrekt de rechtbank de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 bij haar oordeel over de juiste strafmaat.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting aangevoerd dat hij een klinische behandeling nodig heeft en dat hij daarvoor gemotiveerd is. De verdachte heeft bij de gelegenheid van het laatste woord een tekst voorgedragen, waaruit de rechtbank citeert:
"Wat de uitkomst ook wordt, het is oprecht mijn streven
om behandeld te worden en mijn kind alles te kunnen geven. (…)
Ik zoek de problemen bij mezelf om er iets mee te doen,
om anders te handelen zodat ik niet terugval naar toen.
Verlang enkel naar hulp (…)
Ik doe elke dag mijn best om de behandeling aan te gaan."
De rechtbank heeft oog voor de problematiek van de verdachte en deelt voorgaande conclusies dat de verdachte een, naar verwachting langdurige, klinische behandeling nodig heeft. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden binnen welke modaliteit deze behandeling dient plaats te vinden. De deskundigen en de officier van justitie zien een tbs-maatregel met voorwaarden als meest passende modaliteit. De raadsman daarentegen heeft bepleit dat de behandeling ook plaats kan vinden op basis van een zorgmachtiging.
Zonder afbreuk te willen doen aan de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten, is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde geen tbs-maatregel rechtvaardigt. Het is duidelijk dat de verdachte dringend hulp nodig heeft en dat eerdere interventies niet hebben geleid tot het gewenste resultaat. Hoewel de bewezenverklaarde feiten ernstige feiten zijn, , heeft de verdachte geen blijk gegeven van een begin van uitvoering van deze angstaanjagende dreigementen. Daarom rechtvaardigen deze nog niet de oplegging van een dergelijke ingrijpende maatregel. De rechtbank vindt voor dit oordeel daarnaast van belang het feit dat het recidivegevaar volgens de psycholoog en psychiater vooral zou voortvloeien uit de persoonlijkheidsstoornis van verdachte in combinatie met diens drugsverslaving. Beide risicofactoren zijn ook de afgelopen jaren aanwezig geweest en hebben, na de bewezen verklaarde feiten uit 2019, niet tot nieuwe strafbare feiten geleid. De rechtbank zal de verdachte dan ook geen tbs-maatregel opleggen.
De rechtbank wijst het verzoek tot afgifte van een zorgmachtiging af. De officier van justitie heeft geen verzoek gedaan tot het afgeven van een dergelijke machtiging en de daartoe benodigde stukken zijn ook niet voorhanden zodat de rechtbank niet kan beoordelen of aan de criteria voor het afgeven van een zorgmachtiging is voldaan. De rechtbank ziet, gelet op het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, overigens ook geen reden om de officier van justitie (ambtshalve) te verzoeken een zorgmachtiging voor te bereiden. Daartoe overweegt de rechtbank dat de verdachte, gelet op de aard van zijn problematiek, voor langere duur verplichte zorg nodig heeft. Plaatsing in het kader van een zorgmachtiging en een eventueel daarop volgende verlengingen bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende waarborgen dat het recidivegevaar afdoende kan worden beperkt.
De rechtbank ziet dat het recidivegevaar hoog is als verdachte zich niet laat behandelen voor zowel zijn persoonlijkheidsproblematiek als zijn verslaving. De rechtbank is echter vooralsnog van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat een behandeling niet mogelijk zou zijn in het kader van bijzondere voorwaarden, gekoppeld aan een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal de verdachte, gelet op de door de verdachte ter terechtzitting getoonde motivatie, in staat stellen een behandeltraject te doorlopen in het kader van een voorwaardelijke straf. Hierbij merkt de rechtbank uitdrukkelijk op dat, nu de verdachte er eerder meerdere keren niet in is geslaagd een behandeltraject met reclasseringstoezicht succesvol af te ronden, dit voor hem een laatste kans is. De verdachte dient deze kans met beide handen aan te grijpen. Verdachte zal moeten laten zien dat het hem ernst is om, zoals hij zelf in zijn laatste woord heeft gezegd, de problemen bij zichzelf te zoeken en er iets mee te doen. Daarbij zal hij begeleiding en hulp van anderen moeten accepteren.
De rechtbank constateert ten slotte dat de zaak tegen de verdachte niet is behandeld binnen de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. Verdachte is op 3 oktober 2019 in verzekering gesteld. De uitspraak in de zaak volgt daarmee niet binnen twee jaar. De rechtbank zal hiervoor, gelet op de relatief geringe overschrijding van de redelijke termijn, geen korting op de straf toepassen, maar volstaan met de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden waardoor inbreuk is gemaakt op artikel 6 EVRM. Er zijn door de verdediging geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest en daarnaast een substantieel voorwaardelijk deel met een langere proeftijd. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf vormt een stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en zich te houden aan de aanwijzingen van zijn behandelaars. Aan dit voorwaardelijk strafdeel zullen bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies van 5 oktober 2021, inhoudende: meldplicht bij de reclassering, opname in een klinische zorginstelling, een drugsverbod en een contactverbod. De rechtbank ziet, gezien de langdurige psychische problematiek van de verdachte, aanleiding om aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van 3 jaar te verbinden. Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven. Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zonder ‘stok achter de deur’ opnieuw een strafbaar feit zal plegen, zal de rechtbank, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 6.695,00 terzake van feit 4, bestaande uit € 6.095,- materiële schadevergoeding (verhuiskosten) en € 600,00 immateriële schadevergoeding.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op vergoeding van de verhuiskosten niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze vordering te complex is om in het strafproces te kunnen behandelen. De gevorderde immateriële schadevergoeding komt volgens de officier van justitie, eventueel gematigd, wel voor toewijzing in aanmerking.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de gehele vordering, wegens het ontbreken van een causaal verband tussen de eenvoudige mishandeling en de gevorderde verhuiskosten en de immateriële schadevergoeding en de vordering bovendien te complex is voor een behandeling in het strafproces.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot materiële schadevergoeding niet voor toewijzing in aanmerking komt, omdat het vereiste rechtstreekse verband tussen de gevorderde verhuiskosten en een door de verdachte gepleegd strafbaar feit, de bewezenverklaarde mishandeling ontbreekt. Andere – indirecte – factoren die schade hebben veroorzaakt kunnen in het strafproces niet worden beoordeeld. Om die reden wordt de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de rechtbank gekeken naar soortgelijke zaken van (partner-)mishandeling en de vergoedingen die daar zoal werden toegekend. De rechtbank acht matiging van het gevorderde bedrag op zijn plaats en zal € 250,00 toekennen. De vordering zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2019. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel met het bijbehorende aantal dagen gijzeling worden opgelegd. In het overige deel van de vordering tot immateriële schadevergoeding zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.

8.De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

De vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 18.242167.18 heeft betrekking op een onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 2 april 2019, waarbij aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden is opgelegd met een proeftijd van 2 jaren.
De vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 18.920109.18 heeft betrekking op een onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 25 juni 2018, waarbij aan de verdachte onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen is opgelegd met een proeftijd van 3 jaren.
De officier van justitie heeft, gelet op de door haar gevorderde tbs-maatregel, gerekwireerd tot afwijzing van beide vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen.
De raadsman heeft afwijzing van beide vorderingen bepleit.
De rechtbank overweegt dat de verdachte, door de hiervoor bewezen verklaarde feiten te plegen, de algemene voorwaarde die aan beide voorwaardelijke veroordelingen is verbonden, niet heeft nageleefd. De vorderingen zouden daarom in beginsel moeten worden toegewezen. Nu de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf zal opleggen met bijzondere voorwaarden en het de uitdrukkelijke bedoeling is dat de verdachte zijn behandelingstraject voortzet, acht de rechtbank toewijzing van de vorderingen niet opportuun. De rechtbank zal beide vorderingen dan ook afwijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 184a, 284, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 166 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de Reclassering Nederland op het telefoonnummer 088-8041100. De veroordeelde blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht en houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te bewegen tot het naleven van de voorwaarden;
de veroordeelde werkt gedurende de proeftijd mee aan opname in de FPK Assen of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de veroordeelde gebruikt gedurende de proeftijd geen harddrugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
e veroordeelde heeft of zoekt gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met slachtoffer mevrouw [slachtoffer 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie houdt toezicht op deze voorwaarde;
de veroordeelde verhuist niet of verandert niet van adres zonder toestemming van de reclassering;
de veroordeelde begeeft zich niet zonder toestemming buiten de Europese landsgrenzen van Nederland. De veroordeelde overlegt hierover vooraf met de reclassering, het Openbaar Ministerie beslist;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden, alsmede het door de reclassering uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van feit 4 gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 250,00, bestaande uit immateriële schade ten gevolge van mishandeling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 04 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de de vordering niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 250,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 5 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
  • wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 18.242167.18 van de officier van justitie d.d. 15 september 2020;
  • wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 18.920109.18 van de officier van justitie d.d. 15 september 2020.
Opheffing voorlopige hechtenis
- heft op het tegen verdachte verleende geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.M.M. Gijselaers, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. B.C. van Wijmen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2021.
Mr. A.M. Schutte is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2019 tot en met 28 oktober 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, [naam woningbouwvereniging] en/of medewerkers van [naam woningbouwvereniging] heeft bedreigd met
  • openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
  • enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen, en/of
  • enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
  • zware mishandeling, en/of
  • brandstichting,
door dreigend de woorden toe te voegen:
  • “Ik denk dat het wijs is dat we bij [naam woningbouwvereniging] binnen vallen met een geroep van 500 man of zo en de hele kankertoko daar verbouwen” en/of
  • “Er gaan dingen gebeuren hier in Sittard hoor” en/of
  • “ [naam woningbouwvereniging] die hele kankertoko gaat eraan dat kan ik je wel vertellen als mijn pa hier staat met mijn broertje” en/of
  • “Als wij werkelijk de boel op kunnen blazen hier, dan kunnen we onder het slotje gewoon een koperen leiding doorboren hoor en dan zet ik de boel hier zo in de hens, dat is blijkbaar wel wat ze willen, nou dan kun je het krijgen toch of niet” en/of
  • “Ze hebben deze week nog de tijd om die kankerbende aan te komen sluiten anders zijn ze van mij” en/of
  • “Mevrouw [slachtoffer 2] die draai ik hoogstpersoonlijk de kankerkop van de romp”.
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij, in of omstreeks 25 september 2019 tot en met 27 september 2019, met een of meer anderen, ter uitvoering van het door hun voorgenomen misdrijf om slachtoffer 983596 door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen dat slachtoffer, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, opzettelijk dreigend
  • tegen [naam zorggroep] : "Dat [naam woningbouwvereniging] tot 16:45 uur de tijd had om iets aan de nijpende situatie op hun adres te doen, zo niet dan wordt [naam woningbouwvereniging] aangepakt door heel veel bikers" en/of
  • tegen een reclasseringsmedewerker: "Dat hij zelf niets zou doen, maar dat zal laten doen. Dat hij via een vriend bikers ging regelen die om 16:55 uur bij [naam woningbouwvereniging] gingen binnenvallen en niemand zouden laten gaan tot er een oplossing zou komen. Tevens dat [verdachte] naar de burgemeester en wethouder wilde gaan voor een oplossing" en/of
  • op facebook een bericht te plaatsen met onder meer de tekst: "wel met partner maar geen kinderen...nou weet je wat [naam woningbouwvereniging] ? ik trek die hele kankerpand van jullie leeg en jullie kunnen geen werkzaamheden meer uitvoeren... en mevrouw [slachtoffer 2] als je dit leest, dit is geen dreigement, lekker zielig te doen bij de politie.... want als jij je kanker werk had gedaan had je dit niet zo op hoeven vatten....dit is een belofte je kent mij niet....wees daar maar blij mee, want zodra jij mij kent wil je niet weten waartoe ik in staat ben,,, en zelfs de politie heeft jou gewaarschuwd over mij..je weet dat ze je niet meer helpen omdat zij ons helpen.... dus denk nu onwijs goed na wat je doet",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij, op of omstreeks 6 oktober 2019, te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
4.
hij, in of omstreeks de periode van 15 september 2019 tot en met 4 oktober 2019, te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , (meerdere malen) heeft mishandeld door die [naam 2] (meermalen) te slaan en/of met zijn, verdachtes, knokkels (met kracht) op haar sleutelbeen te drukken en/of haar te bijten;
5.
hij op of omstreeks 24 oktober 2019 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 06 oktober 2019 gegeven door de officier van justitie te Limburg kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich moet onthouden van elke vorm van contact met [slachtoffer 2] , door zich te bevinden in de woning van die [naam 2] .

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt – tenzij anders vermeld – gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Westelijke Mijnstreek, registratienummer PL2300-2019168032, gesloten d.d. 29 oktober 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 37.
2.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 26 oktober 2019 (p. 4-6).
3.Proces-verbaal aangifte onder nummer 988295, mede namens [naam woningbouwvereniging] Sittard d.d. 28 oktober 2019 (p. 9-10).
4.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Westelijke Mijnstreek, registratienummer 2019152339, gesloten d.d. 24 oktober 2019, digitaal bestaande uit 93 pagina's.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2019 (digitaal p. 23-24).
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 oktober 2019 (digitaal p. 30).
7.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 6 oktober 2019 (digitaal p. 77).
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 oktober 2019 (digitaal p. 72).
9.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 6 oktober 2019 (digitaal p. 16-17).
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 oktober 2019 (digitaal p. 68-69).
11.Een geschrift, zijnde een gedragsaanwijzing d.d. 6 oktober 2019, BVH-nummer 2019157792, inhoudende dat de verdachte gedurende een periode van 90 dagen op geen enkele wijze contact mag hebben met [slachtoffer 2] (los in het digitale dossier).
12.Proces-verbaal aanhouding verdachte d.d. 24 oktober 2019 van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , proces-verbaalnummer: 2019163118-4, blad 1 en 2 (los in het digitale dossier).